Regeling van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 16 juni 2022, nr. 2022-0000124447, tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland houdende verhoging van de subsidiebedragen, verlenging van de looptijd en introductie van aanvragen per kwartaal

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

A

In artikel 2 wordt ‘2020, 2021 en 2022’ vervangen door ‘2020 tot en met 2023’.

B

In artikel 4 wordt ‘zij’ vervangen door ‘deze regeling’ en wordt ‘31 juli 2022’ vervangen door ‘31 oktober 2023’.

C

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Sint Eustatius voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 een bedrag van $ 1.270.000 beschikbaar.

D

Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Bonaire voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 een bedrag van $ 9.150.000 beschikbaar.

E

Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Saba voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 een bedrag van $ 705.000 beschikbaar.

F

In artikel 9, negende lid, wordt ‘het halfjaar’ vervangen door ‘het kwartaal’ en wordt ‘het desbetreffende halfjaar’ vervangen door ‘het desbetreffende kwartaal’.

G

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt ‘31 december 2022’ vervangen door ‘30 juni 2022’.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. 1 juli 2022 tot en met 31 december 2023: $ 8,50 op Bonaire en $ 4,88 op Sint Eustatius en Saba.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt ‘31 december 2022’ vervangen door ‘30 juni 2022’.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. 1 juli 2022 tot en met 31 december 2023: $ 14,00 op Bonaire en $ 13,75 op Sint Eustatius en Saba.

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt ‘31 december 2022’ vervangen door ‘30 juni 2022’.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. 1 juli 2022 tot en met 31 december 2023: $ 5,38.

4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt ‘31 december 2022’ vervangen door ‘30 juni 2022’.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. 1 juli 2022 tot en met 31 december 2023: $ 10,75.

5. Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Onverminderd het eerste tot en met vierde lid wordt de kostprijs verlagende subsidie verhoogd met $ 300 per half jaar per kind, indien de kinderopvangorganisatie dat kind opvangt op 1 april onderscheidenlijk 1 oktober en het kind op die datum jonger is dan twee jaar. De verhoging is aanvullend op de maximale subsidie per locatie, bedoeld in het vijfde lid.

H

In artikel 13, tweede en vierde lid, wordt ‘30 december 2022’ vervangen door ‘31 december 2023’.

I

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt na ‘ieder halfjaar’ ingevoegd ‘dat is aangevangen op 1 januari of 1 juli’.

2. Onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot het zevende tot en met negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Indien het eerste kwartaal waarover kostprijs verlagende subsidie is aangevraagd aanving op 1 april of 1 oktober, wordt het eerstvolgende voorschot in afwijking van het vijfde lid bepaald na afloop van dat kwartaal en vindt zo nodig verrekening plaats met betrekking tot dat kwartaal.

3. In het negende lid (nieuw) wordt ‘31 december 2022’ vervangen door ‘31 december 2023’.

J

In artikel 16, eerste lid, wordt na ‘ieder halfjaar’ ingevoegd ‘dat is aangevangen op 1 januari of 1 juli en na afloop van het eerste kwartaal, indien dit is aangevangen op 1 april of 1 oktober,’ en wordt na ‘dat halfjaar’ ingevoegd ‘, onderscheidenlijk dat eerste kwartaal,’.

K

In artikel 20, tweede lid, wordt ‘31 december 2023’ vervangen door ‘31 december 2024’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2022.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 juni 2022

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

TOELICHTING

I Algemeen deel

1. Inleiding

De Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland (hierna: de tijdelijke subsidieregeling) wordt op de volgende punten aangepast:

  • Verlenging van de regeling;

  • Verhoging van de subsidiebedragen;

  • Aanvullende verhoging van de subsidie vanwege extra kosten voor de opvang van baby’s; en

  • Introductie van de mogelijkheid om subsidie per kwartaal aan te vragen.

Over de wijzigingen is overleg gevoerd met de openbare lichamen en de kinderopvangorganisaties op de eilanden. De wijzigingen worden in deze toelichting toegelicht.

2. Inhoud regeling

2.1 Verlenging van de regeling

De toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de toenmalige Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media hebben in november 2021 de Tweede Kamer geïnformeerd dat beoogd wordt onderdelen van het wetsvoorstel Kinderopvang BES (hierna: WKO BES) in de loop van 2023 in werking te laten treden.1 De verwachting is dat de inwerkingtredingsdatum van het onderdeel van de WKO BES dat de financiering van de kinderopvang regelt op zijn vroegst 1 januari 2024 zal zijn. In de loop van 2023 zal duidelijk worden of dit haalbaar is. Dit heeft gevolgen voor de looptijd van de tijdelijke subsidieregeling. Om te voorkomen dat er een gat in de financiering van de kinderopvang op de eilanden gaat ontstaan, wordt de tijdelijke subsidieregeling verlengd tot 1 januari 2024. Als gevolg van de verlenging van de regeling wordt het doel van de subsidie ook beschreven voor het jaar 2023 en worden nieuwe subsidieplafonds voor het jaar 2023 opgenomen. Ook wordt de mogelijkheid om subsidie aan te vragen verlengd tot in het jaar 2023.

2.2 Verhoging van de subsidiebedragen

De subsidiebedragen zijn met ingang van 1 januari 2022 met circa 10% verhoogd en zullen met ingang van 1 juli 2022 nog eens met circa 10% worden verhoogd. In schema 1 staan de bedragen per dagdeel opgenomen. Met deze verhoging worden organisaties in staat gesteld om de arbeidsvoorwaarden van hun medewerkers te verbeteren. Daarnaast zijn met de verhoging van de subsidiebedragen voor Bonaire ook de middelen voor de verletregeling gemoeid. Deze aanpassingen worden hieronder nader toegelicht.

Schema 1: Subsidiebedragen per dagdeel onderscheiden naar eiland en opvangsoort

$ per dagdeel

1-1-20 t/m

31-12-20

1-1-21 t/m

30-6-21

1-7-21 t/m

31-12-21

1-1-22 t/m

30-6-22

1-7-22 t/m

31-12-23

Bonaire

         

Dagopvang

$ 5

$ 5

$ 6,88

$ 7,63

$ 8,50

Buitenschoolse opvang

$ 7,5

$ 7,5

$ 11,25

$ 12,50

$ 14,00

Gastouderopvang (dag)

$ 2,5

$ 2,5

$ 4,38

$ 4,88

$ 5,38

Gastouderopvang (bso

$ 5

$ 5

$ 8,75

$ 9,75

$ 10,75

St. Eustatius

         

Dagopvang

$ 2

$ 2

$ 3,88

$ 4,38

$ 4,88

Buitenschoolse opvang

$ 10

$ 10

$ 11,25

$ 12,50

$ 13,75

           

Saba

         

Dagopvang

$ 0

$ 3,88

$ 3,88

$ 4,38

$ 4,88

Buitenschoolse opvang

$ 0

$ 11,25

$ 11,25

$ 12,50

$ 13,75

Verbeteren van de arbeidsvoorwaarden

Recent onderzoek in opdracht van het programma BES(t) 4 kids, uitgevoerd door Deloitte Caribbean, laat zien dat de gemiddelde salariëring van een medewerker in de kinderopvang relatief laag is.2 Goed gekwalificeerde medewerkers op eenzelfde MBO-niveau verdienen in andere sectoren meer dan in de kinderopvang. Om goede kwaliteit kinderopvang te kunnen bieden is goed personeel een vereiste. Naast het bieden van opleidingen zijn goede arbeidsvoorwaarden dan noodzakelijk.

Het is aan werkgevers en werknemers om te bepalen welke arbeidsvoorwaarden voor de sector verbeterd moeten worden. Zij kunnen daarbij gebruik maken van de uitkomsten van het onderzoek van Deloitte Caribbean. Om de verbeteringen van arbeidsvoorwaarden financieel mogelijk te maken worden de subsidiebedragen verhoogd.

Loonverletregeling Bonaire

Op Bonaire heeft het openbaar lichaam een verletregeling ingesteld ter ondersteuning van de kinderopvangorganisaties die hun medewerkers laten deelnemen aan een beroepsopleiding voor pedagogisch medewerker. Dat wil zeggen dat kinderopvangorganisaties bij het openbaar lichaam loonverlet kunnen aanvragen voor de vervanging van een pedagogisch medewerker tijdens het volgen van een opleiding. De verletregeling eindigt per 1 juli 2022 omdat die uitvoeringstechnisch veel van het openbaar lichaam vraagt. Ter vervanging daarvoor ontvangen alle kinderopvangorganisaties op Bonaire een verhoging van de subsidiebedragen: de tijdelijke subsidie wordt verhoogd met $ 2,40 per kind per maand bij dagopvang en met $ 1,20 bij naschoolse opvang van 5 dagen per week. Daarmee worden kinderopvangorganisaties in staat gesteld om hun medewerkers te vervangen die deelnemen aan een beroepsopleiding.

2.3 Aanvullende verhoging subsidie vanwege extra kosten baby’s

Kinderopvangorganisaties hebben aangegeven dat de kosten voor het opvangen van een baby (kinderen tot twee jaar oud) veel hoger zijn dan voor een peuter. Dat komt vooral omdat er één begeleider per vier baby’s nodig is tegenover één begeleider per acht peuters van twee of drie jaar. De subsidievergoeding is op dit moment voor beide groepen hetzelfde en dat leidt ertoe dat kinderopvangorganisaties in hun aannamebeleid met deze verschillen rekening houden. De introductie van een aanvullende verhoging van de kostprijs verlagende subsidie voor de extra kosten bij de opvang van baby’s beoogt te voorkomen dat kinderopvangorganisaties zich bij het aannamebeleid laten leiden door financiële overwegingen en daarmee baby’s van de opvang weren.

De aanvullende verhoging wordt uitbetaald na afloop van het halfjaar waarin de baby feitelijk is opgevangen. Deze uitbetaling loopt mee in de reguliere uitbetaling van (voorschotten op) de kostprijs verlagende subsidie. Uitbetaling geschiedt voor alle kinderen die op 1 april of 1 oktober in het betreffende halfjaar door de kinderopvangorganisatie werden opgevangen en die op die datum jonger dan twee jaar waren. Daarnaast moet de kinderopvangorganisatie voldoen aan de overige voorwaarden en verplichtingen die gelden in het kader van de kostprijs verlagende subsidie, waaronder dat de kinderopvangorganisatie voor de betreffende kinderen beschikt over een geldende kinderopvangovereenkomst met de ouder. De uitvoeringsorganisatie bepaalt op basis van de aangeleverde geboortedatum van het kind en de start- en einddatum van de overeenkomst tussen de ouder en de kinderopvangorganisatie of de kinderopvangorganisatie voor de aanvullende verhoging in aanmerking komt. De geboortedata en de kinderopvangovereenkomsten zijn bij de uitvoeringsorganisatie bekend, omdat deze gegevens onderdeel uitmaken van de informatie die de kinderopvangorganisaties bij de aanvraag van de kostprijs verlagende subsidie en vervolgens periodiek in het kader van rapportage moeten overleggen.

Om de uitvoeringslasten te beperken voor de uitvoeringsorganisatie is besloten om kinderopvangorganisaties die op de peildatum (1 april of 1 oktober) instromen en/of gedurende de tweede helft van dat halfjaar uitstromen, en dus minder dan zes maanden in dat halfjaar deelnemen aan de regeling, een bedrag $ 300 per baby toe te kennen. Bepalend is deelname op de peildatum.

Bij het bepalen van de subsidieplafonds voor 2023 is met de aanvullende verhoging van de kostprijs verlagende subsidie rekening gehouden. De verwachte uitgaven in 2022 zullen naar verwachting binnen de al voor 2022 geldende subsidieplafonds blijven.

2.4 Introductie van de mogelijkheid om subsidie per kwartaal aan te vragen

Gelet op het tekort aan kindplaatsen op de eilanden, wordt het nieuwe organisaties mogelijk gemaakt om in plaats van een keer per half jaar, een keer per kwartaal een aanvraag voor een subsidie in te dienen. Dat maakt het organisaties mogelijk eerder te kunnen starten met de kinderopvang. De aanvraag wordt uiterlijk de laatste dag van de eerste maand in het lopende kwartaal ingediend. Bij tijdige indiening komt de aanvrager in aanmerking voor een verleningsbeschikking, startend in het kwartaal dat aanvangt op 1 april of 1 oktober. Dit betekent dat er niet meer enkel per 1 januari of 1 juli kan worden ingestapt in deze regeling, maar ook per 1 april of 1 oktober. Organisaties die subsidie aanvragen per 1 april of 1 oktober dienen op dezelfde wijze een aanvraag in als organisaties die subsidie aanvragen per 1 januari of 1 juli. Wel wordt het voorschot bij organisaties die per 1 april of 1 oktober subsidie ontvangen al na het eerste kwartaal opnieuw bepaald voor het komende halfjaar. Na het eerste kwartaal lopen deze organisaties mee in de bestaande halfjaarlijkse cyclus van voorschotten, rapportage en prognose per 1 januari en 1 juli.

3. Gevolgen

Kinderopvangorganisaties

De voorgestelde wijzigingen stellen de kinderopvangorganisaties in staat om stappen te zetten in de arbeidsvoorwaarden met een gezonde bedrijfsvoering. Er worden geen extra administratieve werkzaamheden van hen gevraagd.

Dat geldt ook voor de aanvullende verhoging van de kostprijs verlagende subsidie vanwege de extra kosten van opvang van baby’s. Deze verhoging wordt zonder aparte aanvraag vastgesteld op basis van reeds bij de uitvoeringsorganisatie beschikbare gegevens in het kader van de kostprijs verlagende subsidie.

Uitvoeringsorganisatie

Met de uitvoeringsorganisatie (UVB) is overleg geweest over de wijzigingen van de tijdelijke subsidieregeling. De wijzigingen leiden ertoe dat de verleningsbeschikkingen dienen te worden aangepast voor alle deelnemende kinderopvangorganisaties. De aanvullende verhoging van de kostprijs verlagende subsidie vanwege de extra kosten van opvang van baby’s vraagt extra werkzaamheden van de uitvoeringsorganisatie. Wel kan de uitvoeringsorganisatie hierbij werken op basis van gegevens die de kinderopvangorganisaties al dienen aan te leveren.

Financiële gevolgen

De wijzigingen in de tijdelijke subsidieregeling leiden tot hogere uitgaven. Door de voorgestelde verhoging van de subsidiebedragen en de aanvullende verhoging vanwege de extra kosten van opvang van baby’s komen de uitgaven aan de tijdelijke subsidieregeling in 2022 circa € 0,6 miljoen hoger uit en voor 2023 circa € 1,2 miljoen. Deze uitgaven kunnen worden opgevangen binnen het beschikbare budget voor het programma Bes(t) 4 kids. Met het mogelijk maken van de inschrijving van nieuwe organisaties per kwartaal kunnen extra uitgaven zijn gemoeid. Deze zijn naar verwachting zeer beperkt (maximaal enkele tienduizenden euro op jaarbasis).

De regeling vermeldt nu ook de subsidieplafonds voor 2023. Hiervoor is een bedrag van $ 11,1 miljoen gereserveerd dat kan worden opgevangen binnen het budget van het programma Bes(t) 4 kids. Daarbij is ervan uitgegaan dat 80% van de kinderen van de kinderopvang voltijds gebruik zal maken. De daadwerkelijke realisatie ligt naar verwachting lager.

Risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik

De voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen zijn niet gewijzigd. Wel zijn de subsidiebedragen hoger en daarmee kunnen de financiële gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik toenemen. Dit wordt met het oog op de beoogde verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden aanvaardbaar geacht. Ook de intern genomen beheersmaatregelen hoeven om die reden niet te worden aangepast.

4. Inwerkingtreding

Om kinderopvangorganisaties zo snel mogelijk tegemoet te komen en stappen te kunnen zetten op het gebied van het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden treedt de regeling met ingang van 1 juli 2022 in werking. Daarmee is voldaan aan het kabinetsbeleid van vaste verandermomenten van regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Uit dat beleid volgt dat ministeriële regelingen op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treden. Van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden is afgeweken. De wijzigingen zijn begunstigend voor betrokkenen, die actief bij de wijzigingen betrokken zijn.

Er heeft geen formele internetconsultatie plaatsgevonden omdat de partijen, zoals hierboven al beschreven, actief zijn betrokken bij de wijzigingen in deze regeling. Er zijn gesprekken met de kinderopvangorganisaties gevoerd om hen hierover te informeren en input op te halen.

II Artikelsgewijs deel

Artikel I, onderdelen A, C tot en met E, H, I, subonderdeel 3, en K

De looptijd van de tijdelijke subsidieregeling wordt uitgebreid tot en met 31 december 2023. De wijzigingen in onderdelen A, H, I, subonderdeel 3, en K hangen hiermee samen. Voor het nieuwe jaar 2023 worden bedragen voor het subsidieplafond bepaald. Deze plafondbedragen worden toegevoegd bij de onderdelen C, D en E. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdelen B, F, I, subonderdelen 1 en 2, en J

Er wordt een mogelijkheid geïntroduceerd om de subsidie per kwartaal aan te vragen, in plaats van enkel per halfjaar. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van het algemene deel van deze toelichting.

Onderdeel B wijzigt artikel 4. Hiermee wordt het aanvraagtijdvak uitgebreid tot het laatste kwartaal van 2023. Aanvragen kunnen worden ingediend tot en met 31 oktober 2023, 17:00 uur, lokale tijd.

Onderdeel F wijzigt artikel 9, negende lid. Hiermee wordt geregeld dat de aanvraag op uiterlijk de laatste dag van de eerste maand van het betreffende kwartaal moet worden ingediend, in plaats van het betreffende halfjaar. Artikel 9, derde lid, blijft ongewijzigd, waardoor ook organisaties die per 1 april of 1 oktober subsidie aanvragen, prognoses moeten aanleveren over het komende halfjaar.

Onderdeel I, subonderdeel 1, wijzigt artikel 15, vijfde lid. Hiermee wordt geregeld dat de bepaling van het voorschot en zo nodig verrekening met het voorschot met betrekking tot het voorgaande jaar geschiedt per halfjaar dat aanvangt op 1 januari of 1 juli. Voor organisaties die subsidie ontvangen per 1 april of 1 oktober, voegt onderdeel I, subonderdeel 2, een nieuw artikellid in. Dit regelt dat voor deze organisaties de bepaling en verrekening van het voorschot over het eerste kwartaal plaatsvindt. Daarna loopt de bepaling en verrekening van de voorschotten mee in de halfjaarsystematiek van het gewijzigde vijfde lid. Onderdeel J wijzigt artikel 16, eerste lid, opdat de rapportageverplichtingen voor deze organisaties ook eerst enkel zien op het eerste kwartaal, aanvangend op 1 april of 1 oktober, en daarna per halfjaar.

Artikel I, onderdeel G

Onderdeel G wijzigt artikel 12. De subonderdelen 1 tot en met 4 zien op de verhoging van de subsidiebedragen vanaf 1 juli 2022. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van het algemene deel van deze toelichting. Subonderdeel 5 voegt een artikellid toe dat de aanvullende verhoging regelt van de kostprijs verlagende subsidie vanwege de extra kosten van de opvang van baby’s. Deze verhoging bedraagt $ 300 per halfjaar per kind. Het nieuwe artikellid stelt aan deze aanvullende verhoging de cumulatieve voorwaarden dat de kinderopvangorganisatie het betreffende kind gedurende het betreffende halfjaar op de peildatum van 1 april of 1 oktober opvangt en dat het kind op die datum jonger is dan twee jaar. Daarnaast gelden de overige verplichtingen en voorwaarden voor de kostprijs verlagende subsidie. De verhoging komt bovenop het maximale subsidiebedrag, bedoeld in artikel 12, vijfde lid. Dat is geëxpliciteerd in de tweede zin van het nieuwe zevende lid. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van het algemene deel van deze toelichting.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 436.

X Noot
2

Deloitte Caribbean, Arbeidsvoorwaardenonderzoek BES(t) 4 kids, Eindrapportage, 7 april 2021.

Naar boven