Fonds Collectieve Belangen Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang 2022/2024

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 januari 2022 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van Stichting FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partijen ter ener zijde: Brancheorganisatie Kinderopvang, Sociaal Werk Nederland en Jeugdzorg Nederland;

Partijen ter andere zijde: FNV Zorg en Welzijn en CNV Connectief.

Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht namens;

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG);

De Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), sector Overheid;

Christelijk Nationaal Vakverbond Overheid (CNV Overheid), onderdeel van CNV Connectief, en;

Vereniging Functionarissen bij Decentrale Overheden en de Vereniging van Middelbare en Hogere Ambtenaren in dienst van de gemeente Amsterdam (FDO-MHA).

Deze bedenkingen kunnen als volgt worden samengevat:

De bedenkingen betogen werkingssfeeroverlap, ten aanzien van de werkingssfeer terreinen Sociaal Werk en Jeugdzorg, met de cao Gemeenten en de cao Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeenten.

Cao partijen bij de cao Fonds Collectieve Belangen Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang 2022/2024 (cao FCB) hebben in reactie op de bedenkingen verklaard dat de cao FCB niet van toepassing is op overheidswerkgevers in de zin van de cao Gemeenten en de cao Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeenten. Er kan daarom volgens cao partijen FCB geen sprake zijn van werkingssfeeroverlap.

Van de indiener van de bedenkingen hebben wij vernomen dat de vakbonden betrokken bij de cao Gemeenten en de cao Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeenten zich terugtrekken uit de bedenkingen procedure. De VNG heeft met instemming kennis genomen van het standpunt dat er geen sprake is van overlappende werkingssfeerbepalingen, en handhaaft de ingebrachte bedenkingen.

Overwegende ten aanzien van de bedenkingen:

Op grond van het Toetsingskader AVV geldt dat bedenkingen in verband met (vermeende) werkingssfeeroverlap, indien partijen bij de cao waarmee de overlap zou bestaan schriftelijk verklaren dat er in geen enkel opzicht sprake is van overlap, normaliter evident kansloos zijn.

Gelet op het bovenstaande vormen de ingebrachte bedenkingen geen beletsel om tot algemeenverbindendverklaring over te gaan. Daarnaast merk ik op dat bij een avv besluit niet kan worden afgeweken van de dwingendrechtelijke bepalingen ten aanzien van overgang van onderneming (art. 14a Wet Cao en art. 2b Wet AVV). Deze bepalingen blijven derhalve onverminderd van kracht.

Naar aanleiding van dit verzoek is een schriftelijk dispensatieverzoek ingediend namens:

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG);

De Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), sector Overheid;

Christelijk Nationaal Vakverbond Overheid (CNV Overheid), onderdeel van CNV Connectief, en;

Vereniging Functionarissen bij Decentrale Overheden en de Vereniging van Middelbare en Hogere Ambtenaren in dienst van de gemeente Amsterdam (FDO-MHA).

Dit verzoek is afgewezen in de vorm van een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht. De beschikking is op dezelfde dag als waarop dit besluit tot algemeenverbindendverklaring is genomen aan de desbetreffende dispensatieverzoeker en aan de verzoeker tot algemeenverbindendverklaring verzonden.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV, V en VI is bepaald:

Artikel 1 Definities en begripsbepalingen

In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt, tenzij in een artikel van deze overeenkomst van het tegendeel blijkt, verstaan onder:

1.1 Werkgever

1.1.1 Sociaal Werk

Werkgever: degene die een instelling of organisatie zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van deze cao in stand houdt.

Instelling of organisatie: elk als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin op grond van een arbeidsovereenkomst arbeid wordt verricht.

De werkingssfeer en de werkgevers die dit betreft worden hieronder aangegeven.

De cao is van toepassing op de sector Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening in het brede sociale domein waarbinnen:

  • A. Instellingen en/of organisaties (of delen ervan) die activiteiten verrichten en/of voorzieningen hebben met als doel het bevorderen van de sociale samenhang, participatie in de maatschappij en zelfredzaamheid van de burger.

  • B. Onder activiteiten en voorzieningen die sociale samenhang, participatie en zelfredzaamheid bevorderen, ongeacht de doelgroep, worden verstaan:

    • 1. Activiteiten gericht op het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken, buurten, en/of in gemeenten (voorheen sociaal cultureel werk), waaronder wordt verstaan:

      • a. het ondersteunen, faciliteren van ontmoetingsplekken van en voor diverse groepen burgers (buurt- en dorpshuizen, wijkcentra, jongerencentra multifunctionele accommodaties, inloopcentra, speeltuinen en speelvoorzieningen in (brede)scholen, in verzorgingshuizen, in sportkantines, in buurtrestaurants);

      • b. het ondersteunen, faciliteren van activiteiten gericht op bevorderen van contacten (brede buurtactiviteiten, activiteiten voor kwetsbare doelgroepen (ouderen, mensen met beperkingen of psychosociale problemen, migranten), eettafels, (buurt)verenigingen, wijk-, buurt- en dorpsteams (verder te noemen wijkteams);

      • c. het stimuleren, ondersteunen, faciliteren van activiteiten gericht op verbeteren van de leefomgeving bij bewonersinitiatieven en -groepen, (buurtbemiddeling, buurtcoöperaties, centra voor maatschappelijke ontwikkeling, wijkteams).

    • 2. Activiteiten gericht op ontplooiing en participatie van jeugdigen en op preventie van opgroei- en opvoedproblemen bij jeugdigen, waaronder wordt verstaan:

      • a. algemene jeugdvoorzieningen, (kinder- en jongerenwerk, buurt- en sportbevordering, speeltuinen, speelvoorzieningen), (met uitzondering van peuterspeelzalen);

      • b. informatie en advies en opvoedondersteuning (jongeren-inlooppunten, opvoedondersteuning, stimuleren /faciliteren opvoedgroepen, voorleeskringen, wijkteams);

      • c. eerstelijns pedagogische (basis)hulpverlening, (school)maatschappelijk werk, gezinscoaching, signaleren en aanschakelen van hulp bij ernstige problemen (kinder- en jongerenwerk, specifieke ouderschapsvraagstukken, FIOM-hulpverlening, jonge moedergroepen, wijkteams);

      • d. begeleiding bij voorkomen van maatschappelijke uitval (schooluitval, toe leiden naar werk en HALT-voorzieningen).

    • 3. Activiteiten gericht op het geven en uitvoeren van informatie, advies, cliëntondersteuning, begeleiding en interventies waaronder algemeen en specifiek maatschappelijk werk, waaronder wordt verstaan:

      • a. algemene informatievoorziening (informatiepunten, inloopcentra, voorlichtingsactiviteiten, steunpunten, wijk- buurt- en dorpsteams);

      • b. individuele ondersteuning, hulpverlening en begeleiding van cliënten/burgers bij hun vragen op diverse levensterreinen (ouderenadvisering, slachtofferhulp, sociaalraadsliedenwerk en rechtsbijstand, ondersteuning asielzoekers en vluchtelingen, tolken, sociale huisbezoeken, maatschappelijk werk, telefonische- en internethulpverlening, schuldhulpverlening, budget-ondersteuning en budgetbeheer, bewindvoering (met uitzondering van organisaties die uitsluitend beschermingsbewind en/of uitsluitend WSNP-bewind uitvoeren), advisering, praktische hulpverlening en/of bemiddeling bij het verantwoord (leren) omgaan met een huishoudbudget en/of het oplossen van een schuldprobleem, hulp bij huiselijk geweld, Leger des Heils);

      • c. advisering, training en ondersteuning van personen en groepen bij maatschappelijke participatie, emancipatie, bestrijding discriminatie, pleitbezorging en belangenbehartiging; cliëntenorganisaties, bewonersgroepen, zelforganisaties van minderheden, medezeggenschap en inspraakorganen (stimuleren, begeleiden, trainen en ondersteunen van vrijwilligerswerk zoals burenhulp, buurtbemiddeling, klussen- en ruildiensten, buddy- en maatjesprojecten, thuisadministratie, zelfhulpgroepen, en van verenigingen, stichtingen, cliëntenorganisaties, zelf- en belangenorganisaties).

    • 4. Activiteiten gericht op het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers, waaronder wordt verstaan:

      • a. het ondersteunen van mantelzorgers met advisering, verwijzing en begeleiding en het organiseren van respijtzorg (vrijwilligerscentrales,-steunpunten en andere organisaties voor vrijwilligerswerk en mantelzorg);

      • b. werving, bemiddeling en ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers (stimuleren, begeleiden, trainen en ondersteunen van vrijwilligerswerk zoals burenhulp, klussen- en ruildiensten, buddy- en maatjesprojecten, thuisadministratie, zelfhulpgroepen, zelforganisaties).

    • 5. Activiteiten gericht op maatschappelijke participatie en op het zelfstandig functioneren van kwetsbare doelgroepen, zoals ouderen, mensen met een beperking, een chronische psychisch probleem, een psychosociaal probleem, waaronder wordt verstaan:

      • a. ondersteunen van algemene toegankelijke collectieve voorzieningen voor kwetsbare doelgroepen ((dag)activiteiten, huiskamers in de buurt, Alzheimer-café, sport en beweegactiviteiten, buurtrestaurants);

      • b. stimuleren, faciliteren en ondersteunen van (vrijwillige) praktische dienstverlening om de zelfredzaamheid te vergroten (boodschappenplusbus, klussen- en ruildiensten, sociale alarmering, maaltijdvoorzieningen, wijkteams);

      • c. ambulante individuele hulpverlening en begeleiding op diverse levensterreinen (huisbezoeken en begeleiding vanuit sociale wijk-, buurt- en dorpsteams, maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, budgetondersteuning en budgetbeheer, bewindvoering (met uitvoering van organisaties die uitsluitend beschermingsbewind en/of uitsluitend WSNP-bewind uitvoeren), netwerkversterking);

      • d. ondersteuning en begeleiding bij maatschappelijke en arbeidsparticipatie, het kunnen meedoen aan activiteiten, toeleiden naar en begeleiden bij passend (vrijwilligers)werk (arbeidsparticipatie- en dagbestedingsprojecten, zorgboerderijen, sociale activering en re-integratie-activiteiten).

    • 6. Activiteiten gericht op het bieden van korte of meer langdurige opvang en psychosociale begeleiding aan personen die (tijdelijk) niet beschikken over een eigen woonruimte of die hun woonomgeving hebben verlaten als gevolg van een crisissituatie op relationeel gebied of door materiele en/of psychische problemen, of die na ziekte, medische behandeling of mentale overbelasting gedurende 24 uur per dag tijdelijk opvang, begeleiding en verpleging behoeven. Hieronder wordt verstaan:

      • a. ondersteuning en opvang voor slachtoffers van (dreigend) huiselijk geweld, ondersteuning en maatschappelijke opvang voor dak- en thuislozen, zwerfjongeren en anderen in instellingen of organisaties voor dag en/of nachtopvang, begeleid wonen en herstellingsoorden, sociale pensions (vrouwenopvang en Veilig Thuis, maatschappelijke opvang);

      • b. ondersteuning en opvang van vluchtelingen en asielzoekers en Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA);

      • c. residentiele, kortdurende, somatische en/of psycho-somatische hulpverlening aan personen die na ziekte, medische behandeling of door mentale overbelasting gedurende 24 uur per dag tijdelijk opvang, begeleiding en verpleging behoeven, gericht op de terugkeer naar een zelfstandig maatschappelijk functioneren van het individu (herstellingsoorden, begeleid wonen).

  • C. Tevens is deze cao van toepassing op:

    • a. organisaties of instellingen (of delen daarvan) die tot doel hebben om ondersteunende diensten te verlenen aan c.q. activiteiten te verrichten ten behoeve van instellingen en/of organisaties (of delen daarvan) in de zin van artikel 1.1.1 onder A die zich bezighouden met activiteiten en/of voorzieningen in de zin van artikel 1.1.1 B 1 tot en met 6 en/of medewerkers daarvan;

    • b. Instellingen en organisaties (of delen daarvan) die tot doel hebben om ondersteunende diensten te verlenen c.q. activiteiten te verrichten op het gebeid van de in artikel 1.1.1 onder B 1 tot en met 6 bedoelde voorzieningen en/of activiteiten voor of aan derden.

      Onder ondersteunende diensten en activiteiten in de zin van deze bepaling worden in ieder geval verstaan:

      • beleidsontwikkeling, -vernieuwing en -advisering;

      • kwaliteitsontwikkeling, -bewaking en deskundigheidsbevordering;

      • kennisontwikkeling en -verspreiding;

      • onderzoek, documentatie en informatie;

      • ondersteuning en advisering.

1.1.2 Jeugdzorg

  • 1. Werkgever

    De werkgever is de rechtspersoon die, al dan niet samen met een of meer andere rechtspersonen, één of meer organisaties in stand houdt. De werkgever heeft de volgende doelstelling: het bieden van ondersteuning van, en hulp en zorg aan jeugdigen en ouders, stiefouders of anderen die een jeugdige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden bij opgroei- en opvoedingsproblemen- door het inzetten van het vakmanschap van de orthopedagogiek, de ontwikkelingspsychologie en kennis van het gezinssysteem.

    Deze ondersteuning, hulp en zorg heeft als doel om:

    • deze problemen te verminderen, te stabiliseren, (methodisch) te behandelen of op te heffen en/of

    • om te gaan met de gevolgen van psychosociale problemen en/of gedragsproblemen van de jeugdige, of bij dreigende zodanige problemen.

    Ook ondernemingen die (nog) geen rechtspersoon zijn, maar die zich bezighouden met activiteiten als hieronder worden als werkgever aangemerkt.

    De volgende werkgevers vallen in ieder geval onder de cao jeugdzorg:

    • 1. De gecertificeerde instelling voor Jeugdbescherming en/of Jeugdreclassering

    • 2. De organisatie, de volgende zorg(vormen) aanbiedt:

      • (kortdurende) ambulante hulp (zowel generalistische als specifieke) aan jeugdigen, het gezin en netwerk daaromheen

      • (opvoedings)trainingen voor ouders en jongeren gericht op aanpak van gedrags- en ontwikkelingsproblemen

      • meldingen en aanpak van kindermishandeling

      • crisishulp: thuis, in een ander gezin of op locatie van een instelling

      • pleegzorg arrangementen of zorgprogramma’s waarin jeugdigen tijdelijk, in deeltijd of volledig, op locatie van een instelling verblijven (zorg, opvoeding, (gezins)behandeling) (Hieronder vallen ook de organisaties, die voorheen aangeduid werden als medisch kinderhuizen en medische kleuterdagverblijven, die sinds 1 januari 2004 via het ‘overgangsprotocol medisch kleuterdagverblijven en medisch kinderhuizen d.d. 12 november 2003’ onder de cao jeugdzorg zijn gebracht).

      • gesloten jeugdhulp

      • de kindertelefoon

      • een voorziening als vertrouwenspersoon

      • de particuliere justitiële jeugdinrichting (instelling conform artikel 1C Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen)

      • de organisatie die, consultatie, advies en/of ondersteuning geeft aan de professionals op algemene voorzieningen, zoals scholen, kinderopvangcentra en bso’s en contact onderhoudt ter versterking van deze algemene jeugdvoorzieningen en ter bevordering van de vroegtijdige signalering van problemen bij jeugdigen die tot opgroeiproblemen en of gedragsproblemen en dreigende zodanige problemen zouden kunnen leiden

    • 3. De organisatie die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verleent aan rechtspersonen als onder lid 1 en lid 2 die bestaan uit ondersteunende werkzaamheden. Bij ondersteunende werkzaamheden kan het hierbij gaan om:

      • 1. Zorginhoudelijke beleidsontwikkeling, advisering en ondersteuning

      • 2. Kwaliteitsontwikkeling, kwaliteitsbewaking en deskundigheidsbevordering

      • 3. Het ter beschikking stellen van professionals

      • 4. Consultatie voor professionals die werken met jeugdigen

      • 5. Het geven van voorlichting en advies over opgroei- en opvoedingsvragen en vragen van jeugdigen over hun juridische positie

      • 6. Het ontwikkelen van kennis en/of methodieken op deze gebieden.

1.1.3 Kinderopvang

Een natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming als bedoeld in artikel 1.1.3 van deze CAO exploiteert.

De werkingssfeer en de werkgevers die dit betreft worden hieronder aangegeven.

Ondernemingen die tegen vergoeding kinderopvang verzorgen voor kinderen. Onder 'vergoeding' wordt hier ook verstaan: subsidie met een eventuele ouderbijdrage. De ondernemingen doen dit tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet voor die kinderen begint.

Deze kinderopvang omvat:

  • a. Dagopvang;

  • b. Voor-, tussen-, na- en buitenschoolse opvang;

  • c. Peuteropvang (peuterspeelzaalwerk)

  • d. (bemiddeling bij) Gastouderopvang.

Uitgezonderd is het overblijven. Dit is het toezichthouden op schoolgaande kinderen dat zich beperkt tot het toezicht tijdens de middagpauze.

2. Werknemer / medewerker

Degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek met de werkgever heeft gesloten.

  • 2.

    • 1. Voor de organisaties die onder 1.1.1 ‘Sociaal Werk’ vallen, geldt in afwijking het volgende:

      Werknemer: degene die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft gesloten. Als werknemer in de zin van deze cao worden niet beschouwd:

      • een vakantiekracht;

      • een bestuurder die werkt onder het toezicht van een Raad van Toezicht, tenzij deze Raad van Toezicht de cao en/of onderdelen daarvan op de arbeidsverhouding met de bestuurder van toepassing heeft verklaard.

    • 2. Voor de organisaties die onder 1.1.3 ‘kinderopvang’ vallen, geldt in afwijking het volgende:

      Medewerker: een persoon die met een arbeidsovereenkomst in dienst is bij de werkgever. Ongeacht sekse of genderidentiteit.

      De volgende personen zijn in deze cao geen medewerker:

      • vakantiekrachten (scholieren die in hun schoolvakantie eenvoudig, niet-structureel werk doen. Dit doen ze in maximaal 4 aaneengesloten weken)

      • leden van de directie of raad van bestuur

        Directie: de persoon of personen die (volgens de statuten) de eindverantwoordelijkheid heeft of hebben voor de onderneming. De directie heeft de bevoegdheid om medewerkers aan te nemen en te ontslaan en om de begroting, jaarrekening en het jaarverslag te maken

      • personen die toezicht moeten houden op schoolkinderen tijdens de middagpauze.

  • 3. Stichting: de Stichting FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken, als bedoeld in artikel 4 van deze CAO.

  • 4. Statuten en Reglement: de statuten en het reglement van de in het derde lid genoemde Stichting, die respectievelijk als Bijlage I en Bijlage II aan deze CAO zijn gehecht en daarvan deel uitmaken.

  • 5. Bestuur: het bestuur van de in het derde lid genoemde Stichting.

Artikel 2 Werkingssfeer

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op iedere werkgever als bedoeld in artikel 1.1 en iedere werknemer als bedoeld in artikel 1.2.

Artikel 3 Doel

  • 1. Het doel van deze collectieve arbeidsovereenkomst is om overeenkomstig de bepalingen van de statuten en het reglement van de Stichting FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken, het bevorderen, (doen) uitvoeren en (eventueel) (mede-) financieren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van:

    • een optimale werking van de arbeidsmarkt in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang;

    • goede arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang;

    • een goede uitvoering en een optimaal functioneren van de arbeidsvoorwaarden vervat in de CAO’s Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang en de afspraken vervat in de CAO Fonds Collectieve Belangen Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang;

    • een optimale werking van de Wet op de ondernemingsraden in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang;

    De Stichting stelt haar diensten beschikbaar aan alle werkgevers en werknemers in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang;

    De Stichting stelt zich mede ten doel het (doen) innen en beheren van gelden en het verwerven van fondsen c.q. subsidies ter financiering van voornoemd doel.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde activiteiten bestaan binnen het doel van de Stichting uit het bevorderen, (doen) uitvoeren en (eventueel) (mede-)financieren van:

    • a. het geven van algemeen toegankelijke (zakelijke) informatie en voorlichting over (de arbeidsvoorwaarden als vervat in) de in het eerste lid genoemde sectoren en/of andere voor deze sectoren relevante (wettelijke) voorschriften op arbeidsvoorwaardenterrein en/of het verzorgen van algemene publiciteit betreffende de arbeidsvoorwaarden in deze sectoren;

    • b. het verrichten en publiceren van onderzoek naar de gevolgen van door partijen bij het CAO-overleg gemaakte afspraken, met het doel de belangen te dienen van de werkgever en de werknemer als bedoeld in artikel 1;

    • c. het ontwikkelen en implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten op het gebied van de arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarkt in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang, met dien verstande dat kosten van CAO-partijen betreffende het eigenlijke CAO-overleg worden uitgezonderd;

    • d. het verrichten en publiceren van onderzoek ten behoeve van het tot stand brengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemer als bedoeld in artikel 1;

    • e. het overigens verrichten en publiceren van onderzoek binnen de doelstelling van de Stichting, voor zover zulks door het bestuur ter verwezenlijking van die doelstelling wenselijk wordt geacht;

    • f.

      • het (doen) verrichten van scholings- en vormingsactiviteiten ten behoeve van de werknemer als bedoeld in artikel 1 teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt en de employability van de werknemer in de sector te bevorderen;

      • het (doen) verrichten van beroepsgerichte scholingsactiviteiten ten behoeve van de werknemer als bedoeld in artikel 1 en het bevorderen van de kwaliteit hiervan en de deelneming hieraan, teneinde de vakbekwaamheid in de sector te bevorderen;

      • het (doen) verrichten van scholingsactiviteiten ten behoeve van de werkgever als bedoeld in artikel 1 en van de ondernemingsraad c.q. personeelsvertegenwoordiging, teneinde een goede toepassing van uit de CAO voortvloeiende overlegverplichtingen op ondernemingsniveau en arbeidsvoorwaarden te bevorderen;

    • g. het (op verzoek) leveren van de door de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang (wettelijk) verschuldigde financiële bijdrage in de kosten van het functioneren van de op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) ingestelde Bedrijfscommissie voor de Welzijnssector, met het doel een juiste werking van de WOR in deze sectoren te bevorderen en de werkzaamheden van de Bedrijfscommissie voor iedere werkgever en werknemer als bedoeld in artikel 1 toegankelijk te doen zijn. De Bedrijfscommissie heeft tot taak:

      • het geven van (zakelijke) informatie en voorlichting over de toepassing en uitleg van de WOR;

      • het verrichten van advisering en bemiddeling bij geschillen tussen een werkgever en de ondernemingsraad c.q. personeelsvertegenwoordiging;

    • h. de behandeling van aan arbeidsverhoudingen in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang gerelateerde verzoeken tot CAO-dispensatie,-interpretatie, geschilbeslechting en -bemiddeling;

    • i. de kosten met betrekking tot het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de stichting.

    • j. het namens de cao-partijen optreden in en buiten rechte, zo nodig ter verkrijging van maatregelen tegen hen die de bepalingen van de CAO Sociaal Werk, CAO Jeugdzorg, CAO Kinderopvang en/of CAO Fonds Collectieve Belangen Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang niet naleven.

  • 3. De Stichting heeft voorts ten doel het bevorderen van, en het toezien op de naleving van de CAO Sociaal Werk, CAO Jeugdzorg, CAO Kinderopvang en/of CAO Fonds Collectieve Belangen Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang in samenhang met andere samenhangende bepalingen, een en ander in samenwerking met de daarvoor geëigende instanties.

Artikel 4 Uitvoering

  • 1. De uitvoering van (het doel van) deze collectieve arbeidsovereenkomst is opgedragen aan de Stichting en geschiedt volgens de bepalingen van de statuten en het reglement van de Stichting, die respectievelijk als Bijlage I en Bijlage II aan deze CAO zijn gehecht en daarvan deel uitmaken.

  • 2. Het bestuur van de Stichting heeft de uitvoering gedelegeerd aan de directeur onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Stichting.

Artikel 5 Verplichtingen werkgever

De werkgever is gehouden de door de Stichting in het kader van de doelstelling (van deze collectieve arbeidsovereenkomst) gevraagde (loonsom) gegevens te verstrekken en de bijdrage, als bedoeld in artikel 7, te voldoen die de werkgever aan de Stichting verschuldigd is, overeenkomstig datgene wat te dezer zake in de statuten en het reglement van de Stichting is of wordt bepaald, alsmede zal zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en het reglement van de Stichting.

Artikel 6 Rechten werkgever en werknemer

Iedere werkgever en werknemer heeft het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door de Stichting gefinancierde activiteiten als bedoeld in artikel 3.

Artikel 7 Bijdrage

  • 1. De werkgever is per kalenderjaar aan de Stichting een werkgeversbijdrage (A-premie) verschuldigd van 0,086% van de totale loonsom van alle in dienst van de werkgever zijnde werknemers, met dien verstande dat deze bijdrage niet lager wordt gesteld dan € 15.

  • 3. De wijze van vaststelling, verstrekken van (loonsom)gegevens over, alsmede de betaling c.q. invordering van de verschuldigde bijdrage is nader geregeld in het reglement van de Stichting, dat als Bijlage II aan deze CAO is gehecht en daarvan deel uitmaakt. Daarin is ook vastgelegd op welke wijze een B-premie voor werkgevers kan worden vastgesteld.

BIJLAGE I:

Bijlage als bedoeld in artikel 1 vierde lid van de CAO FCB Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang.

Statuten van de Stichting FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken

Artikel 1 Begripsbepalingen

In de statuten wordt verstaan onder:

a. ‘Stichting’:

Stichting FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken.

b. ‘Werkgever’:

de werkgever als gedefinieerd in de CAO.

c. ‘Werknemer’:

de werknemer als gedefinieerd in de CAO.

d. ‘Bestuur’:

het in artikel 7 van deze statuten bedoelde bestuur.

e. ‘Reglement’:

het in artikel 16 van deze statuten bedoelde reglement.

f. ‘CAO’:

de Collectieve Arbeidsovereenkomst FCB Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang.

g. ‘Directeur’:

de directeur als bedoeld in artikel 4 en 13.

h. ‘Schriftelijk’:

per post, per e-mail of via enig ander elektronisch communicatiemiddel, waarmee het mogelijk is een bericht te verzenden dat leesbaar en reproduceerbaar is, tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld.

Artikel 2 Naam en zetel
  • 1. De Stichting draagt de naam:

    Stichting FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken.

  • 2. De Stichting heeft haar zetel te gemeente Utrecht.

Artikel 3 Doel en grondslag
  • 1. De Stichting heeft ten doel, overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en het reglement, het bevorderen, (doen) uitvoeren en (eventueel) (mede) financieren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van:

    • een optimale werking van de arbeidsmarkt in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang;

    • goede arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang;

    • een goede uitvoering en een optimaal functioneren van de arbeidsvoorwaarden vervat in de CAO's Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang en de afspraken vervat in de CAO Fonds Collectieve Belangen Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang;

    • een optimale werking van de Wet op de ondernemingsraden in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang.

    De Stichting stelt haar diensten beschikbaar aan alle werkgevers en werknemers in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang.

    De Stichting stelt zich mede ten doel het (doen) innen en beheren van gelden en het verwerven van fondsen casu quo subsidies ter financiering van voornoemd doel.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde activiteiten bestaan binnen het doel van de Stichting uit het bevorderen, (doen) uitvoeren en (eventueel) (mede) financieren van:

    • a. het geven van algemeen toegankelijke (zakelijke) informatie en voorlichting over (de arbeidsvoorwaarden als vervat in) de in het eerste lid genoemde CAO's en/of andere voor deze sectoren relevante (wettelijke) voorschriften op arbeidsvoorwaardenterrein en/of het verzorgen van algemene publiciteit betreffende de arbeidsvoorwaarden in deze sectoren;

    • b. het (doen) verrichten en (doen) publiceren van onderzoek naar de gevolgen van door partijen bij het CAO-overleg gemaakte afspraken, met het doel de belangen te dienen van de werkgever en de werknemer als bedoeld in artikel 1;

    • c. het ontwikkelen en implementeren van beleid op het gebied van de arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarkt in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang, met dien verstande dat kosten van CAO-partijen betreffende het eigenlijke CAO-overleg worden uitgezonderd;

    • d. het (doen) verrichten en (doen) publiceren van onderzoek ten behoeve van het tot stand brengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemer als bedoeld in artikel 1;

    • e. het overigens (doen) verrichten en (doen) publiceren van onderzoek binnen de doelstelling van de Stichting, voor zover zulks door het Bestuur ter verwezenlijking van die doelstelling wenselijk wordt geacht;

    • f.

      • het (doen) verrichten van scholings- en vormingsactiviteiten ten behoeve van de werknemer als bedoeld in artikel 1 teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt en de employability van de werknemer in de sector te bevorderen;

      • het (doen) verrichten van beroepsgerichte scholingsactiviteiten ten behoeve van de werknemer als bedoeld in artikel 1 en het bevorderen van de kwaliteit hiervan en de deelneming hieraan, teneinde de vakbekwaamheid in de sector te bevorderen;

      • het (doen) verrichten van scholingsactiviteiten ten behoeve van de werkgever als bedoeld in artikel 1 en van de ondernemingsraad casu quo personeelsvertegenwoordiging, teneinde een goede toepassing van uit de CAO voortvloeiende overlegverplichtingen op ondernemingsniveau en arbeidsvoorwaarden te bevorderen;

    • g. het leveren van de door de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang (wettelijk) verschuldigde financiële bijdrage in de kosten van het functioneren van de op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) ingestelde Bedrijfscommissie die onder andere werkt voor Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang, met het doel een juiste werking van de WOR in deze sectoren te bevorderen en de werkzaamheden van de Bedrijfscommissie voor iedere werkgever en werknemer als bedoeld in artikel 1 toegankelijk te doen zijn. De Bedrijfscommissie heeft tot taak:

      • het geven van (zakelijke) informatie en voorlichting over de toepassing en uitleg van de WOR;

      • het verrichten van advisering en bemiddeling bij geschillen tussen een werkgever en de ondernemingsraad casu quo personeelsvertegenwoordiging;

    • h. de behandeling van aan arbeidsverhoudingen in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang gerelateerde verzoeken tot CAO-dispensatie, -interpretatie, geschilbeslechting en -bemiddeling;

    • i. de kosten met betrekking tot het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de Stichting.

    • j. het namens de cao-partijen optreden in en buiten rechte, zo nodig ter verkrijging van maatregelen tegen hen die de bepalingen van de CAO Sociaal Werk, CAO Jeugdzorg, CAO Kinderopvang en/of CAO Fonds Collectieve Belangen Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang niet naleven;

  • 3. De Stichting heeft voorts ten doel het bevorderen van, en het toezien op de naleving van de CAO Sociaal Werk, CAO Jeugdzorg, CAO Kinderopvang en/of CAO Fonds Collectieve Belangen Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang in samenhang met andere samenhangende bepalingen, een en ander in samenwerking met de daarvoor geëigende instanties.

Artikel 4 Structuur van de Stichting
  • 1. De Stichting kent het Bestuur als enige orgaan van de Stichting.

  • 2. De Stichting kent tevens een Directeur en Platforms.

  • 3. Het Bestuur vervult ten opzichte van de Directeur en de Platforms de functie van ‘intern toezicht’. De Directeur vervult binnen de stichting de functie ‘bestuur’.

Artikel 5 Geldmiddelen
  • 1. De inkomsten van de Stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen van werkgevers als bedoeld in de CAO;

    • b. bijdragen van overheden en subsidies;

    • c. de te kweken renten;

    • d. schenkingen, legaten en erfstellingen;

    • e. bijdragen van afnemers van producten en diensten;

    • f. als (forfataire) schadevergoeding ontvangen gelden;

    • g. alle overige wettige baten.

  • 2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

  • 3. De uitgaven van de Stichting bestaan uit:

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel;

    • b. krachtens de wet en deze statuten toegestane overige uitgaven.

  • 4. Het opgebouwde vermogen van de Stichting voor zover niet aangehouden op grond van wettelijke bepalingen wordt op door het Bestuur te bepalen wijze een bestemming gegeven, ten behoeve van een doel dat zoveel mogelijk met de geest van het doel van de Stichting in overeenstemming is, zulks nader te regelen in de reglementen.

Artikel 7 Bestuur
  • 1. De Stichting wordt bestuurd door een paritair samengesteld Bestuur, bestaande uit zes natuurlijke personen, bestuurders genaamd.

  • 2. Deze bestuurders worden benoemd als volgt:

    • a. één bestuurder door de werkgeversorganisatie Sociaal Werk Nederland, dan wel eventuele rechtsopvolgers daarvan;

    • b. één bestuurder door de werkgeversorganisatie Jeugdzorg Nederland, dan wel eventuele rechtsopvolgers daarvan;

    • c. één bestuurder door de werkgeversorganisatie Brancheorganisatie Kinderopvang, dan wel eventuele rechtsopvolgers daarvan;

    • d. twee bestuurders door de werknemersorganisatie FNV, dan wel eventuele rechtsopvolgers daarvan;

    • e. één bestuurder door de werknemersorganisatie CNV Connectief, dan wel eventuele rechtsopvolgers daarvan.

  • 3. De bestuurders worden benoemd voor een termijn van drie jaar; zij zijn daarna meteen opnieuw benoembaar, maar niet vaker dan tweemaal achtereen. Een bestuurder treedt af volgens een door het Bestuur vast te stellen rooster van aftreden. Een in een tussentijdse vacature benoemd bestuurder neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd, tenzij het Bestuur expliciet anders besluit.

  • 4. In een vacant komende bestuurszetel wordt voorzien door de desbetreffende in het tweede lid onder a, b, c, d of e genoemde organisatie die de uittredende bestuurder had benoemd.

  • 5. Bij gebreke van een benoeming van een bestuurder door de desbetreffende organisatie binnen drie maanden na inkennisstelling van het zich voordoen van de vacature, geschiedt de benoeming door het Bestuur. De functie van een door het Bestuur benoemde bestuurder eindigt zodra een nieuwe bestuurder is benoemd overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid.

  • 6. Indien te eniger tijd het aantal bestuurders beneden zes doch niet onder het aantal van vier is gedaald als gevolg van vacatures, ontstentenis of belet van een of meer bestuurders, blijven de nog fungerende bestuurders een wettig Bestuur vormen.

    De nog fungerende bestuurders dragen er echter zorg voor dat zo spoedig mogelijk in de open plaatsen wordt voorzien, eventueel door gebruikmaking van het bepaalde in artikel 299 Boek 2 Burgerlijk Wetboek.

    Onder belet wordt in deze statuten in ieder geval de situatie verstaan dat een bestuurder zijn functie (tijdelijk) niet kan uitoefenen wegens schorsing, vermissing, langdurige ziekte of langdurig verblijf in het buitenland.

    De functie van een ingevolge het in de voorgaande volzin genoemde artikel aangewezen tijdelijk bestuurder neemt een einde, zodra wederom ten minste twee bestuurders zijn benoemd overeenkomstig de bepalingen van deze statuten.

  • 7. Het Bestuur kan bepaalde aandachtsvelden aan individuele bestuurders toedelen, zulks nader te regelen in het reglement. Dit onverminderd de collectieve verantwoordelijkheid van alle bestuurders.

Artikel 8 Einde bestuurslidmaatschap
  • 1. De in artikel 7 tweede lid onder a tot en met e genoemde organisaties, die een bestuurder benoemen, kunnen te allen tijde die benoeming intrekken en een ander in zijn of haar plaats tot bestuurder benoemen.

  • 2. Een bestuurder kan te allen tijde door een eenstemmig besluit van alle andere bestuurders worden ontslagen of geschorst. Een schorsing die niet binnen twee maanden gevolgd wordt door een ontslag, eindigt door verloop van die termijn.

  • 3. Het bestuurslidmaatschap eindigt indien en zodra de desbetreffende bestuurder niet meer verbonden is aan, dan wel de relatie van de bestuurder met de in artikel 7 tweede lid onder a, b, c, d of e genoemde organisaties, die hem/haar heeft benoemd, is beëindigd. De desbetreffende bestuurder dient hiervan onverwijld aan het Bestuur schriftelijk mededeling te doen.

  • 4. De functie van bestuurder eindigt voorts door overlijden, door vrijwillig aftreden krachtens schriftelijke mededeling daartoe aan het Bestuur, door het zich voordoen van het bepaalde in de laatste volzin van artikel 7 vijfde en zesde lid, alsmede door ontslag door de rechtbank overeenkomstig het bepaalde bij artikel 298 boek 2 Burgerlijk Wetboek. Een door de rechtbank ontslagen bestuurder kan niet opnieuw tot bestuurder worden benoemd.

Artikel 9 Bestuursfuncties
  • 1. Het Bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter. Het bestuur kan uit zijn midden een secretaris en een penningmeester aanwijzen. De functies van secretaris en penningmeester kunnen in één bestuurder worden verenigd. Indien het Bestuur deze functies niet toewijst, behoren deze functies tot de collectieve verantwoordelijkheid van het Bestuur.

  • 2. De functie van voorzitter wordt in de even jaren vervuld door een bestuurder benoemd door de in artikel 7 tweede lid onder d en e genoemdeorganisaties. Indien en voor zover door het Bestuur tevens een penningmeester en/of secretaris wordt aangewezen, wordt/worden deze functies alsdan vervuld door bestuurders benoemd door de in artikel 7 tweede lid onder a, b en c genoemde organisaties. Voor de oneven jaren geldt het omgekeerde. In beginsel vindt voornoemde wisseling van bestuursfuncties plaats na afloop van een CAO, bij gelegenheid van de afsluiting van het financiële boekjaar, tenzij het Bestuur anders bepaalt.

  • 3. Het Bestuur is bevoegd om van het bepaalde in het tweede lid af te wijken, indien dat gelet op de op dat moment geldende samenstelling van het Bestuur gewenst is. Bij afloop van een CAO als hiervoor bedoeld in lid 2 wordt beoordeeld of toepassing van het bepaalde in lid 2 weer mogelijk en/of gewenst is.

Artikel 10 Bestuursbevoegdheden en vertegenwoordiging
  • 1. Het Bestuur is belast met het besturen van de Stichting.

  • 2. Het Bestuur behartigt de belangen van de Stichting in de ruimste zin des woords en is binnen de grenzen van deze statuten bevoegd alle daden van beheer en beschikking te verrichten die het voor de verwezenlijking van het doel nodig of wenselijk acht en is derhalve bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het verwerven, vervreemden of bezwaren van registergoederen, het sluiten van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • 3. Het Bestuur is bevoegd tot het instellen van commissies, die het Bestuur terzijde staan bij de verwezenlijking van het doel van de Stichting, alsmede tot het zich laten bijstaan door een of meer (bezoldigde) adviseurs.

    Voorts is het Bestuur bevoegd, ter uitvoering van de door het Bestuur te bepalen werkzaamheden en taken, een of meer medewerkers aan te stellen, dan wel deze werkzaamheden casu quo taken voor rekening van de Stichting en onder verantwoordelijkheid van het Bestuur uit te besteden aan derden.

  • 4. Het Bestuur beslist in alle zaken waarin de beslissing niet is opgedragen of gedelegeerd aan andere organen van de Stichting.

  • 5. Het Bestuur vertegenwoordigt de Stichting. De Stichting kan daarnaast in en buiten rechte worden vertegenwoordigd door een bestuurder van werkgevers- en een bestuurder van werknemerszijde gezamenlijk.

  • 6. Het Bestuur kan themavergaderingen organiseren waarin per thema vertegenwoordigers van de betrokken sectoren worden uitgenodigd.

Artikel 11 Bestuursvergaderingen
  • 1. Het Bestuur vergadert ten minste twee keer per jaar.

  • 2. De oproep tot een bestuursvergadering geschiedt schriftelijk aan de adressen van de bestuurders door degene(n) die de vergadering wensen, een en ander met inachtneming van een oproepingstermijn van ten minste zeven dagen, de dag van oproeping en die van vergadering niet meegerekend.

    De oproep vermeldt plaats, datum en aanvangstijdstip van de vergadering, alsmede de te behandelen onderwerpen.

  • 3. Leden van de Platforms kunnen door het Bestuur worden uitgenodigd om een bestuursvergadering bij te wonen.

  • 4. Het Bestuur kan ten behoeve van zijn vergaderingen een onafhankelijk voorzitter benoemen. De onafhankelijk voorzitter is geen bestuurder en heeft geen stemrecht. De taken en bevoegdheden van de onafhankelijk voorzitter staan omschreven in een reglement.

    Ontbreekt de onafhankelijk voorzitter, dan voorziet de vergadering zelf in het voorzitterschap.

  • 5. Van elke bestuursvergadering worden notulen gemaakt, die op de eerstvolgende vergadering, dan wel door middel van schriftelijke accordering door de afzonderlijke bestuurders die ter vergadering aanwezig zijn geweest, worden vastgesteld.

Artikel 12 Besluitvorming
  • 1. Het Bestuur besluit – voor zover in deze statuten of de wet niet anders is bepaald – met gewone meerderheid van stemmen in een vergadering waarin tenminste de helft van het aantal bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is, met dien verstande dat besluiten slechts rechtsgeldig kunnen worden genomen indien ten minste één bestuurder benoemd door de in artikel 7, tweede lid onder a, b en c genoemde organisaties, alsmede één bestuurder benoemd door de in artikel 7, tweede lid onder d en e genoemde organisaties aanwezig is en met het voorstel instemt.

    Indien in een vergadering door het niet voldaan zijn aan de hieromtrent in de voorgaande volzin gestelde vereisten geen besluiten kunnen worden genomen, kan het Bestuur in een ten hoogste vier weken nadien te houden vergadering besluiten nemen ongeacht het aantal alsdan aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders alsmede namens welke van de benoemende organisaties zij aanwezig zijn, mits in de bijeenroeping tot deze laatste vergadering van het verloop van de vorige melding is gemaakt.

  • 2. Een bestuurder kan zich door een andere bestuurder bij schriftelijke volmacht doen vertegenwoordigen.

  • 3. ledere bestuurder brengt één stem uit. Blanco stemmen worden beschouwd niet te zijn uitgebracht.

  • 4. Het ter vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter, dat door de vergadering een besluit is genomen, is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover gestemd werd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel.

  • 5. Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het in het voorgaande lid bedoelde oordeel de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats wanneer de meerderheid van de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, één aanwezige bestuurder dit verlangt.

  • 6. Indien bij een verkiezing van personen uit meer dan twee kandidaten niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, vindt een herstemming plaats over de twee personen die bij de eerste stemming het hoogste aantal stemmen hebben verkregen.

    Ingeval in een herstemming tussen twee personen de stemmen staken, beslist het lot wie van beiden is gekozen.

  • 7. Indien de stemmen staken over een voorstel, niet betreffende verkiezing van personen, wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan wederom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 8. Alle stemmingen geschieden mondeling, tenzij de voorzitter een schriftelijke stemming gewenst acht of een van de stemgerechtigden dat vóór de stemming verlangt. Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes. Besluitvorming bij acclamatie is mogelijk, tenzij een stemgerechtigde hoofdelijke stemming verlangt.

  • 9. Zolang in een bestuursvergadering alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn kunnen geldige besluiten worden genomen, mits met algemene stemmen, omtrent alle aan de orde komende onderwerpen – dus mede een voorstel tot statutenwijziging of tot ontbinding – ook al heeft geen oproeping plaatsgehad of is deze niet op de voorgeschreven wijze geschied of is enig ander voorschrift omtrent het oproepen en houden van vergaderingen of een daarmee verband houdende formaliteit niet in acht genomen.

  • 10. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan geldige besluitvorming door het Bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits het desbetreffende voorstel schriftelijk aan bestuurders is toegezonden en alle bestuurders zich schriftelijk over het desbetreffende voorstel hebben uitgesproken.

    Het bepaalde in het eerste tot en met derde lid en het zesde tot en met zevende lid is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gesteld.

  • 11. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de Stichting en de met haar verbonden organisatie. Het betreffende besluit wordt dan genomen door de overige bestuurders, met inachtneming van het vorenstaande. Indien alle bestuurders een direct of indirect persoonlijk belang hebben dat tegenstrijdig is met het belang van de Stichting en de met haar verbonden organisatie, neemt het Bestuur het betreffende besluit met algemene stemmen, onder schriftelijke motivering.

  • 12. Het Bestuur kan telefonisch, per videoconference of door middel van een ander communicatiemiddel vergaderen, mits alle bestuurders die aan zodanige vergadering deelnemen elkaar kunnen verstaan. Een bestuurder kan telefonisch, per videoconference of door middel van een ander communicatiemiddel aan een vergadering van het bestuur deelnemen, mits die bestuurder steeds alle andere aan die vergadering deelnemende bestuurders kan verstaan en door die andere bestuurders wordt verstaan.

Artikel 13 Directeur
  • 1. Het Bestuur wijst een Directeur aan. Slechts natuurlijke personen kunnen worden aangewezen tot Directeur. Het Bestuur kan een Directeur te allen tijde schorsen of ontslaan.

  • 2. De Directeur is belast met de algemene en dagelijkse gang van zaken in de Stichting, alsmede met de voorbereiding en uitvoering van de besluiten van het Bestuur.

  • 3. Het Bestuur kan de Directeur volmacht verlenen, van welke volmacht omvang en inhoud door het Bestuur worden vastgesteld.

  • 4. De Directeur oefent zijn taken en bevoegdheden, inclusief het administratief en geldelijk beheer van de Stichting, alsmede de inning van bijdragen, uit onder verantwoordelijkheid van het Bestuur.

  • 5. De Directeur is verantwoording schuldig aan het Bestuur ter zake van de uitoefening van de aan hem bij de statuten of reglementen van de Stichting opgedragen taken.

  • 6. De Directeur woont, tenzij het Bestuur anders besluit, de vergaderingen van het Bestuur bij en heeft daarin een adviserende stem.

Artikel 14 Platforms
  • 1. De Stichting stelt een aantal Platforms in, overeenkomstig het aantal sectoren genoemd in artikel 3 eerste lid van deze statuten.

  • 2. Een Platform bestaat uit vertegenwoordigers van de werknemers- en werkgeversorganisaties die betrokken zijn bij de CAO-tafels. Deze vertegenwoordigers wijzen voorts, onder mededeling aan het Bestuur, de overige leden van het Platform aan.

  • 3. Ieder Platform is verantwoording schuldig aan het Bestuur ter zake van de uitoefening van de aan dat Platform bij of krachtens de statuten of reglementen van de Stichting opgedragen taken.

  • 4. De taken, bevoegdheden en werkwijze van de Platforms worden, met inachtneming van de binnen de stichting vastgesteld kaders, nader uitgewerkt in een door het Platform vast te stellen reglement.

Artikel 15 Vrijwaring
  • 1. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan bestuurders en aan voormalige bestuurders vergoed:

    • a. de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie als bestuurder;

    • b. de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van een andere functie als bestuurder of toezichthouder die zij op schriftelijk verzoek van de Stichting, binnen de groep waartoe deze behoort, vervullen of hebben vervuld;

    • c. eventuele schadevergoedingen die zij verschuldigd zijn wegens een hierboven onder a. of b. vermeld handelen of nalaten; en

    • d. eventuele schikkingen die zij met voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Stichting treffen in verband met een hierboven als onder a. of b. vermeld handelen of nalaten.

  • 2. De Stichting zal de bestuurders en de voormalige bestuurders, in aanvulling op het hiervoor bepaalde, ook de over enig aan een derde te vergoeden bedrag verschuldigde wettelijke rente vergoeden, alsmede de proceskosten welke bestuurders zijn gehouden te voldoen, door autoriteiten opgelegde boetes, voor zover vergoeding daarvan rechtens is toegestaan, en de met het verweer daartegen verbonden rechtsbijstandkosten, mits deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en in redelijke verhouding staan tot het belang van de procedure.

  • 3. De Stichting zal bestuurders schadeloos stellen voor de redelijke en noodzakelijke kosten die verbonden zijn aan het instrueren van een externe public relations deskundige om schade aan de reputatie van het bestuurder door een procedure, onderzoek of aansprakelijkstelling als gedekt door deze bepaling te verminderen.

  • 4. Deze vrijwaring komt, voor zover nodig, ook ten goede van erfgenamen of legatarissen van bestuurders en voormalig bestuurders.

  • 5. Mocht de Stichting een bestuurder of voormalig bestuurder aansprakelijk stellen ter zake van schade die de Stichting lijdt als gevolg van enig handelen of nalaten van het betreffende bestuurder of voormalig bestuurder, dan vergoedt de Stichting eveneens de redelijke kosten van het voeren van verdediging van het betreffende bestuurder of voormalig bestuurder. Na een in kracht van gewijsde gegane uitspraak inhoudende de aansprakelijkheid van de betrokkene jegens de Stichting, is de betrokkene gehouden tot terugbetaling van het aldus door de Stichting vergoede bedrag. Alvorens de Stichting tot betaling overgaat kan de Stichting zekerheid eisen voor het geval de betrokkene gehouden blijkt tot terugbetaling.

  • 6. Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor in dit artikel bedoeld indien en voor zover (i) door de Nederlandse rechter bij een in kracht van gewijsde gegane uitspraak is vastgesteld dat het handelen of nalaten van de betrokkene kan worden gekenschetst als opzettelijk, bewust roekeloos of ernstig verwijtbaar, tenzij uit de wet anders voortvloeit of zulks in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, of (ii) de kosten of het vermogensverlies van de betrokkene is gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensverlies heeft uitbetaald. De Stichting kan ten behoeve van de betrokkenen verzekeringen tegen aansprakelijkheid afsluiten.

Artikel 16 Reglement
  • 1. Het Bestuur is bevoegd één of meer reglementen vast te stellen, te wijzigen of op te heffen waarin die waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering van bijdragen als bedoeld in artikel 5 eerste lid onder a, alsmede de wijze waarop de doelstelling zal worden gerealiseerd. Voorts is het Bestuur bevoegd reglementen vast te stellen, te wijzigen of op te heffen waarin die onderwerpen worden geregeld welke niet in de statuten zijn vervat.

  • 2. Het Bestuur zal de betrokkenheid van de Platforms bevorderen en waarborgen. Het Bestuur stelt een reglement vast waarin vorm en inrichting wordt gegeven aan deze betrokkenheid.

  • 3. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van het bestuursreglement is het bepaalde in artikel 18 tweede lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Een reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.

Artikel 17 Financieel beheer
  • 1. Het boekjaar van de Stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Het Bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de Stichting zodanige aantekening te (doen) houden, dat daaruit te allen tijde de financiële rechten en verplichtingen van de Stichting kunnen worden gekend.

  • 3. Jaarlijks, uiterlijk zes maanden na afloop van het boekjaar, stelt het Bestuur een door een externe registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde balans, staat van baten en lasten, alsmede een verslag omtrent de financiële toestand van de Stichting vast. Deze bescheiden worden gespecificeerd volgens de in artikel 3 genoemde activiteiten/bestedingsdoelen en hieruit moet blijken dat de uitgaven overeenkomstig de bestedingsdoelen zijn gedaan. Voorts worden deze bescheiden steeds ten minste tien jaar bewaard.

    Het Bestuur legt in het (financieel) bestuursverslag rekening en verantwoording af over het gevoerde beleid. Door de vaststelling door het Bestuur van de door de externe registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde jaarstukken wordt de penningmeester gedechargeerd voor het financiële beleid over het afgelopen boekjaar.

    Het (financieel) bestuursverslag en de accountantsverklaring worden ten kantore van de Stichting ter inzage van werkgevers- en werknemers(organisaties) neergelegd, alsmede zijn voor werkgevers- en werknemers(organisaties) op aanvraag en tegen vergoeding van de hieraan verbonden kosten verkrijgbaar. Voorts worden het (financieel) bestuursverslag en de accountantsverklaring ter inzage neergelegd op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

Artikel 18 Statutenwijziging
  • 1. In de statuten van de Stichting kan geen verandering worden gebracht dan door een besluit van het Bestuur, waartoe is opgeroepen met de mededeling dat aldaar wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.

  • 2. Een besluit tot statutenwijziging kan slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin ten minste twee/derde van het aantal bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Is niet twee/derde van het aantal bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd, dan kan binnen vier weken daarna een tweede bestuursvergadering bijeengeroepen en gehouden worden, waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders kan worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • 3. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt en verleden.

Artikel 19 Ontbinding en vereffening
  • 1. Het Bestuur is bevoegd een besluit te nemen tot ontbinding van de Stichting. Zodanig besluit aangaande de ontbinding van de Stichting wordt genomen overeenkomstig het bepaalde bij het voorgaande artikel.

  • 2. Ingeval van ontbinding geschiedt de liquidatie door de ten tijde daarvan fungerende bestuurders. Met betrekking tot die liquidatie behouden de statuten, ook ten aanzien van de voorziening in vacatures, overeenkomstige toepassing.

  • 3. Aan hetgeen na voldoening van alle schulden van het vermogen van de ontbonden Stichting overblijft wordt op door het Bestuur te bepalen wijze een bestemming gegeven, ten behoeve van een doel dat zoveel mogelijk met de geest van het doel van de Stichting in overeenstemming is.

Artikel 20 Onvoorziene gevallen
  • 1. In alle gevallen welke binnen de grenzen van deze statuten vallen, doch daarin niet zijn geregeld, wordt door een bestuursbesluit voorzien.

  • 2. Het Bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met deze statuten.

BIJLAGE II:

Bijlage als bedoeld in artikel 1 vierde lid van de CAO FCB Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang.

Reglement van de Stichting FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen als omschreven in artikel 1 van de statuten.

Artikel 2 Hoogte van de bijdrage (A-premie en B-premie)
  • 1. De hoogte van de werkgeversbijdrage, als bedoeld in artikel 7 van de CAO, wordt bepaald door het in dat artikel genoemde percentage te berekenen over de totale loonsom van alle in dienst van de werkgever zijnde werknemers.

  • 2. Onder loonsom als bedoeld in lid 1 dient in dit verband te worden begrepen:

    het totaal van alle verloonde bedragen waarover loonbelasting en premies volksverzekeringen moet worden afgedragen (totaal loon voor de loonheffing), voor het jaar direct voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft, zoals vermeld op de verzamelloonstaat.

  • 3.

    • A. De werkgever is verplicht de Stichting schriftelijk te informeren, voorzien van relevante documentatie over relevante wijzigingen in adres- en overige gegevens en over bijzondere situaties, zoals het starten van een onderneming, substantiële inkrimping, een fusie of een overname.

    • B. Indien een dergelijke bijzondere situatie in het lopende kalenderjaar plaatsvindt dan wordt van de hoogte van de loonsom in dat kalenderjaar een schatting gemaakt. De geschatte loonsom wordt als uitgangspunt genomen om de hoogte van de bijdrage te berekenen. Na afloop van dat jaar wordt op basis van de werkelijke loonsom bekeken of een verrekening nodig is.

  • 4. De A-premie wordt vastgesteld door de Stichting FCB, via vaststelling van een cao.

  • 5. Het is mogelijk om een B-premie vast te stellen, voor alle werkgevers die onder de werkingssfeer van de cao FCB vallen of voor onderdelen daarvan. Deze B-premie wordt vastgesteld door de Stichting FCB, via vaststelling van een cao.

Artikel 3 Opgave gegevens en vaststelling bijdrage
  • 1.

    • A. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de Stichting bepaald schriftelijk de volgende gegevens te verstrekken:

      • de loonsomgegevens, zoals bedoeld in art. 2 lid 2: via toezending van een geanonimiseerde al dan niet middels salarissoftware opgemaakte verzamelloonstaat met legenda ter onderbouwing van voornoemde gegevens;

      • alsmede in dat kader iedere medewerking te verlenen en gegevens en documentatie te verstrekken die door de Stichting noodzakelijk of gewenst wordt geacht om de door de werkgever voor het doel van de Stichting verschuldigde bijdrage vast te stellen.

    • B. Indien de werkgever nalaat de gevraagde gegevens tijdig en op de gevraagde wijze te verstrekken, is de Stichting bevoegd deze gegevens naar beste vermogen vast te stellen en te vermeerderen met een opslag welke door het bestuur van de Stichting is vastgesteld op 30%.

    • C. Indien een werkgever meent ten onrechte aangeschreven te zijn dan kan deze een bezwaar indienen bij de Stichting op grond van het bezwarenreglement. Een ingediend bezwaar heeft geen opschortende werking van de verplichting op grond van dit reglement.

  • 2. De gegevens die de werkgever op grond van het voorgaande lid verstrekt c.q. geacht wordt te hebben verstrekt dienen uitsluitend ter bepaling van de door de werkgever verschuldigde bijdrage.

  • 3. De Stichting stelt het te betalen bedrag van de bijdrage vast op grond van de bepalingen in deze cao en stuurt een factuur aan de werkgever. De werkgever is verplicht de door hem over een kalenderjaar verschuldigde bijdrage te voldoen vóór de door de Stichting vastgestelde en op de factuur vermelde datum. Indien sprake is van een situatie zoals bedoeld onder artikel 3 1 B wordt een opslag van € 25 voor administratie geheven.

  • 4.

    • A. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage is de werkgever in gebreke, door het enkele feit van het verloop van de termijn. De Stichting stuurt dan een aanmaning en is bevoegd € 25 administratiekosten te vorderen.

    • B. Bij niet tijdige betaling van de aanmaning blijft de werkgever in gebreke en is de Stichting dan bevoegd te vorderen:

      • rente over het verschuldigde bedrag vanaf de datum dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn, alsmede

      • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de Wet.

    Deze rente wordt berekend op basis van het percentage van de wettelijke rente bedoeld in artikel 119a boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. De buitengerechtelijke invorderingskosten zijn gebaseerd op de richtlijn zakelijke vorderingen (B2B) uit de Wet Incassokosten worden gesteld op maximaal 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 48,40 (inclusief BTW), over de door de Stichting vastgestelde loonsom, plus eventuele opslag en inclusief rente.

    Eventuele te maken gerechtelijke of proceskosten zullen tevens worden gevorderd.

  • 5. Het bestuur stelt een uitvoeringsreglement vast voor de werkwijze van heffing en inning en een reglement voor bezwarenbehandeling.

Artikel 4 Realisering doelstelling en werkwijze
  • 1. De Stichting verwezenlijkt het in artikel 3 van de statuten genoemde doel door het doen uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in deze doelstelling waarbij het toekennen van financiële middelen aan organisaties tot de mogelijkheden behoort.

  • 2. Een aanvraag om toekenning van financiële middelen kan plaatsvinden binnen de gestelde kaders voor betreffende activiteiten zoals gesteld door de Stichting en moet schriftelijk bij het bestuur van de Stichting worden ingediend en zo spoedig mogelijk na het beschikbaar komen van de financiële middelen en het besluit een aanvraag in te dienen;

    Bij de aanvraag gelden de volgende voorwaarden:

    • er dient een begroting betreffende de (voorgenomen) aanwending van de aangevraagde financiële middelen te worden meegezonden die is gespecificeerd volgens de in artikel 3 van de statuten genoemde activiteiten/bestedingsdoelen en voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen bij de betreffende activiteit;

    • De organisatie voldoet aan de bepalingen in dit reglement.

  • 3. Betreffende de (plaatsgevonden) besteding van de ontvangen financiële middelen dient schriftelijk bij het bestuur van de Stichting een verklaring te worden ingediend op basis van de gestelde voorwaarden bij de betreffende activiteit en zo spoedig mogelijk na de besteding van de middelen, maar uiterlijk voor de eerste juli van het jaar waarop de middelen betrekking hadden.

    De verklaring moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3 van de statuten genoemde activiteiten/bestedingsdoelen en dient te zijn gecontroleerd door een registeraccountant of accountant-administratie-consulent met certificerende bevoegdheid. De verklaring maakt geïntegreerd onderdeel uit van het (financieel) jaarverslag.

Artikel 5 Begroting

Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks voor 15 december een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast, betrekking hebbend op het eerstvolgende kalenderjaar. Deze begroting is gespecificeerd volgens de in artikel 3 van de statuten genoemde activiteiten/bestedingsdoelen en omvat in ieder geval:

  • a. de geraamde opbrengst van de inkomsten bedoeld in artikel 4 eerste lid van de statuten;

  • b. een raming van de kosten van het administratief en geldelijk beheer van de Stichting alsmede van de inning van de bijdragen bedoeld in artikel 4 eerste lid onder a van de statuten, voor zover opgedragen aan derden;

  • c. het bedrag beschikbaar voor financiering van activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de statuten;

  • d. de kosten van de Stichting en eventuele andere lasten.

De begroting wordt ten kantore van de Stichting ter inzage van werkgevers- en werknemers (organisaties) neergelegd alsmede is voor werkgevers- en werknemers(organisaties) op aanvraag en tegen vergoeding van de hieraan verbonden kosten verkrijgbaar.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2024.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetgeving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Dictum IV

Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uit maakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassingspraktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.

Dictum V

Ten overvloede merk ik op dat dit besluit niet van toepassing is op werkgevers die op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit direct gebonden zijn aan de cao Gemeenten en/of de cao Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeenten.

Dictum VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2025 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 19 januari 2022

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven