TOELICHTING
Algemeen
Aanleiding
Tijdens de pandemie is vanuit de overheid een beroep gedaan op zorgpersoneel om aan
het werk te blijven, ondanks dat nog weinig bekend was over hoe veilig te werken met
het virus. Sommige zorgmedewerkers zijn langdurig ziek geworden door COVID-19. Inmiddels,
twee jaar na de start van de COVID-pandemie, kunnen de eerste zorgverleners met langdurige
klachten na een COVID-besmetting een uitkering aanvragen op grond van de Wet werk
en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: de Wia). Nog onduidelijk is wat de vooruitzichten
zijn bij deze langdurige klachten en of, en op welke termijn herstel mogelijk is.
Tegelijkertijd is er in de zorg een tekort aan personeel, waardoor behoud van personeel
gewenst is. Vanuit de taskforce Optimale ondersteuning inzet zorgprofessionals is daarom geadviseerd werkgevers tijdelijk aanvullend te ondersteunen om zorgmedewerkers
met langdurige klachten na een COVID-besmetting te behouden voor de zorg.1 Behoud van werk en inkomen is ook voor werknemers van belang.
De kosten die werkgevers nu al hebben door het hoge ziekteverzuim zullen voor veel
werkgevers een financiële drempel zijn om voor medewerkers die langdurig ziek zijn
geworden, na het tweede ziektejaar het loon te blijven doorbetalen. De wens om zorgmedewerkers
die langdurig ziek zijn door langdurige klachten na een COVID-besmetting voor de zorg
te behouden, heeft geleid tot de onderhavige regeling: Subsidieregeling behoud langdurig
zieke zorgwerknemers (hierna: de subsidieregeling). Of de langdurige ziekte wordt
veroorzaakt door klachten na een doorgemaakte COVID-besmetting kan echter niet worden
vastgesteld of gecontroleerd. Daarom richt de subsidieregeling zich in brede zin op
de ondersteuning van zorgwerkgevers ten behoeve van het behoud van medewerkers die
in de periode maart 2020 tot en met december 2020 langdurig ziek zijn geworden. Deze
bredere reikwijdte van de subsidieregeling sluit aan bij de personeelstekorten die
in de sector zorg en welzijn spelen: behoud van zorgpersoneel is gewenst. Daar komt
bij dat het aannemelijk is dat ongeacht de aard van de aandoening, er vanwege de druk
op de zorg en de algemene coronamaatregelen beperkingen waren ten aanzien van de te
ondernemen re-integratie activiteiten.
In de zomer van 2022 wordt het onderzoek van het programma COVID-19 en Werk afgerond, waaruit dit najaar nieuwe inzichten en handvatten kunnen volgen ten aanzien
van werkhervatting (met langdurige klachten) na een COVID-besmetting. De duur van
onderhavige regeling sluit aan op het moment waarop meer handvatten voor werkhervatting
(met langdurige klachten) na een COVID-besmetting beschikbaar komen. Er kan subsidie
worden aangevraagd in het geval de zorgaanbieder en de langdurig zieke zorgmedewerker
waarvoor de eerste ziektedag in de periode 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020
ligt, een vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling na het tweede ziektejaar
van minimaal 6 maanden zijn overeengekomen.
Doel en inhoud van de regeling
Op basis van de subsidieregeling kunnen werkgevers, die langdurig zieke zorgmedewerkers
na het tweede ziektejaar vrijwillig in dienst houden en derhalve het loon blijven
doorbetalen, op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten daarvan ontvangen. De regeling
beoogt werkgevers daarmee te stimuleren zo’n verlengde loondoorbetaling af te spreken.
Achterliggend doel daarvan is door de verlenging van de periode van re-integratie
meer langdurig zieke zorgmedewerkers te kunnen behouden voor het werk in de zorg.
Met de vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling garandeert de werkgever dat
deze de loondoorbetaling en re-integratieactiviteiten met de langdurig zieke werknemer(s)
voortzet zolang dat nodig is, tot uiterlijk de afgesproken einddatum van de vrijwillige
verlenging van de loondoorbetaling. Bij volledig herstel van de zieke werknemer (werkhervatting)
eindigt de loondoorbetaling.
Het subsidiebedrag dekt de helft van de gemiddelde loonkosten per maand voor de feitelijke
duur van de vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling. Hierbij is uitgegaan van
70% loondoorbetaling in het tweede ziektejaar voor een verpleegkundige of verzorgende,
gecorrigeerd voor de deeltijdfactor in de zorg.
Relatie sociale zekerheid
Bij ziekte van zijn werknemer is de werkgever verplicht om gedurende de eerste twee
ziektejaren het loon door te betalen. Werkgever en werknemer werken gedurende die
periode aan het herstel en de re-integratie van de zieke werknemer. Wordt de periode
van loondoorbetaling verlengd, dan zijn zij op grond van de Wia verplicht de re-integratieinspanningen
voort te zetten.2 Na afloop van de periode van verlenging van de loondoorbetaling toetst het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) of voldoende re-integratie inspanningen zijn
gepleegd; dit is een reguliere activiteit.3
De Wia biedt de mogelijkheid de loondoorbetaling na het tweede ziektejaar met 3 tot
12 maanden te verlengen. Als hiervoor wordt gekozen, wordt – in afwachting van de
resultaten van deze verlengde periode van re-integratieinspanningen – de aanvraag
van een Wia-uitkering uitgesteld. Om de betrokken werknemer voldoende gelegenheid
te geven om verder aan zijn herstel en re-integratie te werken, is als subsidievoorwaarde
gesteld dat de loondoorbetaling na het tweede ziektejaar met minimaal een half jaar
wordt verlengd. Als werkgever en werknemer van mening zijn dat een langere periode
dan 6 maanden nodig is, kunnen zij – gelet op de termijnen die gelden vanuit de Wia
– de loondoorbetaling verlengen tot in totaal ten hoogste twaalf maanden. Op verzoek
van werkgever en werknemer verlengt het UWV de periode van loondoorbetaling tussentijds.
Gevolgen voor de regeldruk
De subsidieregeling brengt in beperkte mate administratieve lasten mee bij het aanvragen
van een subsidie. De administratieve lasten voor het aanvragen van de subsidie bestaan
uit het eenmalig kennisnemen van de regeling (taak 1), het indienen van de aanvraag
tot subsidieverlening met de daarvoor bestemde stukken zoals opgenomen onder artikel
6, derde lid, van deze subsidieregeling (taak 2). Zo dient een aanvrager onder andere
gegevens te verzamelen over de loondoorbetaling(en), een machtigingsformulier in te
vullen en te laten ondertekenen, het aanvraagformulier in te vullen en ten slotte
alle relevante documenten te uploaden. De zorgaanbieder heeft een meldplicht (taak
3) als er zich omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn
voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Een
dergelijke omstandigheid is bijvoorbeeld een wijziging van de duur van de afgesproken
of feitelijke vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling.
Ten behoeve van de beoordeling van de subsidieaanvraag worden gegevens opgevraagd
bij het UWV over het aantal verlengingen van de loondoorbetaling aan langdurig zieke
werknemer dat voor de aanvragende werkgevers bij het UWV bekend is. Na afloop van
de activiteiten worden de subsidieverleningen ambtshalve vastgesteld. Indien een subsidieaanvraag
binnen de steekproef valt, kan aan de ontvanger worden gevraagd om aanvullende informatie
aan te leveren om aan te tonen dat de aanvrager inderdaad recht had op de verleende
subsidie (taak 4). Hierbij kan worden gedacht aan het aanleveren van gegevens over
de feitelijke duur van de loondoorbetaling na het tweede ziektejaar. Voorts geldt
er een administratieplicht voor subsidies van € 25.000 of meer. Dit betreft een beknopt
overzicht van de (geanonimiseerde) medewerkers waarvoor een subsidie is aangevraagd
en waarbij tevens duidelijk wordt wat de afgesproken maximale duur van de loondoorbetaling
is en de feitelijke duur daarvan (taak 5).
De aanvraag tot verlening van de subsidie wordt via een digitaal portaal ingediend.
Om de administratieve lasten in het kader van de subsidieaanvraag te beperken kan
een zorgaanbieder de aanvragen voor verschillende medewerkers gebundeld indienen.
Zorgaanbieders hoeven geen aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen
omdat de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (hierna: de minister) ambtshalve overgaat
tot vaststelling van de subsidie. Indien een werkgever voor meerdere vrijwillige verlengingen
tegelijk een subsidieaanvraag doet, leidt dit tot een navenante daling van de regeldrukkosten
die gemoeid zijn met de aanvraag en verantwoording over de subsidie.
Voor het berekenen van de kosten is uitgegaan van een tarief voor hoogopgeleiden van
€ 54 (zie ook Tabel 1) en gebruik gemaakt van de tijdsbestedingstabel uit het Rijksbrede
handboek 'Meting regeldrukkosten'. Omdat het aantal aanvragen niet goed kan worden
ingeschat, zijn voor de berekening van de regeldruk vier scenario’s uitgewerkt. Bij
taak 3 en 4 is voor de berekening van de regeldruk uitgegaan van de situatie dat deze
taken voor 10% van de aanvragen geldt.
De bovengenoemde administratieve lasten voor het aanvragen van deze subsidie kosten
bij elkaar:
Taak
|
Uurtarief
|
Eenheid (uren)
|
Kosten (in €)
|
1
|
€ 54
|
0,5
|
€ 27
|
2
|
€ 54
|
1,5
|
€ 81
|
3
|
€ 54
|
1,25
|
€ 67,50
|
4
|
€ 54
|
0,5
|
€ 27
|
|
|
Totaal per werknemer
|
€ 202,50
|
|
|
|
|
5
|
€ 54
|
0,25
|
€ 13,5
|
|
|
Totaal per subsidie van € 25.000 en meer
|
€ 216
|
Aantal aanvragen
|
Administratieve lasten taak 1, 2
|
Administratieve lasten taak 3, 4
|
Administratieve lasten taak 51
|
Totale administratieve lasten
|
200
|
€ 21.600
|
€ 2.160
|
€ 540
|
€ 24.300
|
400
|
€ 43.200
|
€ 4.320
|
€ 1.080
|
€ 48.600
|
600
|
€ 64.800
|
€ 6.480
|
€ 1.620
|
€ 72.900
|
1.000
|
€ 108.000
|
€ 10.800
|
€ 2.700
|
€ 121.500
|
X Noot
1Voor de berekening is uitgegaan van de situatie dat 20% van de aanvragen een subsidie
ontvangt van tenminste € 25.000.
Door de uitvoering van de subsidieregeling geheel bij het UWV te beleggen zouden werkgevers
minder alternatieve lasten hebben, omdat bij het UWV reeds gegevens over verlengingen
van de loondoorbetaling beschikbaar zijn. Het UWV heeft echter geen grondslag voor
de verwerking van persoonsgegevens in het kader van een subsidieregeling en bovendien
valt het toekennen van subsidie buiten de wettelijke taak van het UWV. De in deze
regeling gekozen werkwijze waarborgt dat in het kader van de aanvraag geen persoonsgegevens
worden verwerkt.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor
een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Staatssteun
Voor de beantwoording van de vraag of een overheidsmaatregel staatssteun is in de
zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (hierna: VWEU) met zich meebrengt, moet een vijftal elementen cumulatief aanwezig
zijn:
-
1. De begunstigde is een onderneming;
-
2. De maatregel is afkomstig van en toe te rekenen aan de staat;
-
3. De maatregel levert de onderneming een economisch voordeel op;
-
4. De maatregel is selectief;
-
5. De maatregel leidt tot (potentiële) vervalsing van de mededinging en een ongunstige
beïnvloeding van het intracommunautaire handelsverkeer.
Zorgaanbieders zijn ondernemingen in de zin van het staatssteunrecht en ook aan de
overige elementen wordt voldaan. Om te waarborgen dat subsidie op grond van deze regeling
geen ongeoorloofde staatssteun oplevert, komen zorgaanbieders enkel in aanmerking
voor subsidie indien zij voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 651/2014
van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van
de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
In deze algemene groepsvrijstellingverordening (hierna: de AGVV) zijn bepaalde steuncategorieën
vrijgesteld van de aanmeldingsplicht van artikel 108, derde lid, VWEU en kan worden
volstaan met een kennisgeving.
Een van die vrijgestelde categorieën betreft steun ten behoeve van kwetsbare werknemers
en werknemers met een handicap. De subsidie die op grond van deze regeling wordt verstrekt,
voldoet aan de voorwaarden van artikel 33 van de AGVV en aan de algemene procedurele
en formele voorwaarden die volgen uit de AGVV.
Artikel 33 van de AGVV maakt het mogelijk om een loonsubsidie te verstrekken ten behoeve
van de tewerkstelling van werknemers met een handicap. De AGVV definieert werknemers
met een handicap als personen die een langdurige fysieke of mentale beperking hebben
die haar/hem in wisselwerking met diverse drempels kan beletten volledig, effectief
en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving. De steunintensiteit
bedraagt ten hoogste 75% van de in aanmerking komende kosten.
De subsidieregeling zal binnen 20 werkdagen na inwerkingtreding bij de Europese Commissie
worden kennisgegeven. Indien er individuele steunverleningen boven de € 500.000 worden
verstrekt, zullen de in bijlage III van de AGVV bedoelde gegevens van deze verleningen
worden gepubliceerd. Daarmee wordt voldaan aan artikel 9 van de AGVV.
Artikelsgewijs
Artikel 1. Begripsbepalingen
Artikel 1 voorziet in de begripsbepalingen die van toepassing zijn op de Subsidieregeling.
De doelgroep van de Subsidieregeling omvat zorgaanbieders die zorg verlenen bij of
krachtens de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet, de Wet publieke gezondheid,
de Jeugdwet of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Ook ADL-aanbieders (aanbieders
van assistentie bij algemene dagelijkse levensverrichtingen) en de Stichting SBOH
behoren op grond van deze Subsidieregeling tot de zorgaanbieders. Werknemers van de
Stichting SBOH verlenen eveneens zorg. Deze werknemers betreffen bijvoorbeeld huisartsen
in opleiding.
Publiekrechtelijke rechtspersonen komen ook in aanmerking voor subsidie op grond van
onderhavige regeling. Het gaat daarbij om GGD’en en academische ziekenhuizen als bedoeld
in artikel 1.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Budgethouders die vanuit een PGB vier of meer dagen per week een zorgverlener in dienst
hebben, hebben bij ziekte een loondoorbetalingsverplichting van maximaal 2 jaar. Zij
zouden zodoende na het tweede ziektejaar ook de loondoorbetaling vrijwillig kunnen
verlengen. Gedurende de eerste twee ziektejaren draagt de gemeente of het zorgkantoor
zorg voor de loondoorbetaling omdat de budgethouder het budget aan zorg moet besteden.
Een verlenging van de loondoorbetaling na het tweede ziektejaar ligt zodoende niet
in de rede. De budgethouders zijn daarom niet onder het begrip zorgaanbieder van deze
regeling gebracht.
Subsidie wordt enkel verstrekt aan zorgaanbieders die op 1 januari 2021 in het handelsregister
stonden ingeschreven met een hoofd- of nevenactiviteit met de daarbij behorende code
van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) die in Bijlage 1 is opgenomen. Aan de hand
van deze SBI-code wordt vastgesteld dat het om zorgaanbieders gaat die vallen binnen
de sector gezondheid- en welzijnszorg.
Het kan zich voordoen dat een zorgaanbieder zich (destijds) abusievelijk niet heeft
ingeschreven met een hoofd- of nevenactiviteit met de daarbij behorende SBI-code die
opgenomen is in Bijlage 1, terwijl de zorgaanbieder wel zulke activiteiten uitoefent.
Daarom geeft het tweede lid van dit artikel de mogelijkheid om in zulke gevallen toch
subsidie aan te vragen mits uit de aanduiding waarmee de onderneming op 1 januari
2021 is ingeschreven in het handelsregister, naar het oordeel van de minister voldoende
blijkt dat de onderneming een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in Bijlage 1
is opgenomen. Wanneer een zorgaanbieder van wie een aanvraag in het kader van de Subsidieregeling
bonus zorgprofessionals COVID-19 is gehonoreerd, niet op de genoemde datum met een
SBI-code uit Bijlage 1 stond ingeschreven, volstaat het om opgave te doen van het
kenmerk van de subsidiebeschikking die voor die subsidieregeling is ontvangen. In
het kader van de beoordeling van die subsidieaanvraag is dan namelijk reeds beoordeeld
of hoofd- of nevenactiviteiten worden uitgevoerd die in Bijlage 1 zijn opgenomen.
Voordat een werknemer aanspraak kan maken op een uitkering op grond van de Wia geldt
een 'wachttijd' van 104 weken. Gedurende die periode is de werkgever gehouden het
loon door te betalen. Na afloop van de wachttijd kan, op gezamenlijk verzoek van de
werknemer en diens werkgever, het tijdvak waarin de werkgever het loon van de werknemer
(gedeeltelijk) doorbetaalt en de re-integratieinspanningen voortzet, worden verlengd.
Er is dan sprake van een 'vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling'. Een afspraak
over verlenging van de loondoorbetaling na het tweede ziektejaar dient aan het UWV
ter goedkeuring worden voorgelegd.
Onder een 'werknemer' wordt een zorgmedewerker verstaan die bij de zorgaanbieder werkt
op basis van een arbeidsovereenkomst met de zorgaanbieder. Met deze regeling wordt
aangesloten bij het stelsel van sociale zekerheid waarin voor werknemers na het tweede
ziektejaar de loondoorbetaling kan worden verlengd. Voor freelancers en uitzendpersoneel
gelden andere regels dan voor werknemers ten aanzien van de verplichting van de werkgever
bij ziekte het loon door te betalen. In de Ziektewet is geregeld dat zieke werknemers
die geen vaste baan hebben en geen loon krijgen, zoals uitzendkrachten en oproep-
of invalkrachten, toch een inkomen behouden. Voor deze groepen geldt dat hun contract
stopt op het moment van ziekte en dat zij dan onder het regime van de Ziektewet vallen.
Er is dan geen sprake van een werkgever die tot en met het tweede ziektejaar een loondoorbetalingsverplichting
heeft. Een (subsidie vanwege) vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling na het
tweede ziektejaar door de (voormalige) werkgever/opdrachtgever is voor deze groepen
daardoor niet aan de orde.
Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling
Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing,
met uitzondering van de artikelen 5.1, 5.4, 5.6 en 5.7. Het betreffen aan de subsidie
verbonden verplichtingen ten aanzien van de besteding van de subsidie, het meewerken
aan onderzoek, de mogelijkheid tot het opleggen van aanvullende verplichtingen en
de meldingsplicht.
Artikel 3. Subsidiabele activiteiten
In artikel 3 is omschreven voor welke activiteit subsidie kan worden verstrekt, namelijk
de vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling aan de werknemer, bedoeld in artikel 24
van de Wia. In artikel 24 van de Wia staat dat het tijdvak, gedurende welke de verzekerde
(de werknemer) jegens zijn werkgever recht heeft op loon of bezoldiging, op gezamenlijk
verzoek van de verzekerde en die werkgever door het UWV kan worden verlengd. Zorgaanbieders
kunnen een beroep op deze Subsidieregeling doen als zij met hun langdurig zieke medewerker(s)
hebben afgesproken de loondoorbetaling bij ziekte na het tweede ziektejaar met minimaal
een half jaar te verlengen.
Artikel 4. Hoogte van de subsidie
Het subsidiebedrag is vastgesteld op € 1.100 per maand per zorgmedewerker. Het subsidiebedrag
is berekend op een dekking van (afgerond) 50% van de gemiddelde kosten van de loondoorbetaling.
Daarbij is uitgegaan van:
-
− loondoorbetaling op het niveau van de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar, zijnde
70%;
-
− de gemiddelde loonkosten voor een medewerker in verzorgende of verplegende beroepen;
-
− de gemiddelde deeltijdfactor in zorg en welzijn.
De hoogte van de subsidie hangt af van het aantal werknemers waarvoor een vrijwillige
verlenging is afgesproken en de feitelijke duur van de verlenging(en) van de loondoorbetaling
aan deze werknemers.
De subsidieverlening en bevoorschotting vindt plaats op basis van de afgesproken maximale
duur van de verlengde loondoorbetaling(en). Op het moment dat de loondoorbetaling
aan de zieke medewerker eindigt, bijvoorbeeld omdat deze het werk weer volledig heeft
hervat, dan dient de werkgever dit direct bij DUS-i te melden. Het stoppen van de
loondoorbetaling, betekent ook dat de subsidieperiode eindigt. Indien hierdoor teveel
subsidie is bevoorschot, kan de teveel ontvangen subsidie bij de vaststelling van
de subsidie worden teruggevorderd.
Voorbeeld
Als gedurende 6 maanden loondoorbetaling heeft plaatsgevonden, bedraagt het subsidiebedrag
€ 6.600. Bij een vrijwillige verlenging van 9 maanden bedraagt de subsidie € 9.900.
Gelet op de maximale subsidieperiode van 12 maanden bedraagt de subsidie maximaal
€ 13.200 per werknemer.
Artikel 5. Subsidievoorwaarden
In artikel 5 is bepaald dat subsidie enkel wordt verstrekt aan zorgaanbieders die
op 1 januari 2021 in het handelsregister stonden ingeschreven met een hoofd- of nevenactiviteit
met een SBI-code die in Bijlage 1 van de Subsidieregeling is opgenomen. Er geldt een
uitzondering indien de minister oordeelt dat uit de aanduiding waarmee de zorgaanbieder
op 1 januari 2021 is ingeschreven in het handelsregister, blijkt dat de zorgaanbieder
een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in Bijlage 1 is opgenomen.
De voorwaarde omtrent de SBI-code is niet van toepassing op de Stichting SBOH. Deze
stichting heeft een SBI-code die niet voorkomt op het overzicht met SBI-codes in Bijlage 1.
Toch is het wenselijk om ook de Stichting SBOH in staat te stellen vanwege een vrijwillige
verlenging van de loondoorbetaling subsidie aan te vragen met het oog op het behoud
van deze (aanstaande) zorgprofessionals die in de praktijk ingezet worden bij een
zorgaanbieder. Denk hierbij aan de huisartsen in opleiding waarvoor de Stichting SBOH
weliswaar de werkgeversrol vervult, maar die bijvoorbeeld in een huisartsenpraktijk
ingezet worden.
De subsidieregeling is bedoeld voor werknemers die langdurig ziek zijn geworden in
de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020.Om voor subsidie in aanmerking
te komen moet de zorgaanbieder met de werknemer een vrijwillige verlenging van de
loondoorbetaling van ten minste zes maanden zijn overeengekomen. Indien werkgever
en werknemer afspreken na het tweede ziektejaar de loondoorbetaling (en re-integratie)
te verlengen, moeten zij deze afspraak door het UWV laten goedkeuren. Het UWV is derhalve
op de hoogte van de loondoorbetalingen die door werkgevers zijn afgesproken en zijn
goedgekeurd. De subsidieaanvraag van een werkgever wordt aan de gegevens van het UWV
over het aantal geregistreerde loondoorbetalingen getoetst. De zorgaanbieder doet
bij de subsidieaanvraag géén opgave van de persoonsgegevens van de werknemers van
wie de vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling door het UWV is goedgekeurd.
Artikel 6. Aanvraag tot verlening
Gedurende de looptijd van de regeling kan een zorgwerkgever met verschillende werknemers
een vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling afspreken. In de regeling zijn
drie tijdvakken opgenomen waarin de werkgever een subsidieaanvraag kan indienen. Zodoende
wordt de zorgaanbieder driemaal een periode van circa zes weken geboden om een subsidieaanvraag
in te dienen. Per aanvraagperiode kan er maximaal één subsidieaanvraag worden ingediend.
Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt dat is
te vinden op www.dus-i.nl. Uit dit formulier blijkt welke gegevens de zorgaanbieder dient aan te leveren. Daarnaast
levert de zorgaanbieder enkele documenten aan. De zorgaanbieder vermeldt op geanonimiseerde
wijze per werknemer wat de ingangsdatum van de wachttijd (eerste ziektedag) en de
duur van de vrijwillige verlenging is. Dat de bankrekening op naam van de aanvrager
staat wordt aangetoond door middel van een recent bankafschrift dat niet ouder is
dan drie maanden en waarbij het IBAN-nummer en de NAW-gegevens duidelijk leesbaar
zijn. DUS-I controleert vervolgens of het IBAN-nummer overeenkomt met de naam op aanvraagformulier
en de KvK-gegevens. Tot slot verstrekt de zorgaanbieder een volmacht in het geval
de subsidie door een ander dan de tekenbevoegde persoon wordt aangevraagd.
In het vijfde lid is opgenomen dat een zorgaanbieder alleen bij de eerste subsidieaanvraag
een volmacht van de tekenbevoegde persoon (mits van toepassing) en een bankafschrift
dient aan te leveren, tenzij er bij een volgende aanvraag sprake is van wijzigingen
met betrekking tot de ondertekening of het bankrekeningnummer.
Artikel 7. Verlening, bevoorschotting en uitbetaling
Na afloop van ieder tijdvak besluit de minister uiterlijk binnen dertien weken over
de aanvragen tot subsidieverlening die in dat tijdvak zijn ingediend. De minister
verstrekt een voorschot van 100% van het bedrag van de subsidieverlening. Dit voorschot
wordt in één termijn betaald.
Artikel 8. Subsidieverplichtingen
De meldingsplicht houdt in dat de subsidieontvanger direct melding moet doen van feiten
en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de subsidie zodra deze zich voordoen.
De subsidieontvanger kan daarmee niet wachten tot de verantwoording over de besteding
van de subsidie. De zorgaanbieder dient in ieder geval een melding te maken in het
geval:
-
− de afgesproken periode van de vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling wijzigt.
Hiervan is sprake als de periode wordt uitgebreid of indien de maximale duur van de
verlenging van de loondoorbetaling wordt verkort.
-
− als de loondoorbetaling aan de werknemer voor de einddatum van de verlengingsperiode
is geëindigd, bijvoorbeeld vanwege volledige werkhervatting van de werknemer.
De subsidiebeschikking zal naar aanleiding van een melding over de wijziging in de
duur van de verlenging van de loondoorbetaling, zonder voorafgaande aanvraag tot herziening,
ambtshalve worden herzien. Indien de melding ziet op een verlenging van de afgesproken periode van de loondoorbetaling, wordt de melding gezien als een
aanvraag tot herziening en wordt de verleningsbeschikking ambtshalve herzien. Indien
de melding ziet op het inkorten van de afgesproken periode van de loondoorbetaling, maar niet minder dan zes maanden,
wordt de verleningsbeschikking ook ambtshalve herzien, maar wordt de eventuele terugvordering
verrekend bij de vaststelling van de subsidie. Als de afgesproken periode van de verlengde loondoorbetaling korter dan zes maanden wordt, dan heeft
dit tot gevolg dat er niet meer aan de subsidievoorwaarden wordt voldaan en de subsidie
zal worden teruggevorderd. Dit is niet het geval als binnen zes maanden werkhervatting
heeft plaatsgevonden en daardoor de feitelijke loondoorbetaling minder dan zes maanden
heeft geduurd.
Verder is in dit artikel de verplichting voor de zorgaanbieder – die op grond van
deze subsidieregeling meer dan € 25.000 subsidie ontvangt – opgenomen om een ordentelijke
administratie te voeren en de daartoe bescheiden ten minste gedurende 10 jaar te bewaren.
De administratie wordt op overzichtelijke, controleerbare en doelmatige wijze ingericht.
Artikel 9. Vaststelling
De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld. De zorgaanbieder hoeft alleen op verzoek
van de minister aan te tonen dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan
de verplichtingen die aan de verleende subsidie zijn verbonden. De zorgaanbieder kan
tijdens de steekproef worden gevraagd om documenten te overleggen waaruit blijkt dat:
-
− sprake is van een vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling;
-
− sprake is van loondoorbetaling aan een werknemer van wie de eerste ziektedag in de
periode 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020 lag; en
-
− dat deze loondoorbetaling heeft plaatsgevonden in de door de aanvrager opgegeven periode.
Die periode is de bij aanvraag opgegeven maximale duur van de verlenging, of de duur
die voortvloeit uit de door de werkgever bij een melding opgegeven duur.
De documenten betreffen bijvoorbeeld (geanonimiseerde) gegevens uit de (salaris)administratie
over de gemaakte afspraken over loondoorbetaling na het tweede ziektejaar en de feitelijke
loondoorbetaling aan langdurig zieke werknemers.
Binnen 22 weken na afloop van alle vrijwillig verlengde loondoorbetalingen door een
zorgaanbieder neemt de minister ambtshalve een besluit over de vaststelling van de
subsidie aan de zorgaanbieder. De subsidie zal worden vastgesteld op een bedrag tot
ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag. Indien blijkt dat de
subsidiabele activiteiten niet of slechts deels zijn uitgevoerd, wordt de subsidie
lager vastgesteld.
Artikel 10. Verantwoording door GGD
In artikel 10 is een afwijkende methode opgenomen voor de verantwoording en vaststelling
van de subsidie in het geval de zorgaanbieder een GGD is. De GGD’en in Nederland worden
gefinancierd door de gemeenten of maken deel uit van een gemeenschappelijke regeling.
Gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen moeten elk jaar aan de rijksoverheid
melden of en hoe ze het geld hebben besteed. Dit doen zij via de methodiek SiSa: single
information, single audit. Dit betekent eenmalige informatieverstrekking, eenmalige
accountantscontrole. Door aan te sluiten bij de SiSa systematiek ten aanzien van de
GGD’en, worden diens administratieve lasten zo laag mogelijk gehouden.
De minister neemt binnen 22 weken na ontvangst van de verantwoordingsinformatie een
besluit over de vaststelling van de subsidie. De subsidie zal worden vastgesteld op
een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.
Artikel 11. Staatssteun
In dit artikel wordt aangegeven dat de subsidie, bedoeld in artikel 3, staatssteun
bevat. Zoals in het algemene deel van deze toelichting is aangegeven, is deze staatssteun
vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting bij de Europese Commissie op grond van
artikel 33 van de AGVV.
Artikel 12. Hardheidsclausule
Deze bepaling bevat een hardheidsclausule. Toepassing van de hardheidsclausule is
aan strenge eisen gebonden en er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden
gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uitgesloten dat zich omstandigheden zullen
voordoen die noodzaken tot afwijken van deze subsidieregeling. Het dient dan te gaan
om onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juli 2023.
De regeling blijft te allen tijde van toepassing op de subsidies die op grond van
deze regeling zijn verstrekt.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,
C. Helder