Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 15 juni 2022, nr. IENW/BSK-2022/135055, houdende regels voor toekenning van rijksbijdragen voor verkeersveiligheidsmaatregelen 2022–2023 (Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2022–2023)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, artikel 6, tweede lid, van de Wet Mobiliteitsfonds, de artikelen 2, 3, eerste lid, aanhef en onder f, 4, eerste en tweede lid, en 5, aanhef en onder a tot en met f en h, van de Kaderwet subsidies I en M en de artikelen 2, derde lid, 4, eerste en tweede lid, 6, zesde lid, 8, eerste lid, 10, tweede lid, 15, vijfde lid, 22, tweede lid, en 23, vijfde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvrager:

een gemeente, niet behorend tot de Vervoerregio Amsterdam of Metropoolregio Rotterdam Den Haag; een provincie; Vervoerregio Amsterdam; Metropoolregio Rotterdam Den Haag of een waterschap;

cofinanciering:

de eigen bijdrage aan de maatregel door de ontvanger én de eventuele externe financiering door andere partijen tezamen;

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

ontvanger:

aanvrager aan wie een rijksbijdrage is toegekend;

rijksbijdrage:

een specifieke uitkering of een subsidie op grond van deze regeling.

Artikel 2 Toepasselijkheid Kaderbesluit subsidies I en M

De artikelen 6, eerste lid, 10, vierde lid, onder a tot en met d en f, 11, 12, aanhef en onder b, c en i, 14, eerste en vierde lid, 17, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c en onder e en f, en tweede lid, 18 en 21 van het Kaderbesluit subsidies I en M zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling, behoudens indien de Financiële-verhoudingswet op de ontvanger van toepassing is.

Artikel 3. Doel

Het doel van deze regeling is het stimuleren van het nemen of versnellen van kosteneffectieve en risicogestuurde verkeersveiligheidsmaatregelen op het onderliggend wegennet.

Artikel 4. Kosten die in aanmerking komen voor rijksbijdrage

  • 1. De minister kan op aanvraag een rijksbijdrage verstrekken voor de kosten van het uitvoeren van maatregelen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

  • 2. De volgende kosten komen voor de verstrekking van een rijksbijdrage in aanmerking:

    • a. uitvoeringskosten; en

    • b. infrastructurele kosten.

  • 3. Op grond van deze regeling wordt geen rijksbijdrage verstrekt voor:

    • a. maatregelen waarvoor reeds een specifieke uitkering of een subsidie door het Rijk is verstrekt;

    • b. maatregelen waarvoor in de begroting van de aanvrager in 2022 of 2023 al volledige dekking is;

    • c. maatregelen waarvan de uitvoering al begonnen is vóór de inwerkingtreding van deze regeling;

    • d. reguliere onderhoudswerkzaamheden;

    • e. personele kosten of kosten voor inhuur van personeel ten behoeve van de voorbereiding van werkzaamheden;

    • f. grondaankopen; en

    • g. omzetbelasting over de kosten van activiteiten en maatregelen voor zover deze omzetbelasting in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds of verrekend kan worden.

Artikel 5. Plafond en wijze van verdeling

  • 1. Het rijksbijdrageplafond voor de jaren 2022–2023 bedraagt in totaal € 100.000.000,–.

  • 2. In bijlage 2 bij deze regeling is voor elke aanvrager bepaald welk bedrag van de rijksbijdrage voor de aanvrager ten hoogste beschikbaar is.

Artikel 6. Hoogte van de rijksbijdrage

De rijksbijdrage bedraagt ten hoogste 50% van de kosten, bedoeld in artikel 4, tweede lid, met een maximum per ontvanger zoals vermeld in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 7. Aanvraag tot verlening

  • 1. Een rijksbijdrage wordt op aanvraag verstrekt.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 3. Elke aanvrager dient één aanvraag in waarin alle gewenste maatregelen worden genoemd.

  • 4. Een aanvraag voor een rijksbijdrage wordt uiterlijk 1 oktober 2022 ingediend.

  • 5. Onverminderd artikel 10, vierde lid, onder a tot en met d en f, van het Kaderbesluit subsidies I en M worden in het volledig in te vullen aanvraagformulier, bedoeld in het tweede lid, in ieder geval de volgende gegevens opgenomen:

    • a. een overzicht van de locaties waar elke maatregel wordt gerealiseerd;

    • b. een beschrijving van de huidige verkeersveiligheidssituatie op elke locatie en een toelichting op de wijze waarop het nemen van de voorgestelde maatregel de verkeersveiligheid op de locatie verbetert en de kans op verkeersongevallen verkleint;

    • c. een overzicht met de realisatiedatum van elke maatregel;

    • d. dat de aanvrager een risicoanalyse heeft;

    • e. dat de aanvrager een uitvoeringsagenda heeft of, indien deze nog niet voorhanden is, een planning wanneer deze gereed is.

  • 6. De begroting, bedoeld in artikel 10, vierde lid, onder c, van het Kaderbesluit subsidies I en M, specificeert uitsluitend de uitvoerings- en infrastructurele kosten per maatregel en geeft tevens inzicht in de eigen bijdrage en externe financiering.

  • 7. De aanvraag van Vervoerregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag gaat tevens vergezeld van een maatregelenprogramma. De door de minister gehonoreerde aanvragen van Vervoerregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag worden uitgevoerd conform de subsidieverordening van de respectievelijke vervoerregio.

Artikel 8. Verlening

Een besluit tot verlening vermeldt in elk geval:

  • a. de maatregelen waarvoor de rijksbijdrage wordt verleend;

  • b. het bedrag van de rijksbijdrage;

  • c. de wijze waarop het bedrag van de rijksbijdrage wordt bepaald; en

  • d. de periode waarvoor de rijksbijdrage wordt verleend.

Artikel 9. Bevoorschotting en betaling

  • 1. De minister verstrekt bij het besluit tot verlening, bedoeld in artikel 8, een voorschot van 100%.

  • 2. Het voorschot wordt uiterlijk op 1 april 2023 uitgekeerd.

Artikel 10. Voorwaardelijke verlening

Een rijksbijdrage ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 11. Verplichtingen ontvanger

  • 1. De ontvanger besteedt de rijksbijdrage uitsluitend aan de maatregelen waarvoor de rijksbijdrage wordt verleend.

  • 2. Alle maatregelen waarvoor een rijksbijdrage is verstrekt, zijn uiterlijk op 31 december 2027 gerealiseerd.

Artikel 12. Verantwoording

  • 1. Gemeenten, provincies, Vervoerregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag leggen verantwoording af over de besteding van de rijksbijdrage op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Waterschappen leggen verantwoording af over de besteding van de rijksbijdrage overeenkomstig het bepaalde in de Regeling informatieverstrekking sisa.

Artikel 13. Vaststelling van de rijksbijdrage

De minister stelt de rijksbijdrage vast op 31 december van het jaar waarin de laatste verantwoording, bedoeld in artikel 12, heeft plaatsgevonden.

Artikel 14. Evaluatieverslag

De minister publiceert voor 31 december 2024 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de rijksbijdrage in de praktijk.

Artikel 15. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2022.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op een rijksbijdrage die voor die datum is verstrekt.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2022–2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

BIJLAGE 1 BIJ ARTIKEL 4, EERSTE LID

De volgende maatregelen komen voor de verstrekking van een rijksbijdrage in aanmerking:

Algemeen

  • Aanleg van openbare verlichting.

Fietsinfrastructuur

  • Aanbrengen van kant- en asmarkering op fietspaden.

  • Saneren van onnodig geplaatste paaltjes en verticale elementen op of vlak naast fietspaden, of wanneer dit niet mogelijk is het aanbrengen van attentieverhogende markeringen.

  • Saneren van verticale trottoirbanden en hoogteverschillen tussen verharding en berm.

  • Uitvoeren van gesloten verharding van fietsstroken en -paden.

  • Verbreden van fietspaden.

  • Aanleg van een drempel of uitritconstructie bij kruising gebiedsontsluitingsweg/erftoegangsweg met fietspad.

  • Aanleg van een vrijliggend fietspad of een vrijliggend fiets-/bromfietspad (op 50-, 60, en 80 km/uur wegen).

  • Aanleg van een ongelijkvloerse fietsoversteekplaats.

30 km/uur wegen

  • Aanleg van een kruispuntplateau.

  • Aanleg van korte rechtstanden of verkeersdrempels.

  • Aanleg van een uitritconstructie van zijstraten van gebiedsontsluitingswegen naar 30 km/uur-zone.

  • Aanleg van een veilige voetgangersoversteekplaats.

  • Inrichten van een schoolzone met snelheidsverlagende maatregelen.

  • Aanleg van een fietsstraat op een 30 km/uur weg.

50 km/uur wegen

  • Saneren van langsparkeren of parkeerstroken langs de rijbaan.

  • Links afslaan verbieden door aanleg van een doorgetrokken middengeleider.

  • Aanleg van een rotonde binnen de bebouwde kom.

  • Aanleg van rijrichtingscheiding door rammelstrook op asmarkering.

  • Het volwaardig afwaarderen van een gebiedsontsluitingsweg 50 km/uur naar een erftoegangsweg 30 km/uur.

  • Aanleg van een veilige voetgangersoversteekplaats.

  • Aanleg van een fietsoversteek, via een middeneiland, alleen bij een kruispunt.

  • Aanleg van een snelheidsremmend plateau voor een fietsoversteek, alleen bij een kruispunt.

  • Aanleg van een uitritconstructie van zijstraten gebiedsontsluitingswegen naar 30 km/uur-zone.

60 km/uur wegen

  • Aanleg van een kruispuntplateau.

  • Aanleg van verticale elementen voor korte rechtstanden (rekening houdend met landbouwverkeer).

  • Aanleg van één rijloper met fiets(suggestie)stroken en bermen.

80 km/uur wegen

  • Aanbrengen van een (fysieke) rijrichtingscheiding.

  • Aanleggen van veilige, obstakelvrije bermen.

  • Aanleg van een parallelweg voor het ontsluiten van percelen.

  • Aanleg van rijrichtingsscheiding door rammelstrook op as-markering.

  • Aanleg van een fietsoversteek, via een middeneiland, alleen bij een kruispunt.

  • Aanleg van een snelheidsremmend plateau voor een fietsoversteek, alleen bij een kruispunt.

  • Aanleg van een rotonde buiten de bebouwde kom.

  • Het volwaardig afwaarderen van een 80 km/uur weg naar een 60 km/uur weg.

100 km/uur-wegen

  • Aanbrengen van een (fysieke) rijrichtingscheiding.

  • Aanleggen van veilige, obstakelvrije bermen.

  • Aanleg van een parallelweg voor het ontsluiten van percelen.

  • Aanleg van een ongelijkvloerse kruising.

  • Het volwaardig afwaarderen van een 100 km/uur weg naar een 80 km/uur weg.

BIJLAGE 2 BIJ ARTIKEL 5, TWEEDE LID, EN ARTIKEL 6

Op de volgende plafondbedragen kan de aanvrager maximaal aanspraak maken. Deze bedragen zijn gebaseerd op het aantal kilometer wegen in beheer van een gemeente, provincie of waterschap.

Provincies

Aanvrager

Plafondbedrag

Aanvrager

Plafondbedrag

Provincie Drenthe

€ 355.900,00

Provincie Noord-Brabant

€ 465.900,00

Provincie Flevoland

€ 407.200,00

Provincie Noord-Holland

€ 587.300,00

Provincie Fryslân

€ 494.200,00

Provincie Overijssel

€ 593.800,00

Provincie Gelderland

€ 990.900,00

Provincie Utrecht

€ 312.300,00

Provincie Groningen

€ 415.900,00

Provincie Zeeland

€ 348.000,00

Provincie Limburg

€ 429.300,00

Provincie Zuid-Holland

€ 567.100,00

Waterschappen

Aanvrager

Plafondbedrag

Aanvrager

Plafondbedrag

HHS Hollands Noorderkwartier

€ 836.200,00

Waterschap Scheldestromen

€ 2.553.900,00

Waterschap Rivierenland

€ 430.800,00

Waterschap De Hollandse Delta

€ 975.200,00

Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard

€ 114.800,00

   
Gemeenten binnen Vervoerregio Amsterdam

Aanvrager

Plafondbedrag

Aanvrager

Plafondbedrag

Aalsmeer

€ 105.200,00

Oostzaan

€ 30.000,00

Amstelveen

€ 245.600,00

Ouder-Amstel

€ 78.000,00

Amsterdam

€ 1.552.100,00

Purmerend

€ 253.400,00

Diemen

€ 84.400,00

Uithoorn

€ 105.400,00

Edam-Volendam

€ 102.500,00

Wormerland

€ 37.000,00

   

Zaanstad

€ 431.200,00

Haarlemmermeer

€ 664.800,00

Waterland

€ 47.700,00

Landsmeer

€ 29.100,00

   
Gemeenten binnen Metropoolregio Rotterdam Den Haag

Aanvrager

Plafondbedrag

Aanvrager

Plafondbedrag

Albrandswaard

€ 85.300,00

Pijnacker-Nootdorp

€ 211.900,00

Barendrecht

€ 171.800,00

Ridderkerk

€ 126.000,00

Brielle

€ 51.700,00

Rijswijk

€ 138.900,00

Capelle aan den IJssel

€ 176.800,00

Rotterdam

€ 1.499.500,00

Delft

€ 243.800,00

Schiedam

€ 178.000,00

Hellevoetsluis

€ 129.000,00

’s-Gravenhage

€ 965.800,00

Krimpen aan den IJssel

€ 82.200,00

Vlaardingen

€ 205.100,00

Lansingerland

€ 288.800,00

Wassenaar

€ 114.800,00

Leidschendam-Voorburg

€ 194.300,00

Westland

€ 444.700,00

Maassluis

€ 85.300,00

Westvoorne

€ 58.700,00

Midden-Delfland

€ 127.100,00

Zoetermeer

€ 348.900,00

Nissewaard

€ 260.900,00

   
Gemeenten

Aanvrager

Plafondbedrag

Aanvrager

Plafondbedrag

Aa en Hunze

€ 382.400,00

Lochem

€ 472.800,00

Aalten

€ 289.400,00

Loon op Zand

€ 146.900,00

Achtkarspelen

€ 221.400,00

Lopik

€ 90.300,00

Alblasserdam

€ 56.000,00

Loppersum

€ 149.400,00

Alkmaar

€ 422.100,00

Losser

€ 235.800,00

Almelo

€ 381.100,00

Maasdriel

€ 179.100,00

Almere

€ 969.300,00

Maasgouw

€ 225.200,00

Alphen aan den Rijn

€ 398.400,00

Maashorst

€ 399.900,00

Alphen-Chaam

€ 149.500,00

Maastricht

€ 433.300,00

Altena

€ 444.600,00

Medemblik

€ 139.000,00

Ameland

€ 91.700,00

Meerssen

€ 124.900,00

Amersfoort

€ 495.400,00

Meierijstad

€ 643.700,00

Apeldoorn

€ 814.800,00

Meppel

€ 179.600,00

Appingedam

€ 74.100,00

Middelburg (Z.)

€ 194.600,00

Arnhem

€ 543.400,00

Midden-Drenthe

€ 506.800,00

Assen

€ 379.100,00

Midden-Groningen

€ 488.900,00

Asten

€ 152.600,00

Moerdijk

€ 336.400,00

Baarle-Nassau

€ 128.600,00

Molenlanden

€ 102.000,00

Baarn

€ 113.500,00

Montferland

€ 283.300,00

Barneveld

€ 420.400,00

Montfoort

€ 52.200,00

Beek (L.)

€ 101.600,00

Mook en Middelaar

€ 65.100,00

Beekdaelen

€ 301.900,00

Neder-Betuwe

€ 171.700,00

Beesel

€ 121.400,00

Nederweert

€ 260.000,00

Berg en Dal

€ 216.200,00

Nieuwegein

€ 222.400,00

Bergeijk

€ 198.400,00

Nieuwkoop

€ 149.100,00

Bergen (L.)

€ 200.300,00

Nijkerk

€ 216.300,00

Bergen (NH.)

€ 254.600,00

Nijmegen

€ 510.400,00

Bergen op Zoom

€ 339.100,00

Noardeast-Fryslân

€ 582.000,00

Berkelland

€ 623.200,00

Noord-Beveland

€ 60.700,00

Bernheze

€ 273.400,00

Noordenveld

€ 327.600,00

Best

€ 169.400,00

Noordoostpolder

€ 442.300,00

Beuningen

€ 157.500,00

Noordwijk

€ 167.300,00

Beverwijk

€ 128.000,00

Nuenen, Gerwen en Nederwetten

€ 167.100,00

Bladel

€ 150.200,00

Nunspeet

€ 213.100,00

Blaricum

€ 65.000,00

Oegstgeest

€ 70.100,00

Bloemendaal

€ 92.000,00

Oirschot

€ 212.300,00

Bodegraven-Reeuwijk

€ 146.400,00

Oisterwijk

€ 196.400,00

Boekel

€ 86.700,00

Oldambt

€ 376.200,00

Borger-Odoorn

€ 398.600,00

Oldebroek

€ 161.300,00

Borne

€ 128.800,00

Oldenzaal

€ 139.100,00

Borsele

€ 112.100,00

Olst-Wijhe

€ 224.500,00

Boxtel

€ 204.000,00

Ommen

€ 345.500,00

Breda

€ 756.000,00

Oost Gelre

€ 308.700,00

Bronckhorst

€ 586.600,00

Oosterhout

€ 294.500,00

Brummen

€ 194.700,00

Ooststellingwerf

€ 285.800,00

Brunssum

€ 103.100,00

Opmeer

€ 39.300,00

Bunnik

€ 85.500,00

Opsterland

€ 312.300,00

Bunschoten

€ 87.400,00

Oss

€ 588.400,00

Buren

€ 296.600,00

Oude IJsselstreek

€ 326.500,00

Castricum

€ 152.100,00

Oudewater

€ 57.100,00

Coevorden

€ 544.400,00

Overbetuwe

€ 292.300,00

Cranendonck

€ 177.200,00

Papendrecht

€ 94.100,00

Culemborg

€ 138.500,00

Peel en Maas

€ 422.300,00

Dalfsen

€ 358.100,00

Pekela

€ 100.000,00

Dantumadiel

€ 176.400,00

Putten

€ 217.900,00

De Bilt

€ 163.900,00

Raalte

€ 405.700,00

De Fryske Marren

€ 518.200,00

Reimerswaal

€ 103.600,00

De Ronde Venen

€ 229.200,00

Renkum

€ 157.200,00

De Wolden

€ 375.000,00

Renswoude

€ 34.900,00

Delfzijl

€ 263.300,00

Reusel-De Mierden

€ 152.000,00

Den Helder

€ 219.900,00

Rheden

€ 213.700,00

Deurne

€ 338.900,00

Rhenen

€ 100.300,00

Deventer

€ 495.400,00

Rijssen-Holten

€ 310.400,00

Dinkelland

€ 409.900,00

Roerdalen

€ 264.300,00

Doesburg

€ 43.600,00

Roermond

€ 290.000,00

Doetinchem

€ 325.400,00

Roosendaal

€ 396.200,00

Dongen

€ 124.900,00

Rozendaal

€ 26.300,00

Dordrecht

€ 379.100,00

Rucphen

€ 190.400,00

Drechterland

€ 57.400,00

Schagen

€ 245.500,00

Drimmelen

€ 198.400,00

Scherpenzeel

€ 44.400,00

Dronten

€ 350.000,00

Schiermonnikoog

€ 42.300,00

Druten

€ 116.500,00

Schouwen-Duiveland

€ 223.100,00

Duiven

€ 133.900,00

's-Hertogenbosch

€ 625.600,00

Echt-Susteren

€ 312.700,00

Simpelveld

€ 67.600,00

Ede

€ 686.600,00

Sint-Michielsgestel

€ 202.400,00

Eemnes

€ 70.300,00

Sittard-Geleen

€ 428.600,00

Eersel

€ 187.600,00

Sliedrecht

€ 69.000,00

Eijsden-Margraten

€ 275.500,00

Sluis

€ 147.200,00

Eindhoven

€ 750.700,00

Smallingerland

€ 319.100,00

Elburg

€ 149.500,00

Soest

€ 147.400,00

Emmen

€ 773.900,00

Someren

€ 211.200,00

Enkhuizen

€ 63.600,00

Son en Breugel

€ 111.000,00

Enschede

€ 686.800,00

Stadskanaal

€ 273.700,00

Epe

€ 371.700,00

Staphorst

€ 285.000,00

Ermelo

€ 182.000,00

Stede Broec

€ 58.300,00

Etten-Leur

€ 223.600,00

Steenbergen

€ 274.900,00

Geertruidenberg

€ 108.500,00

Steenwijkerland

€ 463.600,00

Geldrop-Mierlo

€ 162.000,00

Stein (L.)

€ 132.900,00

Gemert-Bakel

€ 306.800,00

Stichtse Vecht

€ 277.200,00

Gennep

€ 153.300,00

Súdwest-Fryslân

€ 831.100,00

Gilze en Rijen

€ 164.600,00

Terneuzen

€ 282.900,00

Goeree-Overflakkee

€ 217.700,00

Terschelling

€ 98.000,00

Goes

€ 169.300,00

Texel

€ 230.100,00

Goirle

€ 140.700,00

Teylingen

€ 124.700,00

Gooise Meren

€ 212.300,00

Tholen

€ 92.100,00

Gorinchem

€ 110.700,00

Tiel

€ 180.000,00

Gouda

€ 196.600,00

Tilburg

€ 861.600,00

Grave

€ 89.800,00

Tubbergen

€ 327.400,00

Groningen

€ 729.600,00

Twenterand

€ 261.600,00

Gulpen-Wittem

€ 217.200,00

Tynaarlo

€ 317.700,00

Haaksbergen

€ 275.700,00

Tytsjerksteradiel

€ 296.900,00

Haaren

€ 139.200,00

Uitgeest

€ 37.600,00

Haarlem

€ 346.000,00

   

Halderberge

€ 215.700,00

Urk

€ 64.700,00

Hardenberg

€ 687.000,00

Utrecht

€ 862.100,00

Harderwijk

€ 207.600,00

Utrechtse Heuvelrug

€ 291.900,00

Hardinxveld-Giessendam

€ 45.700,00

Vaals

€ 75.900,00

Harlingen

€ 93.900,00

Valkenburg aan de Geul

€ 134.700,00

Hattem

€ 77.500,00

Valkenswaard

€ 161.400,00

Heemskerk

€ 135.300,00

Veendam

€ 177.400,00

Heemstede

€ 78.300,00

Veenendaal

€ 167.500,00

Heerde

€ 170.400,00

Veere

€ 122.100,00

Heerenveen

€ 396.500,00

Veldhoven

€ 215.400,00

Heerhugowaard

€ 339.900,00

Velsen

€ 250.300,00

Heerlen

€ 314.400,00

Venlo

€ 592.500,00

Heeze-Leende

€ 158.200,00

Venray

€ 369.600,00

Heiloo

€ 93.400,00

Vijfheerenlanden

€ 161.100,00

Hellendoorn

€ 345.500,00

Vlieland

€ 32.800,00

Helmond

€ 407.600,00

Vlissingen

€ 174.000,00

Hendrik-Ido-Ambacht

€ 81.300,00

Voerendaal

€ 113.400,00

Hengelo OV

€ 375.200,00

Voorschoten

€ 74.200,00

Het Hogeland

€ 615.000,00

Voorst

€ 251.900,00

Heumen

€ 119.800,00

Vught

€ 128.800,00

Heusden

€ 235.100,00

Waadhoeke

€ 472.600,00

Hillegom

€ 62.100,00

Waalre

€ 86.800,00

Hilvarenbeek

€ 181.100,00

Waalwijk

€ 259.300,00

Hilversum

€ 261.200,00

Waddinxveen

€ 108.200,00

Hoeksche Waard

€ 324.200,00

Wageningen

€ 144.600,00

Hof van Twente

€ 464.300,00

Weert

€ 393.000,00

Hollands Kroon

€ 426.600,00

West Betuwe

€ 453.200,00

Hoogeveen

€ 330.900,00

West Maas en Waal

€ 188.300,00

Hoorn

€ 221.000,00

Westerkwartier

€ 593.700,00

Horst aan de Maas

€ 458.700,00

Westerveld

€ 390.400,00

Houten

€ 244.100,00

Westervoort

€ 48.800,00

Huizen

€ 136.900,00

Westerwolde

€ 431.600,00

Hulst

€ 141.300,00

Weststellingwerf

€ 313.500,00

IJsselstein

€ 111.500,00

Wierden

€ 248.300,00

Kaag en Braassem

€ 150.000,00

Wijchen

€ 244.300,00

Kampen

€ 305.200,00

Wijdemeren

€ 96.300,00

Kapelle

€ 53.800,00

Wijk bij Duurstede

€ 129.000,00

Katwijk

€ 157.900,00

Winterswijk

€ 323.100,00

Kerkrade

€ 161.900,00

Woensdrecht

€ 267.900,00

Koggenland

€ 65.800,00

Woerden

€ 221.200,00

Krimpenerwaard

€ 148.200,00

Woudenberg

€ 77.700,00

Laarbeek

€ 188.900,00

Zaltbommel

€ 218.100,00

Land van Cuijk

€ 792.700,00

Zandvoort

€ 72.000,00

Landgraaf

€ 156.800,00

Zeewolde

€ 225.800,00

Laren (NH.)

€ 58.800,00

Zeist

€ 195.500,00

Leeuwarden

€ 682.300,00

Zevenaar

€ 270.100,00

Leiden

€ 289.700,00

Zoeterwoude

€ 50.500,00

Leiderdorp

€ 79.300,00

Zuidplas

€ 224.400,00

Lelystad

€ 486.300,00

Zundert

€ 235.200,00

Leudal

€ 421.500,00

Zutphen

€ 176.900,00

Leusden

€ 149.600,00

Zwartewaterland

€ 148.200,00

Lingewaard

€ 245.800,00

Zwijndrecht

€ 131.700,00

Lisse

€ 63.200,00

Zwolle

€ 577.700,00

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

De urgentie om de verkeersveiligheid te verbeteren blijft onverminderd hoog. De daling van het aantal verkeersdoden stagneert en het aantal verkeersgewonden neemt toe. Op gemeentelijke en provinciale wegen vallen veruit de meeste slachtoffers (circa 80%).

Het Rijk heeft daarom een investeringsbedrag gereserveerd van € 500 miljoen tot 2030 om een impuls te geven aan de verkeersveiligheid van wegen in beheer van gemeenten, provincies en waterschappen. Het Rijk draagt met dit geld voor maximaal 50% bij aan maatregelen die de verkeersveiligheid verbeteren.

De rijksbijdrage wordt via verschillende tranches ingezet. Een eerste tranche is al in 2020 beschikbaar gesteld (de Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2020–2021). Deze regeling geeft invulling aan de tweede tranche. Ten opzichte van de Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2020–2021 zijn, mede op basis van de evaluatie van die regeling, enkele wijzigingen doorgevoerd. De belangrijkste wijziging betreft de wijze van verdeling van de middelen (art. 5). Gekozen is voor een verdeling op basis van het aantal kilometer wegen in beheer van een gemeente, provincie of waterschap. Daarnaast wordt in onderhavige regeling een koppeling gelegd met de risicoanalyses en uitvoeringsagenda’s verkeersveiligheid (art. 7). Ook zijn enkele maatregelen toegevoegd aan de menukaart (bijlage 1).

Basis van de regeling vormt, conform de Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2020–2021, de zogeheten menukaart van (kosten-) effectieve en risico-gestuurde infrastructurele maatregelen. Deze menukaart is in 2020 opgesteld mede op grond van de maatregelen uit de factsheet ‘Snel van start met effectieve maatregelen’1 en de factsheet ‘Investeren in verkeersveiligheid: vijf maatregelen om het fundament op orde te krijgen’2. Deze maatregelen dragen effectief bij aan:

  • de doelstellingen van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid (SPV) 2030;

  • het duurzaam veiliger inrichten van gemeentelijke, provinciale en waterschapswegen en fietspaden;

  • de aanpak van de belangrijkste risico’s binnen het verkeerssysteem en de bescherming van kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals (oudere) fietsers.

Ten opzichte van de menukaart van de Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2020–2021 is een aantal nieuwe maatregelen toegevoegd. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • de aanleg van een vrijliggend fietspad of een vrijliggend fiets-/bromfietspad op een 60 km/u weg;

  • de aanleg van een ongelijkvloerse fietsoversteek (binnen en buiten de bebouwde kom). Het gaat hierbij zowel om de aanleg van een onderdoorgang als een brug;

  • de aanleg van fietsstraten;

  • het volwaardig afwaarderen van een 80 km/uur weg naar een 60 km/uur weg;

  • het aanbrengen van verlichting.

Voor de maatregel 'uitvoeren van gesloten verharding van fietsstroken en -paden’ zijn de mogelijkheden uitgebreid, door in de kostenkengetallen ook het vervangen van de verharding van een fietspad mee te nemen.

In het SPV 2030 is afgesproken dat wegbeheerders risicoanalyses en uitvoeringsagenda’s opstellen. Bij de aanvraag dient te worden aangegeven dat er een dergelijke risicoanalyse aanwezig is en voorts of er een uitvoeringsagenda verkeersveiligheid aanwezig is dan wel een planning voor een uitvoeringsagenda. Op dit moment beschikt minder dan 50% van de gemeenten over een dergelijke uitvoeringsagenda3. Mocht er daarom nog geen uitvoeringsagenda beschikbaar zijn, dan kan bij indiening van de aanvraag worden aangegeven wanneer de uitvoeringsagenda gereed zal zijn. In de regeling wordt gesproken over ‘uitvoeringsagenda’, daaronder wordt ook een uitvoeringsprogramma verkeersveiligheid verstaan.

Streefdatum voor het opstellen van een uitvoeringsagenda is 31 december 2023. Een risicoanalyse en uitvoeringsagenda kunnen ook in regionaal verband worden opgesteld. Er worden geen eisen gesteld aan de risicoanalyses en uitvoeringsagenda’s. Meer informatie over risicoanalyses en uitvoeringsagenda’s is te vinden op www.kennisnetwerkSPV.nl.

De bijdrage aan provincies en gemeenten, al dan niet via de Vervoerregio Amsterdam (VRA) en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) (hierna gezamenlijk genoemd: Vervoerregio’s), geschiedt door middel van een specifieke uitkering; voor waterschappen via een subsidie. Voor een rijksbijdrage komen alleen maatregelen zoals vermeld in de menukaart bij deze regeling in aanmerking.

Over de uitvoering van de regeling vindt regelmatig overleg plaats met IPO, VNG, de Unie van Waterschappen en de Vervoerregio’s.

Verhouding tot bestaande regelgeving

Het nationaal bestuursrechtelijke kader voor deze regeling wordt gevormd door de Kaderwet subsidies I en M, het Kaderbesluit subsidies I en M, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), de Wet Mobiliteitsfonds, de Financiële-verhoudingswet en de Regeling informatieverstrekking sisa. Daarnaast zijn de Wet op het BTW-compensatiefonds en de staatssteunregels van belang voor de onderhavige regeling.

Kaderwet subsidies I en M, Kaderbesluit subsidies I en M, Awb, Financiële-verhoudingswet en de Regeling informatieverstrekking sisa

Op grond van deze regeling worden specifieke uitkeringen en subsidies verstrekt voor de realisering van infrastructurele maatregelen om de verkeersveiligheid te vergroten. In artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat titel 4.2 (Subsidies) van die wet niet van toepassing is op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. Artikel 2 van de Kaderwet subsidies I en M wijkt af van artikel 4:21, derde lid, van de Awb en bepaalt dat titel 4.2 van die wet wel van toepassing is op financiële middelen die worden verstrekt aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld, zoals de ontvangers, bedoeld in deze regeling. Om die reden is titel 4.2 van de Awb van toepassing op deze regeling. Hierin zijn bepalingen opgenomen die relevant zijn of kunnen zijn voor de ontvangers, zoals de artikelen 4:46 Awb (subsidievaststelling) en 4:57 Awb (terugvordering). Voorts is een aantal artikelen van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing verklaard.

Naast de onderhavige regeling zijn derhalve ook het Kaderbesluit subsidies I en M en de verleningsbeschikking van belang.

Omdat op grond van deze regeling specifieke uitkeringen worden verstrekt, is naast de Kaderwet subsidies I en M, het Kaderbesluit subsidies I en M en de Awb ook de Financiële-verhoudingswet van toepassing. In artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet is de wijze van verantwoording van de specifieke uitkering geregeld. Tevens is voor de verantwoording van de waterschappen aangesloten bij de verantwoordingsbepalingen van de Regeling informatieverstrekking sisa.

Wet Mobiliteitsfonds

Per 1 juli 2021 is de Wet Mobiliteitsfonds in werking getreden. De specifieke uitkeringen en subsidies op grond van deze regeling vallen onder artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet Mobiliteitsfonds. In artikel 7, eerste lid, van de Wet Mobiliteitsfonds is bepaald dat onverminderd hoofdstuk 3 van de Financiële-verhoudingswet, op subsidies die verstrekt worden ten laste van het fonds de Kaderwet subsidies I en M van toepassing is.

Deze regeling is voorgehangen bij de Tweede Kamer, zoals bepaald in artikel 7, vierde lid, van de Wet Mobiliteitsfonds (zie hierna onder ‘Voorhangprocedure’).

Wet op het BTW-compensatiefonds

De activiteiten waarvoor een rijksbijdrage kan worden verstrekt, kunnen activiteiten zijn waarover de ontvangers omzetbelasting verschuldigd zijn. Voor zover de ontvanger een gemeente, een provincie of een vervoerregio is, geldt dat omzetbelasting in bepaalde gevallen door de ontvanger van de rijksbijdrage in aftrek kan worden gebracht of het kan de ontvanger recht geven op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds. In dat geval komt de omzetbelasting niet in aanmerking voor vergoeding via een rijksbijdrage.

Europeesrechtelijke aspecten

De onderhavige regeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. De ontvangers krijgen een rijksbijdrage voor de aanleg van openbaar en algemeen toegankelijke infrastructuur die voordeel oplevert voor de samenleving als geheel. Ten aanzien van openbaar toegankelijke infrastructuur heeft de Europese Commissie overwogen dat geen sprake is van beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten of vervalsing van de mededinging (mededeling staatssteun overwegingen 211 en 212). Voorts wordt de bouw en exploitatie van openbare infrastructuur geacht geen economische activiteit te zijn maar een algemene maatregel van overheidsbeleid (mededeling staatssteun overweging 201).

Van belang is dat de begunstigden met de verstrekte middelen zelf geen staatssteun verstrekken (indirect voordeel) door aan ontwikkelaars of degenen die de infrastructuur aanleggen, een economisch voordeel te verschaffen. Hiervan is geen sprake indien de begunstigde de aanbestedingsregels volgt.

Lasteneffecten

De rijksbijdrage is wat betreft de provincies, gemeenten en vervoerregio’s vormgegeven in de voor hen bekende methodiek van het provincie- en gemeentefonds en de SiSa-verantwoording. Voor de waterschappen is aangesloten bij het verantwoordingsregime zoals opgenomen in de Regeling informatieverstrekking sisa. Daarvoor is gekozen om de verantwoordingsregimes voor alle overheden analoog en zo lastenluw mogelijk te houden.

Dit leidt tot de minste administratieve lasten voor de medeoverheden alsmede tot minder uitvoeringslasten voor de rijksoverheid.

Gevolgen voor burgers, bedrijven en instellingen

De onderhavige regeling brengt geen rechtstreekse verandering in de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen en heeft ook geen grote gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Overeenkomstig het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie is internetconsultatie daarom achterwege gebleven4. Om dezelfde reden is deze regeling ook niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR).

Consultatie

De regeling is voorgelegd aan IPO, VNG, de Unie van Waterschappen en de Vervoerregio’s. Op basis daarvan zijn de regeling en toelichting op onderdelen aangescherpt.

Voorhangprocedure

Een ontwerp van deze regeling is in het kader van de verplichte voorhangprocedure op grond van artikel 7, vierde lid, van de Wet Mobiliteitsfonds voorgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De door de Kamer gestelde vragen zijn bij brief van 27 mei 2022 beantwoord.5 Dit heeft verder niet geleid tot aanpassing van de regeling.

Inwerkingtreding en einde looptijd

De regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2022. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake invoeringstermijnen, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Van deze minimuminvoeringstermijn is afgeweken omdat daarmee ongewenste publieke nadelen worden voorkomen, die bij uitstel van de inwerkingtreding zouden kunnen ontstaan.

De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een rijksbijdrage die voor die datum op grond van deze regeling is verstrekt.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn enkele definities opgenomen. Omdat de financiële bijdrage van het Rijk voor sommige ontvangers een specifieke uitkering is en voor andere ontvangers een subsidie, is er voor de overkoepelende term rijksbijdrage gekozen.

Ontvangers van een rijksbijdrage zijn gemeenten die niet tot een van de Vervoerregio’s behoren, provincies, Vervoerregio Amsterdam, Metropoolregio Rotterdam Den Haag en waterschappen. Gemeenten die aan een van de Vervoerregio’s deelnemen dienen een aanvraag in bij de vervoerregio waaraan ze deelnemen en mogen geen zelfstandige aanvraag rechtstreeks bij de minister indienen. Ze hebben dus geen rechtstreekse relatie met de minister op grond van deze regeling. De reden om naast het begrip ‘ontvanger’ ook de term ‘aanvrager’ expliciet te definiëren is om te voorkomen dat er misverstanden zouden ontstaan over welke partijen een aanvraag kunnen indienen. Het begrip cofinanciering betekent hier dat de ontvanger ten minste 50% van de (uitvoerings- en infrastructurele) kosten van de maatregelen zelf of met de eventuele externe financiering door andere partijen tezamen financiert en het Rijk maximaal de andere 50% als rijksbijdrage verstrekt.

Artikel 2. Kaderbesluit subsidies I en M

Op grond van artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M worden artikelen van dat besluit van overeenkomstige toepassing verklaard op de onderhavige regeling voor het verlenen van rijksbijdragen aan rechtspersonen die krachtens publiek recht zijn ingesteld. Op deze manier kan het reguliere stramien voor de verlening van subsidies voor alle ontvangers worden aangehouden.

De bepalingen in het Kaderbesluit subsidies I en M die op de uitvoering van deze regeling van overeenkomstige toepassing zijn, zijn de volgende: de artikelen 6, eerste lid (subsidiabele kosten), 10, vierde lid, onder a tot en met d en f (aanvraag), 11, 12, onder b, c, en i (afwijzingsgronden), 14, eerste en vierde lid (subsidieverstrekking), 17, eerste lid, onder a tot en met c en e en f, en tweede lid, 18 en 21 (verplichtingen). Deze artikelen worden, waar nodig, hieronder nader toegelicht in de toelichting op de specifieke artikelen.

Artikel 3. Doel

Met deze regeling wordt een impuls gegeven aan de door het Rijk en de medeoverheden gewenste risicogestuurde aanpak op het gebied van verkeersveiligheid door het financieel stimuleren van het nemen of versnellen van kosteneffectieve en risicogestuurde verkeersveiligheidsbevorderende maatregelen op het onderliggende wegennet.

Artikel 4. Kosten die in aanmerking komen voor een rijksbijdrage

Gelet op artikel 2 is artikel 6, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat voor de rijksbijdrage alleen in aanmerking komen de gemaakte kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van de maatregelen.

In het eerste lid van artikel 4 is omschreven voor welke maatregelen een rijksbijdrage kan worden verstrekt: alleen de kosten voor de realisatie van de maatregelen die in bijlage 1 bij deze regeling zijn opgenomen. Het gaat om uitvoeringskosten, zoals de diensten van een aannemer en infrastructurele kosten, zoals betontegels (tweede lid). Voorbereidingskosten zoals ontwerp- en onderzoekskosten worden niet vergoed door de rijksbijdrage.

In het derde lid zijn de kosten omschreven die niet in aanmerking komen voor een rijksbijdrage, zoals reguliere onderhoudswerkzaamheden, grondaankopen en btw, voor zover deze btw niet op een andere wijze (via het BTW-compensatiefonds of verrekening) gecompenseerd kan worden, of maatregelen waarvoor reeds een subsidie van het Rijk is verstrekt. Maatregelen waarvoor al een volledige dekking is te vinden in de begroting voor 2022–2023 van de ontvanger zijn ook uitgesloten van een rijksbijdrage. Doel van de regeling is om een impuls te geven aan extra maatregelen.

Artikel 5. Plafond en wijze van verdeling

Het totaal beschikbare budget voor deze regeling bedraagt in totaal € 100 miljoen, inclusief btw. Het plafond, genoemd in dit artikel, is het maximale bedrag dat beschikbaar wordt gesteld voor het verstrekken van een rijksbijdrage op basis van deze regeling. Dit bedrag is inclusief compensabele omzetbelasting die naar het BTW-compensatiefonds wordt overgemaakt na honorering van een aanvraag.

Aanvragen van bovengenoemde aanvragers onder de onderhavige regeling worden exclusief btw verwacht. Bij aanvragen van waterschappen wordt verwacht dat alleen de niet voor verrekening in aanmerking komende btw wordt opgenomen, conform het bepaalde in artikel 4, derde lid, onder g.

De minister verdeelt, na toetsing van de aanvragen, het beschikbare rijksbudget over de aanvragen. De decentrale overheden kunnen aanspraak maken op een vooraf vastgesteld maximum bedrag als aandeel van het beschikbare rijksbudget. De verdeelsleutel hiervoor is het aantal kilometer wegen in beheer van gemeenten, provincies en waterschappen. De verdeling van het beschikbare rijksbudget is gemaakt op basis van gegevens uit het Nationaal Wegenbestand, hierna NWB. In het NWB zijn van alle wegen in Nederland, opgedeeld in wegvakken, diverse wegkenmerken opgenomen, zoals de rijrichting, ligging en wegbeheerder. De peildatum is 3 februari 2022, de meest recente peildatum bij het bepalen van de plafonds (zoals opgenomen in bijlage 2). Meer informatie over het NWB is te vinden op www.nationaalwegenbestand.nl. Het procentuele aandeel van het aantal kilometer wegen in beheer door gemeenten, provincies en waterschappen is bepalend voor het aandeel van het rijksbudget dat bestemd is voor de betreffende aanvrager. Dit aandeel, opgenomen in bijlage 2 van de regeling, wordt echter niet al bij voorbaat toegekend aan de ontvanger. Het is slechts het maximum waar aanspraak op gemaakt kan worden.

Artikel 6. Hoogte van de rijksbijdrage

De rijksbijdrage wordt verstrekt op basis van cofinanciering en kan maximaal 50% van de uitvoerings- en infrastructurele kosten van maatregelen dekken. De rijksbijdrage per ontvanger kan nooit meer zijn dan de in bijlage 2 opgenomen maximale bedragen.

Artikel 7 Aanvraag tot verlening

Het eerste lid vermeldt dat de rijksbijdrage wordt verstrekt op aanvraag. Elke aanvrager dient uiterlijk op 1 oktober 2022 één aanvraag in waarin alle gewenste maatregelen worden genoemd (derde en vierde lid). Aanvragen van gemeenten die deel uitmaken van een vervoerregio worden uitsluitend bij de betreffende vervoerregio ingediend. Dit betekent dat deze gemeenten geen extra individuele aanvraag rechtstreeks bij de minister mogen indienen.

De aanvraag dient te geschieden via een door de minister ter beschikking gesteld aanvraagformulier (tweede lid). Een aanvraag kan alleen in behandeling worden genomen indien het aanvraagformulier volledig is ingevuld. Het aanvraagformulier is te vinden op www.investeringsimpulsSPV.nl.

Gelet op artikel 2 is op de aanvraag artikel 10, vierde lid, onderdelen a tot en met d en f, van het Kaderbesluit I en M van overeenkomstige toepassing. Deze onderdelen zijn opgenomen in het aanvraagformulier. Dat betekent dat het aanvraagformulier in ieder geval de volgende informatie bevat:

  • een overzicht van de maatregelen waarvoor een rijksbijdrage wordt aangevraagd;

  • een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de maatregelen waarvoor een rijksbijdrage wordt gevraagd een bijdrage leveren aan het in artikel 3 vermelde doel;

  • een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de kosten van de maatregelen waarvoor een rijksbijdrage wordt aangevraagd;

  • een tijdplanning van de activiteit;

  • het bankrekeningnummer waarop de rijksbijdrage dient te worden gestort, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat.

Naast deze informatie bevat het aanvraagformulier tevens informatie over de locaties van de te realiseren maatregelen, de huidige verkeerssituatie aldaar inclusief een toelichting op de wijze waarop de maatregel de verkeerssituatie zal verbeteren en de kans op verkeersongevallen verkleint, alsmede de realisatiedatum (vijfde lid, onder a tot en met c).

Bij de aanvraag dienen voorts een risicoanalyse en een uitvoeringsagenda aanwezig te zijn (vijfde lid, onder d en e). Mocht er nog geen uitvoeringsagenda beschikbaar zijn, dan kan bij de indiening van de aanvraag worden aangegeven wanneer de uitvoeringsagenda wel gereed is. In de regeling wordt gesproken over ‘uitvoeringsagenda’, daaronder wordt ook een uitvoeringsprogramma verkeersveiligheid verstaan.

De aanvragers kunnen voor het bepalen van de kosten van de verschillende maatregelen gebruik maken van de berekeningen in het rapport Kostenkengetallen menukaart investeringsimpuls verkeersveiligheid (2022–2023). Dit rapport is uiterlijk 1 juli 2022 te vinden op www.investeringsimpulsSPV.nl. Bij de beoordeling van de aanvragen houdt het Ministerie van IenW rekening met deze kostenkengetallen. De aanvragers ontvangen een besluit binnen dertien weken na de sluitingstermijn (zie ook de toelichting bij artikel 8).

De begroting die bij de aanvraag wordt ingediend geeft inzicht in de cofinanciering en bevat uitsluitend een specificatie van de uitvoerings- en infrastructurele kosten per maatregel (zesde lid).

Afwijzingsgronden

Gelet op artikel 2 van deze regeling, zijn de artikelen 11 en 12, aanhef en onder b, c en i, van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat afwijzend wordt beslist op een aanvraag als:

  • de aanvraag niet voldoet aan de in deze regeling gestelde regels;

  • onvoldoende vertrouwen bestaat dat de aanvrager de activiteiten kan financieren;

  • het onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten binnen de in deze regeling gestelde termijn kunnen worden voltooid;

  • de kosten die in aanmerking komen voor de rijksbijdrage niet aannemelijk of redelijk zijn.

Artikel 8. Verlening

Gelet op artikel 2 is artikel 14, eerste en vierde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat de beschikking tot verlening van de rijksbijdrage wordt gegeven binnen dertien weken na afloop van de aanvraagperiode. Het houdt ook in dat als een beschikking niet binnen die termijn kan worden gegeven, deze termijn eenmaal met dertien weken kan worden verlengd. In de regeling is bepaald dat de aanvragen uiterlijk op 1 oktober 2022 worden ingediend. De beschikking tot verlening wordt uiterlijk op 15 december van dat jaar afgegeven. Bij verlenging van de verleningstermijn wordt de beschikking tot verlening uiterlijk op 16 maart van het volgende kalenderjaar afgegeven. In de beschikking tot verlening van de rijksbijdrage wordt expliciet het bedrag vermeld dat wordt afgedragen aan het BTW-compensatiefonds. Zie ook de toelichting op artikel 4.

Artikel 9. Bevoorschotting en betaling

Een voorschot wordt ambtshalve verleend, gelijktijdig met de beschikking tot verlening van de rijksbijdrage. Bij het besluit tot verlening van de rijksbijdrage wordt een voorschot van 100% van het totaal aangevraagde bedrag uitgekeerd, De betaling geschiedt waar mogelijk binnen 6 weken na verlening, maar uiterlijk op 1 april 2023.

Artikel 10. Voorwaardelijke verlening

In artikel 10 wordt een begrotingsvoorbehoud als bedoeld in artikel 4:34 van de Awb geregeld. Een eventueel beroep op een begrotingsvoorbehoud moet binnen vier weken na het aannemen van de betreffende begrotingswet worden gedaan.

Artikel 11. Verplichtingen ontvanger

De ontvanger mag de rijksbijdrage uitsluitend besteden aan de realisatie van de maatregelen waarvoor die wordt verstrekt, en moet alle maatregelen hebben afgerond op 31 december 2027. Deze datum is een uiterste datum.

Daarnaast zijn, gelet op artikel 2, de artikelen 17, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, en e en f en tweede lid, 18 en 21 van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat de ontvanger:

  • voldoet aan de verplichtingen die aan de rijksbijdrage zijn verbonden en dat aantoont op een in deze regeling aangegeven wijze;

  • op verzoek van de minister de gevraagde medewerking verleent aan een door de minister ingesteld evaluatieonderzoek;

  • medewerking verleent aan openbaarmaking van de gegevens en de resultaten van de maatregelen, tenzij openbaarmaking daarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd;

  • onverwijld mededeling doet aan de minister zodra aannemelijk is dat:

    • a. de maatregelen waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht; of

    • b. niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

De minister kan bij de verleningsbeschikking nadere verplichtingen opleggen. Ook kan hij op verzoek ontheffing verlenen van de verplichting de maatregelen uit te voeren overeenkomstig de omschrijving in de beschikking in geval van vertraging, essentiële wijziging of stopzetting van de maatregelen.

Artikel 12. Verantwoording

Verantwoording van de besteding van de rijksbijdrage geschiedt voor provincies, gemeenten en Vervoerregio’s volgens de voor hen bekende SiSa-systematiek. Om de verantwoording over de subsidies die een waterschap als aanvrager ontvangt zoveel mogelijk op dezelfde wijze te laten plaatsvinden, is in artikel 12, tweede lid, bepaald dat de verantwoording voor waterschappen geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de Regeling informatieverstrekking sisa. Dat betekent dat, net als gemeenten, provincies en Vervoerregio’s, ook de waterschappen via de bekende SiSa-systematiek hun verantwoording kunnen indienen. Hierdoor is een separate verantwoording niet meer nodig. Een aparte accountantsverklaring op grond van artikel 4:79, derde lid, van de Awb wordt omwille van de gelijkheid tussen de aanvragers, alle overheidsorganisaties, niet vereist. Hierdoor worden de administratieve lasten voor de waterschappen verlaagd.

Artikel 13. Vaststelling van de rijksbijdrage

Na afronding van de maatregelen waarvoor een rijksbijdrage is verstrekt of in ieder geval na afloop van de uiterste termijn om die maatregelen af te ronden beslist de minister aan de hand van de verantwoording over de vaststelling van de rijksbijdrage. Deze kan op een lager bedrag (waaronder op nihil) worden vastgesteld als de maatregelen niet volgens plan zijn uitgevoerd of niet aan de andere verplichtingen of voorwaarden van de verlening is voldaan (artikel 4:46 van de Awb).

Als de rijksbijdrage op een lager bedrag wordt vastgesteld, kan het te veel betaalde bedrag op grond van artikel 4:57 van de Awb worden teruggevorderd. Dit geldt ook als de verleningsbeschikking wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger van de rijksbijdrage wordt gewijzigd (artikel 4:48 van de Awb).

Terugvordering kan plaatsvinden tot vijf jaren na de vaststelling van de rijksbijdrage (artikel 4:57, vierde lid, van de Awb).

Artikel 14. Evaluatieverslag

Zoals aangegeven in het algemeen deel van deze toelichting, is subsidietitel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing op deze regeling. Daarmee is ook de evaluatieverplichting uit artikel 4:24 van die wet van toepassing.

Op grond van artikel 4:24 van de Awb moet voor subsidies die worden verstrekt op grond van een wettelijke regeling minstens een keer in de vijf jaar een verslag worden gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van die subsidies in de praktijk. Artikel 14 van deze regeling bevat de uiterste datum om het evaluatieverslag te publiceren.

Artikel 15. Inwerkingtreding en vervaldatum

Hiervoor wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting onder het kopje ‘Inwerkingtreding en einde looptijd’.

Bijlage 1, bedoeld in artikel 4, eerste lid

Bijlage 1 bij deze regeling bevat de zogenaamde ‘menukaart’, een overzicht van de maatregelen waarvoor de minister een rijksbijdrage kan verstrekken.

Bijlage 2, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en artikel 6

Bijlage 2 bij deze regeling geeft een overzicht van de bedragen die per gemeente, provincie en waterschap op grond van deze regeling ten hoogste beschikbaar zijn gesteld, waarbij deze bedragen zijn gebaseerd op het aantal kilometer wegen in beheer van een gemeente, provincie of waterschap.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven