Beleidsregel van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 31 mei 2022, kenmerk 3363305-1028759-CZ, houdende de wijziging van de Beleidsregel subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional Babyconnect in verband met de mogelijkheid tot subsidiëring van ICT-kosten, het beschikbaar stellen van aanvullende middelen voor aanvragers in de eerste en derde tranche en enkele andere technische wijzigingen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional Babyconnect wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Op alfabetische volgorde worden ingevoegd:

eerste tranche:

regio Rotterdam-Rijnmond, bestaande uit zes VSV’s en regio Noord-Holland Noord, bestaande uit vijf VSV’s, die subsidie hebben aangevraagd en verleend hebben gekregen in de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 september 2019;

derde tranche;

regio Amsterdam, Amstelland en Almere, bestaande uit zeven VSV’s en regio Noord-Nederland, bestaande uit drie VSV’s, die subsidie hebben aangevraagd en verleend hebben gekregen in de periode van 1 november 2020 tot en met 31 december 2020;

2. In het onderdeel minister wordt ‘de Minister voor Medische Zorg’ vervangen door ‘Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport’.

B

In artikel 2 wordt ’31 december 2022’ vervangen door ’15 juni 2024’.

C

Artikel 3, derde lid, onderdeel a, alsmede de dubbele punt aan het slot van de aanhef van het derde lid en de aanduiding ‘b.’ voor onderdeel b, vervallen.

D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Subsidiebedrag

  • 1. Het subsidiebedrag per bij het regionaal partnerschap aangesloten VSV of IGO bestaat uit:

    • a. de werkelijke kosten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, tot ten hoogste € 88.200; en

    • b. de werkelijke implementatie- en licentiekosten van hard- en software, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten bedoeld in artikel 3, eerste lid, tot ten hoogste:

      • 1°. € 87.299 per bij het regionaal partnerschap aangesloten VSV of IGO, en

      • 2°. € 19 per geboorte binnen een bij het regionaal partnerschap aangesloten VSV of IGO, met peiljaar 2020.

  • 2. De minister kan op verzoek van de penvoerder van een regionaal partnerschap uit de eerste of derde tranche, in aanvulling op de subsidie bedoeld in het eerste lid, onder a, subsidie verstrekken voor de werkelijke kosten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, die zijn ontstaan door vertraging in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 1 juli 2022 tot ten hoogste € 30.000 per aangesloten VSV of IGO.

  • 3. De subsidie is een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

E

Aan artikel 5, vijfde lid, wordt toegevoegd ‘op uiterlijk 31 maart 2023’.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot het derde tot en met het vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Een aanvraag tot herziening van de subsidieverlening in verband met de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, waarvoor de middelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, of de aanvullende middelen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, beschikbaar zijn, wordt ingediend in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 september 2022.

2. In het derde lid (nieuw) wordt na ‘verlening’ ingevoegd ’en een aanvraag tot herziening’.

3. Het vijfde lid (nieuw) vervalt.

G

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In het verslag, bedoeld in het eerste lid, wordt tevens ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot de aangegane verplichtingen rondom de implementatie- en licentiekosten van hard- en software die samenhangen met de uitvoer van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

H

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9. Besluit tot subsidieverlening, bevoorschotting en betaling

De minister verleent bij het besluit tot subsidieverlening een voorschot van 100% van het subsidiebedrag. De voorschotten worden gelijkmatig betaald over het aantal maanden waarvoor de subsidie wordt verleend.

I

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd ‘Het ingevulde formulier wordt door de penvoerder van een regionaal partnerschap afgestemd met het programmabureau Babyconnect.’.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel a, komt te luiden:

  • a. documenten geverifieerd door het programmabureau Babyconnect, in samenwerking met de gebruikersgroepen, waaruit blijkt dat het regionaal partnerschap ten aanzien van ten minste 70% van zijn deelnemende zorgorganisaties voldoet aan de eisen, genoemd in bijlage 1.

b. Onderdeel c vervalt, onder verlettering van onderdeel d tot c.

c. In onderdeel c (nieuw) wordt na ‘zorgaanbiedersadresboek van MedMij’ ingevoegd ‘of dan geldend MedMij register’.

J

In artikel 11, tweede en derde lid, wordt ‘zorggebruikers’ vervangen door ‘ zorgorganisaties’.

K

In artikel 12, tweede lid, wordt ‘1 juli 2023’ vervangen door ‘15 juni 2024’.

L

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tabel bij het vierde lid komt te luiden:

Toetsing

• Documenten geverifieerd door het programmabureau Babyconnect in samenwerking met de gebruikersgroepen dat de resultaten voldoen aan de in deze bijlage omschreven eisen punt 1 tot en met 5;

2. De tabel bij het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in de tabel uitkomstdoel 2, bij het onderdeel resultaten, bij punt 6, vervalt ‘Dit is afhankelijk van (en in samenwerking met) GTS/OTV en moet voldoen aan de wet.’.

b. in de tabel uitkomstdoel 2, komt het onderdeel toetsing te luiden:

Toetsing

• De ontsluiting van de gegevens vanuit de geboorteketen naar een PGO voldoet aan het MedMij Afsprakenstelsel. Dit wordt getoetst aan de hand van een document waaruit blijkt dat de aangesloten zorgverleners en gegevensdiensten zijn opgenomen in het zorgaanbiedersadresboek of dan geldend register van MedMij. Dit kunnen betrokken ICT-leveranciers zijn als wel een systeemintegrator die deze rol vervult;

• Hiermee kunnen zorggebruikers de praktijk in hun PGO vinden en selecteren voor gegevensuitwisseling.

c. de tabel uitkomstdoel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1°. bij het onderdeel resultaten, punt 3, komen de subpunten 1 tot en met 4 te luiden:

  • gecombineerde/ gestructureerde weergave van data conform de PWD informatiestandaard versie 3.2 of hoger, van echobeelden, metadata ten behoeve van andere geboortezorgverleners zodat deze informatie kan worden gedeeld;

  • de monodisciplinaire applicaties aansluiten op een veilig zorgnetwerk en platform met een register voor metadata;

  • dat er eOverdracht – in de vorm van relevante (geboorte)zib’s – van het zorggebruikerdossier naar de jeugdzorggezondheidszorg kan plaatsvinden indien een instelling in de jeugdzorggezondheidszorg is aangesloten;

  • het controleren van toestemming door de zorggebruiker na implementatie van ene oplossing voor het vastleggen en controleren van toestemming.

2°. Bij het onderdeel toetsing vervalt punt 3.

d. de tabel bij uitkomstdoel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1°. bij het onderdeel resultaten, punt 1, wordt ‘Deze informatie kan gebruikt worden’ vervangen door ‘In het duurzaam borgingsplan, dat is opgesteld als gevolg van de verplichting bedoeld in artikel 6, onder e, is opgenomen hoe in de toekomst deze informatie kan worden gebruikt’;

2°. Het onderdeel toetsing wordt als volgt gewijzigd:

het eerste en derde punt vervallen;

in het eerste punt (nieuw) wordt ‘Relevante en actuele informatie is beschikbaar’ vervangen door ‘Het partnerschap zorgt voor een plan waarmee geborgd wordt dat op termijn relevante en actuele informatie beschikbaar is’.

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

TOELICHTING

1. Algemeen

Op grond van de Beleidsregel subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional Babyconnect (hierna: de Beleidsregel) kan subsidie worden verstrekt aan (de penvoerders van) regionale partnerschappen in de geboortezorgketen. De subsidie is bedoeld voor de verdere intensivering van de digitale informatie-uitwisseling tussen zorgverleners onderling en met de zorggebruiker, om daarmee de samenwerking tussen geboortezorgverleners en de kwaliteit van zorg in de geboortezorgketen verder te kunnen verbeteren.

Ervaringen in de praktijk tot nu vormen aanleiding om de Beleidsregel op een aantal punten aan te passen. Ten eerste, is gebleken dat de financiële middelen die in eerste instantie beschikbaar waren gesteld voor regionale partnerschappen onvoldoende zijn om de doelen van de regeling te kunnen behalen. Dit komt doordat de kosten voor implementatie en licenties van zorginformatiesystemen van zorgverleners vooralsnog niet kunnen worden bekostigd via de reguliere tarieven op basis van de Zorgverzekeringswet. Daarnaast zijn de benodigde landelijke voorzieningen voor de uitwisseling van informatie tot op heden onvoldoende tot stand gekomen of ontbreken deze. Daarom worden, met de aanpassing van deze beleidsregel, de daadwerkelijk gemaakte kosten voor de implementatie en licenties van zorginformatiesystemen vergoed (tot een bepaald maximum).

De regionale partnerschappen die als eerste hebben deelgenomen aan de regeling, in de aangepaste beleidsregel aangeduid als de eerste en derde tranche, hebben door onduidelijkheid over de beschikbaarheid van de financiële middelen voor de implementatie- en licentiekosten van zorginformatiesystemen, activiteiten tijdelijk moeten afschalen en daardoor vertraging opgelopen in de uitvoering van hun project. Hierdoor zijn extra kosten ontstaan voor de desbetreffende partnerschappen. Door onderhavige wijziging is de mogelijkheid opgenomen voor deze partnerschappen om aanvullende subsidie voor deze kosten aan te vragen.

In verband met de vertraging die ontstaan is en om de deelnemende regionale partnerschappen voldoende tijd te geven om de benodigde aanpassingen aan hun zorginformatiesystemen te implementeren, is besloten om de looptijd van de regeling te verlengen tot 15 juni 2024.

Met de onderhavige beleidsregel is de Beleidsregel derhalve op enkele punten aangepast.

Regeldruk

Door de aanpassingen aan de beleidsregel ontstaan extra administratieve lasten. Deze bestaan uit het indienen van een herziening door de aanvragers van de subsidie, inclusief de daarbij behorende documentatie. Daarnaast moet in de voortgangsrapportage worden gerapporteerd over de stand van zaken met betrekking tot de aangegane verplichtingen omtrent de middelen voor implementatie en licentiekosten.

Het aanvragen van een herziening levert voor penvoerders een extra, maar beperkte, lastendruk op. Er ontstaat geen extra lastendruk bij de zorgverlener door het aanvragen van een herziening in verband met de bevoorschotting, aangezien er reeds een herziening moet worden aangevraagd in verband met de aanvullende middelen. Tot slot is de verantwoording van de subsidieverlening op basis van nieuwe inzichten aangepast en het aantal documenten dat hiervoor aangeleverd moet worden verminderd. De verwachting is dat dit leidt tot minder administratieve lasten. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld zijn gebracht.

Financiële gevolgen

Om de kosten voor de implementatie en licenties van zorginformatiesystemen te dekken is gedurende de looptijd van de regeling in totaal een bedrag van 10 miljoen euro beschikbaar.

Aanvullend is in verband met de aanvullende middelen voor de ontstane vertraging in totaal een bedrag van 630.000 euro beschikbaar voor de eerste en derde tranche. Het gaat om een aanvullend bedrag van 30.000 euro per Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV) of Integrale Geboortezorgorganisatie (IGO).

2. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Deze beleidsregel maakt onderdeel uit van de portefeuille van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarom is de definitiebepaling van minister aangepast.

Daarnaast zijn in de beleidsregel de definities van eerste en derde tranche opgenomen. Voor de volledigheid wordt benadrukt dat het gaat om de VSV’s die reeds bij de initiële aanvraag van de penvoerder zijn betrokken. De VSV’s die later aan een regionaal partnerschap zijn toegevoegd, vallen niet onder de reikwijdte van deze definitie en kunnen derhalve geen subsidie aanvragen voor de kosten van de activiteiten die zijn ontstaan door vertraging in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 1 juli 2022.

Onderdeel C

Voor de kosten voor de licentiekosten van zorginformatiesystemen werd tot op heden geen subsidie verstrekt. Met de wijziging opgenomen in onderdeel C, is het mogelijk om wel subsidie voor deze kosten aan te vragen. Deze kosten zijn opgenomen in artikel 4, eerste lid, onder b en worden daarin omschreven als de werkelijke implementatie- en licentiekosten van hard- en software die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten bedoeld in artikel 3, eerste lid.

Onderdeel D

Dit onderdeel ziet op het subsidiebedrag per regionaal partnerschap aangesloten VSV of IGO. Het subsidiebedrag bestaat uit de werkelijke kosten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, met dien verstande dat de subsidie voor de activiteiten lager kan worden vastgesteld indien de uitkomstdoelen, genoemd in bijlage 1, niet geheel worden behaald. De maximale hoogte van het subsidiebedrag wordt bepaald door het aantal VSV’s of IGO’s dat is aangesloten bij het regionaal partnerschap.

Uit artikel 4, eerste lid, onder a, volgt dat per VSV of IGO een bedrag beschikbaar is van maximaal € 88.200 voor de activiteiten die zijn opgenomen in artikel 3, eerste lid. Voor de werkelijke implementatie- en licentiekosten van hard- en software die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten wordt per VSV of IGO € 87.299, vermeerderd met € 19 euro per geboorte, beschikbaar gesteld met dien verstande dat lager kan worden vastgesteld indien de uitkomstdoelen, genoemd in bijlage 1, niet geheel worden behaald. Het aantal geboorten wordt vastgesteld op basis van het aantal geboorten in het peiljaar 2020. Dit bedrag is gebaseerd op een businesscase opgesteld door het landelijk programmabureau Babyconnect.

Voor penvoerders van een regionaal partnerschap uit de eerste of derde tranche wordt per VSV of IGO € 30.000 beschikbaar gesteld voor de werkelijke kosten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, met dien verstande dat lager kan worden vastgesteld indien de uitkomstdoelen, genoemd in bijlage 1, niet geheel worden behaald. Deze middelen worden beschikbaar gesteld vanwege de vertraging in afwachting van de voorjaarsbesluitvorming. De VSV’en en IGO’s hebben daardoor tijdelijk hun activiteiten moeten afschalen of tijdelijk stop moeten zetten. Door middel van deze wijziging wordt tegemoetgekomen aan de wens om extra middelen beschikbaar te stellen die hiervoor moesten worden ingezet. Het gaat daarbij om dezelfde activiteiten als in de oorspronkelijke aanvraag tot subsidieverlening.

Onderdeel E

Een VSV of IGO kan zich uiterlijk tot 31 maart 2023 aansluiten bij een regionaal partnerschap, zodat ook voor de nieuw aangesloten VSV of IGO voldoende tijd resteert om de activiteiten bedoeld in artikel 3 uit te voeren.

Onderdeel F

De subsidieontvangers kunnen een herziening aanvragen om in aanmerking te komen voor de extra projectmiddelen en de extra middelen voor de implementatie en licentiekosten van hard- en software. De herziening moet worden ingediend in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 september 2022. Voor de herziening wordt een vast format gebruikt. Dit format is te vinden op de website van de Dienst Uitvoering Subsidies voor instellingen (www.dus-i.nl).

Het nieuwe vijfde lid (oorspronkelijk lid 4 van de Beleidsregel) van artikel 7 vervalt. In de praktijk blijkt dat deze informatie door aanvragers reeds wordt aangeleverd in het plan van aanpak. Derhalve is het niet langer noodzakelijk om deze onderdelen verplicht te stellen in de samenwerkingsovereenkomst.

Onderdeel G

Op grond van deze subsidieregelingen kunnen penvoerders subsidie ontvangen voor de implementatie- en licentiekosten voor soft- en hardware. Om die reden wordt van de penvoerders van de regionale partnerschappen verwacht dat zij in de tussentijdse rapportage tevens toelichten welke verplichtingen zij zijn aangegaan in de voorgaande 12 maanden en op welke wijze dit een bijdrage levert aan de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 3.

Onderdeel H

In onderdeel H is artikel 9 in lijn gebracht met artikel 4 (nieuw). Artikel 9 ziet op de wijze van bevoorschotting. De subsidie wordt voor 100% bevoorschot.

Tot op heden was de bevoorschotting slechts 70%. De verwachting is dat niet alle penvoerders in staat zijn om de implementatie- en licentiekosten voor soft- en hardware te betalen, zonder dat zij een volledig voorschot hebben ontvangen. Om de bevoorschotting niet onnodig complex te maken, is bepaald dat het volledige subsidiebedrag (100%), voor de activiteiten bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt bevoorschot.

Onderdeel I

Voor de vaststelling van de subsidie worden formulieren beschikbaar gesteld via de website van de Dienst Uitvoering Subsidie voor Instellingen (www.dus-i.nl). Voordat de stukken voor de vaststelling ingediend kunnen worden moeten deze gezien en geaccordeerd zijn door het landelijk programmabureau Babyconnect. Dit houdt in dat op het formulier moet worden ingevuld op welke datum het formulier is afgestemd. Bovendien moet worden aangegeven met welke werknemer van het programmabureau Babyconnect het formulier is afgestemd.

De stukken die noodzakelijk zijn voor de vaststelling zijn gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke Beleidsregel. Sinds de publicatie van de initiële Beleidsregel hebben nieuwe inzichten ertoe geleid dat de gebruikersgroepen en het programmabureau Babyconnect beter kunnen beoordelen dat de eisen genoemd in bijlage 1 behaald zijn door tenminste 70% van de deelnemende zorgorganisaties. Zorgorganisaties zijn de partijen die aangesloten bij een VSV of IGO deelnemen aan een regionaal partnerschap. Ook wordt naast het zorgaanbiedersadresboek van MedMij toegevoegd of een dan geldend MedMij register. Mocht de benaming van een dergelijk register nog wijzigen gedurende de subsidieperiode behoeft dit geen aanpassing.

Onderdeel J

Sinds de publicatie van de initiële Beleidsregel is gebleken dat het voor zorggebruikers lastig aantoonbaar is dat de uitkomstdoelen voor tenminste 70% behaald zijn. Dit is wel aan te tonen voor de deelnemende zorgorganisaties, daarom is dit punt aangepast in de regeling.

Onderdeel L

Bijlage 1, behorende bij artikel 3, eerste lid, is op enkele punten aangepast.

De tabel bij het vierde lid is gewijzigd in verband met de wijziging van artikel 10. In dit punt wordt aangegeven dat zowel het programmabureau Babyconnect als de gebruikersgroepen documenten verifiëren waaruit blijkt dat resultaten voldoen aan de in bijlage 1 omschreven eisen van punt 1 tot en met 5. Daarom kan de toetsing van de gebruikersgroep per uitkomstdoel onder punt vijf komen te vervallen. Dit wordt voldoende ondervangen door dit punt.

Het onderdeel resultaten bij de tabel uitkomstdoel 2 bij het vijfde lid is gewijzigd omdat de GTS/OTV niet meer bestaat. Gezien de eis die reeds onder het laatste punt is geformuleerd (wettelijke vereiste gespecificeerde toestemming) is er geen noodzaak om een vorm of programma te benoemen.

Vanwege de wijzigingen in artikel 10 is de toetsing van uitkomstdoel 2 aangepast.

De tabel uitkomstdoel 3 bij het vijfde lid is gewijzigd. In het onderdeel resultaten is toegevoegd dat de eOverdracht van het zorggebruiker dossier naar de jeugdgezondheidszorg alleen moet kunnen plaatsvinden indien de jeugdgezondheidszorg is aangesloten. Het punt rondom OTV is aangepast, omdat dit niet meer bestaat.

In het onderdeel toetsing van de tabel uitkomstdoel 3 bij het vijfde lid, is de zinsnede ‘eOverdracht geboortezorg-jeugdgezondheidszorg, acute overdracht verloskundige – gynaecoloog,’ verwijderd. Er is gebleken dat de informatiestandaard Perinataal Woordenboek en Dataset (PWD), versie 3.2 of hoger, de lading voldoende dekt.

Voor het mogelijk maken van uitkomstdoel 4 is eenmalig registreren en meervoudig gebruik van belang. Gedurende de projectperiode wordt er vooral ingezet op het standaardiseren van de gegevens in het primaire proces. Door in het borgingsplan, die meegestuurd moet worden bij de subsidievaststelling, aandacht te besteden aan op welke wijze deze informatie voor meerdere doeleinden gebruikt kan worden, worden daardoor eenmalig registreren meervoudig gebruik geborgd.

Artikel II

In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving en de minimale termijn tussen publicatie en inwerkingtreding van de regeling (zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving), treedt deze beleidsregel in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiervoor is gekozen omdat deze subsidie wordt opengesteld per 1 juli 2022. De subsidieaanvragers zijn er bij gebaat dat zij zo snel mogelijk kennis kunnen nemen van de regeling.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

Naar boven