SUBSIDIEREGELING VERDUURZAMING EN ONDERHOUD HUURWONINGEN (SVOH)
Algemeen deel van de toelichting
1. Hoofdlijnen van de regeling
1.1 Aanleiding
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat alle woningen en gebouwen in Nederland in
2050 CO2-arm zijn. Deze duurzame transformatie vraagt ook om investeringen in de verduurzaming
van huurwoningen. De komende jaren is hiervoor nog een grote inzet nodig. Grotere
verhuurders worden op dit moment via de Regeling Vermindering Verhuurderheffing Verduurzaming
(RVV-V) ondersteund bij hun investeringen in energiebesparende maatregelen. Als de
verhuurderheffing is afgeschaft, zoals aangekondigd in het Coalitieakkoord, hebben
grotere verhuurders in de regel voldoende capaciteit om te investeren in hun woningen.
Voor veel particuliere verhuurders en sommige institutionele beleggers is echter geen
subsidieregeling voor energiebesparing beschikbaar, terwijl zij de komende jaren wel
grote investeringen moeten doen in de verduurzaming van hun woningen.1 Daarom wordt met deze regeling een subsidie in het leven geroepen voor onderhoud
en energiebesparende maatregelen bij gereguleerde huurwoningen.
1.2 Probleembeschrijving
Verhuurders moeten de komende jaren dus fors investeren in woningverduurzaming, maar
ze kunnen niet altijd gebruikmaken van de bestaande subsidieregelingen. De mogelijkheden
om dit te bekostigen uit de huurinkomsten zijn bovendien achteruit gegaan door de
huurbevriezing in de gereguleerde sector2, die per 1 juli 2021 in werking is getreden naar aanleiding van de motie Beckerman.3 Verhuurders hebben door deze huurbevriezing te maken met een inkomstenderving, waardoor
investeringen in regulier onderhoud en woningverduurzaming in het gedrang komen. Om
de investeringscapaciteit van verhuurders op peil te houden, is voorzien in een tegemoetkoming
voor de huurbevriezing. Woningcorporaties en grote verhuurders krijgen deze via een
tariefsverlaging van de verhuurderheffing. Een dergelijke tegemoetkoming voor de huurbevriezing
kan echter niet voor alle verhuurders via een tariefsverlaging van de verhuurderheffing
verlopen, omdat niet alle verhuurders de heffing betalen. Iedere verhuurder is voor
50 gereguleerde woningen vrijgesteld van de verhuurderheffing, dus verhuurders met
50 gereguleerde huurwoningen of minder betalen geen verhuurderheffing.
De groep die volledig vrijgesteld is van de verhuurderheffing betreft enerzijds verhuurders
met 50 of minder huurwoningen onder de liberalisatiegrens en anderzijds verhuurders
die gereguleerde huurwoningen verhuren boven de liberalisatiegrens. Verhuurders met
gereguleerde huurwoningen boven de liberalisatiegrens hebben die woningen aanvankelijk
(net) onder de liberalisatiegrens verhuurd, waardoor woningen in het gereguleerde
segment vielen. Inmiddels ligt de huur boven de liberalisatiegrens, maar de woningen
gelden nog steeds als gereguleerd zolang er geen andere huurder is. Omdat de huurprijs
boven de liberalisatiegrens ligt, zijn alle gereguleerde huurwoningen boven de liberalisatiegrens
vrijgesteld van de verhuurderheffing.
De onderhavige regeling heeft als doel om verhuurders met woningen in het gereguleerde
segment die te maken hebben met een huurbevriezing te ondersteunen in hun uitgaven
voor energiebesparing, onderhoud en energieadvies. De regeling staat dus open voor
twee groepen verhuurders:
-
a. Verhuurders die woningen verhuren in het gereguleerde segment onder de liberalisatiegrens.
De regeling staat open voor verhuurders met in totaal 100 gereguleerde huurwoningen
of minder. Verhuurders met meer dan 100 gereguleerde huurwoningen komen niet in aanmerking
voor subsidie, omdat zij voldoende profiteren van de tariefsverlaging van de verhuurderheffing.
Verhuurders die in aanmerking komen voor deze subsidie, kunnen een aanvraag doen voor
maximaal 50 zelfstandige gereguleerde huurwoningen.
-
b. Verhuurders die woningen boven de liberalisatiegrens verhuren in de gereguleerde sector. Dit zijn woningen waarvan de aanvangshuur onder de liberalisatiegrens lag, maar nu
boven deze grens ligt. Verhuurders met deze huurwoningen in hun portefeuille hebben
ook te maken met een huurbevriezing, maar profiteren niet van de tariefsverlaging
verhuurderheffing, omdat zij geen verhuurderheffing betalen voor deze huurwoningen.
Daarom kunnen deze verhuurders subsidie ontvangen voor al hun gereguleerde woningen
met een huurprijs boven de liberalisatiegrens, voor zover zij verklaren dat die woningen
bij de aanvang van het huidige huurcontract in het gereguleerde segment verhuurd zijn.
Naar schatting worden circa 290.000 woningen onder de liberalisatiegrens verhuurd
door verhuurders als bedoeld onder a). Het is echter niet mogelijk om aan te geven
hoeveel woningen daarvan worden verhuurd door verhuurders die maximaal 100 gereguleerde
woningen bezitten, omdat gegevens daaromtrent ontbreken. Het aantal gereguleerde woningen
dat boven de liberalisatiegrens wordt verhuurd, bedraagt circa 140.000.
1.3 Probleemaanpak
Particuliere verhuurders en institutionele beleggers kunnen op grond van de onderhavige
regeling subsidie krijgen voor energiebesparende maatregelen, bepaalde soorten onderhoud,
en energieadvies. De regeling is breed toegankelijk voor verhuurders, omdat subsidie
wordt gegeven voor activiteiten die nu of in de (nabije) toekomst nodig zijn. Daarmee
draagt de regeling bij aan het beleidsdoel energiebesparing en de kwaliteit van huurwoningen.
Er is veel winst te boeken met de verbetering van woningen in de (particuliere) huursector,
want dit is het segment met veel oude woningen die nog niet energiezuinig zijn: 72%
van de woningen van particuliere verhuurders heeft een energielabel C of slechter.4 Huurwoningen van institutionele beleggers zijn energetisch gezien beter op orde,
maar ook daar is ruimte voor verbetering: 46% van deze huurwoningen heeft een label
C of slechter.5
1.4 Motivering instrumentkeuze
Er is gekozen voor een financieel beleidsinstrument, omdat dit aansluit bij de financiële
aard van het probleem, namelijk: de gebrekkige investeringscapaciteit bij verhuurders
om te investeren in woningverduurzaming en -onderhoud. Door de inkomstenderving hebben
verhuurders minder investeringsvermogen voor deze opgaven. Het opzetten van een subsidieregeling
sluit ook aan bij de wensen van de particuliere verhuurders en institutionele beleggers.
In de afgelopen jaren is door hen meermaals aangegeven dat een subsidie voor energiebesparing
wenselijk is. Dit wordt ook bevestigd in een onderzoek van het Planbureau voor de
Leefomgeving.6 De subsidiëring zal op basis van maatregelen plaatsvinden en niet op basis van labelstappen.
Hiervoor is gekozen omdat subsidiëring van maatregelen voor indieners betrekkelijk
eenvoudig is7 en niet iedere energiebesparingsmaatregel of onderhoudsmaatregel ook tot een labelstap
leidt.8
1.5 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verleend voor drie typen activiteiten: (1) energiebesparende maatregelen,
(2) onderhoudsmaatregelen, en (3) energieadvies. Maatregelen voor energiebesparing
zijn opgenomen omdat deze een belangrijke bijdrage leveren aan de verduurzaming van
woningen. Onderhoudsmaatregelen komen in aanmerking voor subsidie omdat verhuurders
door de huurbevriezing minder ruimte hebben om te investeren in regulier onderhoud,
terwijl het belangrijk is om de kwaliteit van de woningvoorraad op peil te houden.
Huurders in gebrekkige woningen hebben namelijk eerder te kampen met comfortklachten
en gezondheidsrisico’s. Energieadvies wordt gesubsidieerd om verhuurders te ‘ontzorgen’
bij keuzes over energiebesparing: door een (gedegen) advies is het voor hen duidelijk
welke maatregelen op welk moment getroffen moeten worden om de woning te verduurzamen.
Het advies is bedoeld om verhuurders handvatten te geven om daadwerkelijk tot woningverbetering
over te gaan. Daarom is het energieadvies enkel subsidiabel als ten minste twee energiebesparende-
of onderhoudsmaatregelen of een combinatie van beide zijn uitgevoerd.
Specifiek kan subsidie aangevraagd worden voor de volgende activiteiten:
I. Energiebesparende maatregelen
-
• Spouwmuurisolatie
-
• Gevelisolatie
-
• Dakisolatie, zolder- of vlieringvloerisolatie
-
• Bodem- of vloerisolatie
-
• HR++ glas, triple glas in combinatie met nieuwe isolerende kozijnen, of isolerende
voor- en achterdeuren (in de bestaande thermische schil)
-
• Voor het eerst aanleggen van een ventilatiesysteem met CO2-sturing of warmteterugwinning (WTW) met een rendement van tenminste 90%
II. Onderhoud
III. Energieadvies
Er wordt enkel subsidie verstrekt aan verhuurders die ten minste twee van de bovenstaande
energiebesparende of onderhoudsmaatregelen treffen of een combinatie daarvan. Bij
alle maatregelen is een forfaitair bedrag per m2 in de regelingstekst opgenomen. Per woning kan maximaal € 6.000 subsidie voor de
uitgevoerde activiteiten worden aangevraagd (incl. een eventueel energieadvies). De
maximale totale subsidie per verhuurder is € 400.000.9
Het energieadvies bevat een nauwkeurige omschrijving van de bestaande situatie op
basis van een ter plekke door een EPA-adviseur uitgevoerde technische en bouwkundige
beoordeling van de schil en de installaties van het gebouw of van de groep van gebouwen,
alsmede een beschrijving van de mogelijke energiebesparingsmaatregelen met voor- en
nadelen en de keuzemogelijkheden per maatregel, een inschatting van de investering
en van de te realiseren energiebesparing. Ook maakt het energieadvies de terugverdientijd
van de voorgenomen investeringen inzichtelijk. Het subsidiebedrag voor energieadvies
is 75% van de factuur en niet meer dan een maximumbedrag voor de categorieën als bedoeld
in artikel 9.
1.6 Werkwijze
In de artikelen 16 tot en met 19 van het Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna: het Kaderbesluit)
wordt de wijze van subsidieverstrekking geregeld aan de hand van drie verschillende
‘subsidiearrangementen’. Het lichtste arrangement (arrangement 1) betreft subsidies lager dan € 25.000 (artikel 16 van het Kaderbesluit); bij dit
arrangement wordt de subsidie verstrekt in de vorm van een vast bedrag en wordt de
subsidie ofwel direct vastgesteld en uitbetaald (artikel 16, tweede lid, onderdeel
a, van het Kaderbesluit), ofwel eerst verleend en 100% bevoorschot en ambtshalve vastgesteld
op een in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven moment (artikel 16, tweede
lid, onderdeel b, van het Kaderbesluit). Het iets zwaardere arrangement (arrangement 2) heeft in beginsel betrekking op subsidies van € 25.000 tot € 125.000 (artikel 17
van het Kaderbesluit); op grond van dit arrangement wordt de subsidie eerst verleend
en moet de subsidieontvanger, nadat hij de activiteiten heeft verricht, een aanvraag
tot subsidievaststelling doen, waarbij hij de subsidie verantwoordt. Voor subsidies
van € 125.000 of meer geldt in beginsel arrangement 3 (artikel 18 van het Kaderbesluit); bij dit arrangement geldt dat de subsidieontvanger
de subsidie niet alleen moet verantwoorden, maar daarbij ook een controleverklaring
moet leveren. Om de administratieve lasten voor de subsidieontvanger te beperken,
kan op grond van artikel 20 van het Kaderbesluit bij ministeriële regeling worden
bepaald dat op subsidieverstrekkingen een lichter arrangement wordt toegepast.
In de onderhavige regeling is voor het aanvraag- en verleningsproces onderscheid gemaakt
tussen kleine projecten (voor subsidie van minder dan € 125.000) en grote projecten
(voor meer dan € 125.000 subsidie):
-
a) Aanvragen onder de € 125.000 worden ingediend nadat de activiteiten zijn uitgevoerd en de subsidie wordt verstrekt met toepassing van
artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit. Op grond van artikel 20
van het Kaderbesluit kunnen de regels voor subsidies onder € 25.000 van artikel 16,
tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit ook toepasbaar worden verklaard op subsidies
van € 25.000 of meer. Door deze constructie blijven de administratieve lasten voor
de subsidieontvangers laag en is de handhaving eenvoudig – de aanvraag en het verzoek
tot vaststelling vinden immers gelijktijdig plaats. De uitbetaling van de subsidie
vindt plaats nadat Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) namens de
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (hierna: de Minister voor VRO)
de subsidie heeft vastgesteld.
-
b) Aanvragen boven de € 125.000 worden ingediend voordat de activiteiten zijn uitgevoerd, met een mogelijke uitzondering voor energieadvies:
het advies mag zijn opgesteld voordat de subsidie is aangevraagd. Het energieadvies kan namelijk de basis vormen om energiebesparende
of onderhoudsmaatregelen te selecteren en daarvoor een subsidieaanvraag te doen. Zoals
aangegeven komt het energieadvies enkel voor subsidie in aanmerking als er ten minste
twee energiebesparende of onderhoudsmaatregelen (of een combinatie van beide) zijn
uitgevoerd. Subsidieontvangers zijn verplicht om de activiteiten waarvoor subsidie
is beschikt binnen 24 maanden na de beschikking uit te voeren. Indien de uitvoering
van de maatregelen binnen de termijn, buiten de schuld van de subsidieontvanger niet
mogelijk is, kan RVO namens de Minister voor VRO die termijn op schriftelijk en gemotiveerd
verzoek van de subsidieontvanger eenmaal met ten hoogste 12 maanden verlengen. Nadat
de activiteiten zijn verricht, kan de subsidieaanvrager een vaststellingsverzoek indienen.
De uitbetaling van de subsidie vindt plaats nadat RVO (namens de Minister voor VRO)
de subsidie heeft vastgesteld.
De subsidie kan worden aangevraagd bij het digitale loket van RVO. De subsidieaanvraag
moet vergezeld gaan met een aantal bewijsstukken (zoals adresgegevens, een uitvoerdersformulier
en, indien van toepassing, een ingevulde de-minimisverklaring). Bij de aanvraag van
een subsidie van minder dan € 125.000 moeten facturen, betaalbewijzen en nader bewijs
dat de maatregelen zijn uitgevoerd worden meegezonden. Voor subsidies van meer dan
€ 125.000 geldt dat die bewijsmiddelen moeten worden meegezonden met de aanvraag voor
de subsidievaststelling.
Voor aanvragen van € 125.000 of meer zijn er enkele aandachtspunten bij het wijzigen
van de beschikking. Als de omvang van de maatregelen wijzigt (bijvoorbeeld omdat de
aanvrager meer isolatiemateriaal nodig heeft dan aanvankelijk werd aangegeven), kan
de verhuurder ervoor kiezen om de aanvraag in stand te houden. In dat geval wordt
er enkel subsidie verleend over de aangevraagde omvang van de maatregel. De verhuurder
kan er ook voor kiezen om een aanvraag tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening
in te dienen (met de nieuwe omvang van de maatregelen). Als de verhuurder ook andere
maatregelen uitvoert dan die waarvoor in de beschikking subsidie is verleend, geldt
hetzelfde: het staat de verhuurder vrij om – voorafgaand aan de uitvoering – een wijziging
van subsidieverlening in te dienen.
1.7 Monitoring
Er wordt maandelijks gemonitord of er voldoende aanvragen zijn om het budget aan het
eind van de looptijd uit te putten. Ook vindt regelmatig afstemming plaats met de
brancheverenigingen (Vastgoed Belang, IVBN, Hofjesberaad, Het Behouden Huis) om te
bezien of de subsidieregeling werkbaar is voor particuliere verhuurders en institutionele
beleggers.
2. Verhouding tot hoger recht en ander nationaal recht
2.1 Kaderbesluit BZK-subsidies
Deze regeling vindt haar grondslag in de Kaderwet overige BZK-subsidies en het daarop
gebaseerde Kaderbesluit BZK-subsidies. Subsidieverstrekking op grond van de onderhavige
regeling wordt ook beheerst door de regels in het Kaderbesluit. Subsidieaanvragers
of -ontvangers hebben dus niet alleen met deze regeling te maken, maar ook met regels
uit het Kaderbesluit, ook al worden die regels niet expliciet genoemd in deze subsidieregeling.
Voor zover er regels van het Kaderbesluit van toepassing zijn, is dit toegelicht in
het artikelsgewijze deel van de toelichting.
2.2 Staatssteunrecht
In deze subsidieregeling zijn regels opgenomen die voortkomen uit het staatssteunrecht.
Als de overheid subsidie verleent aan een onderneming kan dit te kwalificeren zijn
als staatssteun. Het begrip ‘onderneming’ dient daarbij breed uitgelegd te worden;
het uitvoeren van een economische activiteit (ook zonder winstoogmerk) kan er op zichzelf
al toe leiden dat er sprake is van een onderneming. De activiteit die aanvragers onder
deze subsidieregeling verrichten, te weten het (laten) verduurzamen/onderhouden van
huurwoningen, kan doorgaans gezien worden als economische activiteit. Hierdoor is
er sprake van staatssteun.
Staatssteun is gereguleerd op Europees niveau en zal op basis van Europese recht gerechtvaardigd
moeten worden. In deze subsidieregeling is gebruik gemaakt van twee Europese verordeningen
ter rechtvaardiging van de gegeven steun. Dit onderscheid is gemaakt omdat onderhoud
en energieadvies niet verenigbaar zijn met de interne markt in de zin van artikel
107, derde lid, van het Verdrag op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening
(AGVV), en het doen van energiebesparende maatregelen wél. Onderhoud en energieadvies
zijn verenigbaar met de interne markt op grond van de de-minimisverordening.
Voor subsidies voor energiebesparende maatregelen, onderhoud en energieadvies die
minder dan € 125.000 bedragen zal gebruik worden gemaakt van de de-minimisverordening.
De voorwaarden die hieraan zijn verbonden worden verder toegelicht onder 2.2.b.
Voor subsidies voor energiebesparende maatregelen, onderhoud en energieadvies boven
de € 125.000 zal zowel de algemene groepsvrijstellingsverordening als de de-minimisverordening
gebruikt worden. Energiebesparende maatregelen zullen gerechtvaardigd worden op grond
van artikel 38 van de AGVV. De voorwaarden die hieraan zijn verbonden worden verder
toegelicht onder 2.2.a. Voor onderhoud en energieadvies zal gebruik worden gemaakt
van de de-minimisverordening. De voorwaarden die hieraan zijn verbonden worden verder
toegelicht onder 2.2.b.
2.2.a Algemene Groepsvrijstellingsverordening
Voor subsidie voor de kosten van energiebesparende maatregelen geldt een bepaling
van het deel ‘Steun voor milieubescherming’ van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.10 Dit heeft onder meer tot gevolg dat er sprake moet zijn van een aantoonbaar stimulerend
effect van de subsidies, waardoor de subsidies alleen voorafgaand aan het verrichten
van de activiteiten kunnen worden aangevraagd.
Op grond van artikel 11 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening zal de Minister
voor VRO daarnaast via het elektronische aanmeldingssysteem van de Europese Commissie
de beknopte informatie over deze subsidieregeling doen toekomen (kennisgeving). Het
gaat dan om de informatie als bedoeld in bijlage II van de AGVV die binnen 20 werkdagen
na de inwerkingtreding van deze subsidieregeling moet zijn verstuurd. Aangezien dit
een verplichting van de Minister is, waarvoor geen nadere gegevens van de subsidieaanvragers
nodig zijn, is het stellen van nadere regels in deze subsidieregeling niet nodig.
In deze regeling overschrijdt de individuele steunverlening niet de grens van € 400.000,
waardoor publicatie van de steunmaatregel conform artikel 9, lid 1, sub c, van de
AGVV niet vereist is.
Voor verlening van deze subsidie dient te worden vastgesteld dat er geen sprake is
van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, achttiende lid, van
de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Ook mag er geen sprake zijn van een onderneming
ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in
artikel 1, vierde lid, onder a, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Om
hieraan te voldoen zijn deze voorwaarden opgenomen als afwijzingsgronden in artikel
12.
Om gebruik te kunnen maken van deze uitzondering in de AGVV mag maximaal 30% van de
kosten van een verhuurder voor energiebesparende maatregelen worden gesubsidieerd.
Daarnaast geldt op grond van de AGVV het maximum van € 15 miljoen per onderneming
per project. Daarvoor telt alle steun mee voor dezelfde in aanmerking komende kosten.
2.2.b De-minimisverordening
De subsidies die worden verleend met toepassing van de de-minimisverordening zijn
gebonden aan een aantal voorwaarden.11 De de-minimisverordening gaat uit van de gedachte dat de staatssteun is gerechtvaardigd
door de beperkte hoogte ervan. Dit kader geeft daarom een maximum voor het bedrag
dat de subsidieontvanger mag ontvangen aan de-minimissteun. In een periode van drie
opeenvolgende belastingjaren mag de verhuurder niet meer dan het maximumbedrag van
€ 200.000 aan de-minimissteun ontvangen. Hierbij is van belang dat alle ontvangen
de-minimissteun meetelt, dus ook de-minimissteun die is verstrekt op grond van andere
subsidies van het Rijk of de decentrale overheid. De de-minimissteun mag, in tegenstelling
tot steun op grond van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, ook worden verleend
op het moment dat de activiteiten lopende zijn of al zijn afgerond.
Een verhuurder die een aanvraag doet binnen deze subsidieregeling, dient een ingevulde
de-minimisverklaring bij de aanvraag in te dienen. Een format voor deze verklaring
is op de website van RVO beschikbaar gesteld. In de verklaring geeft de verhuurder
aan of hij in het lopende belastingjaar en de afgelopen twee belastingjaren reeds
andere de-minimissteun heeft ontvangen. Alle de-minimissteun die de betreffende verhuurder
heeft ontvangen wordt daartoe samen opgeteld, onafhankelijk van de aard van de activiteiten
waarvoor de steun is verleend. Voor de ingevulde de-minimisverklaring geldt dat deze
naar waarheid dient te worden ingevuld door de betrokken verhuurder. Wanneer de ingevulde
verklaring in strijd wordt geacht met de de-minimisverordening wordt deze buiten beschouwing
gelaten in de berekening van de subsidie. Er kan in dit geval geen subsidie worden
verleend voor onderhoudsmaatregelen, energieadvies en energiebesparende maatregelen
(bij subsidies onder de € 125.000) of voor enkel onderhoudsmaatregelen en energieadvies
(bij subsidies boven de € 125.000).
2.2.c Cumulatie in de zin van de AGVV en de-minimisverordening
Samenloop van subsidies is toegestaan, behoudens hetgeen bepaald in artikel 12, en
mits voor dezelfde activiteiten geen subsidie wordt verkregen via andere regelingen
of andere bestuursorganen. Voor aanvragen die gerechtvaardigd worden door de Algemene
Groepsvrijstellingsverordening geldt het maximum van 30% van de subsidiabele kosten
en in totaal € 15 miljoen per investeringsproject, per onderneming. Bij aanvragen
die gerechtvaardigd worden door de de-minimisverordening mag er, zoals eerder aangegeven,
niet meer dan € 200.000 aan zogenoemde de-minimissteun worden verleend per drie belastingjaren.
Bij het toetsen van cumulatie van staatssteun kunnen echter meerdere staatssteunkaders
en -regels een rol spelen. Deze regeling controleert daarom niet op samenloop met
andere subsidies die later worden aangevraagd dan de subsidie op grond van deze regeling,
op subsidies die vallen binnen een ander staatssteunkader of op subsidies voor andere
activiteiten. De rechtmatigheid van de verstrekking van die andere subsidies zal bij
de betreffende aanvragen van die subsidies getoetst (moeten) worden.
3. Verhouding tot andere subsidieregelingen
Deze regeling hangt nauw samen met andere regelingen. Zo kunnen verhuurders aanspraak
maken op een subsidie voor zonneboilers en warmtepompen via de Investeringssubsidie
Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE). Deze specifieke maatregelen zijn daarom
niet in deze regeling opgenomen.
Daarnaast kunnen gemengde Verenigingen van Eigenaren (met zowel eigenaar-bewoners
als verhuurders) subsidie aanvragen voor onder andere energiebesparende maatregelen,
energieadvies en procesbegeleiding in de Subsidie Energiebesparing Eigen Huis (SEEH).
Omdat verhuurders ook onderdeel uitmaken van (gemengde) VvE’s, bestaat de mogelijkheid
dat zij al subsidie hebben ontvangen via de SEEH. Hetzelfde geldt voor grotere verhuurders,
die in aanmerking komen voor de Regeling Vermindering Verhuurderheffing Verduurzaming
(RVV-V) als ze verhuurderheffing betalen. Via de RVV-V wordt de verhuurderheffing
verlaagd voor verhuurders die investeren in verduurzaming. Om te voorkomen dat deze
verhuurders twee keer subsidie ontvangen voor dezelfde maatregelen, is cumulatie met
andere regelingen voor dezelfde maatregelen niet toegestaan.
4. Gevolgen
4.1 Verwacht effect
De verwachting is dat deze subsidieregeling bijdraagt aan het verduurzamingstempo
in de huursector. Er is de afgelopen jaren geen subsidieregeling geweest voor energiebesparing
bij deze woningen, terwijl hier nog grote verbeteringen nodig zijn. Er is € 152.000.000
beschikbaar van 1 april 2022 tot 1 januari 2026. Bij een volledige uitputting van
het budget zal voor ongeveer 50.000 woningen subsidie zijn aangevraagd.12
Volgens deze prognose wordt in totaal voor 50.000 woningen subsidie vastgesteld en
verleend, voor ongeveer 135.000 maatregelen.13 In dat geval wordt er ongeveer 34 miljoen m3 aardgas bespaard.14 Als rekening wordt gehouden met een free rider effect van 30%, is de besparing als gevolg van de regeling 24 miljoen m3 aardgas. Dat komt neer op een besparing van 0,8 PJ, oftewel 45 kton CO2.15 De regeling kan dus tot een forse energiebesparing leiden.
Bijkomend voordeel voor huurders is dat zij een beter onderhouden woning huren en
dat hun energielasten kunnen afnemen bij verduurzaming. De energiebesparende maatregelen
kunnen immers leiden tot een lagere energierekening – en die wordt door de huurder
betaald. Ook is het aannemelijk dat het comfort toeneemt doordat de woning gemakkelijker
warm gehouden kan worden en doordat het binnenklimaat verbetert (bv. via betere ventilatie
en de afname van schimmel door hogere temperaturen). In een Kamerbrief over de huurbevriezing
is aangegeven dat de huurbevriezing leidt tot een voordeel voor de huurder van € 6
per maand.16 Dit is omgekeerd ook de inkomstenderving van de verhuurder.
4.2 Financiële gevolgen
Het totaalbudget voor de regeling is € 160 miljoen voor de jaren 2022-2025, waarvan
€ 152 miljoen subsidiebudget en € 8 miljoen uitvoeringskosten. Die € 152 miljoen komt
ten laste van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Deze middelen hebben financiële effecten voor de doelgroep, die bestaat uit particuliere
verhuurders en institutionele beleggers (en wellicht enkele kleine woningcorporaties).
Zij kunnen gemakkelijker investeren in de verduurzaming van hun woningen, want een
subsidie dekt een deel van de onrendabele top af. Hierdoor hoeven de maatregelen niet
of maar beperkt te worden doorberekend in de huur, waardoor ook de huurder eerder
instemt met verduurzaming. Zelfs als de maatregelen worden doorberekend in de huurprijs
gaat de huurder er financieel niet op achteruit, omdat de besparing op de energierekening
vrijwel altijd groter is dan de verhoging van de huur.17
4.3 Administratieve lasten
Verhuurders die een subsidieaanvraag doen onder de € 125.000, vragen hun subsidie
aan na afloop van de werkzaamheden. Voor verhuurders die € 125.000 of meer subsidie
aanvragen, geldt dat zij de subsidieaanvraag voorafgaand aan de uitvoering van de
maatregelen doen. Bij een aanvraag dienen verhuurders onder andere het adres of de
adressen, de postcode(s), huisnummer(s) en toevoeging van de te verduurzamen woningen
aan te leveren. Voor het verzoek tot vaststelling moeten de maatregelen verantwoord
worden door onder andere de factuur en het betaalbewijs van de uitgevoerde maatregelen
op woningniveau in te dienen via het e-Loket.
In totaal worden 12.500 vaststellingen verwacht (en circa 4 woningen per aanvraag).
Er wordt rekening gehouden met het feit dat uiteindelijk 10% van de aanvragen niet
leidt tot een verzoek tot vaststelling of een goedgekeurde vaststelling. Uit eerdere
regelingen blijkt dat een klein deel van de projecten niet wordt gerealiseerd of dat
woningen worden afgewezen bij de vaststelling. De totale administratieve lasten voor
deze aanvragen worden daarmee geschat op € 2.254.500. In onderstaande tabel is toegelicht
hoe tot de genoemde administratieve lasten is gekomen:
Handeling
|
Uren
|
Uurtarief
|
Aantal aanvragen
|
Totaal
|
Aanvragen onder € 125.000
|
3
|
€ 54
|
12.000
|
€ 1.944.000
|
Aanvragen boven € 125.000
|
4
|
€ 54
|
500
|
€ 108.000
|
10% uitval bij aanvragen
|
3
|
€ 54
|
1.250
|
€ 202.500
|
|
|
|
|
€ 2.254.500
|
5. Uitvoering
Namens de Minister voor VRO zal RVO in mandaat de subsidieaanvragen beoordelen en
al dan niet subsidie verlenen. De uitvoeringskosten van de regeling bedragen € 8 miljoen.
De aanvragen tot subsidieverlening en -vaststelling zullen beoordeeld worden op basis
van bekende gegevens over de woningen, zoals toetsing op eigendom en woningeigenschappen
(via de BAG). Voor de staatssteuntoets kan gebruik worden gemaakt van een op de RVO-site
beschikbare ‘verklaring staatssteunkaders’.
6. Evaluatie
Zoals eerder is aangegeven in een Kamerbrief18, wordt deze regeling in beginsel opengesteld vanaf 1 april 2022 tot 1 januari 2026.
Hierna zal de Minister de doeltreffendheid, doelmatigheid en de effectiviteit evalueren.
Op basis van deze evaluatie wordt bezien of de regeling – al dan niet in aangepaste
vorm – wordt voortgezet.
7. Advies en consultatie
7.1 Internetconsultatie
De Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) stond van 26 oktober
2021 tot en met 14 november 2021 open voor consultatie. Via de internetconsultatie
is gevraagd of men wilde reageren op de conceptregeling en -toelichting. Op de consultatie
zijn 7 reacties binnengekomen van brancheorganisaties, verhuurders en het Adviescollege
toetsing regeldruk. Daarnaast heeft een aantal brancheverenigingen per mail gereageerd,
zonder die reactie op de webpagina van de internetconsultatie te plaatsen. Op bepaalde
onderdelen hebben de reacties geleid tot aanvullingen, verduidelijkingen en/of verbeteringen
van de regeling en de toelichting. Een aantal reacties heeft niet geleid tot een wijziging.
Over het algemeen blijkt uit de consultatie dat men verheugd is met het feit dat er
een subsidieregeling wordt opengesteld voor particuliere verhuurders en institutionele
beleggers in het gereguleerde segment. Eén reactie staat haaks op dit beeld en stelt
dat het onlogisch is om deze doelgroepen te subsidiëren, omdat ze ook zelf kunnen
investeren in woningverduurzaming. Dit heeft niet geleid tot een wijziging in de regeling,
omdat de regeling enkel gericht is op verhuurders in het gereguleerde segment en deze
verhuurders bovendien te kampen hebben met een inkomstenderving vanwege de huurbevriezing.
Zoals reeds is aangekondigd, heeft het kabinet – mede om deze redenen – besloten om
deze doelgroep wel tegemoet te komen.19 Andere opmerkingen gingen over de volgende thema’s:
Complexiteit aanvraagproces en administratieve lasten
Een aantal reacties ging over de complexiteit van het aanvraagproces en de administratieve
lasten voor kleine projecten. Men gaf aan dat het voor kleinere verhuurders veel werk
is om zowel een subsidieaanvraag als een verzoek tot vaststelling te doen en dat de
administratieve lasten niet proportioneel zijn met de hoogte van de subsidie. Daarom
is besloten om alle verhuurders die voor minder dan € 125.000 subsidie voor deze regeling
aanvragen tegemoet te komen: zij vragen subsidie aan na de uitvoering van de activiteiten,
waarna de subsidie (bij honorering van de aanvraag) meteen wordt vastgesteld en uitbetaald
(zie onder 1.6). Dit is mogelijk omdat aanvragen tot € 125.000 onder de-minimissteun
vallen. Voorwaarde is dan wel dat de aanvrager in het lopende belastingjaar en de
twee voorgaande jaren in totaal niet meer dan € 200.000 aan de-minimissteun heeft
ontvangen. Door deze constructie hoeft men maar één keer bewijsstukken aan te leveren,
waardoor de administratieve lasten dalen. Voor aanvragen van € 125.000 en hoger is
er niets gewijzigd in de systematiek. Wel zijn de algemene vereisten bij de subsidieaanvraag
voor alle verhuurders versoepeld om de administratieve lasten te verminderen: aanvragers
hoeven geen offerte en een overzicht van de kosten meer aan te leveren – in het verleningstraject
volstaat het uitvoerdersformulier. Er wordt wel vanuit gegaan dat de offertes op dat
moment bij de aanvrager aanwezig zijn.
Subsidiëring van monumenten
Verder kwam uit de internetconsultatie naar voren dat de regeling onvoldoende aansluit
bij de situatie van monumenten. Veel van de voorgestelde maatregelen, zoals dubbel
glas en spouwmuurisolatie, zijn niet of slechts in beperkte mate toepasbaar in monumenten.
Hierdoor kunnen veel van deze woningen in de praktijk niet voldoen aan de subsidievoorwaarden.
Om de inwerkingtreding van de regeling niet te vertragen, is besloten om op dit moment
geen uitzondering op te nemen voor monumenten. Als de regeling is ingevoerd, wordt
bezien hoe de regeling zo kan worden aangepast dat deze beter aansluit bij de monumentale
panden.
Hoogte van de subsidie
In de consultatie is tevens ingebracht dat de hoogte van de subsidie laag is in vergelijking
met de tegemoetkoming voor woningcorporaties en grotere verhuurders (via een tariefsverlaging
van de verhuurderheffing). Er is begrip voor dit standpunt, maar tegelijkertijd geldt
dat een volledige compensatie via een subsidieregeling vanwege staatssteuneisen niet
mogelijk is. Bovendien is het niet logisch als de subsidievoorwaarden in deze regeling
te veel afwijken van de voorwaarden voor VvE’s (SEEH) en eigenaar-bewoners (ISDE).
Niettemin zijn de subsidiebedragen na de consultatie met een factor 1,5 verhoogd:
ze corresponderen nu met de bedragen in de SEEH en ISDE.
Wijzigingen bij controle en vaststelling
Twee reacties gingen over de mogelijkheid om af te wijken van de beschikking (wat
geldt bij aanvragen van € 125.000 en hoger), bijvoorbeeld als de prijzen van leveranciers
stijgen of als de maatregelen veranderen. Prijsstijgingen van leveranciers hebben
geen invloed op de regeling, omdat gewerkt wordt met forfaitaire bedragen. Wel zal
periodiek worden bezien of de subsidiebedragen nog in lijn zijn met de prijzen in
de markt. Verder geldt dat kleine wijzigingen, zoals het gebruik van extra m2 materiaal, niet leiden tot een hogere subsidie dan in de beschikking – de verhuurder
krijgt in dat geval alleen subsidie voor de aangevraagde (omvang van) de maatregelen.
Wel kan de aanvrager zijn eerdere aanvraag wijzigen als men nog niet is gestart met
de uitvoering. Dit is nodig als de verhuurder besluit om andere maatregelen te treffen
dan aanvankelijk werd aangegeven of subsidie wil krijgen voor extra vierkante meters.
De toelichting is op deze punten verduidelijkt.
Opmerkingen over een aantal technische details in de regeling
Er werden ook opmerkingen geplaatst bij een aantal (technische) details van de regeling.
Ten eerste werd aangegeven dat het vervangen van een kozijn (onderhoudsmaatregel)
in combinatie met het vervangen van het glas door HR++ glas (energiebesparende maatregel)
leidde tot een hogere subsidie dan een nieuw isolerend kozijn met triple glas, terwijl
dat laatste hogere kosten met zich meebrengt. De bedragen zijn hierop aangepast: een
verhuurder krijgt meer subsidie voor een nieuw isolerend kozijn met triple glas dan
een nieuw kozijn met HR++ glas. Ten tweede werd opgemerkt dat de teksten over energieadvies
nogal globaal omschreven waren en bovendien niet op de nieuwe NTA8800 waren gebaseerd.
Op basis van deze reactie zijn de teksten in de regeling geactualiseerd.
Een aantal suggesties heeft niet geleid tot een wijziging van de regeling. Eén verhuurder
die al voor de huurbevriezing verduurzamingsmaatregelen had doorgevoerd, vroeg of
het mogelijk is om met terugwerkende kracht nog subsidie aan te vragen voor de uitgevoerde
maatregelen. Dit verzoek is niet gehonoreerd, omdat deze regeling bedoeld is om verhuurders
die geraakt zijn door de huurbevriezing te ondersteunen in hun uitgaven voor energiebesparing,
onderhoud en energieadvies. De betreffende verhuurder heeft voor de huurbevriezing
al maatregelen doorgevoerd en heeft de subsidie niet nodig gehad om hierin te investeren.
Het staat deze verhuurder vrij om een aanvraag te doen voor andere maatregelen. In
één reactie werd verzocht om de verhuurder te verplichten om de subsidie aan de huurder
te melden, zodat dit duidelijk is in het kader van huurverhoging bij woningverbetering.
Een verplichting is lastig in te stellen omdat de handhaving ingewikkeld wordt. Wel
komt er op de webpagina van de regeling een oproep aan verhuurders om de subsidie
aan huurders te melden. Ook werd gevraagd of de financiële administratie ook bewaard
moest worden tot tien belastingjaren na de subsidiebeschikking. Dat is het geval in
verband met de staatssteunregels, waardoor deze reactie niet heeft geleid toe een
wijziging van de regeling.
Overige wijzigingen
De regeling is op een aantal punten gewijzigd door voortschrijdend inzicht tijdens
de consultatie. Zo is in artikel 8 toegevoegd dat er slechts één aanvraag per woning
gedaan kan worden voor dezelfde maatregelen en energieadvies. Hiermee wordt voorkomen
dat zowel de institutionele belegger als de verhuurder van die woningen een subsidie
aanvraagt voor dezelfde maatregelen in dezelfde woning en dat dezelfde aanvrager voor
dezelfde woning een aanvraag doet voor o.a. voorgevelisolatie en in een nieuwe aanvraag
voor o.a. achtergevelisolatie. Dit is voor RVO namelijk niet te controleren. Daarom
kan dezelfde maatregel slechts één keer worden aangevraagd per woning. Verder zijn
kozijnpanelen niet meer subsidiabel, omdat deze maatregel bij andere regelingen door
aanvragers als moeilijk werd ervaren en tot problemen leidde in de uitvoering – en
kozijnpanelen worden weinig aangevraagd. Tot slot is het bedrag voor het vervangen
of installeren van een ventilatiebox aangepast naar een forfaitair bedrag (€ 150)
in plaats van een percentage om de regeling eenduidig en uitvoerbaar te houden.
7.2 Advies Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)
In haar advies van 3 november 2021 geeft het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)
aan geen opmerkingen te hebben met betrekking tot de toetsing van nut en noodzaak,
respectievelijk de minder belastende alternatieven. Voor enkele andere zaken werd
aandacht dan wel nadere uitleg gevraagd.
Allereerst merkt het ATR op dat er verschillende subsidieregelingen voor verhuurders
ten behoeve van verduurzamingsregelingen bestaan. Het is raadzaam om bij de evaluatie
van deze regeling te bezien welke overige subsidieregelingen van toepassing zijn voor
de verduurzaming van huurwoningen, hoe die regelingen zich tot elkaar verhouden en
hoe – ter voorkoming van onvolkomenheden en fouten – een overzichtelijke, meer integrale
subsidieregeling tot stand gebracht kan worden. Dit zal een aandachtspunt vormen bij
de evaluatie van deze regeling. Bovendien wordt bij de communicatie over deze regeling
extra aandacht besteed aan de verhouding tot andere regelingen. Verder constateert
het ATR dat de terminologie in de conceptregeling niet altijd consistent was. Zo liepen
begrippen als ‘subsidieverlening’ en ‘subsidiebeschikking’ door elkaar heen. Dit punt
is verholpen in de definitieve regelingstekst en toelichting. Tot slot werd geadviseerd
om de regeldrukgevolgen voor de volledige looptijd van de subsidieregeling in de toelichting
op te nemen overeenkomstig de Rijksbrede methodiek. Die berekening is verwerkt in
paragraaf 4.3 van de toelichting.
8. Overgangsrecht en inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 april 2022. Hiermee wordt aangesloten bij de
vaste verandermomenten en de minimum invoeringstermijn van twee maanden.
Artikelsgewijs deel
Artikel 1. Begripsbepalingen
Dit artikel bevat een aantal definities. De definitie van ‘gereguleerde huurwoning’
duidt op huurwoningen met een kale verhuurprijs onder de liberalisatiegrens. De definitie
van ‘gereguleerde huurwoningen boven de liberalisatiegrens’ duidt ook op gereguleerde
huurwoningen, maar met een kale verhuurprijs die op het moment van aangaan van de
huidige verhuur weliswaar onder de toenmalige liberalisatiegrens lag, maar ondertussen
na huurverhogingen boven de liberalisatiegrens is komen te liggen. Op beide categorieën
woningen is de huurbevriezing van toepassing.20 Binnen deze regeling komen enkel bestaande, zelfstandige woningen in aanmerking voor
subsidie. Onder een zelfstandige woning wordt verstaan de woning die een eigen toegang
heeft en die de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke
voorzieningen buiten de woning.
De definitie van een ‘branchegerelateerd bedrijf’ duidt op een bouwbedrijf of een
bouwinstallatie bedrijf dat aan de voorwaarden in de definitiebepaling voldoet. De
definitie van een ‘EPA-adviseur’ duidt op een vakbekwame adviseur die voldoet aan
de wettelijke vereisten die zijn gesteld.
Artikel 3. Staatssteun
Subsidie voor de kosten van energiebesparende maatregelen van in totaal € 125.000
of meer kan gerechtvaardigd worden door toepassing van artikel 38 van de algemene
groepsvrijstellingsverordening. Voor onderhoud en energieadvies wordt toepassing gegeven
aan de-minimisverordening. Subsidie voor de kosten van maatregelen en energieadvies
van minder dan € 125.000 kan gerechtvaardigd worden door toepassing van de de-minimisverordening.
Zie voor de uitleg voor de keuze van deze twee kaders het algemeen deel van deze toelichting,
onder paragraaf 2.2. In dit artikelsgewijze deel is waar nodig benoemd welke regels
voortkomen uit het staatssteunrecht.
Artikel 4. Subsidieplafond en wijze van verdeling
De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen,
conform artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit.
Artikel 9 van het Kaderbesluit bepaalt dat indien een aanvrager niet heeft voldaan
aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met
toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft
gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke
voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt. Verder
zal de Minister voor VRO de rangschikking van aanvragen die op de dag dat het subsidieplafond
wordt bereikt tegelijkertijd binnenkomen, vaststellen door middel van loting. De Minister
voor VRO zal van het eventuele bereiken van het subsidieplafond onverwijld mededeling
doen in de Staatscourant.
Artikel 5. Energiebesparende maatregelen
In artikel 5 staat beschreven wat wordt verstaan onder energiebesparende maatregelen
in deze regeling. Deze maatregelen dienen allen uitgevoerd te worden door een branchegerelateerd
bedrijf dat in een handelsregister als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 van een
lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie
bouwnijverheid, bouwinstallatiebedrijf of een vergelijkbare sectie.
Bij het vervangen van glas naar triple glas gaat dit altijd gepaard met een nieuw isolerend kozijn aangezien er meestal
een speciaal kozijn nodig om de isolerende waarde optimaal te laten zijn. Bij het
vervangen van glas wordt voor het bepalen van het aantal m2 de oppervlakte van het glas gemeten. Het vervangen van glas en deuren naar isolerende
beglazing en isolerende deuren in de bestaande thermische schil mogen bij elkaar worden
opgeteld om aan de minimale oppervlakte te voldoen. Ook kan een gedeelte van het vervangende
glas HR++ zijn (bijvoorbeeld bij de slaapkamers) en een ander gedeelte triple glas in combinatie met een nieuw isolerend kozijn (bijvoorbeeld benedenverdieping/leefruimten).
Artikel 6. Onderhoud
In artikel 6 staat beschreven wat wordt verstaan onder onderhoud in deze regeling.
Deze maatregelen dienen alle uitgevoerd te worden door een branchegerelateerd bedrijf
dat in een handelsregister- als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 van een lidstaat
van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwnijverheid,
bouwinstallatiebedrijf of een vergelijkbare sectie.
Voor onderhoudsmaatregel komen twee maatregelen in aanmerking, ten eerste het aanschaffen
en installeren van een buitenkozijn van een deur of raam, met uitzondering bij de
toepassing van triple glas. Triple glas dient namelijk altijd gecombineerd te worden met een nieuw isolerend kozijn.
Hier zijn geen minimale oppervlakten aan verbonden. Ten tweede kan het vervangen en
installeren van een ventilatiebox worden opgevoerd als onderhoudsmaatregel.
Artikel 7. Energieadvies
In artikel 7 staat beschreven wat wordt verstaan onder energieadvies in deze regeling.
Dit advies dient opgesteld te worden door een EPA-adviseur, zoals gedefinieerd in
de begripsbepalingen. De benodigde vakbekwaamheid van de adviseur moet voldoen aan
de eisen die gesteld worden in bijlage 2 van BRL 9500, deel 2.
Deze eisen zijn opgenomen in de regeling om te zorgen dat het energieadvies voldoet
aan de wettelijke vereisten en dat de doelgroep een goede afweging kan maken met betrekking
tot te nemen maatregelen. Verhuurders kunnen er zo op vertrouwen dat het opgestelde
rapport betrouwbaar is en een goed inzicht zal geven in hoe zij hun woning kunnen
verduurzamen.
Artikel 8. Activiteiten en voorwaarden
Voor een subsidieaanvraag moeten ten minste twee energiebesparende- of onderhoudsmaatregelen
of een combinatie van een of meer energiebesparende en een of meer onderhoudsmaatregelen
worden uitgevoerd. Energieadvies komt pas in aanmerking voor subsidie als er ten minste
twee energiebesparende- of onderhoudsmaatregelen of een combinatie van een of meer
energiebesparende en een of meer onderhoudsmaatregelen zijn uitgevoerd. Ook moet het
energieadvies na 1 juli 2021 worden uitgevoerd of opgesteld zijn in verband met de
huurbevriezing die op die datum in werking trad.
Per maatregel per woning wordt er maar één keer subsidie verleend. Er kunnen dus meerdere
aanvragen voor dezelfde woning worden ingediend, maar wel voor verschillende maatregelen.
Als voor een maatregel al eerder subsidie is ontvangen van een ander bestuursorgaan,
dan kan voor die maatregel niet opnieuw subsidie worden aangevraagd. Verder wordt
in tegenstelling tot gereguleerde huurwoningen onder de liberalisatiegrens geen maximum
gesteld aan het aantal gereguleerde huurwoningen boven de liberalisatiegrens waarvoor
subsidie kan worden aangevraagd.
Voor aanvragen van minder dan € 125.000 geldt dat de activiteiten eerst moeten zijn
uitgevoerd voordat de aanvraag kan worden ingediend. Dit houdt de administratieve
lasten van de regeling laag. Aanvragen van € 125.000 of meer kunnen slechts betrekking
hebben op activiteiten die zijn aangevangen na het moment van de aanvraag van de subsidie
(met uitzondering van energieadvies) en voltooid op het moment van de vaststelling
van de subsidie. Dit is vereist vanwege de staatssteuneisen hiervan, (gebaseerd op
artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening). Dit is nodig
om te voldoen aan het vereiste van stimulerend effect uit artikel 6, eerste en tweede
lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Artikel 9. Hoogte van de subsidie
De subsidie voor energiebesparende maatregelen en voor energiezuinige deuren en kozijnen
bij triple glas wordt berekend aan de hand van normbedragen per vierkante meter. De
oppervlakte waarover de maatregelen zijn uitgevoerd of worden uitgevoerd, moet berekend
zijn door het bedrijf dat de werkzaamheden zal uitvoeren. Bij de subsidieaanvraag
moet daarom een door het bedrijf ondertekend formulier worden meegezonden, waarin
behalve de omschrijving van het type maatregelen ook de desbetreffende oppervlakten
zijn ingevuld.
Het hanteren van vaste bedragen per vierkante meter betekent dat de subsidieontvanger
gehouden is de desbetreffende maatregel over het in de subsidiebeschikking genoemde
aantal vierkante meter daadwerkelijk te realiseren. Hoeveel kosten daarmee feitelijk
gemoeid zijn, is niet relevant voor de subsidie. Wanneer de subsidieontvanger de desbetreffende
maatregel over een kleiner oppervlak uitvoert, wordt het subsidiebedrag evenredig
naar beneden bijgesteld. Als de subsidieontvanger de maatregelen over een groter oppervlak
uitvoert dan de subsidiebeschikking vermeldt, betekent dit echter niet dat het subsidiebedrag
verhoogd wordt. Als de subsidieontvanger de maatregelen over een ander deel van de
woning uitvoert dan hij aanvankelijk van plan was (bijvoorbeeld als hij in plaats
van de voorgevel de achtergevel isoleert), heeft dit geen gevolgen voor de subsidie,
tenzij daarmee een kleiner aantal vierkante meter gemoeid is dan het aantal dat de
subsidiebeschikking vermeldt, dan wordt het bedrag bijgesteld.
Dit artikel vermeldt per subsidiabele activiteit de maximale vergoeding die op basis
van deze regeling mogelijk is. Door deze maxima aan te houden, wordt er voor de energiebesparende
maatregelen niet méér subsidie verleend dan is toegestaan op grond van artikel 38,
vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, namelijk ten hoogste 30%
van de in aanmerking komende kosten.
De in aanmerking komende kosten zijn gelijk aan de kosten van de energiebesparende
maatregelen. Het betreft namelijk specifiek op energie-efficiëntie betrekking hebbende
kosten, zie artikel 38, derde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening,
en dat is het geval bij de energiebesparende maatregelen in artikel 5.
Op grond van het tweede lid kan per verhuurder in totaal voor gereguleerde huurwoningen
en gereguleerde huurwoningen boven de liberalisatiegrens maximaal een bedrag van € 400.000
aan subsidie worden verleend.
Artikel 10. Aanvraag van een subsidie
Per gereguleerde huurwoning of gereguleerde huurwoning boven de liberalisatiegrens
kan een subsidieaanvraag op grond van deze regeling worden gedaan. Een verhuurder
kan meerdere keren een aanvraag doen voor verschillende woningen, tot een maximaal
bedrag van € 400.000 per verhuurder. Verder kunnen er ook meerdere aanvragen voor
dezelfde woning worden ingediend, maar het moet dan wel gaan over verschillende maatregelen.
Want er kan niet twee keer voor dezelfde maatregelen subsidie worden verstrekt.
Op grond van artikel 11, derde lid, onderdelen a, d, f en g, van het Kaderbesluit
moeten de volgende zaken worden verstrekt: een overzicht van de activiteiten waarvoor
subsidie wordt gevraagd, een tijdsplanning van de activiteit, een bewijs dat de bankrekening
op naam van de aanvrager staat en het inschrijfnummer van de aanvrager bij de Kamer
van Koophandel.
Voorts dienen de gegevens genoemd in dit artikel overgelegd te worden. Als er ook
subsidie wordt aangevraagd voor energieadvies, moet er een verklaring dat daarvoor
niet reeds subsidie is aangevraagd bij of verstrekt door een ander bestuursorgaan
worden meegestuurd. Verder moet dan de naam en het adres van de EPA-adviseur die het
gebouw heeft opgenomen ten behoeve van het energieadvies alsmede de naam, het adres,
het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel en het nummer van het certificaat
van de certificaathouder waarvoor hij werkt, indien dit niet de certificaathouder
is. Verder dient een verklaring aangeleverd te worden waaruit blijkt dat de aanvrager
geen subsidie heeft ontvangen voor het uitvoeren van dezelfde activiteiten, bedoeld
in artikel 5, op dezelfde adressen van een ander bestuursorgaan.
Daarnaast moet de aanvrager een door de Minister beschikbaar gesteld formulier aanleveren
per uitgevoerde maatregel of uit te voeren maatregel bedoeld in artikel 5 of 6. Dat
formulier moet zijn ingevuld en ondertekend door het bedrijf of bedrijven dat twee
of meer in artikel 5 of 6 bedoelde maatregelen heeft uitgevoerd of zal uitvoeren.
Het formulier betreft een omschrijving van de op het adres van de verhuurde woning
of woningen uitgevoerde maatregelen onder vermelding, voor zover van belang voor de
subsidieverstrekking, van de aantallen en de oppervlakten waarover de onderscheiden
maatregelen worden uitgevoerd alsmede van de energetische kwaliteit van de uitgevoerde
maatregelen. Indien het gereguleerde huurwoningen boven de liberalisatiegrens betreft,
dient te worden aangetoond dat de woning inderdaad in die categorie valt, via een
verklaring waarin de aanvrager verklaart de woningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd
op de dag voorafgaande aan de aanvraag te bezitten en te verhuren. RVO kan dit controleren
door bijvoorbeeld het huidige huurcontract op te vragen, de verhuurder te vragen de
huurprijs aan te geven en inzicht te geven in de tussentijdse huurprijsontwikkeling.
Voor aanvragen onder de € 125.000 dient in verband met de staatssteuneisen een de-minimisverklaring
overgelegd te worden.
Ten slotte voor aanvragen van € 125.000 of meer en verhuurders die tevens ‘grote ondernemingen’
zijn, dienen (te weten: geen kleine en middelgrote ondernemingen volgens artikel 2
van bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening) aan een aanvullende
eis te voldoen in verband met het vereiste van stimulerend effect in artikel 6, derde
lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Deze eis houdt in dat deze groep
verhuurders dient te onderbouwen dat sprake is van één van de in het tweede lid, onder
f, genoemde gevallen.
Er kunnen aanvragen voor subsidie worden ingediend vanaf 1 april 2022, de datum waarop
deze regeling in werking treedt tot 1 januari 2026, de datum waarop deze regeling
vervalt. Als het budget voor deze regeling wordt overschreden voor 1 januari 2026
sluit de regeling op de datum dat die overschrijding in de Staatscourant bekend is
gemaakt.
Aanvragen kunnen slechts op elektronische wijze worden ingediend, zie artikel 10,
tweede lid, van de SVOH en artikel 11, eerste lid van het Kaderbesluit.
Artikel 11. Afwijzingsgronden
De Minister wijst een aanvraag af indien deze niet voldoet aan enige regel in het
Kaderbesluit of in deze regeling, conform artikel 12 van het Kaderbesluit. Ook in
de gevallen, genoemd in artikel 13 van het Kaderbesluit, wijst de Minister een aanvraag
af. Deze gronden waarop een aanvraag wordt afgewezen zijn: dat er een bedrag zou worden
verstrekt dat hoger is dan door de-minimisverordening is toegestaan, er onvoldoende
vertrouwen is dat de activiteiten binnen een bepaalde termijn worden voltooid, er
onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om de activiteiten
naar behoren uit te voeren of te financieren, onvoldoende vertrouwen dat de maatregelen
technisch of economisch wel haalbaar zijn of onvoldoende bijdragen aan de doelstelling
van de subsidie.
Verder wijst de Minister de aanvraag af als de aanvrager voor de activiteiten waarvoor
subsidie is aangevraagd reeds van een ander bestuursorgaan subsidie heeft ontvangen,
en wanneer de aanvrager voor de gereguleerde huurwoningen, waarvoor deze subsidie
aanvraagt reeds aanspraak maakt op een verlaagde verhuurderheffing. Als de aanvrager
subsidie heeft ontvangen via andere regelingen dan die hiervoor genoemd dan komt hij
wel in aanmerking voor subsidie, maar niet voor maatregelen waar die al eerder subsidie
voor heeft ontvangen en nu via deze regeling opnieuw subsidie aanvraagt. Verder wordt
er geen subsidie verstrekt voor energieadvies als de subsidieontvanger hiervoor reeds
via een ander bestuursorgaan subsidie heeft ontvangen. Ook wordt de aanvraag afgewezen
als er maar één maatregel wordt of is uitgevoerd, eveneens als de tweede maatregel
of alle maatregelen niet voldoen aan de vereisten zoals beschreven in artikel 5 of
6.
Voorts wordt er in verband met de algemene groepsvrijstellingsverordening geen subsidie
verleend voor energiebesparende maatregelen in de gevallen, genoemd onder e. Dit is
verder toegelicht in paragraaf 2.2 a en 2.2b van de toelichting.
Tot slot wordt er geen subsidie verleend voor onderhoud of energieadvies voor zover
daardoor aan de ontvanger een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is
dan geoorloofd is op grond van de de-minimisverordening, te weten maximaal € 200.000
per drie belastingjaren. Dit wordt gecontroleerd door de de-minimisverklaring die
vereist is bij de aanvraag indien subsidie wordt aangevraagd die staatssteun kan bevatten.
Artikel 12. Verstrekking van de subsidie
Voor aanvragen van minder dan € 125.000 wordt toepassing gegeven aan artikel 16, tweede
lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit. Dit is toegelicht in het algemeen deel, onder
1.6. Na het uitvoeren van de maatregelen kan de aanvrager een aanvraag voor subsidie
doen om deze kosten deels tegemoet te komen, waarna de subsidie direct kan worden
vastgesteld en uitbetaald.
Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat bij aanvragen van € 125.000 of meer
toepassing wordt gegeven aan artikel 18 van het Kaderbesluit. Dit betekent dat voordat
de aanvrager de maatregelen gaat uitvoeren, hij een aanvraag moet doen, waarna de
aanvrager een beschikking tot subsidieverlening krijgt bij goedkeuring. Ingevolge
artikel 14 van de onderhavige regeling moeten de activiteiten uiterlijk 24 maanden
na de subsidieverlening zijn verricht. Het tijdstip waarop een aanvraag voor subsidievaststelling
moet worden gedaan, wordt op grond van artikel 18, tweede lid, van het Kaderbesluit
in de beschikking tot subsidieverlening vermeld.
Artikel 13. Vaststelling van de subsidie
De subsidie voor aanvragen van minder dan € 125.000 wordt direct na de aanvraag vastgesteld.
Een aparte aanvraag voor de vaststelling is dus niet nodig.
De subsidie voor aanvragen van € 125.000 of meer wordt vastgesteld als de activiteiten
zijn verricht voor de datum die bij de subsidieverlening is gegeven en subsidievaststelling
is aangevraagd.
Bij de aanvraag voor de vaststelling van de subsidie dienen een aantal zaken overlegd
te worden die belangrijk zijn om te controleren of de maatregelen ook echt zijn uitgevoerd.
Zo worden een afschrift van de factuur of facturen opgevraagd, en een betalingsbewijs
of betalingsbewijzen van de uitgevoerde maatregelen ten minste één foto per energiebesparende
isolatie- en onderhoudsmaatregel, foto’s genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden
door het bouwbedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het
isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox.
Artikel 14. Subsidieverplichtingen
Een subsidieontvanger dient, indien deze subsidie ontvangt van € 125.000 of meer voor
het nemen van maatregelen, die maatregelen uiterlijk 24 maanden na verlenen uit te
voeren. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan de termijn van twaalf maanden worden
verlengd (artikel 14, tweede lid). Hiertoe moet de subsidieontvanger een schriftelijk
verzoek indienen, waarin uiteengezet is waarom de standaardtermijn in zijn/haar geval
niet haalbaar is en hoeveel extra tijd nodig is. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan
om een overmachtssituatie, zoals een lange periode van vorst, waarin de werkzaamheden
zijn stilgelegd, het faillissement van de aannemer of als uitvoerders niet op korte
termijn beschikbaar zijn. Een verzoek om de uitvoeringstermijn te verlengen zal kritisch
worden beoordeeld. Daarbij zal onder meer worden nagegaan wat de subsidieontvanger
heeft gedaan om de termijn toch te halen.
Daarnaast moet de subsidieontvanger de in het kader van de subsidieverlening gevoerde
administratie bewaren tot tien belastingjaren na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.
Dit is nodig om de Europese Commissie in staat te stellen de verleende staatssteun
te monitoren.
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge