Regeling van de Minister van Financiën en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 31 mei 2022, kenmerk 2022-0000150909, directie Financiële Markten, tot vaststelling van de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor het jaar 2022 (Regeling bekostiging financieel toezicht 2022)

De Minister van Financiën en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Gelet op artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019;

BESLUITEN:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder geconsolideerde jaarrekening: jaarrekening waarin de activa, passiva, baten en lasten van personen die een groep of groepsdeel vormen en andere in de consolidatie meegenomen personen, als één geheel zijn opgenomen.

Artikel 2

  • 1. Voor het kalenderjaar 2022 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor de personen die onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten vallen, bedoeld in bijlage 1, onderdeel B, van dat besluit, als volgt vastgesteld:

    Toezichtcategorie

    Maatstaf

    Bandbreedtes

    Tarieven

    Aanbieders van krediet

    Particuliere cliënten (PC):

    Aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet

     

    € 2.044 vermeerderd met:

    >0 tot en met 5.000 PC

    € 6,18 per PC

    >5.000 tot en met 10.000 PC

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 4,33 per PC

    >10.000 tot en met 100.000 PC

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,62 per PC

    >100.000 PC

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,32 per PC

    Accountantsorganisaties

    Omzet:

    Omzet uit wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang (OOB-controles) en bij controlecliënten die geen organisaties van openbaar belang zijn (niet OOB-controles)

     

    € 2.060 in voorkomend geval vermeerderd met:

    Omzet uit OOB-controles:

     

    >€ 0 tot en met € 10 miljoen

    € 42.687 per € miljoen omzet

    >€ 10 miljoen tot en met € 20 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 20.456 per € miljoen omzet

    >€ 20 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 11.028 per € miljoen omzet

    Omzet uit niet OOB-controles:

     

    >€ 0 tot en met € 20 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 13.232 per € miljoen omzet

    >€ 20 miljoen tot en met € 100 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 7.433 per € miljoen omzet

    >€ 100 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 2.719 per € miljoen omzet

    Adviseurs, bemiddelaars en crowdfundingdienstverleners

    Omzet:

    Omzet gerelateerd aan de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend

     

    € 609 vermeerderd met:

    >0 tot en met € 2,5 miljoen

    € 2,46 per € 1.000 omzet

    >€ 2,5 miljoen tot en met € 25 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 1,72 per € 1.000 omzet

    >€ 25 miljoen tot en met € 50 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 1,22 per € 1.000 omzet

    >€ 50 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,49 per € 1.000 omzet

    Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen

    Provisie-inkomsten (PI)

    Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3.0b, 2:3.0g, 2:3.0l, 2:3a, eerste lid en 2:10a, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht

    Personen met PI in het bereik van:

     

    € 0 tot en met € 0,2 miljoen

    € 435

    >€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen

    € 949

    >€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

    € 1.546

    >€ 1 miljoen tot en met € 5 miljoen

    € 2.109

    >€ 5 miljoen

    € 2.706

    Banken en clearinginstellingen

    Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV):

    Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald

     

    € 10.640 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV

    € 1.693 per € miljoen MTV

    >€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 732 per € miljoen MTV

    >€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 381 per € miljoen MTV

    >€ 4 miljard MTV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 112 per € miljoen MTV

    Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit)

    Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen:

    a.

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:3g Wft uitoefenen van het bedrijf van bewaarder;

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55 Wft aanbieden van beleggingsobjecten;

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d, Wft of artikel 2: 97, vierde lid, Wft;

    Vergunning als bedoeld in:

     

    Art. 2:3g, 2:55, 2:65, 2:69b van de Wet op het financieel toezicht of artikel 18, tweede lid, van verordening (EU) nr. 1031/2010

    € 6.090

    Art. 2:96 van de Wet op het financieel toezicht

    € 0

    In combinatie met type beleggingsdienst of -activiteit

     

    Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 2.091

    Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 6.270

    Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 8.362

    Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 6.270

     

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft;

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’;

    – het op grond van een vergunning overeenkomstig artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 aanbieden van broeikasgasemissierechten

    b. de omvang van het totaal van:

    – het balanstotaal van de aanbieder van beleggingsobjecten;

    – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en);

    – het balanstotaal van de beheerde icbe(’s);

    – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het beheren van individueel vermogen’, welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

    – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het ‘adviseren over financiële instrumenten’ zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft.

    Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 2.091

    Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 2.091

    In combinatie met vermogen

    Balanstotaal (BT)

     

    € 0 tot en met € 5 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 52,76 per miljoen BT

    > € 5 miljard tot en met € 10 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 29,39 per miljoen BT

    > € 10 miljard tot en met € 12 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 2,34 per miljoen BT

    > € 12 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,14 per miljoen BT

    Beheerd individueel vermogen (BV) in voorkomend geval vermeerderd met het vermogen waarover wordt geadviseerd (AV)

     

    € 0 tot en met € 1 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 6,66 per miljoen BV + AV

    > € 1 miljard tot en met € 5 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 3,33 per miljoen BV + AV

    > € 5 miljard tot en met € 20 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 1,10 per miljoen BV + AV

    > € 20 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,83 per miljoen BV + AV

    Beleggingsondernemingen voor eigen rekening

    De jaarlijkse bijdrage aan de kosten voor het doorlopend toezicht bestaat uit drie delen:

    1. Basisbedrag;

    2. Een variabel deel dat berekend wordt aan de hand van 100 maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen (uitkomst wordt voor 50% meegeteld);

    3. Een variabel deel dat berekend wordt aan de hand van het aantal transacties (uitkomst wordt voor 50% meegeteld).

    Toetsingsvermogen (TV):

    Honderd maal het minimaal aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld ten aanzien van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘verrichten van een beleggingsactiviteit’

     

    € 5.000 vermeerderd met:

    >0 tot en met € 1 miljard TV

    € 39,38 per € 1 miljoen TV

    >€ 1 tot en met € 10 miljard TV

    In voorkomend geval vermeerderd met € 23,63 per € 1 miljoen TV

    >€10 tot en met € 20 miljard TV

    In voorkomend geval vermeerderd met € 3,94 per € 1 miljoen TV

    >€ 20 miljard TV

    In voorkomend geval vermeerderd met € 0,39 per € 1 miljoen TV

    Transacties:

    Aantal transacties

    >0 tot en met 1 miljoen transacties

    € 23,63 per 1.000 transacties

    >1 tot en met 5 miljoen transacties

    In voorkomend geval vermeerderd met € 7,88 per 1.000 transacties

    >5 tot en met 50 miljoen transacties

    In voorkomend geval vermeerderd met € 1,57 per 1.000 transacties

    >50 miljoen transacties

    In voorkomend geval vermeerderd met € 0,39 per 1.000 transacties

    Centrale effectenbewaarinstellingen

    Transactievolume:

    Het aantal afwikkelingsinstructies dat verwerkt wordt door de effectenbewaarinstelling

     

    € 10.956 vermeerderd met:

    0 t/m 1,25 mln. transacties

    € 80,86 per 1.000 transacties

    > 1,25 mln. t/m 2,5 mln. transacties

    € 62,89 per 1.000 transacties

    > 2,5 mln. t/m 5,0 mln. transacties

    € 44,92 per 1.000 transacties

    > 5,0 mln. transacties

    € 26,95 per 1.000 transacties

    Centrale tegenpartijen

    Omzet:

    De aan de hand van de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR-verordening) te bepalen waarde van het geheel aan middelen dat de centrale tegenpartij aanhoudt ter dekking van de risico’s die zij loopt.

     

    € 34.600 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 10 miljoen

    € 2.090 per € miljoen omzet

    >€ 10 miljoen tot en met € 100 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 632 per € miljoen omzet

    >€ 100 miljoen tot en met € 1 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 98 per € miljoen omzet

    >€ 1 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 64 per miljoen € omzet

    Effectenuitgevende instellingen: markt

    Marktkapitalisatie:

    De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling.

    Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft niet zijnde beleggingsmaatschappijen:

    € 7.210 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK

    € 30,06 per € miljoen GMK

    >€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 18,31 per € miljoen GMK

    >€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 8,51 per € miljoen GMK

    >€ 5 miljard GMK

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,51 per € miljoen GMK

    Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft zijnde beleggingsmaatschappijen

    € 990

    Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het schuldpapier uitgevende personen betreft

    € 740

    Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving

    Marktkapitalisatie terwijl voor partijen die geen marktkapitalisatie kennen het eigen vermogen relevant is:

    Marktkapitalisatie:

    De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling.

    Eigen vermogen:

    Eigen vermogen (EV).

    Personen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij een geconsolideerde jaarrekening opstellen:

    € 4.220 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK of EV

    € 15,88 per € miljoen GMK of EV

    >€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK of EV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 9,64 per € miljoen GMK of EV

    >€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK of EV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 4,83 per € miljoen GMK of EV

    >€ 5 miljard GMK of EV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,28 per € miljoen GMK of EV

    Personen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij geen geconsolideerde jaarrekening opstellen

    € 1.980

    Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF, OTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporterings-dienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen.

    Omzet:

    Omzet gerelateerd aan de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend

    Personen als bedoeld in artikel 5:26 Wft. waaraan een vergunning is verleend als Marktexploitant

    of een beleggingsonderneming die in Nederland een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit exploiteert en beheert, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft

    of een in Nederland actief zijnde houder van een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft.

     

    >0 tot en met € 5 miljoen omzet

    € 64.000

    >€ 5 tot en met € 50 miljoen omzet

    € 175.000

    >€ 50 miljoen omzet

    € 650.000

    Personen als bedoeld in artikel 2:103c Wft waaraan een vergunning is verleend als datarapporterings-dienstverlener of een marktexploitant als bedoeld in artikel 2:103e Wft, tweede lid, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft, eerste lid, en in de vergunning is vermeld dat deze is verleend voor werkzaamheden als bedoeld in de definitie van datarapporteringsdienst, bedoeld in artikel 1:1 Wft

    of een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 2:103e Wft, eerste lid, waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, is verleend voor het exploiteren van een georganiseerde handelsfaciliteit of een multilaterale handelsfaciliteit, en in de vergunning is vermeld dat deze is verleend voor werkzaamheden als bedoeld in de definitie van datarapporteringsdienst, bedoeld in artikel 1:1

    € 25.000

    Een beheerder van een benchmark als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) waaraan in Nederland een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van die verordening.

    € 19.000

       

    Een beheerder van een benchmark als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) waaraan in Nederland een registratie is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van die verordening

    € 19.000

    Een Nederlandse ondertoezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) beschikkende over een goedgekeurde bekrachtiging van een in een derde land aangeboden benchmark of benchmarkgroep als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van die verordening

    € 19.000

    Een wettelijke vertegenwoordiger van een derde land beheerder waaraan in Nederland erkenning is verleend als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van Verordening EU nr. 2016/1011 (Benchmarks)

    € 19.000

    Een Nederlandse ondertoezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening EU nr. 2017/2402 (Securitisaties)

    € 2.300

    een Nederlandse ondertoezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 28 van Verordening EU nr. 2017/2402 (Securitisaties).

    € 2.300

    Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

    Deze categorie kent twee heffingsmaatstaven die beide worden toegepast:

    1. Deelnemers:

    Aantal actieve deelnemers

    2. Vermogen:

    Som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen (TV+EV)

     

    € 705 vermeerderd met:

    Deelnemers:

     

    >0 tot en met 100.000 deelnemers

    € 0,44 per deelnemer

    > 100.000 tot en met 500.000 deelnemers

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,04 per deelnemer

    >500.000 tot en met 1.000.000 deelnemers

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,03 per deelnemer

    >1.000.000 deelnemers

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,03 per deelnemer

    in combinatie met Vermogen:

     

    >€ 0 tot en met € 10 miljard TV+EV

    in alle gevallen vermeerderd met:

    € 2,71 per € miljoen TV+EV

    > € 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+EV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,45 per € miljoen TV+EV

    >€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+EV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,11 per € miljoen TV+EV

    >€ 100 miljard TV+EV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,04 per € miljoen TV+EV

    Verzekeraars: Leven- en pensioen

    Premie-inkomen:

    Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uit pensioenverzekeringen en levensverzekeringen

     

    € 4.000 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

    € 713,24 per € miljoen BPIN

    >€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 424,91 per € miljoen BPIN

    >€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 144,17 per € miljoen BPIN

    >€ 3 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 36,41 per € miljoen BPIN

    Verzekeraars: Schade niet zijnde zorg

    Premie-inkomen:

    Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uitgezonderd het premie-inkomen uit zorgverzekeringen en aanvullende ziektekostenverzekeringen

     

    € 1.620 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

    € 182,15 per € miljoen BPIN

    >€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 109,08 per € miljoen BPIN

    >€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 36,37 per € miljoen BPIN

    >€ 3 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 9,02 per € miljoen BPIN

    Verzekeraars: zorg

    Premie-inkomen:

    Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) voor zover afkomstig uit aanvullende ziektekostenverzekering

     

    € 14.210 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

    € 41,67 per € miljoen BPIN

    >€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 24,83 per € miljoen BPIN

    >€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 8,37 per € miljoen BPIN

    >€ 3 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 2,03 per € miljoen BPIN

  • 2. Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 van de Wet op het financieel toezicht en die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor de toepassing van dit artikel aangemerkt als één persoon.

Artikel 3

Voor het kalenderjaar 2022 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor de personen die onder toezicht van De Nederlandsche Bank vallen, bedoeld in bijlage 2, onderdeel B, van dat besluit als volgt vastgesteld:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta

Omzet verkregen uit het aanbieden van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta

Omzet verkregen uit het aanbieden van bewaarportemonnees.

Omzet wordt indien mogelijk bepaald aan de hand van de bruto provisie-inkomsten (PI)

Aanbieders voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta die op grond van artikel 23b, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd of aanbieders van bewaarportemonnees die op grond van artikel 23b, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd.

Voor de partijen geldt een maximumheffing van 10 procent van de omzet op jaarbasis met een minimum van € 2.000 (het basisbedrag) en een absoluut maximum van € 900.000.

€ 2.000 in voorkomend geval vermeerderd met:

> € 0 tot en met € 1 miljoen omzet

€ 38,89 per € 1.000 omzet

> € 1 miljoen tot en met € 10 miljoen omzet

€ 23,33 per € 1.000 omzet

> € 10 miljoen tot en met € 50 miljoen omzet

€ 9,72 per € 1.000 omzet

> € 50 miljoen omzet

€ 3,89 per € 1.000 omzet

Banken en kredietunies

Voor banken (personen a,b,d,e,f):

Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV):

Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald.

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:11, 2:20, 3:4, eerste lid, of 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 35.000 vermeerderd met:

 

>€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV

€ 8.332 per € miljoen MTV

>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3.589 per € miljoen MTV

>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 1.887 per € miljoen MTV

>€ 4 miljard MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 550 per € miljoen MTV

Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s, beleggingsondernemingen, bewaarders alsmede marktexploitanten die een MTF of georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren

Voor bewaarders (personen a):

een vast bedrag.

Voor beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede beleggingsondernemingen (personen b, c en d):

Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen:

a.

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit als genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d Wft of artikel 2:97, vierde lid, Wft;

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft;

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’

Type beleggingsdienst of – activiteit

€ 3.750 in voorkomend geval vermeerderd met:

Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 0

Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 4.350

Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 4.350

Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0

Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 6.800

Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3.750

 

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verrichten van een van de beleggingsactiviteiten genoemd in de onderdelen a en b van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verrichten van een beleggingsactiviteit’;

   
 

b. de omvang van het totaal van:

– het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en);

– het balanstotaal van de beheerde icbe(’s);

– het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het beheren van individueel vermogen’, welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

– het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het «adviseren over financiële instrumenten» zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

– honderd maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verrichten van een beleggingsactiviteit’.

In combinatie met vermogen

 

Balanstotaal (BT)

€ 0 tot en met € 1 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 13,96 per miljoen BT

> € 1 miljard tot en met € 10 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 8,79 per miljoen BT

> € 10 miljard tot en met € 50 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3,49 per miljoen BT

> € 50 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,56 per miljoen BT

Beheerd individueel vermogen (BV)

 

€ 0 tot en met € 1 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 13,96 per miljoen BV

> € 1 miljard tot en met € 10 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 8,79 per miljoen BV

> € 10 miljard tot en met € 50 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3,49 per miljoen BV

> € 50 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,56 per miljoen BV

Vermogen waarover geadviseerd wordt:

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0 tot en met € 1 miljard

€ 1.250

> € 1 miljard tot en met € 10 miljard

€ 2.500

> € 10 miljard tot en met € 50 miljard

€ 5.000

> € 50 miljard

€ 12.500

Honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

 

€ 0 tot en met € 1 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 13,96 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

> € 1 miljard tot en met € 10 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 8,79 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

   

> € 10 miljard tot en met € 50 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3,49 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

 

> € 50 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,56 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen

Bruto-provisie-inkomsten (PI)

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, 2:4, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht:

€ 7.500 in voorkomend geval vermeerderd met:

Bij 2 toegestane betaaldiensten op basis vergunning

€ 5.000

Bij 3 of meer toegestane betaaldiensten op basis vergunning

€ 7.500

Personen met PI in het bereik van:

 

€ 0 tot en met € 1 miljoen

€ 75 per € 1.000

> € 1 miljoen tot en met € 10 miljoen

€ 31 per € 1.000

> € 10 miljoen tot en met € 50 miljoen

€ 2,40 per € 1.000

> € 50 miljoen

€ 0,25 per € 1.000

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht

€ 3.000

Depositogarantiestelsel: banken

Gegarandeerde deposito’s (GDs)

 

€ 500 vermeerderd met:

< 1 miljard GDs

€ 14,02 per

€ 1.000.000 GDs

1 tot en met 10 miljard GDs

€ 11,21 per

€ 1.000.000 GDs

> 10 miljard GDs

€ 8,41 per

€ 1.000.000 GDs

Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

Instellingen met vereist eigen vermogen (excl. premie-pensioeninstellingen):

Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), vermenigvuldigd met een bonus/malus factor.

De bonus/malus factor is gelijk aan de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het (aanwezige) eigen vermogen (TV+EV).

 

€ 2.000 vermeerderd met:

>€ 0 tot en met € 10 miljard TV+VEV

vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

€ 40,58 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+VEV

vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 6,09 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+VEV

vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 1,62 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

>€ 100 miljard TV+VEV

vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,41 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

Instellingen zonder vereist eigen vermogen (en premie-pensioeninstellingen):

Technische voorziening pensioenverplichting (TV)

 

€ 2.000 vermeerderd met:

>€ 0 tot en met € 10 miljard TV

€ 40,58 per € miljoen TV

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 6,09 per € miljoen TV

>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 1,62 per € miljoen TV

>€ 100 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,41 per € miljoen TV

Resolutie: banken en beleggingsondernemingen

Total assets:

Het totaal van activa op de balans zoals door banken en beleggingsondernemingen gerapporteerd aan De Nederlandsche Bank.

 

€ 500 vermeerderd met:

€ 3,66 per € miljoen total assets

Resolutie: verzekeraars

Omvang technische voorziening (TV)

 

€ 100 vermeerderd met:

€ 12,97 per € miljoen TV

Trustkantoren

Omzet

Personen met een omzet in het bereik van:

 

€ 0 tot en met € 0,1 miljoen

€ 5.000

>€ 0,1 miljoen tot en met € 0,2 miljoen

€ 16.500

>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen

€ 34.000

>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

€ 51.500

>€ 1 miljoen tot en met € 2 miljoen

€ 80.000

>€ 2 miljoen tot en met € 5 miljoen

€ 115.000

>€ 5 miljoen tot en met € 20 miljoen

€ 173.000

>€ 20 miljoen

€ 212.000

Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars

Premie-inkomen:

Bruto premie-inkomen (BPI)

 

€ 2.000 vermeerderd met:

>€ 0

€ 1.273 per € miljoen BPI

Zorgverzekeraars

Aantal verzekerden

 

€ 2.000 vermeerderd met:

>0 verzekerden

€ 0,14 per verzekerde

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging financieel toezicht 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

TOELICHTING

§ 1. Inleiding

Jaarlijks worden voor het desbetreffende kalenderjaar de bandbreedtes en tarieven vastgesteld voor de vergoeding van toezichtkosten door de financiële sector. Deze regeling stelt de bandbreedtes en tarieven voor het kalenderjaar 2022 vast. Hieronder wordt eerst de systematiek van de verdeling van de kosten van het toezicht op de financiële sector uitgelegd. Daarna wordt ingegaan op de verschillen in de kostenverdeling met de regeling voor het kalenderjaar 2021.

§ 2. Verdelingssystematiek

De wijze waarop de kosten van het doorlopend toezicht op de financiële markten door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank NV (DNB) jaarlijks in rekening worden gebracht bij onder toezicht staande instellingen1 is geregeld in artikel 15 van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 (Wbft 2019) en nader uitgewerkt in het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019.

Allereerst wordt vastgesteld welke bedragen in totaal in rekening worden gebracht voor het toezicht. De berekening van het jaarlijks door te berekenen bedrag is geregeld in artikel 15 van de Wbft 2019. Daaruit volgt dat de doorberekende kosten het geheel vormen van de begrote kosten voor 2022, verminderd met de opbrengsten van de eenmalige toezichthandelingen en de overheidsbijdrage voor het toezicht op de BES-eilanden. Daarnaast wordt het exploitatiesaldo over 2021 verrekend met de sector.

De berekening van de totaal door te berekenen toezichtkosten voor het doorlopend toezicht in het jaar 2022 is in onderstaand overzicht weergegeven. Tabel 1 heeft betrekking op de totale toezichtkosten van de AFM en DNB. In Tabel 2 is voor DNB een splitsing naar toezichtcategorie gemaakt, omdat DNB de kosten per categorie direct in de begroting opneemt.

Tabel 1: Berekening van de te heffen bedragen (in miljoenen euro’s)1
   

AFM

 

DNB

zbo

Totaal begrote toezichtkosten

 

113,5

 

223,5

Begrote opbrengsten ter dekking eenmalige toezichthandelingen

-8,9

 

-2,0

 

Begrote kosten BES-toezicht

-0,6

 

-1,5

 

Totaal door te berekenen begrote kosten

 

104,0

 

220,0

Te verrekenen exploitatiesaldo 2021

-8,8

 

-10,9

 

Totaal te heffen op grond van art. 13 van de Wbft

 

95,3

 

209,1

X Noot
1

Door de weergave in miljoenen euro’s kunnen afrondingsverschillen ontstaan.

Tabel 2: Berekening van de door DNB te heffen bedragen in 2022 (in duizenden euro’s)
 

Begroting

Exploitatiesaldo 2021

Eenmalige handelingen

Door te berekenen

Aanbieders virtuele valutadiensten

2.717

1.725

-200

4.242

Banken

94.523

-4.662

-500

89.361

Beleggingsinstellingen

8.409

-660

-200

7.549

Betaalinstellingen

10.955

-1.062

-500

9.393

DGS: banken

5.628

-412

5.216

Pensioenfondsen

31.806

-2.401

-100

29.304

Resolutie: banken

9.469

-138

9.331

Resolutie: verzekeraars

6.507

-858

5.649

Trustkantoren

5.965

74

6.039

Overige verzekeraars

43.057

-1.974

-500

40.583

Zorgverzekeraars

3.006

-570

2.436

Totaal

222.042

-10.938

-2.000

209.103

Nadat de totaal te heffen bedragen zijn bepaald, worden zij voor de doorberekening door de AFM aan de hand van procentuele aandelen die zijn opgenomen in bijlage 1, onderdeel A, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 toegerekend aan de daar opgenomen toezichtcategorieën. Bij DNB volgen de doorberekende bedragen per toezichtcategorie uit de zbo-begroting 2022.

Het omslaan van kosten over personen binnen een toezichtcategorie

Het aan een toezichtcategorie toegerekende bedrag wordt omgeslagen over de personen die deel uitmaken van die categorie. Dit gebeurt met behulp van maatstaven die zijn opgenomen in bijlage 1, onderdeel B, en 2, onderdeel B, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019. De maatstaven worden in deze regeling nader ingedeeld in bandbreedtes. Voor elke bandbreedte geldt een tarief. Daarnaast geldt in de meeste gevallen een minimumtarief.

Bij het vaststellen van de minimumtarieven en de tarieven van de bandbreedtes worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • a. bij het vaststellen van de minimumtarieven wordt rekening gehouden met het draagkrachtbeginsel;

  • b. de tariefstructuur wordt in principe gevormd door een minimumtarief in combinatie met maximaal vier (degressieve) bandbreedtes waarbij de verschuldigde bedragen van het minimumtarief en de bandbreedte(s) die op de persoon onder toezicht van toepassing zijn bij elkaar worden opgeteld;

  • c. in een aantal toezichtcategorieën waar dit vanwege de samenstelling van de toezichtcategorie meer voor de hand ligt, wordt gewerkt met een schijvenstructuur waarbij de hoogte van de op te leggen heffing overeenkomt met het tarief van de bandbreedte (het ‘bereik’) waarin de onder toezicht staande persoon, vanwege zijn (bedrijfs-)omvang, valt. In sommige gevallen wordt gewerkt met één vast tarief;

  • d. er bestaat zo veel mogelijk consistentie in de tariefstructuren (bandbreedtes en mate van degressiviteit) van categorieën die zowel onder toezicht staan van de AFM als van DNB.

Om de op te leggen heffing vast te stellen, bepaalt de toezichthouder in welke bandbreedte de betreffende onder toezicht staande persoon valt. Indien een persoon in meerdere bandbreedtes valt, is hij voor ieder van die bandbreedtes het daarbij behorende tarief verschuldigd. Dit komt in de regeling tot uitdrukking door de woorden ‘in voorkomend geval vermeerderd met’. Het aldus verschuldigde bedrag wordt meestal verhoogd met een vast minimumtarief.

Voor de volgende toezichtcategorieën wordt van deze systematiek afgeweken:

  • Voor de categorieën ‘Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen’ en ‘Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporteringsdienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen’ van de AFM, en voor de categorie ‘Trustkantoren’ van DNB is de heffing gelijk aan een vast tarief dat is vastgesteld voor de hoogste bandbreedte waarin de onder toezicht staande persoon valt.

  • Bij de toezichtcategorieën ‘Accountantsorganisaties’, `Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit)’, ‘Beleggingsondernemingen voor eigen rekening’ en ‘Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen’ van de AFM is de bandbreedte gekoppeld aan twee maatstaven, waardoor de toezichthouder tweemaal moet vaststellen in welke bandbreedtes de betreffende onder toezicht staande persoon valt.

  • Voor een aantal personen in de categorieën ‘Effectenuitgevende instellingen: markt’, ‘Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving’ en ‘Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporteringsdienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen’ (AFM) geldt enkel een vast tarief.

§ 3. Wijzigingen ten opzichte van de tarieven voor 2021

Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de tarieven in 2021.

3.1. Wijzigingen in heffingen AFM

Het door te berekenen bedrag voor het doorlopend toezicht 2022 daalt met 6,3% ten opzichte van 2021. Hoewel de begrote toezichtlasten zijn gestegen met 1,6%, leidt een positief exploitatiesaldo over 2021 tot een daling van het door te berekenen bedrag. Per categorie kan de wijziging van de tarieven afwijken van dit percentage. Dat wordt veroorzaakt doordat de omvang van de populatie en de maatstafwaarden fluctueren. Over het algemeen zullen de tarieven met minder dan 6,3% dalen voor categorieën met een kleinere populatie en/of lagere maatstafwaarden dan voorgaand jaar. De tarieven zullen met meer dan 6,3% dalen als de populatie en maatstafwaarden stijgen.

Het door te berekenen bedrag is op basis van de vastgestelde procentuele aandelen verdeeld over de 16 toezichtcategorieën. Voor 2022 is de verdeling van de procentuele aandelen herzien. Als gevolg van de naar verwachting toenemende toezichtinspanningen op accountantsorganisaties die geen controles uitvoeren bij organisaties van openbaar belang (niet-OOB) stijgen de begrote kosten voor deze toezichtcategorie. Voor een toelichting op de navenante aanpassing van de procentuele aandelen wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het betreffende besluit.2

In vrijwel alle categorieën dalen het te heffen bedrag en de tarieven als gevolg van het positieve exploitatiesaldo over 2021. Hieronder wordt ingegaan op de categorieën waarin de tarieven substantieel wijzigen.

Accountantsorganisaties

De procentuele aandelen van de accountantsorganisaties zijn per 2022 verhoogd in verband met uitbreiding van het toezicht op de niet-OOB-kantoren. Het te heffen bedrag voor de accountantsorganisaties is ten opzichte van 2021 met 11,5% gestegen. Door sterk hogere maatstafwaarden is alleen het variabele tarief van de niet-OOB-omzet verhoogd met 1,9% ten opzichte van 2021. De overige tarieven zijn niet gewijzigd.

Adviseurs, bemiddelaars en crowdfundingdienstverleners

In 2022 is het te heffen bedrag 9,3% lager dan in 2021 door het hoge exploitatiesaldo. De daling van de tarieven is met 10,4% sterker dan de daling van het te heffen bedrag. Dit wordt veroorzaakt door een toename van de maatstafwaarden met 6%, hoewel de populatie met 2% is gedaald.

Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen

De tarieven in deze toezichtcategorie dalen met 18,4% ten opzichte van 2021, vanwege een toename van de populatie en hogere maatstafwaarden.

Centrale tegenpartijen

Vanwege sterk gestegen maatstafwaarden is het basistarief voor centrale tegenpartijen met 5% verlaagd. Het variabele tarief is met 23,3% verlaagd.

Effectenuitgevende instellingen: markt

Door sterk stijgende maatstafwaarden en een stijgende populatie dalen de tarieven in deze categorie met 24,8% ten opzichte van 2021.

Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving

Door sterk stijgende maatstafwaarden en een stijgende populatie liggen de tarieven in deze categorie 20,3% lager dan in 2021.

Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF, OTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporteringsdienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen

Voor een aantal personen in de categorie ‘Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporteringsdienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen’ wordt voor het eerst gebruik gemaakt van een systeem van getrapte vaste tarieven op basis van omzet. Naar verwachting zorgt dit voor stabielere en voorspelbaardere tarieven in deze categorie. Het voornemen is om dit systeem in 2023 uit te breiden met een nieuwe maatstaf die de toezichtinspanning op grote platforms reflecteert.3 Voor enkele andere personen in deze categorie blijft een vast tarief gelden op basis van het vergunningtype. Het te heffen bedrag daalt met 8,2%, voornamelijk als gevolg van de verrekening van het exploitatieoverschot. Omdat de tariefstructuur anders is dan in 2021, is het niet mogelijk om de procentuele verandering van de tarieven te kwantificeren. Met deze nieuwe systematiek van vaste bedragen per categorie omzet, wordt over meerdere jaren gekeken hoe deze tarieven zich ontwikkelen. Daarbij wordt gestreefd deze zo stabiel mogelijk te houden. Daarbij wordt onder meer gekeken naar populatiewijzigingen en hoe eventuele schommelingen ten gevolge daarvan opgevangen kunnen worden.

3.2. Wijzigingen in heffingen DNB

Het totaal te heffen bedrag bij DNB is ca. 5,5% hoger dan in 2021. Dit heeft te maken met een stijging van de begroting ter hoogte van € 4,8 miljoen. Daarnaast is in 2021 een exploitatieoverschot van € 10,9 miljoen gerealiseerd, terwijl dit bedrag in 2020 € 16,5 miljoen bedroeg. In een aantal toezichtcategorieën is desalniettemin sprake van een daling van het totaal te heffen bedrag. De basistarieven blijven bij de meeste sectoren ongewijzigd; in een aantal gevallen wordt het variabele tarief verhoogd. Voor een overzicht van de doorberekende toezichtkosten wordt verwezen naar tabel 2.

Hieronder wordt ingegaan op de categorieën waar sprake is van substantiële verschillen in de tarieven vergeleken met 2021. Opgemerkt wordt dat de relatief grote stijging in 2022 bij de meeste categorieën moet worden gezien in het licht van de grote daling van de tarieven in 2021.

Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta

Het bij de toezichtcategorie aanbieders van cryptodiensten in rekening te brengen bedrag neemt fors toe met zo’n 72%. Dit komt door een toename van de begroting vanwege aanhoudende capaciteitsdruk bij DNB. Daarnaast is in 2021 een relatief groot exploitatietekort ontstaan vanwege overschrijding van de begroting en onderschrijding van de heffingsopbrengsten in 2021.

Uitgangspunt van de verdeling blijft een degressieve schijvenstructuur met een basisbedrag van € 2.000. Ten opzichte van 2021 zijn de omzetten in deze toezichtcategorie sterk toegenomen. De grenzen tussen de schijven worden daarom naar boven bijgesteld, terwijl de bijbehorende tarieven dalen. Dit wordt versterkt doordat in 2021 slechts een gedeelte van de jaaromzet werd meegerekend. De omzet wordt indien mogelijk bepaald aan de hand van de bruto provisie-inkomsten van de partijen. In gevallen waarin dit niet mogelijk blijkt, zal DNB de omzet op een andere redelijke manier vaststellen.

De tarieven zijn degressief opgebouwd. Voor de kleinste partijen is het tarief € 38,89 per € 1.000 omzet. Het degressieve karakter is wel relatief beperkt, waarmee rekening wordt gehouden met kleine partijen. Daarnaast geldt een absoluut maximum voor de heffing van € 900.000.

Banken en kredietunies

Het te heffen bedrag neemt met 10% toe. Dit wordt veroorzaakt door de verhoging van de begroting met € 5,7 miljoen en de minder gunstige verrekening van het exploitatieoverschot ten opzichte van 2021. Het basisbedrag wordt gehandhaafd; de variabele tarieven van de vier degressieve schijven worden gelijkmatig met circa 6% verhoogd.

Beheerders van beleggingsinstellingen en -ondernemingen en marktexploitanten

Het totale bedrag dat in 2022 bij deze categorie in rekening wordt gebracht, stijgt met 16%. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de tarieven in 2021 sterk gedaald waren als gevolg van een grote nacalculatie. Dit jaar is het te verrekenen exploitatieoverschot beduidend minder groot. Het basisbedrag wordt met 25% verhoogd. De variabele tarieven stijgen met ca. 8%, zodat zij ongeveer op het niveau van 2019 komen.

Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen

Het totaal te heffen bedrag in deze categorie neemt met 11% toe als gevolg van de toename van de begroting. Geschat wordt dat de gestegen kosten gedekt kunnen worden met toepassing van dezelfde tarieven als in 2021. De tarieven in deze categorie blijven daardoor hetzelfde.

Recent is de mogelijkheid gecreëerd om ook toezichtkosten in rekening te brengen aan agenten en bijkantoren van buitenlandse vergunninghouders.4 Omdat de DNB-administratie van deze personen mogelijk nog incompleet is, en ex-ante communicatie richting deze personen niet mogelijk is, wordt van deze mogelijkheid in 2023 nog geen gebruik gemaakt.

Depositogarantiestelsel: banken

Het te heffen bedrag neemt met 27% af tot € 5,2 miljoen in 2022. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door een daling van de begroting. De totale omvang van de heffingsmaatstaf is daarentegen toegenomen. Hierdoor komen de variabele tarieven ca. 31% lager uit.

Pensioenfondsen

Het te heffen bedrag voor het pensioentoezicht neemt met 3% af in 2022. Dit wordt veroorzaakt door een daling van de begroting en een gunstiger nacalculatie over 2021. De totale gewogen heffingsmaatstaf is verhoogd, hetgeen een daling van de variabele tarieven met 10% mogelijk maakt. Het basisbedrag wordt gehandhaafd.

Trustkantoren

Het te heffen bedrag neemt met 16% toe. Dit is het gevolg van een stijging van de begroting met 10% en een exploitatietekort over 2021, waar dit in 2020 nog een exploitatieoverschot betrof. De populatie neemt daarnaast af. Het laagste tarief blijft gelijk, en het een-na-laagste tarief wordt met 10% verhoogd in verband met het draagkrachtbeginsel. De overige tarieven worden met ca. 15% verhoogd.

Zorgverzekeraars

Het te heffen bedrag voor zorgverzekeraars stijgt met 41%. Hoewel de begrote kosten 15% lager liggen, is de nacalculatie minder gunstig dan vorig jaar. De kosten van het toezicht worden in rekening gebracht op basis van het aantal verzekerden. De maatstafwaarde is licht gestegen. Het variabele tarief wordt daarom met 40% verhoogd, het basistarief blijft gelijk.

§ 4. Financiële gevolgen en administratieve lasten

De nieuwe tarieven hebben financiële gevolgen voor de ondertoezichtstaande personen die op basis van deze regeling een heffing verschuldigd zijn. De gevolgen zijn afhankelijk van de categorie waartoe een persoon behoort. Hierboven is reeds ingegaan op de belangrijkste wijzigingen in de tarieven ten opzichte van 2021. De regeling is beperkt tot het vaststellen van tarieven en heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of de Rijksbegroting.

§ 5. Inwerkingtreding

De regeling treedt de dag na publicatie in werking. Op basis van de regeling zullen de AFM en DNB vervolgens facturen sturen aan de instellingen die bij hen onder toezicht staan.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

In overeenstemming met de in de Wet bekostiging financieel toezicht gehanteerde begrippen wordt hierna gesproken van ‘personen’.

X Noot
2

Besluit van 9 december 2021 tot wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met uitbreiding van het accountantstoezicht door de AFM en doorberekening van integriteitstoezicht aan betaalinstellingen met een vergunning in een andere lidstaat (Stb. 2021, 614).

X Noot
3

Hiervoor is recent een wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 openbaar geconsulteerd. Zie www.internetconsultatie.nl/bbft2023.

X Noot
4

Besluit van 9 december 2021 tot wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met uitbreiding van het accountantstoezicht door de AFM en doorberekening van integriteitstoezicht aan betaalinstellingen met een vergunning in een andere lidstaat (Stb. 2021, 614).

Naar boven