Regeling Vernieuwen van cultuurmaken

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 januari 2022.

besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1.1 Gebruikte begrippen
  • 1. In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.

    a. Fonds:

    Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

    b. Website van het Fonds:

    www.cultuurparticipatie.nl.

    c. Ministerie van OCW:

    Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

    d. Algemeen Subsidiereglement:

    Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.

    e. Culturele Codes:

    Code Diversiteit en Inclusie, Fair Practice Code, Governance Code Cultuur.

    f. Koninkrijk der Nederlanden:

    Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen: Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

    g. Europees deel van Nederland:

    Nederland, zonder de drie openbare lichamen en zonder de landen van het Koninkrijk in het Caribisch deel.

    h. Caribisch deel van het Koninkrijk:

    Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

    i. Cultuurparticipatie:

    het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.

    j. Cultuurmaker:

    persoon die aan cultuurparticipatie doet.

    k. Cultuureducatie:

    het doelbewust leren over en door middel van kunst en erfgoed binnen de school.

    l. Cultureel professional:

    zelfstandige professional op het gebied van cultuurparticipatie of cultuureducatie die bij de Kamer van Koophandel, of bij een vergelijkbare organisatie in het Caribisch Deel van het Koninkrijk, ingeschreven staat als eenmanszaak.

    m. Culturele instelling:

    culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden.

    n. Adviescommissie:

    een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

    o. Materiële investeringen:

    aanschaf van materialen voor een project die aanvrager na dat project nog langere tijd kan gebruiken.

    p. Materiaalkosten:

    kosten voor aanschaf van materialen zonder welke het project niet kan worden uitgevoerd.

    q. CET:

    Central European Time, ofwel Midden Europese Tijd.

  • 2. In hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken staat wat wordt verstaan onder de begrippen die in het bijzonder bij het desbetreffende hoofdstuk behoren.

Artikel 1.2 Doel van de regeling

Met deze regeling stimuleert het Fonds het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten die zorgen voor vernieuwing van cultuurparticipatie. Die activiteiten sluiten aan bij de vraag of behoefte van de betrokken cultuurmakers, en leveren een bijdrage aan hun creatieve ontwikkeling.

Artikel 1.3 Samenstelling van de regeling

Vanaf hoofdstuk 2 zijn de verbijzonderde bepalingen terug te vinden ten aanzien van de in artikel 1.2 bedoelde stimulering.

Artikel 1.4 Weigeringsgronden
  • 1. Het Fonds weigert subsidie als:

    • a. voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:

      • door het Fonds;

      • door een van de andere rijkscultuurfondsen;

      • op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid; of

      • op grond van de Erfgoedwet.

    • b. de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;

    • c. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of omroeporganisatie;

    • d. de aanvraag is voor een seriële productie, waaronder een project dat niet eenmalig door één instelling of persoon wordt georganiseerd, maar een serie is van gelijksoortige producties, waardoor het unieke en experimentele karakter van het project niet meer aanwezig is;

    • e. de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dat binnenkort gebeurt; of

    • f. de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling.

  • 2. Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie.

  • 3. Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • 4. Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende weigeringsgronden bevatten.

Artikel 1.5 Voorwaarden en beperkingen
  • 1. Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.

  • 2. Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:

    • a. aantoont dat er een begrotingstekort is en dat ondersteuning door het Fonds nodig is;

    • b. de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en

    • c. aannemelijk maakt dat de financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project of de activiteiten uit te voeren.

  • 3. Het Fonds kan beperkingen verbinden aan de omvang van bepaalde begrotingsposten ten opzichte van de totale kosten van projecten of activiteiten, zoals de posten onvoorzien en materiële investeringen. Als daarvan sprake is, wordt dat vermeld in het desbetreffende hoofdstuk van deze regeling.

  • 4. In afwijking van artikel 4, negende lid, van het Algemeen subsidiereglement kunnen aanvragers vanuit het Caribisch deel van het Koninkrijk de benodigde kosten voor het omwisselen van valuta voor het uitvoeren van het project opnemen in de subsidieaanvraag.

  • 5. Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende voorwaarden en beperkingen bevatten.

Artikel 1.6 Bijzondere verplichtingen
  • 1. Met deelname aan deze regeling geeft de aanvrager toestemming aan het Fonds om gegevens uit de aanvraag en de eventuele verantwoording in te zetten voor kennisdeling en onderzoeksdoeleinden.

  • 2. Gehonoreerde aanvragers starten binnen zes maanden na honorering met de uitvoering van hun project.

  • 3. De aanvrager is verplicht om in de aanvraag de codes te onderschrijven die van toepassing zijn op de culturele sector, waaronder minstens de sectorcodes, zoals de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie. Hierbij worden de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gehanteerd voor rechtspersonen:

    • a. aangevraagd bedrag tot € 5.000: neem kennis van en pas de codes toe en indien daar sprake van is, leg uit waar dit nog niet lukt;

    • b. aangevraagd bedrag van € 5.000 tot € 25.000: onderschrijf de codes, pas ze toe, leg uit waar dit nog niet lukt, en benoem de ambitie op de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie;

    • c. aangevraagd bedrag vanaf € 25.000: onderschrijf de codes, pas ze toe, leg uit waar en waarom dit nog niet lukt, benoem de ambitie op de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie, en reflecteer achteraf in de verantwoording.

  • 4. Als een aanvraag wordt ingediend namens een natuurlijk persoon, dan onderschrijft deze in ieder geval de Code Diversiteit en Inclusie en de Fair Practice Code.

  • 5. Aanvragers delen hun ervaringen op social media en noemen daarbij het Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • 6. Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende bijzondere verplichtingen bevatten.

Artikel 1.7 Beoordelen aanvragen
  • 1. Het Fonds beoordeelt de aanvragen en neemt daarover een besluit.

  • 2. Over aanvragen boven de € 25.000 geeft een externe adviescommissie advies aan het bestuur.

  • 3. Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.

  • 4. Als aanvragen worden aangevuld, dan geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als ontvangstdatum en als moment van het indienen van de aanvraag.

  • 5. Als aanvragen voldoen aan de indieningsvereisten, neemt het Fonds deze in behandeling en neemt het een beslissing over de aanvraag.

  • 6. Vanaf hoofdstuk 2 is per hoofdstuk beschreven op welke manier de beoordeling van de aanvragen verder plaatsvindt.

Artikel 1.8 Subsidieplafonds

Vanaf hoofdstuk 2 is per hoofdstuk aangegeven of er sprake is van een subsidieplafond. Het Fonds kan onder meer besluiten de budgetten die per hoofdstuk aan de subsidieplafonds zijn verbonden, in onderling verband te wijzigen of herverdelen. Als dat gebeurt, worden die wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.

HOOFDSTUK 2: ONTWIKKELING

Dit hoofdstuk gaat over ontwikkeling en vernieuwing van cultuurmaken. Het Fonds streeft naar een actueel en aansprekend cultuuraanbod, en daartoe ligt in dit hoofdstuk de focus op wat cultuurmakers daarvoor geacht worden te doen.

De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.

Paragraaf 1. Doel en doelgroep

Artikel 2.1 Doel

Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds dat cultuurmakers hun cultuurmaken verbreden en nieuwe ervaringen opdoen, zodat zij zich kunnen ontwikkelen op het gebied van cultuurparticipatie.

Artikel 2.2 Wie kan aanvragen

Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:

  • a. culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden;

  • b. cultureel professional met aantoonbaar minstens drie jaar werkervaring in het domein van cultuurparticipatie of cultuureducatie; of

  • c. natuurlijk persoon van achttien jaar of ouder met een geldige verblijfstitel, die cultuurmaker is, namens een groep van minimaal drie cultuurmakers.

Artikel 2.3 Waarvoor kan worden aangevraagd
  • 1. Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd voor een project:

    • a. dat kleinschalig is;

    • b. waarin cultuurmakers een ontwikkelstap maken op het gebied van cultuurparticipatie;

    • c. waarbij het gaat om het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten om een artistiek-inhoudelijke ontwikkeling of ontwikkelstap te realiseren; en

    • d. dat gebaseerd is op een behoefte van de betrokken cultuurmakers.

  • 2. Het project:

    • a. start niet eerder dan acht weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. kan echter wel starten op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat binnen dertien weken via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt;

    • c. heeft een looptijd van maximaal een jaar;

    • d. start binnen zes maanden na het indienen van de aanvraag.

Artikel 2.4 Subsidieplafond
  • 1. Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 3.740.000.

  • 2. Het Fonds kan dit subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden die wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.

Artikel 2.5 Hoogte van de subsidie
  • 1. De subsidie is maximaal € 10.000 per project.

  • 2. Bij de honorering van de aanvraag wordt 100% van de subsidie verstrekt.

Artikel 2.6 Weigeringsgronden

Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van

dit hoofdstuk ook afgewezen als:

  • a. de aanvraag gericht is op reguliere of terugkerende activiteiten, of op activiteiten die redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere taakstellingsbudget van de aanvrager; of

  • b. het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.

Artikel 2.7 Voorwaarden en beperkingen

Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:

  • a. de subsidie van het Fonds bedraagt maximaal 80% van de totale projectkosten;

  • b. aanvragers uit Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;

  • c. aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project; en

  • d. de post Onvoorzien kan maximaal 7% van de totale projectkosten zijn.

Artikel 2.8 Bijzondere verplichtingen
  • 1. Als het Fonds daarom vraagt, is de subsidieontvanger verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie van zijn project in relatie tot de regeling.

  • 2. Het Fonds voert een of meerdere steekproeven uit om te controleren of de subsidieontvanger voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen en om te kijken of de activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Een subsidieontvanger is verplicht om het Fonds nadere informatie over het project te verstrekken, als de aanvraag in de steekproef valt.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht direct een schriftelijke melding te doen bij het Fonds, zodra aannemelijk is dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Paragraaf 2 De aanvraag

Artikel 2.9 Indieningstermijnen

Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 09.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024, 17:00 uur CET.

Artikel 2.10 Indieningsvereisten
  • 1. Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds. Deze is bereikbaar via de website van het Fonds.

  • 2. Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds vereist. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.

  • 3. Bij een aanvraag wordt minstens een projectplan en een sluitende begroting ingediend.

  • 4. Als een natuurlijk persoon aanvraagt namens een groep van minimaal drie cultuurmakers, wordt een samenwerkingsovereenkomst toegevoegd aan de aanvraag. Het verplichte model daarvoor is beschikbaar via de website van het Fonds. Ook wordt van ieder persoon in deze groep een curriculum vitae toegevoegd.

  • 5. Als een aanvraag wordt ingediend door een cultureel professional, dan voegt deze het eigen curriculum vitae aan de aanvraag toe.

  • 6. Het projectplan omvat maximaal 3.000 woorden.

Artikel 2.11 Beoordelingscriteria
  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waarvan in de toelichting is beschreven hoe het Fonds daaraan toetst:

    • a. de inhoudelijke kwaliteit, waaronder de inhoud van het plan in relatie tot het doel van dit hoofdstuk; en

    • b. organisatorische kwaliteit, waaronder de organisatie van het project en de wijze van samenwerken.

  • 2. Alleen aanvragen die voldoen aan al de beoordelingscriteria komen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.12 Beoordelingswijze

Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.

Artikel 2.13 Beslistermijn

Het Fonds neemt binnen acht weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.

HOOFDSTUK 3: SAMENWERKING

Dit hoofdstuk richt zich op het stimuleren van samenwerkingsverbanden en kennisuitwisseling die leiden tot vernieuwing. De focus ligt op de partners voor die samenwerking en uitwisseling, in het kader van cultuurparticipatie.

De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.

Paragraaf 1 Doel van de aanvraag

Artikel 3.1 Doel

Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds dat cultuurmakers door co-creatie en samenwerking zowel elkaar als andere betrokkenen verrijken met kennis, ervaring en expertise. Hierdoor zijn zij in staat om verdieping, en daarmee vernieuwing aan te brengen in hun cultuurmaken.

Artikel 3.2 Wie kan aanvragen

Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:

  • a. culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden of

  • b. cultureel professional, met aantoonbaar minimaal drie jaar werkervaring in het domein van cultuurparticipatie of cultuureducatie.

Artikel 3.3 Waarvoor kan worden aangevraagd
  • 1. Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd voor een project:

    • a. gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten op het gebied van kunst-, cultuur- en erfgoedbeoefening in de vrije tijd, waarbij sprake is van co-creatie, samenwerking, uitwisseling of kennisoverdracht met nieuwe partners; en

    • b. waarin wordt samengewerkt tussen:

      • professionals en cultuurmakers; of

      • cultuurmakers onderling.

  • 2. Het project:

    • a. start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een looptijd van maximaal twee jaar; en

    • c. start binnen zes maanden na honorering van de aanvraag.

  • 3. Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, is dit ook van toepassing als het besluit eerder is verstrekt dan dertien weken na het indienen van de aanvraag.

Artikel 3.4 Subsidieplafond
  • 1. Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 2.056.000.

  • 2. Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden die wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.

Artikel 3.5 Hoogte van de subsidie
  • 1. De subsidie per project is minimaal € 10.000 en maximaal € 25.000.

  • 2. Bij de honorering van de aanvraag wordt 100% van de subsidie verstrekt.

Artikel 3.6 Weigeringsgronden

Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van

dit hoofdstuk ook afgewezen als:

  • a. de aanvraag gericht is op reguliere of terugkerende activiteiten, of activiteiten die redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere taakstellingsbudget van de aanvrager;

  • b. het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.

Artikel 3.7 Voorwaarden en beperkingen

Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:

  • a. de subsidie voor het Europees deel van Nederland is maximaal 50% van de totale projectkosten;

  • b. voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk is de subsidie maximaal 80% van de totale projectkosten;

  • c. aanvragers uit het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;

  • d. aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project; en

  • e. de post onvoorzien kan maximaal 7% van de totale projectkosten zijn.

Artikel 3.8 Bijzondere verplichtingen
  • 1. Als het Fonds daarom vraagt is de subsidieontvanger verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie over hun project in relatie tot de regeling.

  • 2. Het Fonds voert een of meerdere steekproeven uit om te controleren of de subsidieontvanger heeft voldaan aan de subsidieverplichtingen en om te kijken of de activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Subsidieontvangers zijn verplicht om het Fonds nadere informatie over het project te verstrekken, als de aanvraag in de steekproef valt.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht direct een schriftelijke melding te doen bij het Fonds, zodra aannemelijk is dat niet of niet geheel aan de aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan.

Paragraaf 2 De aanvraag

Artikel 3.9 Indieningstermijnen

Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 09.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024, 17:00 uur CET.

Artikel 3.10 Indieningsvereisten
  • 1. Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.

  • 2. Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds vereist. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.

  • 3. Bij een aanvraag worden minstens een projectplan en een sluitende begroting ingediend. Het projectplan omvat maximaal 5.000 woorden.

  • 4. Cultureel professionals voegen bij hun aanvraag ook een curriculum vitae toe.

Artikel 3.11 Beoordelingscriteria
  • 1. Aanvragen worden getoetst aan de hand van de volgende criteria, waarvan de wijze waarop het Fonds dat doet in de toelichting is beschreven:

    • a. inhoudelijke kwaliteit;

    • b. organisatorische kwaliteit; en

    • c. samenwerking

  • 2. Alleen aanvragen die voldoen aan al de beoordelingscriteria komen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.12 Beoordelingswijze

Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.

Artikel 3.13 Beslistermijn

Het Fonds neemt binnen dertien weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.

HOOFDSTUK 4: MEEMAAKPODIA

Dit hoofdstuk richt zich op de organisatievorm van ontwikkeling en vernieuwing van cultuurparticipatie binnen en via instellingen met een doorlopende programmeerfunctie.

De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 4.1: Gebruikte begrippen

In aanvulling op artikel 1.1 worden in dit hoofdstuk onderstaande begrippen gehanteerd.

  • a. Community: lokale doelgroepen die bestaan uit amateurcultuurmakers, zoals bewoners, publiek, verenigingen en initiatieven uit de omgeving van de instelling die de aanvraag indient.

  • b. MeeMaakPodium: een culturele vereniging of stichting, zoals een theater, podium, presentatie-instelling, museum of bibliotheek die doorlopend een programmeer – of podiumfunctie vervult op een fysieke locatie, gedurende het gehele jaar meerdere dagen per week geopend en toegankelijk is, en die het eigenaarschap deelt met lokale doelgroepen op het vlak van organisatievorming, programmering en communityvorming.

  • c. Communityvorming: de manier waarop een MeeMaakPodium lokale doelgroepen uit de omgeving aan zich verbindt en uiteindelijk zeggenschap over de programmering deelt met deze community.

  • d. Outcome: de beoogde effecten in kennis en werkwijze en de route die wordt afgelegd om dat te realiseren.

  • e. Output: het concrete resultaat van de activiteiten.

Artikel 4.2 Doel

Met de subsidie in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds dat culturele instellingen:

  • a. zich aan de hand van het in onderdeel b en c genoemde proces ontwikkelen tot een plek waar zij met cultuurmakers samenwerken aan meer en diverse soorten eigentijdse cultuurbeoefening, waarbij de cultuurparticipatie zoals beoefend door de community in de MeeMaakpodia zorgt voor de gewenste ontwikkeling;

  • b. waarbij geldt voor de instellingen die de community al structureel betrekt bij de invulling van hun programmeer- of podiumfunctie, en de behoefte heeft om die werkwijze verder te borgen, dat zij verder toewerken naar borging van hun meemaakactiviteiten;

  • c. waarbij geldt voor de instellingen die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van hun programmeer- of podiumfunctie, en dit wil intensiveren en structureel borgen in haar werkwijze, dat zij zich verder ontwikkelen tot een MeeMaakpodium door stappen te zetten in:

    • het in beweging brengen van en samenwerking stimuleren met de community van cultuurmakers;

    • het delen van eigenaarschap van programmering en podiumfunctie met de community, waaronder wordt verstaan: co-creatie en democratisering van de podiumfunctie; en

    • het opzetten van nieuwe organisatievormen als podium.

Artikel 4.3 Wie kan aanvragen

Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:

  • a. culturele instelling die de community al structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, en de behoefte heeft om die werkwijze verder te borgen, in beginsel vallen hieronder de instellingen die eerder gehonoreerd zijn in de Regeling MeeMaakPodia;

  • b. culturele instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, en dit wil intensiveren en structureel borgen in haar werkwijze; of

  • c. organisatie uit het Caribische deel van het Koninkrijk die vergelijkbaar is met de in onderdelen a en b genoemde organisaties.

Artikel 4.4 Waarvoor kan worden aangevraagd
  • 1. Culturele instellingen met een programmeer- of podiumfunctie kunnen onder meer subsidie aanvragen voor:

    • a. het door communitybuilding in beweging brengen van en samenwerking stimuleren met de community van cultuurmakers;

    • b. het delen van het eigenaarschap van de programmering om zo de podiumfunctie te democratiseren door middel van co-creatie;

    • c. de ontwikkeling van hun werkwijze en activiteiten om MeeMaakPodium te worden;

    • d. borging en verduurzaming van het delen van deze podiumfunctie in een vaste werkwijze;

    • e. het inrichten van nieuwe organisatievormen als podium, door middel van een interne organisatieverandering om MeeMaakPodium te worden en borging daarvan in het DNA van de organisatie.

  • 2. De aanvraag kan gericht zijn op output, outcome of beide. De aanvrager beschrijft daarom in de aanvraag:

    • a. de output: de activiteiten die worden uitgevoerd, uitgedrukt in concrete opbrengsten; of

    • b. de outcome: de stappen die worden gezet om het gewenste doel te realiseren.

  • 3. Het project:

    • a. start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een minimale looptijd van twee jaar en een maximale looptijd van drie jaar;

    • c. start binnen zes maanden na honorering van de aanvraag.

  • 4. Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt. In afwijking van het derde lid, onderdeel a, is dit ook van toepassing als het besluit eerder is verstrekt dan 13 weken na het indienen van de aanvraag.

Artikel 4.5 Subsidieplafond
  • 1. Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 5.000.000.

  • 2. Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.

Artikel 4.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie is minimaal € 50.000 en maximaal € 100.000 per project.

Artikel 4.7 Weigeringsgronden

Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk ook afgewezen als het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.

Artikel 4.8 Voorwaarden en beperkingen

Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:

  • a. voor aanvragers uit het Europees deel van Nederland is de subsidie maximaal 50% van de totale projectkosten;

  • b. voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk is de subsidie maximaal 80% van de totale projectkosten;

  • c. aanvragers uit het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten gebruiken voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;

  • d. aanvragers uit het Caribisch Deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de subsidie gebruiken voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;

  • e. de post onvoorzien is maximaal 7% van de totale projectkosten; en

  • f. er kan maximaal één aanvraag per instelling worden gedaan.

Artikel 4.9 Bijzondere verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a. actief deel te nemen aan een begeleidingstraject;

  • b. kennis te delen over de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, onder meer door deelname aan intervisiebijeenkomsten die het Fonds organiseert; en

  • c. deel te nemen aan een monitoring- en evaluatietraject.

Paragraaf 2 De aanvraag

Artikel 4.10 Indieningstermijnen

Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 09.00 uur tot woensdag 6 april 2024, 17.00 uur CET.

Artikel 4.11 Indieningsvereisten
  • 1. Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.

  • 2. Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds nodig. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.

  • 3. Bij een aanvraag worden minstens een projectplan en een sluitende begroting ingediend.

Artikel 4.12 Beoordelingscriteria
  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van drie criteria: inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van dit hoofdstuk, organisatorische kwaliteit en de duurzame samenwerking met de community.

  • 2. De inhoudelijke kwaliteit wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:

    • a. de visie van de instelling op het meemaken door de community;

    • b. wat betreft de instelling die de community al structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3 onderdeel a, geldt dat ook wordt beschreven:

      • de resultaten van de ingezette verandering;

      • de interne omslag in de manier van werken die heeft plaatsgevonden en de plek die deze in de organisatie heeft gekregen;

      • de mate waarin meemakers al eigenaar zijn van de huidige meemaakactiviteiten; en

      • de wijze van borging en verankering, en eventuele kwesties waaraan de organisatie wil werken;

    • c. wat betreft de instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel b, geldt dat ook wordt beschreven:

      • de verhouding tussen het meemaken en de rest van de programmering van het podium én het denken over kunst en cultuur in de cultuursector;

      • de aanpassingen aan haar interne organisatievorm om de nieuwe manier van werken te verankeren;

      • de manier waarop de instelling zorgt voor het benodigde interne draagvlak onder directie en uitvoerend personeel; en

      • de mate waarin de instelling de huidige manier van werken, verwachtingen en kaders wil loslaten bij het meemaken.

  • 3. De organisatorische kwaliteit wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:

    • a. de helderheid en haalbaarheid van het projectplan en de doelstellingen;

    • b. de beschrijving van de activiteiten of uitwerking van het proces en de mate waarin die passen bij het doel van het project;

    • c. de mate waarin de begroting inclusief het dekkingsplan, inzichtelijk, redelijk en realistisch is;

    • d. de haalbaarheid van de planning, en de aandacht voor monitoring en evaluatie;

    • e. de beschrijving van de benodigde kennis en kunde om het plan te realiseren en de wijze waarop daarvoor wordt gezorgd; en

    • f. de visie op financiële verduurzaming van de meemaakactiviteiten en op voortzetting en financiering van deze manier van werken na wegvallen van de subsidie van het Fonds.

  • 4. De duurzame samenwerking met community wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:

    • a. de beschrijving van de community, haar behoeften, en de wijze waarop de instelling daarop inspeelt in relatie tot het meemaken;

    • b. de maatregelen die de instelling treft voor doorontwikkeling en borging, om op langere termijn eigenaarschap te blijven delen;

    • c. wat betreft de instelling die de community structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel a, geldt dat zij ook beschrijft in hoeverre het plan bijdraagt aan een hechter lokaal cultuurnetwerk;

    wat betreft de instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel b, geldt dat zij ook beschrijft in hoeverre de inhoud van het meemaakproject in samenspraak met de community tot stand is gekomen.

  • 5. Alleen aanvragen die voldoen aan alle beoordelingscriteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 4.1 Beoordelingswijze

Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.

Artikel 4.13 Beslistermijn

Het Fonds neemt binnen dertien weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.

Artikel 4.14 Voorschotten
  • 1. Als een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk is gehonoreerd, ontvangt de aanvrager 90% van het verleende bedrag als voorschot.

  • 2. Aanvragers leggen na afloop van het project financiële en inhoudelijke verantwoording af aan het Fonds. Na de goedkeuring daarvan wordt de resterende 10% van de subsidie verstrekt.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager, in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van dit reglement.

Artikel 5.2 Algemeen subsidiereglement

Voor zover deze regeling daar niet in voorziet, zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van toepassing. Dit is terug te vinden op de website van het Fonds.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 september 2025. Deze regeling blijft van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond.

Artikel 5.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Vernieuwen van cultuurmaken.

Namens het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, H. Verhoeven directeur-bestuurder

TOELICHTING HOOFDSTUK 1

Algemeen

Met de Regeling Vernieuwen van cultuurmaken geeft het Fonds voor Cultuurparticipatie vervolg aan de subsidieregelingen Maakruimte voor cultuur en Cultuurmakers van nu (2017-2020) en de Regeling MeeMaakPodia (2018-2020). Sinds 2013 heeft het Fonds cultuurmakers aangemoedigd om zich in gezamenlijkheid te ontwikkelen, nieuwe toepassingen van tradities te creëren, innovatieve vormen van samenwerking te verkennen, andere doelgroepen bij hun project te betrekken of zichzelf op voor hen ongewone plekken te laten zien en horen. Met dit vervolg geven wij uitvoering aan het programma Maak het Grenzeloos, uit het beleidsplan 2021-2024, Cultuur. Jíj maakt het.

Daarmee dragen we bij aan vernieuwing van cultuurmaken in alle facetten. Op lokaal en regionaal niveau stimuleren we innovatie en ontwikkeling en uitwisseling tussen groepen cultuurmakers. De uitwisseling en kennisdeling moeten leiden tot nieuwe mogelijkheden voor cultuurmakers en cultuurmaken. Daarnaast stimuleren wij dat culturele instellingen en lokale gemeenschappen samen actief cultuurmaken.

De genoemde vernieuwing is nodig omdat de samenleving constant verandert, onder meer door nieuwe technologie, wijzigende economische omstandigheden en een veranderende bevolkingssamenstelling. Dit heeft gevolgen voor de wensen van cultuurmakers. Om te zorgen dat er voldoende relevant aanbod komt en blijft, is vernieuwing noodzakelijk.

Met deze subsidieregeling stimuleren we onder meer dat culturele organisaties de binding met hun publiek en omgeving versterken. Bovendien stimuleren we dat de culturele sector inclusiever wordt. Ons doel is om de drempels voor actieve cultuurdeelname te verlagen, en meer mensen in aanraking te laten komen met cultuur.

Deze regeling is bedoeld als stimulans, in dit geval om buiten de gebaande paden te treden. Met deze stimuleringsregeling proberen we nieuwe mensen te bereiken die zich bezig houden met kunst, (e-)cultuur, erfgoed en media. Wij stellen subsidies ter beschikking aan cultuurmakers om ze te stimuleren hun verhaal voor het voetlicht te brengen en om nieuwe (samenwerkings)vormen en inhoud gestalte te geven. Op die manier stimuleren we niet-professionele cultuurmakers om nieuwe stappen te maken in hun praktijk. En we stimuleren instellingen om nog democratischer te gaan programmeren.

Uit het onderzoek naar een betere ondersteuningsstructuur voor de amateurkunst, Revitalisering van de amateurkunst, Investeren in een betere ondersteuningsstructuur van BMC (13 september 2021) is een behoeftepeiling uitgevoerd onder amateurgroepen, cultuurcoaches en artistiek kader in de amateurkunst. Uit deze peiling spreekt duidelijk dat de behoefte voor structurele ondersteuning voor de amateurkunstsector groot is. Deze regeling kan niet voldoen aan het hele palet aan ondersteuning dat nodig is, maar kan wel structureel impulsen geven aan het mogelijk maken van artistieke projecten en vernieuwing.

In deze regeling hebben de afzonderlijke inhoudelijke hoofdstukken (hoofdstuk 2, 3 en 4) elk een eigen doel. Om in te spelen op de vragen van het veld, hebben we de mogelijkheid hier later nog extra hoofdstukken aan toe te voegen.

Het stimuleren van vernieuwing is een kerntaak van het Fonds. De aanvraagmogelijkheden in de hoofdstukken Ontwikkeling, Samenwerking en MeeMaakPodia sluiten hierop aan.

Artikelsgewijs

Artikel 1.1 Gebruikte begrippen

Eerste lid
Onderdeel j

Een cultuurmaker is een persoon die in de vrije tijd actief deelneemt aan activiteiten op het gebied van kunst, (e-)cultuur, erfgoed of media: mensen die zelf actief zijn in het cultuurmaken, maar geen professionals. Het gaat ook niet om het bijwonen van voorstellingen en bijeenkomsten of het organiseren van activiteiten – het gaat om de actieve participatie.

Onderdeel k

Een cultureel professional is iemand die als zelfstandig ondernemer professioneel actief is op het gebied van cultuurparticipatie, -educatie, kunst, e-cultuur, erfgoed of media. Een cultureel professional moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel of een vergelijkbare organisatie in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Er kan in deze regeling alleen namens een eenmanszaak subsidie worden aangevraagd; aanvragen door een VOF (vennootschap onder firma) zijn niet mogelijk. Als de aanvrager wel een cultureel professional is, maar de aanvraag doet als cultuurmaker (dus: in de vrije tijd) en voor een andere discipline, dan is dat ook mogelijk. We vragen wel om in de aanvraag duidelijk te maken in welke hoedanigheid dan wordt aangevraagd, en waaruit dat blijkt.

Onderdeel n

Bij materiële investeringen gaat het om de aanschaf van materialen. Hiermee doelen we op duurzame gebruiksgoederen. De toelichting bij artikel 3.7 (en die bij vergelijkbare artikelen) gaat hier nader op in.

Onderdeel p

CET: Er geldt één tijd voor deze regelingen en alle tijdszones in het Koninkrijk, namelijk Central European Time, ook wel Midden-Europese Tijd). Zo voorkomen we misverstanden over deadlines (bijvoorbeeld voor het indienen van aanvragen).

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Met deze regeling stimuleren we het ontstaan van eigentijdse vormen van cultuurparticipatie, door activiteiten te ontwikkelen vanuit de huidige en toekomstige wensen, behoeften en mogelijkheden van cultuurmakers. Dit krijgt vorm doordat cultuurmakers werken met nieuwe inhoud of vormen. Voor podia geldt dat ze verbinding maken met hun omgeving. Dit geeft cultuurmakers dan weer meer mogelijkheden om cultuur te maken.

In de toelichting bij elk hoofdstuk staan de specifieke doelen voor dat hoofdstuk, elk met een eigen nadruk op vernieuwing (in de lokale context).

Artikel 1.4 Weigeringsgronden

Eerste lid
Onderdeel a
Rijkscultuurfondsen

De rijkscultuurfondsen zijn op dit moment (2021): het Fonds Podiumkunsten, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, het Mondriaan Fonds, het Filmfonds, het Nederlands Letterenfonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie. Op de website van de rijksoverheid (www.rijksoverheid.nl) staat meer informatie over deze fondsen.

Onderdeel b

We stimuleren nieuwe initiatieven. Als een project al is gestart, kun je daarom geen subsidie meer bij ons aanvragen. Pas na honorering kan je beginnen. Projecten of activiteiten die al deel uitmaken van de vaste bedrijfsvoering van aanvragers komen ook niet in aanmerking voor subsidie. Het Fonds is immers een stimuleringsfonds: wij financieren tijdelijke ontwikkelingen en stimuleren nieuwe vormen van samenwerking, projecten en aanbod.

Onderdeel d

Hiermee voorkomen wij dat organisaties of individuen voor derden projectplannen ontwikkelen die door anderen worden uitgevoerd vanuit eenzelfde format. Dit staat namelijk haaks op het stimuleren van kleinschalige vernieuwende projecten.

Tweede lid

Als de aanvrager van de subsidie werkt in opdracht van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie, dan kunnen wij de aanvraag niet in behandeling nemen. Zo voorkomen wij dat er via een ‘omweg’ subsidie wordt aangevraagd voor iets of een doelgroep waarvoor de subsidieregeling niet is bedoeld.

Artikel 1.5 Voorwaarden en beperkingen

Tweede lid

Wij vragen je aan te tonen dat er een begrotingstekort is. Dat moet duidelijk blijken uit het verschil tussen de inkomsten en uitgaven, waarbij een toelichting op de cijfers helpt om de begroting goed te kunnen lezen. Met de subsidie van het Fonds moet dit leiden tot een sluitende begroting, dus tot evenwicht tussen inkomsten en uitgaven.

Voor subsidie komen alleen projectkosten in aanmerking die relevant zijn in het licht van het doel van deze regeling. Tot deze projectkosten behoren alleen de investeringen die direct zijn gericht op realisatie van het project, zoals de inzet van artistiek en organisatorisch personeel en de huur van repetitieruimten en podiumvoorzieningen om projectactiviteiten te realiseren. Lasten die op een of andere manier bij de normale exploitatiekosten horen, komen niet in aanmerking voor ondersteuning, zoals vaste huur, aanschaf van inventaris en investeringen die niet direct op de realisatie van de activiteiten zijn gericht.

Wij beoordelen de aanvraag op basis van het totale plan en de totale begroting; we kijken dus niet alleen naar het gedeelte waaraan de subsidie wordt besteed. Als bijvoorbeeld je totale project € 10.000 kost, en je vraagt € 5.000 subsidie aan voor de uitvoering van workshops, dan beoordelen we niet alleen de workshops, maar het totale projectplan en de totale begroting.

Artikel 1.6 Bijzondere verplichtingen

Eerste lid

Het Fonds onderzoekt hoe de projecten die voortkomen uit de aanvragen bijdragen aan de doelstellingen van de regeling. Aanvragers en andere betrokken partijen moeten daarom deelnemen aan onderzoeken en evaluaties die het Fonds initieert (voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is). De uitvoering daarvan kan door de medewerkers van het Fonds worden gedaan of door (wetenschappelijke) onderzoeksbureaus. Wij kunnen daarbij informatie delen met kennis-, samenwerkings- en onderzoekspartners.

Met deelname aan deze regeling geef je ons toestemming om gegevens uit de aanvragen, verantwoording en kennisdeling voor onderzoeksdoeleinden in te zetten. De uitkomsten van de onderzoeken gebruiken we om cultuurparticipatie, toekomstig beleid en landelijke kennisdeling te bevorderen.

Hierbij kunnen ook persoonsgegevens gedeeld worden, als die noodzakelijk zijn voor het onderzoek, zoals naam, mailadres en telefoonnummer. In het aanmeldformulier moet de aanvrager eerst akkoord gaan om deze gegevens met een onderzoeksbureau te kunnen delen (voor dit doel).

Derde lid

Wij hechten waarde aan een stevige (economische) positie van de cultuursector en een divers en inclusief speelveld. Daarom vragen wij aanvragers om de codes die gelden in de sector te onderschrijven. Het gaat daarbij om de volgende codes.

Fair Practice Code: In het huidige cultuurbeleid zet de Minister in op versteviging van de economische positie van de cultuursector en van makers. De Fair Practice Code is een belangrijke waarborg dat de sector haar medewerkers en zzp’ers redelijk betaalt. Op de website www.fairpracticecode.nl lees je hier meer over.

Code Diversiteit & Inclusie: Deze code biedt de culturele en creatieve sector handvatten om diversiteit en inclusie te bevorderen. Op www.codedi.nl lees je meer over deze gedragscode. Ook staat daar veel inspiratiemateriaal waarbij collega’s uit de sector uitleggen hoe zij de code inzetten om zelf te werken aan een organisatie waarin diversiteit en inclusie een vanzelfsprekend agendaonderwerp zijn.

Governance Code Cultuur: Transparantie en goed bestuur staan centraal in deze code. Daarbij werken we gezamenlijk aan een integere culturele sector. Het toepassen van de principes uit deze gedragscode is een voorwaarde om subsidie van het Fonds te krijgen. Meer informatie over deze code lees je op www.cultuur-ondernemen.nl/governance.

Omdat het toepassen van de codes niet voor alle aanvragers in één keer mogelijk is, vragen we aanvragers om zich – afhankelijk van het aangevraagde bedrag – te committeren aan de codes. Dit leg je uit in het aanvraagformulier. Op onze website (https://cultuurparticipatie.nl/codes) lees je meer informatie over de codes en ook over hoe wij de codes als Fonds toepassen.

Wij gaan zorgvuldig om met alle dossiers en houden rekening met de positie van alle aanvragers met betrekking tot de codes. Wij informeren op een laagdrempelige manier over de codes. Met vragen kun je altijd contact opnemen met uw contactpersoon bij het Fonds.

Het fonds onderschrijft de code Diversiteit en Inclusie, de Governance Code Cultuur en de Fair Practice Code en verwacht dat ook aanvragers zich inspannen om daaraan te voldoen. Diversiteit en inclusie kan in de context van de regeling betrekking hebben op de inhoud van het voorstel, het team, betrokken makers, partners en publiek. Onder diversiteit kan culturele diversiteit worden verstaan, maar bijvoorbeeld ook regionale spreiding of het actief betrekken van mensen met verschillende opleidingsniveaus, leeftijden, of mensen met een beperking. Cruciaal is dat het bijdraagt aan een meerstemmig ontwerpveld. In het kader van fair practice zijn we benieuwd hoe aanvragers bijdragen aan een eerlijke keten en specifiek hoe ze eerlijke beloningen proberen te geven. In het kader van governance geldt dat voor de borging van toezicht en de scheiding van belangen tussen toezichthouders (zoals bestuursleden en leden van de raad van toezicht) en uitvoerenden.

Aanvragers kunnen dus vanuit hun eigen project motiveren op welke manier ze willen en kunnen bijdragen aan diversiteit en inclusie binnen het vakgebied, een eerlijke keten en goed bestuur van culturele organisaties.

Artikel 1.7 Beoordelen aanvragen

Eerste lid

Het Fonds beoordeelt de aanvragen zelf, via een zogenoemde interne commissie (medewerkers van het Fonds speciaal voor de taak geselecteerd) bij bedragen onder de € 25.000. Bij bedragen boven de € 25.000 beoordeelt een onafhankelijke externe commissie de aanvraag, en die adviseert vervolgens het bestuur. Het bestuur neemt altijd zelf het uiteindelijke besluit over de aanvraag.

Tweede lid

Om voldoende tijd te hebben om een aanvraag te kunnen beoordelen, gaat de beoordelingstermijn in op het moment dat het dossier compleet is. Het kan zijn dat het Fonds vraagt om ontbrekende onderdelen in te dienen die noodzakelijk zijn voor een verantwoorde beoordeling van de aanvraag. Dan geven we een redelijke termijn voor die aanvulling. Als je te dicht op het eind van een indientermijn een onvolledige aanvraag indient, loop je wel het risico dat er geen tijd meer is voor aanvullingen.

TOELICHTING HOOFDSTUK 2

Algemeen

Op basis van de evaluatie van de Regeling Cultuurmakers van nu en Maakruimte voor cultuur heeft het Fonds besloten om de criteria voor doelgroepen die kunnen aanvragen te verruimen. Het is weer mogelijk voor cultuurmakers om aan te vragen. Nieuw is dat nu ook cultureel professionals kunnen aanvragen.

Met ‘cultuurmakers’ bedoelen we mensen die in hun vrije tijd creatieve processen vormgeven vanuit een drang en behoefte om artistieke producten te scheppen of erfgoed levend te houden door het door te geven en opnieuw tot leven te laten komen door het als maker of verteller te beoefenen. We maken het mogelijk dat personen die als (semi-)professioneel actief zijn op het gebied van kunst, e-cultuur, erfgoed of media toegang krijgen tot onze regelingen.

Met deze verruiming willen wij het veld van de cultuurparticipatie, in alle diversiteit, nog meer mogelijkheden bieden om nieuwe terreinen te exploreren, het experiment op te zoeken en van onderop vernieuwing te brengen. Daarom stimuleren wij groepen cultuurmakers, van koorleden tot beatproducers en van houtsnijders tot VR-makers, om vanuit eigen ideeën en behoeften kleinschalige projecten te ontwikkelen, gericht op de ontwikkeling van cultuur maken en cultuurmakers.

Artikelsgewijs

Artikel 2.1 Doel

Met dit hoofdstuk Ontwikkeling stimuleert het Fonds kleinschalige projecten door en voor cultuurmakers, die een bijdrage leveren aan de (door)ontwikkeling van de actieve cultuurparticipatie.

Activiteiten kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op het experimenteren met een ongebruikelijke aanpak, het aangaan van een verrassend partnerschap of het verdiepen van een bijzondere cross-over. In de uitvoering van het project kan de expertise en begeleiding van professionals worden ingeroepen, waarbij de regie vanuit en het ontwikkelproces van de betrokken cultuurmakers voorop blijven staan. Belangrijk is ook dat het gaat om een ontwikkelstap. In de aanvraag kun je aangeven wat in je lokale context de te maken ontwikkelstap is. Daarmee geef je aan welke vernieuwing er voor welke groep cultuurmakers wordt gerealiseerd.

Met cultuurparticipatie bedoelen wij de omschrijving in artikel 1.1, onderdeel i. Het gaat dus om actief cultuur beoefenen, en niet om bijvoorbeeld het bijwonen van voorstellingen of activiteiten.

Artikel 2.2 Wie kan aanvragen

Onderdeel a

Culturele instellingen mogen wel een winstdoelstelling hebben, maar dan moeten hun inkomsten ten goede komen aan hun verdere culturele activiteiten.

Onderdeel b

Bij eenmanszaken doen wij een toetsing op werken voor de sector. Dat moeten wij terugzien op het ingediende CV. Hierbij gaat het om een significant deel (meer dan 50%) van de werkzaamheden. Het Fonds baseert zich daarvoor op het CV en een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

Onderdeel c

Natuurlijke personen mogen aanvragen als zij een groep hebben gevormd van (minstens) drie cultuurmakers, waaronder de aanvrager zelf. De aanvraag wordt wel door slechts één van de drie cultuurmakers gedaan. Deze is de officiële aanvrager, met wie alle communicatie met het Fonds plaatsvindt.

Artikel 2.3 Waarvoor kan worden aangevraagd

Eerste lid

Het artikel spreekt over kleinschaligheid. Deze subsidie is dus niet bedoeld voor projecten die voor het grootste deel bestaan uit activiteiten die tot de gebruikelijke beoefeningspraktijk van de betrokken cultuurmakers behoren. En ook niet voor bijvoorbeeld een groot festival waarbij een subsidieverzoek wordt ingediend voor een klein onderdeel van het programma. Je kunt wel experimenteren in deze regeling, bijvoorbeeld met:

  • een experimentele aanpak;

  • een cross-over met een andere kunstdiscipline of erfgoeddomein;

  • een pilot.

Het gaat in dit hoofdstuk om een project dat voor creatieve of culturele ontwikkeling zorgt voor een groep cultuurmakers. Daarbij moet je uitleggen wat voor die cultuurmakers het vernieuwende is in de lokale context. Dat kan zijn het aangaan van een verrassende samenwerking, het uitproberen van nieuwe vormen van cultuurmaken en van cultuurparticipatie, en bijvoorbeeld het actief zoeken naar nieuwe deelnemers (publiek, participanten) door concrete activiteiten.

Met de subsidie in dit hoofdstuk mag je uitproberen en kun je een pilot uitvoeren. Je kunt na afloop besluiten op de ingeslagen weg verder te gaan, maar het is ook mogelijk dat het project je doet inzien dat een andere richting de voorkeur heeft. De uitkomst kan dus afwijken van het doel dat je vooraf voor ogen had. Omdat we bij het toekennen van subsidiegelden prestatieafspraken met elkaar maken, ben je verplicht om het Fonds er tijdig van op de hoogte te stellen als je plan afwijkt van de afspraken die we met elkaar hebben gemaakt. Wij zien in dit hoofdstuk projecten die niet helemaal lukken niet als een mislukking, maar als een ervaring.

Tweede lid, onderdeel b

Om de tijd optimaal te benutten, is het mogelijk om direct na de honorering van de aanvraag met het project te starten. Als het Fonds minder tijd nodig heeft om tot een besluit (honorering) te komen dan gebruikelijk, kan het gunstig voor de aanvrager zijn om dan niet alsnog te hoeven wachten tot een periode van acht weken (artikel 2.13) is verstreken. Houd daarmee, waar mogelijk, alvast rekening in het projectplan.

Artikel 2.4 Subsidieplafond

Als wij veel subsidieaanvragen ontvangen, kan het beschikbare budget eerder op zijn dan 30 augustus 2024. Het subsidieplafond wordt dan overschreden. Wij moeten dan aanvragen weigeren, zelfs als aanvragers voldoen aan alle vereisten.

Artikel 2.7 Voorwaarden en beperkingen

Onderdeel a

Wij financieren voor aanvragen in het kader van dit hoofdstuk maximaal 80% van de begroting. Dit doen wij om zo laagdrempelig mogelijk partijen in staat te stellen een project te financieren. Het is toegestaan om gekapitaliseerde uren op te nemen in het dekkingsplan. Maar dit mag niet voor de volledige dekking. Wij zoeken projecten waarbij het financiële draagvlak groter is dan alleen onze bijdrage. Aanvullende financiering mag komen uit bijvoorbeeld kaartverkoop, giften en gemeentelijke ondersteuning. Het Fonds kijkt hierbij naar de redelijkheid van de financieringsmix. Zorg dus voor een duidelijke toelichting bij de begroting.

Onderdelen b en c

Maximaal 10% van de subsidie van het Fonds kan worden besteed aan materiële investeringen. Dat zijn investeringen in goederen die langer meegaan dan de projectperiode, bijvoorbeeld apparatuur en instrumenten als laptops, camera’s, videoprojectoren, en naaimachines.

Daarnaast onderscheiden we materiaalkosten, die mogen worden opgevoerd in de begroting: kosten voor materialen die nodig zijn voor de eindproducten of daarin terug kunnen komen, zoals schilderbenodigdheden, filmstrips, fotopapier en fournituren. Deze materialen zijn in principe opgebruikt na afloop van de projectperiode. Ook software die specifiek nodig is voor een project valt onder materiaalkosten. De aanvrager houdt hierbij vanzelfsprekend rekening met een passende verhouding tussen de kosten voor begeleiding en voor materialen. Neem bij twijfel contact op met het Fonds. Instellingen uit het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen tot 20% van de begroting aanvragen voor materiële investeringen, omdat het voor hen soms nodig is om meer te investeren om een project te kunnen starten.

Onderdeel d

Maximaal mag 7% aan onvoorziene kosten in de begroting worden opgenomen om onverwachte kosten op te vangen. Het Fonds kan vragen om een nadere specificatie van deze kosten.

Artikel 2.8 Bijzondere verplichtingen

Tweede lid

Als het project in de steekproef is gevallen, dan vragen wij om een bewijs dat de geplande activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Dit bewijs dient een link te zijn naar een post op een social mediakanaal met een registratie, (zoals een foto, video of verslag) van de activiteit waarin het Fonds is genoemd/getagt. Hoe het fonds te vermelden, zie xxxx.nl Het is niet noodzakelijk een apart verslag te maken. Dit mag uiteraard wel; wij komen graag meer te weten over de gehonoreerde projecten en de effecten daarvan. Dit kan onder andere door goede voorbeelden en materiaal met ons te delen, zodat wij opgedane kennis en ervaring breder toegankelijk kunnen maken.

Artikel 2.9 Indieningstermijnen

De deadlines geven geen ruimte om voor en na de genoemde data en tijden aanvragen in behandeling te nemen. Ook niet als er bijvoorbeeld technische problemen optreden met indienen.

Artikel 2.10 Indieningsvereisten

Tweede lid

Voordat een aanvraag kan worden ingediend, heb je een account bij het Fonds nodig. Het aanvragen daarvan duurt enkele dagen. Een vaste termijn kunnen we hiervoor niet geven, maar houd in ieder geval rekening met maximaal een week (vijf werkdagen). Pas als je account is geactiveerd, kun je het digitale aanvraagformulier invullen en de bijlagen bij de aanvraag uploaden. Let op: vraag niet pas enkele dagen voor de deadline van de regeling je account aan. Dan zorg je dat je nog op tijd bent voor de deadline en dat je aanvraag in behandeling kan worden genomen.

Zesde lid

Projectplannen mogen niet langer zijn dan 3.000 woorden. Deze beperking hebben wij opgenomen omdat we compacte plannen willen ontvangen die snel te beoordelen zijn, wat de snelheid van beoordelen ten goede komt. Bovendien zorgt deze uniformiteit ervoor dat aanvragen meer gelijke kansen hebben. Mocht je toelichting op de culturele codes zoals omschreven in artikel 1.6, lid 3 een substantieel deel (meer dan 25%) van het aantal woorden in beslag nemen, dan is het toegestaan om de kern in het projectplan op te nemen en een bijlage toe te voegen met nadere uitleg.

Artikel 2.11 Beoordelingscriteria

Eerste lid
Onderdeel a
Inhoudelijke kwaliteit

Met dit criterium beoordelen wij of het project voldoende is gericht op het maken van een ontwikkelstap waarbij de betrokken cultuurmakers nieuwe kennis, ervaring, netwerk en/of expertise opdoen of die verbreden. We kijken of op basis van de behoefte voldoende beschreven is waar de cultuurmakers voor aanvang van het project staan en welke stappen zij na afloop van het project hebben gezet. Het gaat hier uitdrukkelijk om groepen cultuurmakers. Minimaal drie cultuurmakers beschouwen we daarbij als groep. Bij plannen voor een kleine groep cultuurmakers willen wij wel een breder effect van de ontwikkelstap zien, bijvoorbeeld dat de ontwikkeling wordt gedeeld met andere cultuurmakers, zodat die ook weer stappen kunnen zetten.

Onderdeel b
Organisatorische kwaliteit

Met dit criterium beoordelen wij of de aanvraag een realistisch plan bevat met activiteiten die gericht zijn op het bereiken van het doel en een heldere en haalbare planning. We beoordelen of de begroting redelijk is en aansluit bij de activiteiten.

Artikel 2.12 Beoordelingswijze

De aanvragen beoordelen wij op volgorde van ontvangst. De ontvangstdatum is het moment dat wij een complete aanvraag hebben ontvangen, zoals ook omschreven in artikel 1.7.

Artikel 2.13 Beslistermijn

In dit hoofdstuk hebben we een snellere beslistermijn dan de gebruikelijke dertien weken die normaal gesproken voor subsidieaanvragen staan. Dit doen wij om aanvrager in staat te stellen zo snel mogelijk te starten met het project.

TOELICHTING HOOFDSTUK 3

Algemeen

Met de subsidie in het hoofdstuk Samenwerking ondersteunen we nieuwe samenwerkingsprojecten (gericht op kunst-, cultuur- en erfgoedbeoefening in de vrije tijd) waarbij co-creatie, uitwisseling en kennisoverdracht centraal staan, en de opbrengsten leiden tot nieuwe mogelijkheden voor cultuurmakers en cultuur maken. Met deze subsidie willen we dan ook ietwat grootschalige en langdurige projecten ondersteunen, waarin het belang en de ontwikkeling van de betrokken cultuurmakers centraal staat.

Een aanvraag kan betrekking hebben op samenwerking tussen professionals en vrijetijdsbeoefenaars, én tussen cultuurmakers onderling. Verbinding en samenwerking maakt voor beide partijen het verschil.

We erkennen daarbij de potentie van professionals en culturele organisaties en instellingen om als rolmodel of inspirator een voorbeeldfunctie te vervullen, en aanvaarden dat zij wellicht dus meer de lead nemen in de ontwikkeling en uitvoering van een project. De samenwerking hoeft dus niet een gelijkwaardig karakter te hebben. Wel moet er sprake zijn van co-creatie en wederkerigheid. In de aanvraag moet dat duidelijk omschreven zijn.

Met de aanvraagmogelijkheid in dit hoofdstuk gaat het om het ondersteunen van een project, waarbij iedere partij de opgedane ervaringen meeneemt voor de toekomst. Dat kan betekenen dat een samenwerking in stand blijft of dat ervan is geleerd, en dat daarna andere verbanden of mogelijkheden worden gezocht.

Artikelsgewijs

Artikel 3.1 Doel

De samenwerking met een andere partij stelt een organisatie in staat om verdieping aan te brengen in het cultuurmaken. Dat hoeft niet per se buiten de eigen discipline te zijn, maar in elk geval wel in niveau of vorm. Uit de aanvraag moet duidelijk blijken wat de beoogde creatieve en/of culturele ontwikkeling of verdieping is en wat die betekent voor de deelnemende cultuurmakers.

Artikel 3.2 Wie kan aanvragen

Onderdeel a

Culturele instellingen mogen wel een winstdoelstelling hebben als het gaat om inkomsten die alleen ten goede komen aan de verdere culturele activiteiten van de instelling.

Onderdeel b

Bij cultureel professionals doen wij een toetsing op werken voor de sector. Dat moeten wij terugzien op het ingediende CV. Hierbij gaat het om een significant deel (meer dan 50%) van de werkzaamheden. Het Fonds baseert zich daarvoor op het CV en een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 3.3 Waarvoor kan worden aangevraagd

Eerste lid
Onderdeel a

Met het begrip ‘nieuwe partners’ bedoelen wij instellingen of organisaties waar de aanvrager nog niet eerder mee heeft samengewerkt in projecten. Het gaat hierbij om activiteiten met een artistiek-inhoudelijk doel. Dit kunnen bijvoorbeeld projecten zijn waarin generaties samenwerken of van elkaar leren, waarin disciplines elkaar opzoeken om samen een project uit te voeren, of waarin vrijetijdsbeoefenaars en professionals samen optrekken, waarbij het gaat om passie overdragen en kennisdelen. Dit is een beperkte opsomming; de regeling geeft veel ruimte voor vernieuwende projecten.

Ook voor projecten met een bovenregionaal belang is aanvragen mogelijk. Maar projecten die alleen maar gericht zijn op kennisdeling van werkwijzen en methodieken passen niet bij de regeling. Dit kan wel een onderdeel van een project zijn.

Onderdeel b

Met ‘samenwerking in onderling verband als cultuurmakers’ wordt bedoeld: cultuurmakers die niet al vanzelfsprekend samenwerken. Het is verder geen voorwaarde dat de samenwerking een gelijkwaardig karakter heeft. Juist bij de uitwisseling van kennis en ervaring mogen er verschillen zijn, als er maar sprake is van een vorm van co-creatie, wederkerigheid of gelijkwaardigheid.

Derde lid

Om de tijd optimaal te benutten, is met dit lid een uitzondering gemaakt op de plicht om minstens dertien weken te wachten totdat de aanvrager met het project kan starten. Als het Fonds minder tijd nodig heeft om tot een besluit (honorering) te komen, kan het gunstig voor de aanvrager zijn om dan niet alsnog te hoeven wachten tot die periode is verstreken. Aanvrager kan hier, waar mogelijk, rekening mee houden in het projectplan.

Artikel 3.4 Subsidieplafond

Als wij veel subsidieaanvragen ontvangen, kan het beschikbare bedrag eerder op zijn dan 30 augustus 2024. Het subsidieplafond wordt dan overschreden. Wij moeten dan aanvragen weigeren, zelfs als aanvragers voldoen aan alle vereisten.

Artikel 3.7 Voorwaarden en beperkingen

Onderdeel a

Het Fonds financiert 50% van de begroting. Het is daarbij toegestaan om gekapitaliseerde uren op te nemen in het dekkingsplan. Maar dit mag niet voor de volledige dekking. Wij zoeken projecten waarbij het financiële draagvlak groter is dan alleen onze bijdrage. Aanvullende financiering mag komen uit bijvoorbeeld particuliere fondsen, kaartverkoop, giften en gemeentelijke ondersteuning. Wij kijken hierbij naar de redelijkheid van de financieringsmix. Zorg dus voor een duidelijke toelichting op de begroting.

Onderdeel b

Het Fonds financiert 80% van de begroting voor instellingen uit het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het is toegestaan om gekapitaliseerde uren op te nemen in het dekkingsplan. Maar dit mag niet voor de volledige dekking. Wij zoeken projecten waarbij het financiële draagvlak groter is dan alleen onze bijdrage. Aanvullende financiering mag komen uit bijvoorbeeld kaartverkoop, giften en gemeentelijke ondersteuning. Wij kijken hierbij naar de redelijkheid van de financieringsmix. Zorg dus voor een duidelijke toelichting bij de begroting.

Onderdelen c en d

Maximaal 10% respectievelijk 20% van de subsidie van het Fonds kan worden besteed aan materiële investeringen. Dat zijn investeringen in goederen die langer meegaan dan de projectperiode, bijvoorbeeld apparatuur en instrumenten als laptops, camera’s, videoprojectoren, en naaimachines.

Daarnaast onderscheiden we materiaalkosten, die mogen worden opgevoerd in de begroting: kosten voor materialen die nodig zijn voor de eindproducten of daarin terug kunnen komen, zoals schilderbenodigdheden, filmstrips, fotopapier en fournituren. Deze materialen zijn in principe opgebruikt na afloop van de projectperiode. Ook software die specifiek nodig is voor een project valt onder materiaalkosten. De aanvrager houdt hierbij vanzelfsprekend rekening met een passende verhouding tussen de kosten voor begeleiding en voor materialen. Neem bij twijfel contact op met het Fonds.

Onderdeel e

Maximaal mag 7% aan onvoorziene kosten in de begroting worden opgenomen om onverwachte kosten op te vangen. Het Fonds kan om een nadere specificatie vragen.

Artikel 3.8 Bijzondere verplichtingen

Tweede lid

Als het project in de steekproef is gevallen, dan vragen wij om een bewijs dat de geplande activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Dit bewijs dient een link te zijn naar een post op een social mediakanaal met een registratie, (zoals een foto, video of verslag) van de activiteit waarin het Fonds is genoemd/getagt. Het is niet noodzakelijk een apart verslag te maken. Dit mag uiteraard wel; wij komen graag meer te weten over de gehonoreerde projecten en de effecten daarvan. Dit kan onder andere door goede voorbeelden en materiaal met ons te delen, zodat wij opgedane kennis en ervaring breder toegankelijk kunnen maken.

Artikel 3.9 Indieningstermijn

Voor en na de genoemde data en tijden worden aanvragen niet (meer) in behandeling genomen.

Artikel 3.10 Indieningsvereisten

Tweede lid

Voordat een aanvraag kan worden ingediend, heb je een account bij het Fonds nodig. Het aanvragen daarvan duurt enkele dagen. Een vaste termijn kunnen we hiervoor niet geven, maar houd in ieder geval rekening met maximaal een week (vijf werkdagen). Pas als je account is geactiveerd, kun je het digitale aanvraagformulier invullen en de bijlagen bij de aanvraag uploaden. Let op: vraag niet pas enkele dagen voor de deadline van de regeling je account aan. Dan zorg je dat je nog op tijd bent voor de deadline en dat je aanvraag in behandeling kan worden genomen.

Derde lid

Projectplannen mogen niet langer zijn dan 5.000 woorden. Mocht je toelichting op de culturele codes zoals omschreven in artikel 1.6, lid 3 een substantieel deel (meer dan 25%) van het aantal woorden in beslag nemen, dan is het toegestaan om de kern in het projectplan op te nemen en een bijlage toe te voegen met nadere uitleg.

Artikel 3.11 Beoordelingscriteria

Eerste lid
Onderdeel a
Inhoudelijke kwaliteit

Bij dit criterium staat de creatieve en culturele ontwikkeling van de makers centraal. Hier toetsen wij of het projectplan duidelijk, concreet en realistisch is, inclusief concrete doelstelling met activiteiten en een haalbare planning. We toetsen de manier waarop de programmaonderdelen zijn uitgewerkt, in termen van samenwerking, ontwikkeling en uitvoering van cultuurparticipatief aanbod, co-creatie, wederkerigheid, deskundigheidsbevordering en kennisdeling. Ook toetsen wij de beoogde creatieve en culturele ontwikkeling of verdieping en de betekenis daarvan voor de deelnemende cultuurmakers. Deze toets loopt aan de hand van de volgende deelcriteria, die in onderlinge samenhang worden bekeken:

  • de beschrijving van de activiteiten, waarbij sprake is van een creatieve of culturele ontwikkeling of verdieping bij cultuurmakers;

  • de beschrijving van de kennis, expertise en ervaring die deelnemers met dit project toevoegen aan hun cultuurmaken of werkwijze;

  • de beschrijving van de wijze waarop cultuurmakers elkaar en de overige deelnemers in gelijkwaardige samenwerking verrijken met kennis, ervaring en expertise, en zo verdieping aanbrengen in hun cultuurmaken;

  • de beschrijving van de stappen van de cultuurmakers met dit project, met uitleg over wat deze voor hen betekenen.

Onderdeel b
Organisatorische kwaliteit

Bij dit criterium staan de kwaliteit en helderheid van de aanvraag centraal. Met dit criterium beoordelen wij of de aanvraag een realistisch plan bevat met een gezamenlijk doel en activiteiten die gericht zijn op het bereiken van het doel en een heldere en haalbare planning. Ook beoordelen we of de begroting redelijk is en aansluit bij de activiteiten. Deze toets loopt aan de hand van de volgende deelcriteria, die in onderlinge samenhang worden bekeken:

  • de beschrijving van het gezamenlijke doel en de wijze waarop dat met de activiteiten wordt gerealiseerd in de aanvraag als geheel;

  • de inzichtelijkheid en haalbaarheid van de planning;

  • de mate van realisme die spreekt uit de begroting en de wijze waarop die aansluit bij de activiteiten en het doel van de regeling.

Onderdeel c
Samenwerking

Bij dit criterium staan samenwerking en co-creatie centraal. Met dit criterium toetsen wij of er een gelijkwaardige samenwerking is die berust op wederzijdse inzet en betrokkenheid. Dit uit zich in een heldere taak- en rolverdeling en eventueel in betrokkenheid op financieel vlak. Daarnaast toetsen we of de aanvraag een gezamenlijke doelstelling bevat, die beschrijft waaraan het project een bijdrage kan leveren. Deze toets loopt aan de hand van de volgende deelcriteria, die in onderlinge samenhang worden bekeken:

  • de mate van gezamenlijk initiatief, wederzijdse inzet en betrokkenheid en de uitwerking daarvan in de opzet van de samenwerking;

  • de helderheid van de taak- en rolverdeling;

  • de meerwaarde van de samenwerking voor het cultuurmaken;

  • de specifieke inbreng van de partners.

TOELICHTING HOOFDSTUK 4

Algemeen

De rol van culturele instellingen is in transitie: de aandacht voor de verbreding van het maatschappelijk draagvlak en nieuwe verbindingen met de omgeving neemt nog steeds toe. Het is voor veel instellingen echter nog een uitdaging om kritisch te kijken naar zichzelf en de eigen rol in het lokale en regionale culturele en maatschappelijke leven. Wel zijn daartoe inmiddels diverse, succesvolle initiatieven zichtbaar. Het Fonds sluit aan op deze ontwikkeling door instellingen te stimuleren om bestaande verbindingen duurzaam te verbreden en verdiepen. Dit plaveit de weg voor iedereen die cultuur wil maken binnen de professionele infrastructuur.

Voor het vervolg van de regeling MeeMaakPodia zoals omschreven in dit hoofdstuk, hebben wij onderzoek gedaan en gesproken met diverse instellingen en organisaties verspreid over het land. Hieruit bleek de behoefte van instellingen die hebben deelgenomen aan de regeling MeeMaakPodia aan nog betere borging van de nieuwe werkwijze van het ‘meemaken’, en van andere podia, die eerste stappen hebben gezet in het ‘meemaken’, om de ontwikkeling tot MeeMaakPodium onderdeel te maken van hun organisatie.

Dit hoofdstuk MeeMaakPodia geeft mede uitvoering aan ons beleidsplan 2021-2024, Cultuur. Jíj maakt het. Het stimuleert instellingen met een podiumfunctie om zich verder te ontwikkelen als MeeMaakPodium en het eigenaarschap te delen met hun omgeving: bewoners, verenigingen, buurtinitiatieven, niet-professionele cultuurmakers, andere (culturele) instellingen en het publiek – en ook binnen de eigen muren: de medewerkers. Binnen de regeling onderzoeken instellingen samen met hun omgeving nieuwe, toegankelijke en inclusieve programmering, organisatievormen en communityvorming die inspelen op de lokale behoeften. Instellingen nemen ook de eigen organisatievorm onder de loep.

Hierbij spelen vragen zoals hoe de functie van MeeMaakPodium breed kan worden gedragen en bewerkstelligd, hoe de community kan worden gevormd en opgenomen in de organisatie en wat de behoeften zijn van die community. Uitgangspunt is gelijkwaardige samenwerking en dat betekent dat de community ruimte krijgt voor invloed, co-creatie en uiteindelijk (mede)eigenaarschap binnen de instelling. De instellingen geven de community de vrijheid om het programma te bedenken en te realiseren, en nemen hierbij een faciliterende rol aan. Dit resulteert in nieuwe, inclusieve programmering en activiteiten. Daardoor verandert het profiel van de instelling van aanbodgerichte zender tot inclusieve partner. Met structureel in de organisatie ingebed een gedeeld eigenaarschap met de community. In samenwerkingsverbanden voor de lange termijn ontstaat een duurzaam lokaal netwerk, waarbinnen spelers elkaar snel vinden en samenwerken. Dit bevordert lokale interactie en actieve cultuurparticipatie in de vrije tijd, levert goede praktijkvoorbeelden op, én stimuleert het debat over de functie en de rol van MeeMaakPodia.

Deze regeling is gericht op culturele instellingen met een programmeerfunctie op het gebied van kunst, cultuur of erfgoed. Met ‘podia’ bedoelen we fysieke locaties in gemeenten waar gedurende het jaar en meerdere dagen per week doorlopend geprogrammeerd wordt, zoals theaters, podia, presentatie-instellingen, musea en bibliotheken. Uitgangspunt is dat zij ervaring hebben met meemaken door niet-professionele cultuurmakers en nieuwe, inclusieve organisatievormen, programmering of communityvorming. Waarbij zij deze praktijk verder willen uitbouwen en verankeren in het eigen DNA.

Voor instellingen die primair op andere activiteiten gericht zijn, zoals het produceren van voorstellingen, het realiseren van community art projecten of het bieden van kunsteducatie, is deze regeling niet bedoeld.

l

Artikelsgewijs

Artikel 4.1: Gebruikte begrippen

Onderdeel b

Onder ‘organisatievorming’ bedoelen we niet het oprichten van bijvoorbeeld een bv, maar wel hoe de organisatie zorgt voor een nieuwe manieren van werken en interne organisatieverandering.

Artikel 4.2 Doel

Dit hoofdstuk is gericht op twee doelgroepen:

  • doelgroep 1 wordt omschreven in artikel 4.3, onderdeel a: daarbij gaat het om borgen van de werkwijze als MeeMaakPodium;

  • doelgroep 2 wordt omschreven in artikel 4.3, onderdeel b: daarbij gaat het om de ontwikkeling tot MeeMaakPodium.

Artikel 4.3 Wie kan aanvragen

Onderdelen a en b

Twee doelgroepen kunnen subsidie aanvragen. Voor beide geldt dat het moet gaan om een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde culturele instelling met rechtspersoonlijkheid, zonder winstoogmerk, die zich inzet voor actieve cultuurparticipatie, een podiumfunctie vervult op een fysieke locatie met een doorlopende programmering, en aantoonbaar ervaring heeft met het doel van de regeling.

Onderdeel c

Dit onderdeel bevat een nuancering voor instellingen uit het Caribisch deel van het Koninkrijk. Daar hebben andere organisaties de podium- en/of programmeerfunctie op zich genomen, en daarom geldt daarvoor een definitie die meer bij het Caribisch deel van het Koninkrijk aansluit. Zij kunnen ook aanvragen voor bijvoorbeeld buurt- en gemeenschapshuizen. Aanvragers moeten in hun aanvraag wel duidelijk aangeven welke rol de instelling nu heeft, welke vorm van meemaken er al plaatsvindt, en welke ambitie er is voor ontwikkeling tot MeeMaakPodium.

Artikel 4.4 Waarvoor kan worden aangevraagd

Eerste lid

In dit hoofdstuk kan geen subsidie worden aangevraagd voor reguliere activiteiten van de aanvrager. Dit geldt bijvoorbeeld voor het reguliere cursusaanbod van een Centrum voor de Kunsten, en voor periodieke activiteiten zoals festivals, concerten, theater- en dansvoorstellingen door koren, orkesten en gezelschappen – ook als het gaat om wisselende thema’s.

De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd moeten voortbouwen op de eerdere ervaringen met meemaakactiviteiten en daarin een nieuwe ontwikkeling tonen; dit kan ook een nieuwe stap zijn binnen de ingezette koers. Van belang is dat het gaat om concrete cultuurparticipatieactiviteiten die mede bijdragen aan de verandering naar een MeeMaakPodium.

Onderdelen d en e

Met borgen in de werkwijze en het DNA van de organisatie bedoelen wij dat de nieuwe werkwijze een onlosmakelijk onderdeel van de organisatie is: het betrekken van de community is doorgevoerd tot in de kern en alle onderdelen van de organisatie. Dit betekent dat het meemaken niet alleen maar een losstaand onderdeel van de instelling betreft of alleen projectmatig gebeurt.

Tweede lid

We vragen de aanvragers om hun prestatiegegevens te beschrijven op basis van output en/of outcome. Bij output gaat het ons onder andere om aantal deelnemers, niet het aantal bezoekers.

Artikel 4.5 Subsidieplafond

Als wij veel subsidieaanvragen ontvangen, kan het beschikbare bedrag eerder op zijn dan 5 april 2024. Het subsidieplafond wordt dan overschreden. In dat geval moeten we aanvragen weigeren, zelfs als aanvragers voldoen aan alle vereisten.

Artikel 4.8 Voorwaarden en beperkingen

Onderdeel a

Het Fonds financiert 50% van de begroting. Het is daarbij toegestaan om gekapitaliseerde uren op te nemen in het dekkingsplan. Maar dit mag niet voor de volledige dekking. Wij zoeken projecten waarbij het financiële draagvlak groter is dan alleen onze bijdrage. Aanvullende financiering mag komen uit bijvoorbeeld particuliere fondsen, kaartverkoop, giften en gemeentelijke ondersteuning. Wij kijken hierbij naar de redelijkheid van de financieringsmix. Zorg dus voor een duidelijke toelichting op de begroting.

Onderdeel b

Het Fonds financiert 80% van de begroting voor instellingen van het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het is daarbij toegestaan om gekapitaliseerde uren op te nemen in het dekkingsplan. Maar dit mag niet voor de volledige dekking. Wij zoeken projecten waarbij het financiële draagvlak groter is dan alleen onze bijdrage. Aanvullende financiering mag komen uit bijvoorbeeld particuliere fondsen, kaartverkoop, giften en gemeentelijke ondersteuning. Wij kijken hierbij naar de redelijkheid van de financieringsmix. Zorg dus voor een duidelijke toelichting op de begroting.

Onderdelen c en d

Maximaal 10% of 20% van de subsidie van het Fonds kan worden besteed aan materiële investeringen. Dat zijn investeringen in goederen die langer meegaan dan de projectperiode, bijvoorbeeld apparatuur en instrumenten als laptops, camera’s, videoprojectoren, en naaimachines.

Daarnaast onderscheiden we materiaalkosten, die mogen worden opgevoerd in de begroting: kosten voor materialen die nodig zijn voor de eindproducten of daarin terug kunnen komen, zoals schilderbenodigdheden, filmstrips, fotopapier en fournituren. Deze materialen zijn in principe opgebruikt na afloop van de projectperiode. Ook software die specifiek nodig is voor een project valt onder materiaalkosten. De aanvrager houdt hierbij vanzelfsprekend rekening met een passende verhouding tussen de kosten voor begeleiding en voor materialen. Neem bij twijfel contact op met het Fonds.

Onderdeel e

Maximaal mag 7% aan onvoorziene kosten in de begroting worden opgenomen om onverwachte kosten op te vangen. Het Fonds kan om een nadere specificatie vragen.

Artikel 4.9 Bijzondere verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht actief deel te nemen aan een begeleidingstraject. De exacte invulling hiervan wordt op een later moment bekendgemaakt door het Fonds. Onderdeel van het begeleidingstraject is een serie intervisiebijeenkomsten voor alle deelnemers aan de regeling. Tijdens de intervisiebijeenkomsten worden bijvoorbeeld praktijkvoorbeelden gedeeld of onderwerpen besproken die voor alle deelnemers relevant zijn, zoals samenwerking en verduurzaming.

Lessen en goede praktijkvoorbeelden uit de regeling en intervisiebijeenkomsten worden eveneens gedeeld met het veld. De subsidieontvanger is verplicht aan de intervisiebijeenkomsten deel te nemen en om de tijdens de subsidieperiode opgedane kennis te delen.

Artikel 4.11 Indieningsvereisten

De subsidieaanvraag bestaat uit drie documenten:

  • 1. een volledig ingevuld digitaal aanvraagformulier;

  • 2. een projectplan;

  • 3. een volledig ingevulde (model)begroting.

Artikel 4.12 Beoordelingscriteria

De beoordelingscriteria zijn onderverdeeld in deelcriteria. Om aan de drie beoordelingscriteria te voldoen, moeten alle deelcriteria als voldoende worden beoordeeld. De deelcriteria zijn daarom opgenomen in de regeling.

TOELICHTING BIJ HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.2 Algemeen Subsidiereglement

Het Algemeen Subsidiereglement (ASR) bevat, onder meer, algemene bepalingen ten aanzien van het maken van bezwaar, de voorschotritmes en de algemene eisen ten aanzien van subsidieverlening en – vaststelling. Waar in deze regeling van dat ASR wordt afgeweken, gaan de bepalingen van deze regeling boven die van het ASR.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding en vervaldatum

De regeling treedt in werking als de publicatie in de Staatscourant heeft plaatsgevonden. De hoofdstukken bevatten per onderwerp informatie over het moment waarop een aanvraag kan worden ingediend.

Naar boven