Regeling Internationale Samenwerking 2022–2024

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 januari 2022;

besluit:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Gebruikte begrippen

a. Cultuurparticipatie:

het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.

b. Cultuureducatie:

het doelbewust leren over en door middel van kunst en erfgoed binnen de school.

c. Koninkrijk der Nederlanden:

alle landen binnen het Koninkrijk, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

d. Caribisch deel van het Koninkrijk:

de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

e. Europees Nederland:

Nederland, zonder de drie openbare lichamen en zonder de landen van het Koninkrijk in het Caribisch gebied.

f. Nederland:

het Europees deel van Nederland inclusief de drie openbare lichamen, zonder de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten.

g. Caribisch Nederland:

de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

h. Interregionale samenwerking:

samenwerking tussen de landen of bijzondere gemeenten binnen het Koninkrijk.

i. Internationale samenwerking:

samenwerking tussen een land van het Koninkrijk met een land van buiten het Koninkrijk. In het kader van deze regeling valt onder internationale samenwerking ook hetgeen wordt bedoeld met interregionale samenwerking.

j. Fonds:

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

k. Cultuurmaker:

persoon die aan cultuurparticipatie doet.

l. Culturele instelling:

een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of – educatie.

m. Professional:

een zelfstandige en beroepsmatig beoefenaar op het gebied van kunst of cultuur.

n. Website van het Fonds:

www.cultuurparticipatie.nl.

o. Amsterdamse tijd:

Central European Time, ofwel Midden Europese Tijd.

p. Algemeen subsidiereglement:

Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.

Artikel 1.2 Doel van de regeling

Met deze regeling stimuleert het Fonds duurzame internationale samenwerking op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie, waarmee wordt bijgedragen aan de versterking daarvan in het Koninkrijk der Nederlanden, met als bijkomend resultaat een grotere zichtbaarheid van cultuurmaken buiten het Koninkrijk, zoals dat in het Koninkrijk wordt beoefend.

Artikel 1.3 Wie kan aanvragen

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:

  • a. culturele instelling; of

  • b. professional, die minimaal drie jaar werkzaam is op het gebied van cultuurparticipatie of cultuureducatie.

Artikel 1.4 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond van deze regeling is € 3.316.000.

  • 2. In elk hoofdstuk van deze regeling staat welk deel van het subsidieplafond daaraan is toebedeeld.

  • 3.

    • a. Het Fonds kan besluiten het subsidieplafond te wijzigen, waaronder de hoogte tijdvakken, thema’s, doelgroepen en regio’s.

    • b. Wijzigingen van het subsidieplafond worden tijdig gepubliceerd op de website van het Fonds.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

  • 1. Het Fonds weigert subsidie als:

    • a. voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:

      • door het Fonds;

      • door een van de andere rijkscultuurfondsen;

      • op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

      • op grond van deErfgoedwet;

      • b. de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;

      • c. de aanvraag gericht is op reguliere of terugkerende activiteiten of activiteiten die redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere budget van de aanvrager;

      • d. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of een omroeporganisatie; of

      • e. de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling.

  • 2. Het Fonds weigert subsidie als aanvragers in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor subsidie.

  • 3. Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • 4. Het Fonds kan subsidie weigeren als het een gegronde reden heeft om aan te nemen dat:

    • a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b. de aanvrager niet zal voldoen aan de subsidieverplichtingen;

    • c. de aanvrager niet voldoende verantwoording zal afleggen over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten die van belang om de subsidie vast te stellen;

    • d. de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • e. de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dat binnenkort gebeurt.

  • 5. Het Fonds kan in de hierna volgende hoofdstukken afwijkende weigeringsgronden opnemen.

Artikel 1.6 Voorwaarden en beperkingen

  • 1. Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:

    • a. aantoont dat er een begrotingstekort is en dat ondersteuning door het Fonds nodig is;

    • b. b de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en

    • c. aannemelijk maakt dat de financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project of de activiteiten uit te voeren.

  • 2. Het Fonds kan beperkingen verbinden aan de omvang van begrotingsposten, zoals aan de posten Onvoorzien en Materiële investeringen.

  • 3. Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.

  • 4. Wat betreft de materiele investeringen geldt:

    • a. voor Europees Nederland: maximaal 10% van de totale projectkosten kan worden ingezet voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project;

    • b. voor het Caribisch deel van het Koninkrijk: maximaal 20% van de totale projectkosten kan worden ingezet voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project

  • 5. De post Onvoorzien mag maximaal 7% zijn van de totale projectkosten.

  • 6. In afwijking van artikel 4, negende lid, van het Algemeen subsidiereglement kunnen voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk, de kosten voor het omwisselen van valuta voor het uitvoeren van het project opgenomen worden in de subsidieaanvraag.

Artikel 1.7 Bijzondere verplichtingen

  • 1. De aanvrager is verplicht de codes te onderschrijven die gelden voor de culturele sector, waaronder in elk geval de sectorcodes, zoals de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie. Hierbij worden de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gehanteerd voor rechtspersonen

    • a. aangevraagd bedrag tot € 5.000: pas de codes toe en leg uit waar dit nog niet lukt, als dat het geval is;

    • b. aangevraagd bedrag van € 5.000 tot € 25.000: onderschrijf de codes, pas ze toe, leg uit waar dit nog niet lukt, als dat het geval is, en beschrijf de ambitie voor de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie; of

    • c. aangevraagd bedrag vanaf € 25.000,–: onderschrijf de codes, pas ze toe, leg uit waar dit nog niet lukt, als dat het geval is, beschrijf de ambitie voor de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie, en reflecteer achteraf in de verantwoording.

  • 2. Als een aanvraag wordt ingediend namens een natuurlijk persoon, dan onderschrijft deze in ieder geval de Code Diversiteit en Inclusie en de Fair Practice Code.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht tot kennisdeling met het Fonds over het project waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • 4. De subsidieontvanger is verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie omtrent de regeling.

HOOFDSTUK 2 VERKENNEN

Dit hoofdstuk richt zich op de eerste stap in een internationale samenwerking. Subsidie wordt zodoende aangevraagd voor de verkenning van een mogelijk internationaal samenwerkingsproject.

De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 2.1 Doel

Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds de verkenning van een mogelijk internationaal samenwerkingsproject op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie met een buitenlandse partij.

Artikel 2.2 Waarvoor kan worden aangevraagd
  • 1. Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd als de aanvraag ten minste is gericht op al de volgende onderwerpen:

    • a. het verdiepen van het contact tussen aanvrager en samenwerkingspartner en, waar mogelijk, tussen de netwerken van beide organisaties;

    • b. onderzoek naar de wijze waarop de samenwerking kan worden vormgegeven en aan wie welke expertise en rol kan worden toebedeeld; en

    • c. het bepalen van de aard en vorm van een eventueel samenwerkingsproject op het gebied van cultuureducatie of cultuurparticipatie.

  • 2. Het project:

    • a. start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een maximale looptijd van één jaar; en

    • c. start uiterlijk binnen negen maanden na het indienen van de aanvraag.

  • 3. Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, is dit ook van toepassing als het besluit eerder is verstrekt dan na 13 weken na het indienen van de aanvraag.

Artikel 2.3 Subsidieplafond

Het subsidieplafond ten behoeve van dit hoofdstuk bedraagt € 300.000,–.

Artikel 2.4 Hoogte van de subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt maximaal € 7.500 per project.

  • 2. De op grond van dit hoofdstuk verstrekte subsidie is maximaal 100% van de projectkosten die voor subsidie in aanmerking komen.

Paragraaf 2 De aanvraag

Artikel 2.5 Indieningstermijnen

Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 9.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024 om 17.00 uur Amsterdamse tijd

Artikel 2.6 Indieningsvereisten
  • 1.

    • a. Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.

    • b. Het gebruik van Mijn Fonds vereist een account bij het Fonds. Het aanmaken van dat account neemt meerdere dagen in beslag.

  • 2. Aanvragen worden voorzien van:

    • a. een projectplan voor de looptijd van het project; en

    • b. een sluitende begroting.

  • 3. Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.

  • 4. In het geval van aangevulde aanvragen geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als de ontvangstdatum van de aanvraag en het moment van indienen.

Artikel 2.7 Beoordelingscriteria
  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waarvan in de toelichting staat vermeld hoe daaraan wordt getoetst:

    • a. inhoudelijke kwaliteit, waaronder ook valt de inhoud van het plan in relatie tot doel van dit hoofdstuk, de relevantie van deze verkenning en de wederkerigheid van de samenwerking; en

    • b. organisatorische kwaliteit, waaronder ook valt de organisatie van het project en de wijze van samenwerken.

  • 2. Alleen aanvragen die voldoen aan alle criteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 2.8 Beoordelingswijze
  • 1. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2. Het Fonds beoordeelt de aanvragen en neemt daarover een besluit.

Artikel 2.9 Beslistermijn

Het Fonds beslist binnen dertien weken nadat het een aanvraag heeft ontvangen.

HOOFDSTUK 3 SAMENWERKEN

Dit hoofdstuk richt zich op de ontwikkeling en uitvoering van internationale samenwerking op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie.

De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 3.1 Doel

Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds duurzame ontwikkeling en uitvoering van internationale samenwerkingsprojecten op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie, waarmee wordt bijgedragen aan de versterking van cultuureducatie en cultuurparticipatie in het Koningrijk der Nederlanden.

Artikel 3.2 Waarvoor kan worden aangevraagd
  • 1. Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd als de aanvraag ten minste is gericht op alle drie de volgende onderwerpen:

    • a. ontwikkeling van het project;

    • b. uitvoering van het project; en

    • c. kennisontwikkeling en kennisdeling.

  • 2. Voor het eerste lid, onderdeel b, geldt:

    • a. cultuureducatie wordt altijd uitgevoerd in samenwerking met leerlingen uit het primair onderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs waarvan uitgezonderd de creatieve opleidingen, uit het Koninkrijk der Nederlanden;

    • b. cultuurparticipatie wordt altijd uitgevoerd in samenwerking met cultuurmakers uit het Koninkrijk der Nederlanden.

  • 3. De in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde creatieve opleidingen zijn:

    • a. Media en Vormgeving, hoofdgroepcode HG009;

    • b. Artiestenopleidingen, beroepsopleidingcode BC283, of

    • c. van Ambachtelijke techniek de volgende opleidingen:

      • i. Goud- en zilversmeden, beroepsopleidingcode SBB BC072,

      • ii. Creatief vakmanschap, beroepsopleidingcode SBB BC294, of

      • iii. Collectiebeheer beroepsopleidingcode SBB BC294.

  • 4. Het project:

    • a. start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een looptijd van maximaal twee jaar; en

    • c. start binnen negen maanden na het indienen van de aanvraag.

  • 5. Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt. In afwijking van het vierde lid, onderdeel a, is dit ook van toepassing als het besluit eerder is verstrekt dan na 13 weken na het indienen van de aanvraag.

Artikel 3.3 Subsidieplafond

Het subsidieplafond ten behoeve van dit hoofdstuk is € 1.816.000.

Artikel 3.4 Hoogte van de subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt maximaal € 25.000 per project.

  • 2.

    • a. Voor aanvragers uit het Europees deel van het Koninkrijk bedraagt het maximale subsidiepercentage 50% van de totale projectkosten.

    • b. Voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk bedraagt het maximale subsidiepercentage 80% van de totale projectkosten.

Paragraaf 2 De aanvraag

Artikel 3.5 Indieningstermijnen

Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 9.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024 om 17.00 uur Amsterdamse tijd

Artikel 3.6 Indieningsvereisten
  • 1. Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.

  • 2. Het gebruik van Mijn Fonds vereist een account bij het Fonds. Het aanmaken van dat account neemt meerdere dagen in beslag.

  • 3. Aanvragen worden voorzien van:

    • a. een projectplan voor de looptijd van het project;

    • b. een sluitende begroting.

  • 4. Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.

  • 5. In het geval van aangevulde aanvragen geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als de ontvangstdatum van de aanvraag en het moment van indienen daarvan.

Artikel 3.7 Beoordelingscriteria
  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van al de volgende criteria, waarvan in de toelichting staat hoe daaraan wordt getoetst:

    • a. inhoudelijke kwaliteit in relatie tot het doel van de regeling, waaronder de inhoud van het plan in relatie tot doel van dit hoofdstuk, de wederkerigheid van de samenwerking en de relevantie van het project;

    • b. organisatorische kwaliteit, waaronder de organisatie van het project en de wijze van samenwerken; en

    • c. duurzaamheid, waaronder de duurzaamheid van de toekomstige activiteiten.

  • 2. Alleen aanvragen die voldoen aan alle criteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 3.8 Beoordelingswijze
  • 1. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2. Het Fonds beoordeelt de aanvragen en neemt daarover een besluit.

Artikel 3.9 Beslistermijn

Het Fonds beslist binnen dertien weken nadat het een aanvraag heeft ontvangen.

HOOFDSTUK 4 THEMA’S

Dit hoofdstuk richt zich op het bieden van mogelijkheden om aansluiting te vinden op internationale thema’s op het gebied van cultuurparticipatie en cultuureducatie in de aankomende jaren. Onder thema’s worden verstaan: actuele onderwerpen, speciale aandachtsgebieden, specifieke landen of een combinatie van deze. Dit hoofdstuk wordt uitgevoerd in de vorm van open calls met een specifiek thema als onderwerp.

De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 4.1 Doel

Met dit hoofdstuk stimuleert het Fonds de verkenning, ontwikkeling en uitvoering van internationale projecten rond thema’s op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie, waarmee bijgedragen wordt aan de versterking van cultuureducatie en cultuurparticipatie binnen het Koninkrijk der Nederlanden en het vergroten van de zichtbaarheid daarvan in het buitenland.

Artikel 4.2 Waarvoor kan worden aangevraagd
  • 1. Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt verstrekt via een open call, en kan worden aangevraagd voor het thema waarop de open call zich richt.

  • 2. Het thema van de open call is een van onderstaande onderwerpen of een combinatie daarvan:

    • a. de internationale verkenning naar de versterking van cultuureducatie en cultuurparticipatie binnen het Koninkrijk der Nederlanden;

    • b. de ontwikkeling of uitvoering van een internationaal project;

    • c. kennisontwikkelings – of kennisdelingsactiviteiten;

    • d. een verkennende missie.

  • 3. Bij de bekendmaking van de open callwordt vermeld voor welke activiteit of activiteiten, zoals bedoeld in het tweede lid, een aanvraag kan worden ingediend.

  • 4. Het project:

    • a. start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een maximale looptijd van twee jaar; en

    • c. start uiterlijk binnen negen maanden na het indienen van de aanvraag.

  • 5. Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt. In afwijking van het vierde lid, onderdeel a, is dit ook van toepassing als het besluit eerder is verstrekt dan na 13 weken na het indienen van de aanvraag.

Artikel 4.3 Bekendmaking en publicatie
  • 1. Elke eerste dag van de maand, behalve als het een zaterdag, zondag of nationale feestdag is, wordt op de website van het Fonds bekendgemaakt of er een open call komt en indien dat het geval is, wanneer dat is.

  • 2. Vanaf de inwerkingtreding tot de vervaldatum van deze regeling publiceert het Fonds de open callsop zijn website. De publicatie vindt minstens twee weken voordat aanvragen kunnen worden ingediend, plaats.

  • 3. Het Fonds maakt in de tekst van open callin ieder geval bekend:

    • a. het thema dat aan bod is, zoals bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, met een toelichting;

    • b. waarvoor kan worden aangevraagd;

    • c. de periode waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend;

    • d. het subsidieplafond;

    • e. het maximaal beschikbare bedrag per project, zoals bedoeld in artikel 4.6;

    • f. het percentage dat de subsidie mag uitmaken van de totale projectkosten, zoals bedoeld in artikel 4.6;

    • g. richtlijnen waaraan het projectplan moet voldoen; en

    f de criteria aan de hand waarvan de aanvraag beoordeeld wordt, zoals bedoeld in artikel 4.10.

Artikel 4.4 Subsidieplafond
  • 1. Het subsidieplafond voor dit hoofdstuk is € 1.200.000.

  • 2. Bij de publicatie van open calls wordt vermeld welk deel van het subsidieplafond bestemd is voor het thema dat aan bod is.

Artikel 4.5 Hoogte van de subsidie
  • 1. De hoogte van subsidies voor projecten op grond van dit hoofdstuk is onderscheiden in drie categorieën:

    • a. categorie 1: maximaal € 7.500;

    • c. categorie 2: maximaal € 15.000;

    • d. categorie 3: maximaal € 25.000.

  • 2. Het Fonds vermeldt bij publicatie van open calls binnen welke categorie deze vallen.

Artikel 4.6 Subsidiepercentage
  • 1. Bij aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk is de hoogte van het subsidiepercentage ten opzichte van de totale projectkosten:

    • a. voor aanvragers vanuit Europees Nederland: minimaal 50% tot maximaal 100%;

    • b. voor aanvragers vanuit het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden: minimaal 80% tot maximaal 100%.

  • 2. Het Fonds vermeldt het exacte subsidiepercentage bij publicatie van open calls.

Artikel 4.7 Bijzondere verplichtingen

Subsidieontvangers zijn verplicht tot een of meer van de hieronder genoemde activiteiten, als dat vermeld is bij de publicatie van de open call:

  • a. het bijwonen van een door het Fonds of een van de samenwerkingspartners georganiseerde informatiebijeenkomst;

  • b. een meet&match met buitenlandse culturele partijen;

  • c. een intervisiebijeenkomst;

  • d. een begeleidingstraject met een coach;

  • e. kennisdelingsactiviteiten.

Paragraaf 2 De aanvraag

Artikel 4.8 Indieningsvereisten
  • 1. Tenzij bij de publicatie van de open callanders is vermeld, worden aanvragen ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.

  • 2. Het gebruik van Mijn Fonds vereist een account bij het Fonds. Het aanmaken van dat account neemt meerdere dagen in beslag.

  • 3. Tenzij bij de publicatie van de open call anders is vermeld, worden aanvragen ten minste voorzien van:

    • a. een projectplan voor de looptijd van het project;

    • b. een sluitende begroting.

  • 4. Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.

  • 5. In het geval van aangevulde aanvragen geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als de ontvangstdatum van de aanvraag en het moment van indienen.

Artikel 4.9 Beoordelingscriteria
  • 1. Aanvragen op grond van dit hoofdstuk worden beoordeeld aan de hand van minimaal twee en maximaal vier van de volgende criteria:

    • a. inhoudelijke of artistieke kwaliteit;

    • b. organisatorische kwaliteit;

    • c. samenwerking tussen de projectpartners;

    • d. urgentie;

    • e. duurzaamheid;

    • f. vergroten van de zichtbaarheid van cultuurmaken binnen het Koninkrijk in het buitenland;

    • g. wederkerigheid.

  • 2. Het Fonds vermeldt welke van de beoordelingscriteria van toepassing zijn bij de publicatie van de open call.

Artikel 4.11 Beoordelingswijze
  • 1. Het Fonds beoordeelt de aanvragen op volgorde van binnenkomst en neemt daarover een besluit.

  • 2. Het Fonds kan de expertise van externe deskundigen, waaronder individuele experts, betrekken bij de beoordeling. Deze worden dan bekendgemaakt tijdens de bekendmaking en publicatie van de open call.

Artikel 4.12 Beslistermijn

Het Fonds beslist binnen dertien weken nadat het een aanvraag heeft ontvangen.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager, in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van dit reglement.

Artikel 5.2 Algemeen Subsidiereglement

Voor situaties waarin deze regeling niet voorziet, geldt het Algemeen Subsidiereglement. Dit is te vinden op de website van het Fonds.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 14 februari 2022 om 13.00 uur Amsterdamse tijd.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025. Deze regeling blijft van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond.

Artikel 5.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Internationale Samenwerking 2022–2024.

Namens het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, H. Verhoeven directeur-bestuurder

TOELICHTING HOOFDSTUK 1

1. Algemeen

Aanleiding

In het beleidsplan voor de periode 2021-2024 genaamd‘Cultuur. Jíj maakt het’ van het Fonds staat onder het programma Maak het grenzeloos: ‘Cultuureducatie en cultuurparticipatie in Nederland1 is versterkt door internationale samenwerking. De zichtbaarheid van het Nederlandse cultuurmaken in het buitenland is vergroot.’

Deze ambitie hebben we uitgewerkt in deze subsidieregeling Internationale samenwerking 2022–2024. Dit is een brede, samenhangende subsidieregeling die het hele werkveld van het Fonds beslaat: talentonwikkeling, cultuurparticipatie, erfgoedparticipatie, immaterieel erfgoed en cultuureducatie. Het is belangrijk dat ons werkveld zich verder kan ontwikkelen. Een blik over de grens kan daarbij helpen. Door je eigen praktijk te spiegelen en samen te werken met een buitenlandse organisatie kom je tot nieuwe inzichten. Het biedt inspiratie en draagt bij aan vernieuwing, nieuwe kunstvormen, nieuwe methodieken en het bereiken van nieuwe doelgroepen. Internationale samenwerking betekent ook: leren over en van interculturele verschillen en draagt het bij aan dialoog en wederzijds begrip. Zo kunnen cultuureducatie en cultuurparticipatie in het Koninkrijk en buiten het Koninkrijk versterkt worden.

Met deze subsidieregeling geeft het Fonds vorm aan het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) 2021-20242 van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Dit beleid is met name gericht op de strategische inzet in 23 geselecteerde landen3. Vanuit onze ambitie op het gebied van internationale samenwerking hebben wij hier ook middelen voor vrijgemaakt vanuit ons reguliere activiteitenbudget.

Inhoud

De regeling biedt de mogelijkheid aan culturele instellingen en professionals én hun doelgroepen, zoals cultuurmakers, erfgoedvrijwilligers en leerlingen, om samen te werken en informatie en ervaringen uit te wisselen met buitenlandse collega’s. De regeling schenkt in drie hoofdstukken aandacht aan de onderwerpen verkennen, samenwerken en thema’s. Nieuwe hoofdstukken kunnen in de loop van de beleidsperiode worden toegevoegd. Er is aandacht voor de eerste stap in internationale samenwerking: vaak een grote, en een essentiële stap om tot een succesvol project te komen. We stimuleren dit via een subsidie voor Verkennen (hoofdstuk 2). Hiermee kunnen aanvragers investeren in een goed vooronderzoek, het vormgeven van de samenwerking en het bepalen van de contouren van het potentiële samenwerkingsproject. Daarnaast bieden we ondersteuning voor het internationaal Samenwerken (hoofdstuk 3) zelf. Hierbij hechten we waarde aan duurzame, wederkerige samenwerking met wederzijds leren, kennisdeling en netwerkvorming. Met hoofdstuk 4 Thema’s spelen we in op actuele internationale onderwerpen of leggen we de focus op specifieke landen (met name de geselecteerde landen uit ICB 21-24).

Binnen het Koninkrijk

Het ICB 21-24 verstaat onder internationale samenwerking: samenwerking tussen culturele instellingen of professionals gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden met partijen in landen buiten het Koninkrijk.

Het Fonds voor Cultuurparticipatie is een fonds voor het hele Koninkrijk. We ervaren dat de vier landen waaruit ons Koninkrijk bestaat een rijkdom aan culturele diversiteit hebben, een gedeeld of soms schurend cultureel verleden ervaren en een gezamenlijk heden beleven. Daarom vinden we het niet meer dan logisch om de culturele samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk te ondersteunen. Deze subsidieregeling maakt daarom ook interregionale samenwerkingsprojecten mogelijk tussen de zelfstandige landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland. We onderscheiden daarbij Europees Nederland en Caribisch Nederland (de drie bijzondere gemeentes Bonaire, Saba en Sint Eustatius). De drie bijzondere gemeentes kunnen binnen deze subsidieregeling samenwerken met elkaar of met één of meer van de zelfstandige landen binnen het Koninkrijk. Wanneer in deze regeling geschreven wordt over internationale samenwerking bedoelen we hiermee ook interregionale samenwerking.

Daarnaast kunnen de drie landen en drie bijzondere gemeentes van het Caribisch deel van het Koninkrijk samenwerken met landen buiten het Koninkrijk. Dus bijvoorbeeld Saba met Cuba, Curaçao met Colombia.

Erfgoed

Onder cultuureducatie en cultuurparticipatie valt ook erfgoededucatie en erfgoedparticipatie. Internationale samenwerking draagt bij aan verrijking van erfgoedbeoefening. Denk bijvoorbeeld aan een internationale uitwisseling op het gebied van de beoefening van immaterieel erfgoed, zoals hennakunst, waarmee bijgedragen wordt aan de hedendaagse relevantie van traditioneel vakmanschap, expertiseoverdracht tussen makers, ontwikkeling van talent en het doorgeven van de beoefening van het immaterieel erfgoed aan nieuwe generaties. Of bijvoorbeeld een project van erfgoedvrijwilligers waarmee ze kennis uitwisselen op het gebied van het onderhouden van historische tuinen met buitenlandse partij.

Internationaal samenwerken draagt ook bij aan verrijking van het perspectief op erfgoed. Actieve participatie, educatieve projecten en dialoog zijn vehikels om gezamenlijk te leren over verstrengeld erfgoed en waarden te verkennen die deelnemers of leerlingen ontlenen – en geven – aan erfgoed.

Duurzaamheid, klimaat en leefomgeving

Het VN-klimaatrapport4 van augustus 2021 laat zien dat we niet meer onbezorgd de wereld kunnen overvliegen. Covid 19 leert ons dat we ook kunnen samenwerken zonder lijfelijk in dezelfde ruimte te zijn. Tijdens de lockdown is geëxperimenteerd met online internationale samenwerking. De omschakeling van offline naar online was in het begin moeilijk, maar na verloop van tijd hebben we mooie aanvragen ontvangen van digitale projecten.

Het is belangrijk om rekening te houden met duurzaamheid en ervaring op te doen met nieuwe manieren van internationale samenwerking die recht doen aan het klimaat en onze leefomgeving. Moet je per se reizen of kan het online? Kun je met de trein in plaats van met het vliegtuig? Kun je minder reizen en dan wel langer blijven? Is het mogelijk om CO2 te compenseren? Het is belangrijk dat we ervaringen opdoen met nieuwe manieren van internationaal samenwerken die recht doen aan het klimaat en leefomgeving. Alleen zo kunnen we internationale samenwerking toekomstbestendig maken.

2. Artikelsgewijs

Artikel 1.2 Doel van de regeling

Met deze regeling stimuleren we duurzame internationale samenwerking op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie: goede, stabiele en krachtige partnerschappen met een langetermijnperspectief, en projecten met blijvende impact op deelnemers en uitvoerders. Daarmee dragen we bij aan de versterking van cultuureducatie en cultuurparticipatie in het Koninkrijk der Nederlanden. Daaraan gekoppeld is een grotere zichtbaarheid in het buitenland, van het cultuurmaken zoals we dat in het Koninkrijk doen.

De hoofdstukken na het algemene hoofdstuk gaan telkens over een specifiek onderdeel van het doel van de regeling.

Artikel 1.3 Wie kan aanvragen

Onderdeel a

Culturele instellingen die in het kader van deze regeling subsidie aanvragen, zijn stichtingen en verenigingen zonder commercieel winstoogmerk.

Onderdeel b

Zelfstandig professionals die aanvragen, moeten werken in de cultuureducatie of -participatie, en minstens drie jaar relevante ervaring hebben (zie ook artikel 1.3, onder b). We toetsen dit aan de hand van het curriculum vitae en een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. We vereisen dat aanvragende professionals een belangrijk deel van hun werkzaamheden hebben uitgevoerd op het gebied van cultuureducatie of -participatie in het Koninkrijk der Nederlanden.

Zowel culturele instellingen als zelfstandig professionals dienen gehuisvest te zijn in het Koninkrijk der Nederlanden. Vennootschappen onder firma (VOF’s) en soortgelijke samenwerkingsverbanden van zelfstandigen kunnen geen aanvraag indienen.

Artikel 1.4 Subsidieplafond

Als het maximaal te besteden budget (het subsidieplafond) is bereikt, kan het Fonds niet langer subsidies vertrekken voor deze regeling. Het subsidieplafond voor de hele regeling staat in dit artikel. De verschillende hoofdstukken laten zien welk deel van het budget specifiek voor hen is bestemd.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Eerste lid, onderdeel a, onder 20

De rijkscultuurfondsen zijn op dit moment: Fonds Podiumkunsten, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Mondriaanfonds, Nederlands Filmfonds, Nederlands Letterenfonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie. Op de website van de rijksoverheid5 staat meer informatie over deze fondsen.

Tweede lid

Als de aanvrager van de subsidie werkt in opdracht van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie, dan kunnen wij de aanvraag niet in behandeling nemen. Zo voorkomen wij dat er via een ‘omweg’ subsidie wordt aangevraagd voor iets of een doelgroep waarvoor de subsidieregeling niet is bedoeld.

Artikel 1.6 Voorwaarden en beperkingen

Voor subsidie komen alleen projectkosten in aanmerking die aansluiten bij het doel van de regeling. Daaronder vallen alleen de kosten voor de directe realisatie van het project, zoals de inzet van artistiek en organisatorisch personeel, reis- en verblijfskosten, huur van repetitieruimten en expositieruimten voor de projectactiviteiten.

Kunnen lasten op een of andere manier worden gerekend tot de normale exploitatie, zoals vaste huur, aanschaf van inventaris en investeringen die niet direct op de realisatie van de activiteiten zijn gericht? Dan komen ze niet in aanmerking voor ondersteuning.

Wij beoordelen aanvragen op basis van het totale plan en de totale begroting. We kijken dus niet alleen naar het gedeelte waaraan de subsidie wordt besteed. Als bijvoorbeeld het totale project € 10.000 kost, en de aanvrager vraagt € 5.000 subsidie aan om te besteden aan de uitvoering van workshops, dan beoordelen we niet alleen de workshops maar het totale projectplan en de totale begroting.

Vierde lid

Maximaal 10% van de subsidie van het Fonds kan worden besteed aan materiële investeringen. Dat zijn investeringen in goederen die langer meegaan dan de projectperiode, bijvoorbeeld apparatuur en instrumenten als laptops, camera’s, videoprojectoren, en naaimachines.

Daarnaast onderscheiden we materiaalkosten, die mogen worden opgevoerd in de begroting: kosten voor materialen die nodig zijn voor de eindproducten of daarin terug kunnen komen, zoals schilderbenodigdheden, filmstrips, fotopapier en fournituren. Deze materialen zijn in principe opgebruikt na afloop van de projectperiode. Ook software die specifiek nodig is voor een project valt onder materiaalkosten. De aanvrager houdt hierbij vanzelfsprekend rekening met een passende verhouding tussen de kosten voor begeleiding en voor materialen. Neem bij twijfel contact op met het Fonds.

Zevende lid

De kosten die aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk maken voor het omwisselen van valuta kunnen opgenomen worden in de begroting en de subsidieaanvraag. Daarvoor is gekozen om aanvragers zo gelijkwaardig mogelijk te behandelen. Meer informatie hierover krijg je op onze website, of door contact op te nemen met een adviseur van deze regeling.

Artikel 1.7 Bijzondere verplichtingen

Eerste lid

Het Fonds vraagt aanvragers om de codes te onderschrijven die gelden in de sector, omdat we waarde hechten aan een stevige economische positie van de cultuursector en een divers en inclusief speelveld. Het gaat om de volgende codes.

Fair Practice Code

Het cultuurbeleid is gericht op versteviging van de economische positie van de cultuursector en makers. De Fair Practice Code is een belangrijke waarborg dat de sector haar medewerkers en zzp’ers redelijk betaalt. Op de website www.fairpracticecode.nl lees je wat deze code vraagt van aanvragers.

Code Diversiteit & Inclusie

Deze code biedt de culturele en creatieve sector handvatten om diversiteit en inclusie te bevorderen. Op www.codedi.nl lees je meer over deze gedragscode en vind je uitleg van collega’s uit de sector over met de code werken aan organisaties waarin diversiteit en inclusie vanzelfsprekend onderwerp op de agenda zijn.

Governance Code Cultuur

Transparantie en goed bestuur staan centraal in deze code. Daarbij werken we gezamenlijk aan een integere culturele sector. Toepassing van de principes uit deze gedragscode is een voorwaarde voor subsidie van het Fonds. Meer informatie over deze code lees je op www.cultuur-ondernemen.nl/governance.

Niet elke aanvrager kan de codes in één keer toepassen. Daarom vragen we aanvragers om zich – afhankelijk van het aangevraagde bedrag – te committeren aan de codes. Hoe je dat doet, moet je dan uitleggen in het aanvraagformulier. Op onze website vind je meer informatie over de codes en hoe wíj die zelf toepassen.

We realiseren ons dat voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk niet alle onderdelen van de codes relevant of makkelijk toe te passen zijn. We zullen hier zorgvuldig mee om gaan en rekening mee houden.

Vragen? Neem dan contact op met een medewerker van deze regeling.

TOELICHTING HOOFDSTUK 2 VERKENNEN

1. Algemeen

Een goede voorbereiding is het halve werk: dat geldt in het bijzonder voor internationale samenwerkingsprojecten. Daarom vinden we het belangrijk om de eerste stap in internationale samenwerking te ondersteunen. Tijdens internationaal werken, ook met buurlanden, word je geconfronteerd met taal- en cultuurverschillen. De dingen zijn vaak net iets anders dan je dacht. Deze subsidie biedt daarom ondersteuning bij een goede voorinvestering. We vinden het belangrijk dat je een goede ‘klik’ hebt met je samenwerkingspartner. Daarbij spelen vragen als: komen en de verwachtingen overeen? Heeft samenwerking voor beide partijen meerwaarde? Zijn er nog betere ideeën dan het eerste projectidee? Of is het verstandiger om te concluderen dat samenwerking niet lukt? Dat is jammer maar kan ook een verstandig besluit zijn.

We verwachten dat er met deze subsidie voor verkenning meer succesvolle, duurzame samenwerkingsproject ontstaan.

2. Artikelsgewijs

Artikel 2.1 Doel

De subsidie is bedoeld voor de eerste stap in internationale samenwerking: de verkenning. Projecten kunnen het gehele werkgebied van het Fonds beslaan, zoals: talentontwikkeling, immaterieel erfgoed, projecten gericht op specifieke doelgroepen, erfgoedvrijwilligers, cultuureducatie, community arts, enzovoort. Internationale samenwerking kan bestaan uit samenwerking tussen partijen binnen het Koninkrijk met een of meerdere partijen buiten het Koninkrijk, en/of uit interregionale samenwerking tussen de landen en drie bijzondere gemeentes van het Koninkrijk onderling.

Artikel 2.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

Eerste lid

Je kunt subsidie aanvragen voor de verkenning van een mogelijk internationaal samenwerkingsproject. Je gebruikt de subsidie om elkaar (en elkaars netwerken) beter te leren kennen, onderzoek te doen naar ieders expertise en mogelijke rollen, en naar de aard en haalbaarheid van een mogelijk samenwerkingsproject op het gebied van cultuureducatie, cultuurparticipatie of een combinatie daarvan. Wat hebben jullie elkaar te bieden, wat kunnen jullie van elkaar leren? Wat is de meerwaarde van de samenwerking voor elke partij?

Niet voor subsidie in aanmerking komen projecten gericht op onderzoek of research en kosten voor studiereizen in het kader van een opleiding, ook al is dat op het gebied van cultuureducatie of cultuurparticipatie.

Let op: het is belangrijk dat:

  • je al één of meerdere buitenlandse samenwerkingspartners op het oog hebt;

  • je al globaal weet wat het onderwerp van de samenwerking is; en

  • het perspectief van de verkenning is een toekomstig samenwerkingsproject op het gebied van cultuureducatie, cultuurparticipatie of een combinatie daarvan.

Derde lid

Om de tijd optimaal te benutten, bevat dit lid een uitzondering op de plicht om minstens dertien weken te wachten totdat aanvragers hun project kunnen starten. Als wij eerder een besluit nemen, kan het gunstig zijn voor aanvragers om dan niet alsnog te hoeven wachten tot die dertien weken voorbij zijn. Als dat gebeurt, is het de bedoeling dat in afstemming met het Fonds, de planning iets wordt aangepast.

Artikel 2.3 Subsidieplafond

Let op: wij behandelen aanvragen op volgorde van binnenkomst. Als we veel subsidieaanvragen ontvangen, kan het beschikbare bedrag eerder op zijn dan 26 juni 2024. Het subsidieplafond wordt dan overschreden. Aanvragen worden dan geweigerd, zelfs als aanvragers voldoen aan alle vereisten.

Artikel 2.5 Indieningstermijnen

De subsidieregeling staat open voor aanvragen vanaf maandag 14 februari 2022 om 9.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024 om 17.00 uur Amsterdamse tijd.

Artikel 2.6 Indieningsvereisten

Eerste lid, onderdeel b.

Om een aanvraag in te dienen, is een account bij het Fonds nodig. Als je dit hebt aangevraagd, duurt het enkele dagen voordat wij een account afgeven. Hiervoor geldt geen vaste termijn, maar houdt rekening met maximaal een week. Als je een account hebt, kun je het online aanvraagformulier invullen en de bijlagen bij de aanvraag uploaden.

Let op: vraag je account op tijd aan (niet pas enkele dagen voor de deadline); dan weet je zeker dat je de deadline kunt halen en wij je aanvraag in behandeling kunnen nemen.

Tweede lid, onderdeel a,

Het projectplan mag maximaal 1500 woorden zijn en moet in ieder geval de volgende onderdelen bevatten:

Inhoud:

  • Aanleiding en motivatie voor de verkenning, land én beoogde partnerorganisatie.

  • Inhoud, opzet en doelstelling van de verkenning.

  • Aanpak, methodiek of strategie voor de verkenning

Organisatie:

  • Organisatie (verdeling van taken en rollen) en planning van het project.

  • Toelichting op de begroting.

  • Toelichting op wijze van reizen, toegankelijkheid van het buitenland en eventuele andere bijzonderheden wat betreft duurzaamheid, klimaat en leefomgeving.

  • Wijze van samenwerken.

Artikel 2.7 Beoordelingscriteria

Eerste lid
Onderdeel a Inhoudelijke kwaliteit

We kijken onder meer naar de inhoud van het plan in relatie tot het doel van dit hoofdstuk, de relevantie van deze verkenning, en wederkerigheid. Deze aspecten worden in onderlinge samenhang beoordeeld.

Inhoud van het plan

We beoordelen of de aanvraag een helder beeld geeft wat de beide partners willen verkennen. Wat zijn de artistieke, inhoudelijke of educatieve ambities en verwachtingen? We toetsen daarbij of het plan realistisch is en of de ambities en verwachtingen van de aanvrager hiermee kunnen worden gerealiseerd: sluit het plan aan op het doel van dit hoofdstuk?

Relevantie

We toetsen of er een duidelijk belang is om met de gekozen buitenlandse partner samen te werken. Waarom per se een buitenlandse partner en waarom juist uit dit land? Is de keuze voor deze partner overtuigend? Is de verkenning en mogelijke samenwerking ook van waarde voor het bredere werkveld dan alleen de aanvrager zelf? Draagt het project bij aan (toekomstige) artistieke of inhoudelijk ontwikkeling?

Wederkerigheid

Onder wederkerigheid verstaan we: voor beide partijen van waarde, voor beiden iets te bieden en te leren, vanuit een open en respectvolle houding, rekening houdend met verschillen.

We toetsen of het plan gebaseerd is op een door beide partijen gedragen concept of idee. Ook kijken we of doel en opzet van de verkenning gebaseerd zijn op wederkerigheid. Overtuigt het plan dat beide partijen inhoudelijke inbreng hebben, werken vanuit een open houding en bereid zijn om van elkaar te leren?

Onderdeel b Organisatorische kwaliteit

We beoordelen hierbij onder meer de organisatie van het project en de wijze van samenwerken. Deze aspecten worden in onderlinge samenhang beoordeeld.

Organisatie van het project

We beoordelen of het projectplan duidelijk, concreet en realistisch is, inclusief een haalbare planning. We toetsen ook of er een realistische begroting is die aansluit bij het projectplan en het doel van de regeling. Verder kijken we of er rekening gehouden wordt met het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere bijzonderheden voor internationaal werken, zoals richtlijnen van het andere land. We kijken hierbij ook of de aanvrager rekening houdt met duurzaamheid ten aanzien van het klimaat (zie ook de toelichting bij Hoofdstuk 1 Algemeen, onderdeel Duurzaamheid, klimaat en leefomgeving).

Wijze van samenwerken

We beoordelen of de rollen, taken en verantwoordelijkheden van de aanvrager en de samenwerkingspartner voor de verkenning helder en realistisch beschreven zijn. Daarbij kijken we of in de verkenning elkaars expertise benut wordt. We toetsen of er voldoende oog is voor ieders verschillende belangen. En we kijken of er tijdens de verkenning voldoende aandacht voor het vormgeven van de samenwerking in een eventuele toekomstige project.

Tweede lid

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten onderdeel a én onderdeel b als voldoende beoordeeld worden.

TOELICHTING HOOFDSTUK 3 SAMENWERKEN

1. Algemeen

‘Een blik over de grens kan inspireren en verrijken. Internationale samenwerking draagt daarnaast bij aan dialoog en wederzijds begrip.’ [Beleidsplan 2021-2024 Fonds voor Cultuurparticipatie, blz. 28].

Met dit hoofdstuk bieden we mogelijkheden om internationale samenwerkingsprojecten te ontwikkelen en uit te voeren. Het kan zijn dat je eerst subsidie hebt ontvangen voor een verkenning (hoofdstuk 2) en nu verder wilt gaan met een concreet samenwerkingsproject. Of je hebt al een samenwerkingspartner en wilt direct een samenwerkingsproject gaan uitvoeren? Dat kan ook. Deze subsidie voor internationale samenwerkingsprojecten biedt de mogelijkheid om jezelf te spiegelen aan buitenlandse partijen, inspiratie op te doen, kennis op jouw vakgebied te vergaren en te delen, bij te dragen aan artistieke ontwikkeling, en nieuwe inhoud en werkmethoden te ontwikkelen.

2. Artikelsgewijs

Artikel 3.1 Doel

Met ‘versterking’ bedoelen we dat cultuureducatie en cultuurparticipatie binnen het Koninkrijk zich verder ontwikkelen, in de zin van nieuwe methoden, nieuwe doelgroepen, of op artistiek-inhoudelijk gebied. Ook kan het gaan om professionalisering van de organisatie of het vergroten van de waardering en zichtbaarheid van het werkveld.

Artikel 3.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

Eerste lid

Subsidie wordt aangevraagd voor het ontwikkelen en uitvoeren van projecten gericht op internationale samenwerking op het gebied van cultuureducatie, cultuurparticipatie of een combinatie daarvan. Het project besteedt aandacht aan zowel onderdeel a, onderdeel b én onderdeel c.

Onderdeel a Ontwikkeling van het project

Bij internationale samenwerking spelen interculturele verschillen een rol. Door elkaar goed te leren kennen kun je een wederkerige samenwerking opbouwen. Dit vraagt tijd, aandacht en soms extra financiële middelen.

Onderdeel b Uitvoering van het project

Cultuureducatieve projecten worden altijd uitgevoerd in samenwerking met leerlingen uit het Koninkrijk der Nederlanden (van het primair onderwijs of het voortgezet onderwijs) of studenten (van het mbo, met uitzondering van de creatieve opleidingen).

Cultuurparticipatie vindt altijd plaats in samenwerking met cultuurmakers uit het Koninkrijk der Nederlanden. Dat betekent bijvoorbeeld dat projecten met (im)materieel erfgoed altijd worden uitgevoerd in samenwerking met vrijwilligers, beoefenaars of gemeenschappen.

Onderdeel c Kennisontwikkeling en kennisdeling

Het is belangrijk dat de kennis en ervaring die aanvragers opdoen worden gedeeld, onderling en eventueel in een breder netwerk. Het doel kan bijvoorbeeld zijn: leren van elkaars expertise, netwerken delen en opgedane kennis en ervaringen uitwisselen. Aandachtspunt hierbij is het verduurzamen van de opbrengsten van het project of de samenwerking.

Niet voor subsidie in aanmerking komen projecten gericht op onderzoek of research en kosten voor studiereizen in het kader van een opleiding, ook al is dat op het gebied van cultuureducatie of cultuurparticipatie.

Vijfde lid

Om de tijd optimaal te benutten, bevat dit lid een uitzondering op de plicht om minstens dertien weken te wachten totdat aanvragers hun project kunnen starten. Als wij eerder een besluit nemen, kan het gunstig zijn voor aanvragers om dan niet alsnog te hoeven wachten tot die dertien weken voorbij zijn. Als dat gebeurt, is het de bedoeling dat in afstemming met het Fonds, de planning iets wordt aangepast.

Artikel 3.3 Subsidieplafond

Let op: wij behandelen aanvragen op volgorde van binnenkomst. Als we veel subsidieaanvragen ontvangen, kan het beschikbare bedrag eerder op zijn dan 26 juni 2024. Het subsidieplafond wordt dan overschreden. Aanvragen worden dan geweigerd, zelfs als aanvragers voldoen aan alle vereisten.

Artikel 3.5 Indieningstermijnen

De subsidieregeling staat open voor aanvragen vanaf maandag 14 februari 2022 om 9.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024 om 17.00 uur Amsterdamse tijd.

Artikel 3.6 Indieningsvereisten

Tweede lid

Om een aanvraag in te dienen, is een account bij het Fonds nodig. Als je dit hebt aangevraagd, duurt het enkele dagen voordat wij een account afgeven. Hiervoor geldt geen vaste termijn, maar houdt rekening met maximaal een week. Als je een account hebt, kun je het online aanvraagformulier invullen en de bijlagen bij de aanvraag uploaden.

Let op: vraag je account op tijd aan (niet pas enkele dagen voor de deadline); dan weet je zeker dat je de deadline kunt halen en wij je aanvraag in behandeling kunnen nemen.

Derde lid

Het projectplan van maximaal 3000 woorden moet in ieder geval de volgende onderdelen bevatten:

Inhoud:

  • Aanleiding en motivatie voor het project, land én samenwerkingspartner.

  • Doelstelling, inhoud en opzet van het project.

  • Informatie over de doelgroep.

  • Aanpak, methodiek of strategie van het project.

  • Hoe wordt de voortgang van het project bewaakt, en hoe wordt het project gemonitord en geëvalueerd?

  • Wat is het beoogde effect van de activiteiten (voor de doelgroep, het culturele veld in

  • Nederland en voor je samenwerking met deze partners) die met dit project uitgevoerd gaan

  • worden?

  • Duurzaamheid van activiteiten en samenwerking.

  • Organisatie:

  • Organisatie en planning van het project.

  • Toelichting op de begroting.

  • Toelichting op wijze van reizen, toegankelijkheid van het buitenland en eventuele andere bijzonderheden wat betreft duurzaamheid, klimaat en leefomgeving.

  • Verdeling van rollen, taken en verantwoordelijkheden tussen de samenwerkende partijen.

Artikel 3.7 Beoordelingscriteria

Onderdeel a Inhoudelijke kwaliteit in relatie tot het doel van de regeling

We beoordelen hierbij onder andere de inhoud van het plan in relatie tot het doel van dit hoofdstuk, de relevantie van het project en wederkerigheid. Deze aspecten worden in onderlinge samenhang beoordeeld.

Inhoudelijke kwaliteit

We beoordelen of het project en de verschillende programmaonderdelen voldoende aansluiten op het doel van de regeling. We kijken of het project helder, logisch en kwalitatief goed uitgewerkt is. Daarnaast kijken we of het project aansluit op de vraag en de behoefte van de leerlingen, studenten, cultuurmakers, erfgoedgemeenschappen of erfgoedvrijwilligers.

Relevantie

We toetsen of er een duidelijk belang is om dit project uit te voeren: voor de aanvrager, voor de doelgroep én voor de sector. Waarom per se een buitenlandse partner en waarom juist dit land? Is de keuze voor deze partner overtuigend? Is dit samenwerkingsproject ook van waarde voor het bredere werkveld dan alleen de aanvrager zelf? Draagt het project voldoende bij aan de versterking, vernieuwing en ontwikkeling van cultuureducatie en cultuurparticipatie in het Koninkrijk?

Wederkerigheid

Onder wederkerigheid verstaan we: voor beide partijen van waarde, voor beiden iets te bieden en te leren, vanuit een open en respectvolle houding, rekening houdend met verschillen. We beoordelen hierbij of het project gebaseerd is op een door beide partijen gedragen idee, opzet en uitvoering: is het project tot stand gekomen uit een gezamenlijke vraag of behoefte? Verder kijken we of de uitvoering van het project gebaseerd is op wederkerigheid. Overtuigt het plan dat beide partijen inhoudelijke inbreng hebben, werken vanuit een open houding en bereid zijn om van elkaar te leren?

Onderdeel b Organisatorische kwaliteit

Hierbij beoordelen we onder andere de organisatie van het project, de wijze van samenwerken en duurzaamheid. Deze aspecten worden in onderlinge samenhang beoordeeld.

Organisatie van het project

We beoordelen of het projectplan duidelijk, concreet en realistisch is, inclusief een concrete doelstelling met activiteiten en een haalbare planning. We toetsen of er een realistische begroting is die aansluit bij de activiteiten en het doel van de regeling. Ook kijken we of er rekening gehouden wordt met het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere bijzonderheden voor internationaal werken, zoals richtlijnen van het andere land. We toetsen hierbij ook of de aanvrager rekening houdt met duurzaamheid ten aanzien van het klimaat (zie ook de toelichting bij Hoofdstuk 1 Algemeen, onderdeel Duurzaamheid, klimaat en leefomgeving).

Wijze van samenwerken

We beoordelen of de rollen, taken en verantwoordelijkheden van de aanvrager en de buitenlandse samenwerkingspartner helder en realistisch beschreven zijn. Wordt in de samenwerking elkaars expertise benut? Is er een respectvolle omgang met verschillende belangen en de financiële afspraken tussen beide partijen?

Onderdeel c Duurzaamheid

We kijken hierbij onder meer naar de duurzaamheid van de activiteiten.

Duurzaamheid van activiteiten en samenwerking

Hierbij kijken we naar de opbrengsten van uitgevoerde activiteiten en de opbrengsten van de samenwerking. Daarbij is van belang dat er meer opbrengst is dan alleen de uitvoering van het project. We toetsen dit bijvoorbeeld op basis van de manier waarop de ervaringen van de internationale samenwerking na de subsidieperiode zijn geborgd. We toetsen je visie op mogelijke voortzetting van het project of de samenwerking. Zijn er mogelijkheden voor (toekomstige) financiering vanuit andere fondsen of overheden?

Tweede lid

Om voor subsidie in aanmerking te komen moeten onderdeel a, onderdeel b én onderdeel c als voldoende beoordeeld worden.

TOELICHTING HOOFDSTUK 4 THEMA’S

1. Algemeen

Aanleiding

Met het hoofdstuk Thema’s geeft het Fonds invulling aan het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) 2021-2024 voor het beleidsterrein cultuureducatie en cultuurparticipatie. We bieden jou als aanvrager hiermee de mogelijkheid om in te spelen op actuele thema’s. Maar ook biedt het de mogelijkheid om belangwekkende aandachtsgebieden of samenwerking met specifieke landen een extra stimulans te geven. De thema’s kunnen voortkomen uit samenwerking tussen Nederlandse ambassades en het Fonds, of ontstaan uit andere (Europese) samenwerkingsverbanden. Thema’s kunnen ook door het Fonds zelf geïnitieerd worden, bijvoorbeeld in aansluiting op de programma’s van het Fonds, of gekoppeld aan ons Buitenlandse Bezoekersprogramma. Thema’s kunnen ook gericht zijn op samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk.

Het hoofdstuk is ook gericht op de samenwerking met 23 landen van het ICB 21-24. De aandachtsgebieden daarin en in ons beleidsplan vertalen we naar thema’s, zoals de samenwerking buurlanden en grensregio’s, migratie en herkomstlanden, inclusie en diversiteit, immaterieel erfgoed, kwaliteit van leefomgeving/veilige en duurzame steden, en grootstedelijke jongerencultuur.

Werkwijze open call

Dit hoofdstuk wordt uitgevoerd in de vorm van een open call. Per jaar zijn er meerdere open calls, elk met een specifiek thema, welke op voorhand zijn bepaald (zie artikel 4.2, tweede lid). Een open call wordt opengesteld gedurende een bepaald tijdsbestek waarbinnen aanvragers een aanvraag kunnen indienen die is gericht op het thema.

Oproepen voor open calls maken we altijd bekend op onze website. Ook is er een vast schema over wanneer – en of – de open call zal plaatsvinden (artikel 4.3). Hierbij wordt het thema dan bekend gemaakt. Dit kan een actueel onderwerp, bepaald aandachtsgebied, specifiek land of een combinatie daarvan zijn. We geven daarbij een toelichting en beschrijven de voorwaarden, beoordelingscriteria en wijze van beoordeling. De beoordeling is verbonden aan de beoordelingscriteria van artikel 4.10.

2. Artikelsgewijs

Artikel 4.1 Doel

Met dit hoofdstuk stimuleert het Fonds de verkenning, ontwikkeling en uitvoering van internationale projecten rond een bepaald thema op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie. We willen hiermee bijdragen aan de versterking van cultuureducatie en cultuurparticipatie binnen het Koninkrijk der Nederlanden én de zichtbaarheid van cultuurmaken binnen het Koninkrijk vergroten in het buitenland.

Met versterking bedoelen we dat cultuureducatie en cultuurparticipatie zich binnen het Koninkrijk zich verder ontwikkelen, in de zin van nieuwe methoden, nieuwe doelgroepen of artistieke of inhoudelijke ontwikkeling. Versterking kan ook betrekking hebben op professionalisering van de organisatie of het vergroten van de waardering en zichtbaarheid van het werkveld.

Met het vergroten van de zichtbaarheid van cultuurmaken in het buitenland bedoelen we dat we projecten ondersteunen waarmee we de waarde en kracht van cultuureducatie en cultuurparticipatie in het buitenland laten zien. Daarbij kan het gaan om projecten die het Koninkrijk als een open en creatief land representeren. Ook kan het gaan om projecten die bijdragen aan bilaterale relaties en die in afstemming met de ambassades in het buitenland uitgevoerd worden.

Artikel 4.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

Eerste, tweede en derde lid

Bij de publicatie van de open call geven we aan wat het thema is. De thema’s zijn onderscheiden in een viertal categorieën. We geven ook een toelichting op het thema en voor welk soort activiteit kan worden aangevraagd. Alleen aanvragen die hierop gericht zijn, kunnen ingediend worden.

Vijfde lid

Om de tijd optimaal te benutten, bevat dit lid een uitzondering op de plicht om minstens dertien weken te wachten totdat aanvragers hun project kunnen starten. Als wij eerder een besluit nemen, kan het gunstig zijn voor aanvragers om dan niet alsnog te hoeven wachten tot die dertien weken voorbij zijn. Als dat gebeurt, is het de bedoeling dat in afstemming met het Fonds, de planning iets wordt aangepast.

Artikel 4.3 Bekendmaking en publicatie

Eerste lid

Het Fonds maakt elk jaar op elke eerste werkdag van de maand bekend of er een open call komt en wanneer dat is. Dit is dus een vooraankondiging van de open call.

Tweede lid

Elke open call wordt gepubliceerd op de website van het Fonds. Dat doen we minimaal twee weken voorafgaande aan de datum dat de aanvragen voor de open call ingediend kunnen gaan worden.

Derde lid

Bij de publicatie van de open call geven we nadere informatie over de inhoud en procedure, waarbij ten minste deze onderwerpen zijn opgenomen.

Artikel 4.4 Subsidieplafond

De open call wordt uitgevoerd in verschillende rondes met elk een eigen thema. Per ronde van een open call wordt het beschikbare subsidiebedrag bekend gemaakt. De aanvragen voor de open call worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Als wij veel subsidieaanvragen ontvangen, kan het beschikbare subsidiebedrag worden overschreden. Aanvragen worden dan geweigerd, zelfs als aanvragers voldoen aan alle vereisten.

Artikel 4.5 Hoogte van de subsidie

Per open call wordt bekendgemaakt wat de hoogte van de subsidie is die aangevraagd kan worden. Deze bedragen zijn niet altijd gelijk. Dit wordt bij de publicatie van de open call vermeld.

Artikel 4.6 Subsidiepercentage

Per open call bepaalt het Fonds de hoogte van het subsidiepercentage. Dat is het percentage van de totale projectkosten waarvoor je subsidie kunt aanvragen. We bepalen dat door te kijken naar de inhoud van het thema en het type activiteit van de open call. Het subsidiepercentage is, voor aanvragers uit Europees Nederland, minimaal 50% tot maximaal 100% van de totale projectkosten. Voor aanvragers vanuit het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden is het subsidiepercentage minimaal 80% tot maximaal 100% van de totale projectkosten. Het subsidiepercentage wordt bij de publicatie van de open call vermeld.

Artikel 4.8 Indieningsvereisten

Tweede lid

Om een aanvraag in te dienen, is een account bij het Fonds nodig. Als je dit hebt aangevraagd, duurt het enkele dagen voordat wij een account afgeven. Hiervoor geldt geen vaste termijn, maar houdt rekening met maximaal een week. Als je een account hebt, kun je het online aanvraagformulier invullen en de bijlagen bij de aanvraag uploaden.

Let op: vraag je account op tijd aan (niet pas enkele dagen voor de deadline); dan weet je zeker dat je de deadline kunt halen en wij je aanvraag in behandeling kunnen nemen.

Derde lid

We hebben voor de open call geen vaststaand format voor een projectplan, omdat elk thema anders is en om andere informatie vraagt. In ieder geval verwachten we van aanvragers dat zij een motivatie voor het project beschrijven als onderdeel van het projectplan. Bij de publicatie van het thema zullen we tevens aangeven welke andere informatie we willen in ontvangen in het projectplan en in de begroting.

Artikel 4.9 Beoordelingscriteria

Eerste lid

Bij de publicatie van de open call wordt aangegeven welke van de onderstaande criteria van toepassing zijn. Dat zijn er minimaal twee en maximaal vier. We bepalen dit op basis van het thema van de open call en de activiteiten waarvoor kan worden aangevraagd. Niet elk criteria is altijd relevant bij elk thema en voor elk soort activiteit. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet de score op alle bij de desbetreffende open call vermelde criteria als voldoende beoordeeld worden.

Onderdeel a Inhoudelijke en/of artistieke kwaliteit

Met dit criterium beoordelen wij of het project en de verschillende programmaonderdelen voldoende gericht zijn op het doel en het thema van de desbetreffende open call. Ook beoordelen we of deze helder, logische en kwalitatief goed uitgewerkt zijn. Verder kijken we of het project aansluit op de vraag: de behoefte van de doelgroep.

Onderdeel b Organisatorische kwaliteit

Met dit criterium beoordelen wij of het projectplan duidelijk, concreet en realistisch is, inclusief concrete doelstelling met activiteiten en een haalbare planning. We kijken hierbij ook of de aanvrager voldoende capabel is om internationaal te werken. Verder toetsen we of rekening gehouden wordt met het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere bijzonderheden ten aanzien van internationaal werken. We kijken naar duurzaamheid in relatie tot klimaat. Zie H.1.1. Internationaal samenwerken en klimaat. Ten slotte toetsen we of er een realistische begroting is, die aansluit bij de activiteiten en het doel van de regeling.

Onderdeel c Samenwerking tussen de projectpartners

We beoordelen of de rollen, taken en verantwoordelijkheden van de aanvrager en de buitenlandse samenwerkingspartner helder en realistisch beschreven zijn. Het uitgangspunt hierbij is dat de samenwerking gebaseerd is op wederkerigheid. Daarbij kijken we naar het benutten van elkaars expertise, respectvolle omgang met verschillende belangen en de financiële afspraken tussen partijen.

Onderdeel d Urgentie

Met dit criterium beoordelen we het belang van het project in relatie tot het thema van de open call. Hierbij kijken we naar de volgende aspecten. Levert het project een bijdrage aan de ontwikkeling en versterking van het desbetreffende thema? Is er een innovatieve, bijzondere of vernieuwende aanpak? Wat heeft de aanvrager te bieden en te leren in dit internationale project op inhoudelijk of artistiek gebied?

Onderdeel e Duurzaamheid

We kijken we naar de opbrengsten van uitgevoerde activiteiten en de opbrengsten van de samenwerking. Het is belangrijk dat er meer opbrengst is dan alleen de uitvoering van het project. We toetsen dit bijvoorbeeld op basis van de manier waarop de ervaringen van de internationale samenwerking na de subsidieperiode zijn geborgd. We kijken naar de visie van de aanvrager op een mogelijke voortzetting van het project of de samenwerking na afloop van het project. Zijn er mogelijkheden voor (toekomstige) financiering vanuit andere fondsen of overheden?

Onderdeel f Vergroten van de zichtbaarheid van cultuurmaken binnen het Koninkrijk in het buitenland

We toetsen of het project de waarde en kracht van cultuureducatie of cultuurparticipatie binnen het Koninkrijk in het buitenland representeert. Het kan ook zijn dat de buitenlandse presentatie van het project bijdraagt aan een groter bereik van publiek of bekendheid voor het project, of aan de bilaterale relatie met een specifiek land.

Onderdeel g Wederkerigheid

Onder wederkerigheid verstaat het Fonds: voor beide partijen van waarde, voor beiden iets te bieden en te leren, vanuit een open en respectvolle houding, rekening houdend met verschillen.

We beoordelen hierbij of het project gebaseerd is op een door beide partijen gedragen idee, opzet en uitvoering. Daarmee bedoelen we dat het project vanuit een gezamenlijke vraag of behoefte tot stand is gekomen. Verder kijken we of de uitvoering van het project gebaseerd is op wederkerigheid. Overtuigt het plan dat beide partijen inhoudelijke inbreng hebben, werken vanuit een open houding en bereid zijn om van elkaar te leren?

Artikel 4.10 Beoordelingswijze

Wij behandelen en beoordelen aanvragen op volgorde van binnenkomst. Dit doen medewerkers van het Fonds. Zij kunnen daarbij externe deskundigen raadplegen voor de beoordeling van een open call-ronde, bijvoorbeeld als het gaat om samenwerking met buitenlandse fondsen of een Nederlandse ambassade, of als wij zelf onvoldoende expertise hebben over specifieke thema’s. Op deze wijze zorgen we voor professionele beoordeling.


X Noot
1

In het beleidsplan Cultuur. Jíj maakt het van het Fonds verstaan we onder Nederland: het Koninkrijk der Nederlanden.

X Noot
3

De 23 geselecteerde landen van ICB21-24 zijn: (binnen Europa) België/Vlaanderen, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Polen, Spanje, Verenigd Koninkrijk, (aan de grenzen van Europa) Rusland, Egypte, Turkije, Marokko, (buiten Europa) Australië, Brazilië, China, India, Indonesië, Japan, Sri-Lanka, Suriname, Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Zuid-Korea.

Naar boven