TOELICHTING
1. Algemeen
Strekking
Deze regeling wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm), de Tijdelijke
regeling maatregelen covid-19 Bonaire (Trm Bonaire), de Tijdelijke regeling maatregelen
covid-19 Sint Eustatius (Trm Sint Eustatius) en de Tijdelijke regeling maatregelen
covid-19 Saba (Trm Saba). Deze regeling is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke
wet maatregelen covid-19 geldende bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg).
Pijlers van de bestrijding van de epidemie
Vanwege het virus geldt over de periode van ruim anderhalf jaar reeds ingrijpende
maatregelen, die zijn gebaseerd op drie pijlers:
-
– een acceptabele belasting van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede zorg
kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere
zorg;
-
– het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;
-
– het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.
Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt. Daarnaast
geldt als uitgangspunt het sociaalmaatschappelijk perspectief gericht op het beperken
van economische en maatschappelijke schade op korte termijn, aandacht voor structurele
maatschappelijke en economische schade en het voorkomen dat de lasten onevenredig
neerslaan bij bepaalde groepen.
2. Epidemiologische situatie
Het Outbreak Management Team (OMT) heeft naar aanleiding van de 138e bijeenkomst geadviseerd over het algemene beeld van de epidemiologische situatie,
de ontwikkeling van het reproductiegetal en de verwachting voor de komende weken,
ook ten aanzien van de verwachte ziekenhuis- en intensivecare- (IC-)bezetting en mede
gelet op de ontwikkeling van de vaccinatiegraad en de verwachtingen ten aanzien van
de verschillende virusvarianten. Aan dat advies wordt het volgende ontleend.
Epidemiologische situatie
Afgelopen week (4 tot en met 11 januari 2022) werden 201.536 positieve coronatesten
gemeld bij het RIVM. Dat is een stijging van 77% vergeleken met vorige week, en telt
op tot 1.147/100.000 (range van 630 tot 2.083). Nog niet eerder zag het OMT zulke
grote aantallen gemelde besmettingen in een week tijd. In alle regio’s stijgen de
meldingen.
De hoogste aantallen meldingen per 100.000 inwoners waren afgelopen week te zien bij
de 18- tot en met 29-jarigen. Het aantal besmettingen was absoluut, maar ook per 100.000
inwoners het hoogst voor de leeftijdsgroep 18 tot 24 jaar: afgelopen week verdrievoudigde
het aantal meldingen per 100.000 inwoners onder 18- tot en met 24-jarigen vergeleken
met vorige week. Onder 13- tot en met 17-jarigen en 25- tot en met 29-jarigen verdubbelde
het aantal meldingen per 100.000 inwoners in een week. Bij mensen boven de 60 jaar
is weinig tot geen stijging zichtbaar in de meldingen.
Het aantal mensen met een herinfectie – mensen die opnieuw besmet raken twee maanden
of langer na de vorige besmetting – stijgt. Vanaf de zomer tot medio december 2021
betrof gemiddeld 3% van de meldingen een herinfectie. Met de toename van de omikronvariant
stijgt het aandeel herinfecties sterk. In week 51 van 2021 was er bij 5% sprake van
een herinfectie; een week later was dit 8%. In de eerste week van dit jaar (3 tot
en met 9 januari 2022) steeg dit percentage door tot 13%.
Bijna 590.000 mensen lieten zich afgelopen kalenderweek testen bij de GGD, 66% meer
dan de week ervoor. Het percentage positieve testen was 34,2%, vergeleken met 30,8%
in de week ervoor. Ongeveer 23% van de coronatesten en 53% van alle positieve coronatesten
bij de GGD is verricht na een bekende positieve zelftest.
Het aantal opnames van patiënten met covid-19 in het ziekenhuis en op de intensive
care daalde, al vlakt de daling af. Dit past bij het beeld dat er in de afgelopen
periode relatief weinig ouderen positief testten, terwijl die een grotere kans hebben
om opgenomen te worden in het ziekenhuis. In de periode 3 tot en met 9 januari 2022
werden 873 mensen opgenomen (de week daarvoor 1.046) op de verpleegafdeling en 143
op de IC (de week daarvoor 171). Mensen die op dit moment in het ziekenhuis worden
opgenomen met covid-19 kunnen met de deltavariant of met de omikronvariant besmet
zijn.
Reproductiegetal, prognoses ziekenhuizen, IC en omikronvariant
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
de meldingen van positieve gevallen, is voor 27 december 2021 op basis van Osirismeldingen:
gemiddeld 1,26 (95%-interval 1,24–1,28) besmettingen per geval. De schatting van het
reproductiegetal op basis van het aantal nieuwe ziekenhuisopnames per dag kent een
aanzienlijk grotere onzekerheid, omdat dit berekend wordt op veel geringere aantallen
en dit reproductiegetal valt lager uit voor 25 december 2021; het is gemiddeld 0,95
(95%-interval 0,78–1,12).
Op basis van het aantal meldingen met positieve testen verwacht het OMT voor de komende
week dat het aantal ziekenhuis- en IC-opnames stabiel blijft met ongeveer 100 ziekenhuisopnames
per dag en 20 IC-opnames per dag.
De simulaties met een transmissiemodel dat wekelijks gefit wordt op het aantal waargenomen
IC-opnames per dag, en waarin de beschikbare informatie over vaccinaties (COVID-vaccinatie
Informatie- en Monitoringsysteem (CIMS), GGD’en) en het geplande aantal boostervaccinaties,
de effectiviteit van vaccins, en de geschatte opbouw van immuniteit door doorgemaakte
infectie wordt meegenomen, geven eenzelfde prognose voor de komende week: ze geven
aan dat naar verwachting de bezetting van ziekenhuizen en de IC met covid-19-patiënten
de komende week nog verder daalt, maar daarna stabiliseert en weer gaat oplopen.
De relatieve toenamesnelheid van de omikronvariant ten opzichte van de deltavariant
in de kiemsurveillance wordt geschat op 0,21 per dag. De dag van monsterafname waarop
voor het eerst meer dan 50% van alle besmettingen door de omikronvariant veroorzaakt
werden in heel Nederland is geschat op 28 december 2021.
De snelle relatieve groei van de omikronvariant wordt grotendeels bereikt door ontsnapping
aan de immuniteit die is opgewekt door natuurlijke infectie of vaccinatie, en deels
door een hoger besmettend vermogen.
Er zijn verschillende scenario’s geëvalueerd voor vaccineffectiviteit tegen infectie
met omikronvariant en ernst van ziekte na infectie met een omikronvariant, en er zijn
verschillende scenario’s geëvalueerd voor de te bereiken booster-vaccinatiegraad.
In de meeste scenario’s lijkt, bij het vasthouden van de huidige maatregelen, de hoogte
van piekbezetting in ziekenhuizen lager uit te komen dan de laatste piek begin december
2021. Het verder openen van onderwijs, de contactberoepen en sport voor leeftijdsgroep
tot 28 jaar geeft een piekbezetting in de ziekenhuizen die in de scenario’s in orde
van grootte rond de piek van begin december 2021 valt.
In de minder gunstige scenario’s met een lagere boostervaccinatiegraad, of lagere
vaccineffectiviteit en een minder verlaagd percentage van infecties leidend tot ziekenhuisopname,
komt de piek in ziekenhuisbezetting hoger uit dan begin december 2021. Het aantal
infecties onder de bevolking is enkele malen hoger dan het aantal infecties begin
december 2021 en dit kan, ondanks een gemiddeld minder ernstig ziektebeeld bij de
omikronvariant, leiden tot een groot aantal mensen in isolatie en quarantaine, veel
meer dan in eerdere fases in deze pandemie. Bijvoorbeeld bij openen van onderwijs,
sporten, contactberoepen en deels detailhandel kan (los van druk op ziekenhuiszorg)
het aantal infecties in de bevolking naar schatting oplopen tot ruim drie tot vier
keer het aantal nu; dus – in orde van grootte – tot circa 75.000 tot 100.000. Daarbij
zullen dan circa drie keer meer personen in quarantaine gaan. Opgeteld en uitgaande
van een ziekteduur en quarantaineduur van gemiddeld vijf dagen zou dat tot een zeer
hoog aantal personen leiden die buiten het arbeidsproces vallen. Men moet zich op
deze situatie prepareren.
Het teruggaan naar de avondlockdown geeft een grotere piekbezetting van de ziekenhuizen
en IC’s, in alle scenario’s die verkend zijn, dan de reëel beschikbare capaciteit.
Omdat veel eigenschappen van de omikronvariant nog (gedeeltelijk) onbekend zijn, is
de onzekerheid in deze prognoses groot. Als de kans op ziekenhuisopname na een omikroninfectie
veel lager blijkt dan bij een delta-infectie, als de kans op IC-opname na een ziekenhuisopname
lager is, als de ligduur korter is en als de generatietijd korter is bij omikron-
dan bij delta-infectie, dan vallen de uitkomsten gunstiger uit en is bovenstaande
prognose te pessimistisch. Andere onzekere factoren zijn de boostervaccinatiegraad
en de vaccineffectiviteit tegen infectie, ziekte en ziekenhuisopname bij de omikronvariant.
Als die tegenvallen, komen de uitkomsten juist minder gunstig uit. Een en ander is
de reden dat het OMT wekelijks de balans opmaakt, waarbij de informatie afkomstig
uit landen die nu een tot twee weken op onze situatie voorlopen nauwkeurig gevolgd
en meegenomen wordt. Dergelijke informatie betreft vooral het percentage personen
met een omikroninfectie dat opgenomen wordt in het ziekenhuis en doorgaat naar de
IC.
Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben sinds eind december 2021 te maken met een snel
oplopende uitbraak, met name door de omikronvariant die gekenmerkt wordt door een
hoge snelheid van verspreiding. Alhoewel de ziektelast en daarmee ziekenhuisopnames
lager ligt dan bij de deltavariant, is de omvang van de uitbraak op Bonaire vele malen
groter dan eerder gemeten. Ook Saba en Sint Eustatius kampen op dit moment voor het
eerst met een covid-19-uitbraak. Hierdoor kan de belasting van de zorg toch hoog uitvallen.
Deze hoge aantallen leiden tot problemen bij de laboratoria, alsook bij het bron-
en contactonderzoek. Door positieve casuïstiek onder personeel worden de problemen
versterkt.
De incidentie op Bonaire, Saba en Sint Eustatius is respectievelijk 4.810, 6.204 en
3.532 per 100.000 inwoners per veertien dagen. De vaccinatiegraad is op Bonaire 65%
van de totale bevolking, op Saba 81% en op Sint Eustatius 46%. Momenteel wordt de
gehele volwassen bevolking die dat wil, gevaccineerd met de booster.
3. Hoofdlijnen van deze regeling
Maatregelen
Het kabinet heeft besloten de op 19 december 2021 ingevoerde sluiting van publieke
plaatsen en het evenementenverbod per 15 januari 2022, 05.00 uur, grotendeels voort
te zetten, onder openstelling van het onderwijs, de sport-, kunst, en cultuurbeoefening
en, tussen 05.00 uur en 17.00 uur, van de contactberoepen en de detailhandel. Deze
gedeeltelijke openstelling gaat gepaard met enkele mitigerende maatregelen, waaronder
enkele dringende adviezen en een uitbreiding van de mondkapjesplicht.
Onderwijs
Het kabinet heeft besloten om het onderwijs in het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs
volledig fysiek te openen. Per zelfstandige ruimte waar een onderwijsactiviteit plaatsvindt,
mogen niet meer dan vijfenzeventig studenten daaraan deelnemen. Docenten en begeleiders
worden hier niet bij meegerekend. Hiervan zijn uitgezonderd ruimten waar een examen,
tentamen of toets wordt afgelegd. In dat geval geldt er geen maximum voor het aantal
deelnemers per zelfstandige ruimte. Voor andere ruimten waar geen onderwijsactiviteiten
worden verricht, zoals gangen en eet- en drinkgelegenheden, gelden deze regels niet.
Sport en kunst- en cultuurbeoefening
Het kabinet erkent dat sporten en bewegen en de beoefening van kunst- en cultuur een
belangrijke functie hebben voor de gezondheid en het welzijn van mensen, meer specifiek
voor jongeren. Daarom is besloten om op een verantwoorde wijze meer ruimte te bieden
voor zowel sporten als kunst- en cultuurbeoefening. Locaties voor de beoefening van
sport en de beoefening van kunst en cultuur (binnen en buiten), zoals tennisbanen,
voetbalvelden sportscholen, zwembaden en culturele centra, worden opengesteld voor
publiek voor uitsluitend de beoefening van sport en kunst en cultuur. Daarbij heeft
het kabinet besloten om ook de kleedkamers bij locaties voor de beoefening van sport
open te stellen. Hierbij wordt afgeweken van het advies naar aanleiding van het 138e OMT. Kleedkamers zijn nu reeds opengesteld voor de sporten die op dit moment binnen
mogelijk zijn (zwemles en topsport) en worden veelal gebruikt door teams die ook samen
met elkaar sport beoefenen. Voor personen vanaf achttien jaar geldt dat hier onverkort
de anderhalve meter afstand dient te worden gehouden.
Onder meer fitness (individueel en groepslessen), zwemlessen, toneellessen, voetbaltrainingen
en schilderlessen worden (zonder toeschouwers) voor alle leeftijden toegestaan zonder
beperkingen in tijd. Voor amateursportwedstrijden blijft vooralsnog gelden dat deze
enkel tussen de leden van de sportvereniging waarbij zij als lid zijn aangesloten
zijn toegestaan, waarbij ook geen toeschouwers aanwezig mogen zijn.
De opening geldt voor alle locaties voor de beoefening van sport en uitsluitend voor
die functie. De binnensportlocaties in bijvoorbeeld hotels zijn daarom ook geopend.
Voor andere faciliteiten in deze locaties gelden de regels die daarop van toepassing
zijn, waardoor onder meer de sauna’s gesloten blijven voor publiek. Hetzelfde geldt
voor de locaties voor de beoefening van kunst en cultuur (binnen en buiten).
De beheerder dient zorg te dragen dat alleen publiek (personen die ergens aanwezig
zijn, met uitzondering van de daar al dan niet tegen betaling werkzame personen) wordt
toegelaten tot de publieke binnenruimte van een locatie voor de beoefening van sport
of de locatie (binnen en buiten) voor de beoefening van kunst en cultuur, dat in bezit
is van een coronatoegangsbewijze (hierna: CTB). Deze CTB-plicht geldt voor personen
vanaf achttien jaar. Voor ouders die één of meer kinderen brengen of ophalen, betekent
dit onder meer dat zij een binnenruimte van een sportlocatie uitsluitend mogen betreden
als zij beschikken over een CTB.
Personen die begeleiding bieden aan personen tot en met zeventien jaar met een beperking
bij sport of de beoefening van kunst en cultuur worden uitgezonderd van de plicht
om een te tonen, voor zover zij de begeleiding hierbij noodzakelijk is. Voor deze
begeleiders weegt het vereiste van een CTB zwaarder dan voor andere deelnemers aan
activiteiten of gebruikers van voorzieningen, aangezien het directe consequenties
kan hebben voor personen tot en met zeventien jaar met een beperking en het kunnen
verrichten van werk of zorg. De verplichting een CTB te tonen voor begeleiders van
een personen met een beperking kan immers een onwenselijke belemmering vormen voor
personen die afhankelijk zijn van deze begeleiding om volledig deel te kunnen nemen
aan de samenleving. Dit betekent bijvoorbeeld voor sporters tot en met zeventien jaar
met een beperking die begeleiding nodig hebben bij de beoefening van hun sportactiviteit
dat deze begeleiders toegang kunnen krijgen tot de publieke binnenruimte van een locatie
voor de beoefening van sport, ook als ze zelf geen sport beoefenen, zonder een CTB.
Verder geldt dat de beheerder hygiënemaatregelen op de locatie dient te treffen en
dat de locatie ingericht moet zijn op de maximale capaciteit op anderhalve meter.
De beheerder van een besloten binnenruimte voor de beoefening van sport en kunst en
cultuur dient ook deze locatie in te richten op de maximale capaciteit op anderhalve
meter. Voor de publieke binnenruimten van deze locaties geldt ook een mondkapjesplicht
voor personen vanaf dertien jaar. Voor zover het dragen van een mondkapje de beoefening
van sport of kunst- en cultuur belemmert, geldt deze verplichting niet.
In algemene zin geldt dat sportkantines en eet- en drinkgelegenheden in locaties voor
de beoefening van kunst en cultuur uitsluitend zijn geopend voor afhaal voor het nuttigen
anders dan in de sportkantine en eet- en drinkgelegenheid. Verder mogen er geen toeschouwers
aanwezig zijn bij amateur- en professionele sport en kunst- en cultuurbeoefening (wedstrijden,
trainingen en lessen). Voor zover de sport en beoefening van kunst en cultuur niet
op gepaste wijze kan worden beoefend met inachtneming van de anderhalve meter, zoals
bij contactsporten of bij toneel, is het niet verplicht anderhalve meter afstand te
houden.
In samenhang met de verruimde mogelijkheden om te kunnen sporten en kunst en cultuur
te beoefenen, waaronder sportbeoefening buiten en in groepsverband, vervalt ook het
algemene verbod om zich in groepsverband buiten op te houden met meer dan twee personen.
Het wordt dus weer mogelijk om zich met meer dan twee personen buiten op te houden.
Dit betekent onder meer dat bootcamplessen en repetities van zangkoren met meer dan
twee personen in het park weer zijn toegestaan. Daarbij blijft de veiligeafstandsnorm
(met de bestaande uitzonderingen hierop) gelden en zijn evenementen nog steeds verboden.
Ook verdient opmerking dat het vervallen van het groepsvormingsverbod niet meebrengt
dat toeschouwers bij sportbeoefening of de beoefening van kunst- en cultuur zijn toegestaan.
Voor groepsvorming in publieke binnenruimten blijft het maximum van vijftig personen
per zelfstandige ruimte gelden, met uitzondering van de locaties voor de beoefening
van sport en kunst en cultuur.
Detailhandel
Het kabinet heeft besloten de niet-essentiële detailhandel onder tijdsrestricties
open te stellen tot 17.00 uur. Dat is in lijn met het advies van het OMT, met dien
verstande dat daarbij niet de voorwaarde wordt ingevoerd van een voorafgaande afspraak,
gelet op het actuele naleefgedrag, de behoefte aan duidelijkheid en het draagvlak
en het doelbereik (minder reisbewegingen) van een dergelijke voorwaarde beperkt is.
Daarbij is bovendien van belang dat de veiligeafstandsnorm, de mondkapjesplicht en
de hygiënemaatregelen onverkort van kracht zijn in publieke plaatsen, zoals winkels,
en het voortduren van de tijdsrestricties.
De beheerder dient zorg te dragen dat niet meer dan één klant per 5 m2 wordt toegelaten tot de winkel. Het maximum aantal personen wordt bepaald aan de
hand van de winkelvloeroppervlakte. Dit is de oppervlakte van de winkelruimte die
toegankelijk is voor het winkelend publiek. Hiermee wordt geborgd dat de veiligeafstandsnorm
door eenieder in acht kan worden genomen.
De winkels in de niet-essentiële detailhandel zijn tot 17.00 uur geopend voor publiek.
Voor essentiële detailhandel geldt dat deze winkels deels tot 20.00 uur open mogen
blijven en dat daar deels (bijvoorbeeld voor tankstations en apotheken) geen sluitingstijden
voor zijn voorgeschreven. Indien sprake is van een locatie die al is opengesteld en
hiervoor ruimere sluitingstijden gelden, waarbij ook sprake is van een niet-essentiële
winkelfunctie, geldt voor de niet-essentiële winkelfunctie in deze locatie dat deze
gesloten moet zijn voor publiek vanaf 17.00 uur. Dit betekent bijvoorbeeld voor een
winkel met een servicepunt voor het versturen of ontvangen van brieven en postpakketten
dat de winkelfunctie na 17.00 uur niet voor publiek opengesteld mag worden, maar voor
het servicepunt de reguliere openingstijden gelden en dus na 17.00 uur nog postpakketten
opgehaald kunnen worden. Dat een winkel niet voor het publiek mag worden opengesteld
betekent overigens dat ook afhaal niet is toegestaan.
In lijn met het bovenstaande worden ook de standplaatsen buiten met een winkelfunctie,
zoals een bloemenstal, opengesteld tot 17.00 uur.
Voor de essentiële detailhandel na de securitycheck gaan de reguliere openingstijden
gelden. Onder essentiële detailhandel worden winkels verstaan die in hoofdzaak (meer
dan 70% omzet, pre-lockdown) levensmiddelen (eten en drinken), drogisterijartikelen
(zelfhulpgeneesmiddelen, persoonlijke verzorgingsartikelen – niet zijnde cosmetica
en parfums – en schoonmaakmiddelen) en diervoeding verkopen. Bij het vaststellen van
het 70%-criterium gaat het om de feitelijke situatie over langere tijd.
Contactberoepen
Contactberoepen worden gereguleerd via (uitzonderingen op) het verbod op openstelling
van publieke plaatsen voor het publiek (hoofdstuk 4 Trm) en via het verbod op de uitoefening
van contactberoepen als zodanig (paragraaf 6.3 Trm). Beide verboden worden voortgezet,
maar alleen gedurende de avond en nacht (tussen 17.00 uur en 05.00 uur).
De sluiting voor het publiek van locaties waar contactberoepen worden uitgeoefend
wordt voortgezet, maar uitsluitend tussen 17.00 uur en 05.00 uur. Dat betekent dat
kapsalons, nagelstudio’s, locaties voor sekswerkers en andere locaties voor contactberoepen
overdag tussen 05.00 uur en 17.00 uur voor het publiek open mogen worden gesteld.
Reeds van de sluiting uitgezonderde locaties waar contactberoepen worden uitgeoefend,
zoals ten behoeve van zorg, mogen ook buiten die tijden toegankelijk blijven voor
het publiek.
Ook de uitoefening van contactberoepen als zodanig blijft verboden, maar uitsluitend
tussen 17.00 uur en 05.00 uur. Contactberoepen waarvan de uitoefening voorheen verboden
was, zoals kappers en sekswerkers, mogen overdag tussen 05.00 en 17.00 uur dus weer
uitgeoefend worden. Voorwaarden zijn wel een gezondheidscheck en een verplichting
om registratie aan te bieden voor bron- en contactonderzoek (dat laatste geldt niet
voor sekswerkers). Voor de contactberoepen die al van het verbod waren uitgezonderd,
verandert er niets. Contactberoepen waar tegen betaling zorg wordt verleend, audiciens,
opticiens, rijsinstructeurs en rijexaminatoren mogen dus nog steeds uitgeoefend worden
zonder beperking tot bepaalde tijdvakken. Voor zorgverleners en mantelzorgers geldt
geen verplichte gezondheidscheck of registratieplicht.
Ongewijzigd blijft gelden dat een mondkapje verplicht is voor beoefenaar en klant
of patiënt bij contactberoepen, tenzij het gaat om personen tot en met 12 jaar, sekswerkers
en hun klanten of klanten die een behandeling aan hun gezicht krijgen waarbij geen
mondkapje kan worden gedragen.
Inburgering
Naast de bestaande uitzonderingen op de sluiting van publieke plaatsen, worden ook
de locaties voor cursussen en examens gericht op het doen behalen van het inburgeringsexamen
of op het verkrijgen van een vrijstelling of ontheffing van de inburgeringsplicht
ingevolge de Wet Inburgering 2021 opengesteld voor publiek. Het kunnen volgen van
fysieke inburgeringslessen is voor veel inburgeringsplichtigen van groot belang om
binnen de gestelde termijn te kunnen voldoen aan de inburgeringsplicht. Met het openen
van publieke plaatsen ten behoeve van inburgeringscursussen en -examens kunnen aanbieders
op de markt van het inburgeringsonderwijs onder zoveel mogelijk gelijkwaardige condities
cursussen aanbieden, ongeacht of deze cursussen worden aangeboden op een besloten
plaats, een publieke plaats of op de locatie van een onderwijsinstelling. Onverminderd
geldt de veiligeafstandsnorm ook hier tussen personen en moeten de locaties hierop
worden ingericht. Voor deze cursussen en examens in besloten en publieke binnenruimten
geldt verder dat hier maximaal vijftig personen per zelfstandige ruimte zijn toegestaan.
Mondkapjesplicht
In lijn met het advies naar aanleiding van de 138e bijeenkomst van het OMT vervalt de uitzondering voor het dragen van een mondkapje
in publieke binnenruimte wanneer personen geplaceerd zijn. Deze uitzondering geldt
voor publieke plaatsen waar het gebruik van een coronatoegangsbewijs is voorgeschreven.
In een sportlocatie dient iedereen die niet sport beoefent een mondkapje te dragen.
Ook is het OMT-advies om het dragen van een mondneuskapje uit te breiden voor zittende
personen in onderwijsinstellingen voor het beroepsonderwijs en hoger onderwijs. De
uitzondering voor personen die een vaste zit- of staanplaats innemen vervalt in lijn
met het advies van het OMT. De uitzondering voor het dragen van een mondkapje voor
personen met een vaste zit- of staanplaats in onderwijsinstellingen voor het primair
en secundair onderwijs blijft – in lijn met het OMT-advies – wel gehandhaafd.
Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Gezien de stijgende incidentie en het grote aantal besmettingen in Caribisch Nederland
zijn diverse verzwarende maatregelen nodig. Dit houdt onder meer in dat de reismaatregelen
tussen de eilanden verzwaard worden: alle niet (volledig) gevaccineerde reizigers
die reizen tussen Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden verplicht zich voorafgaand
aan de reis te laten testen, net als niet (volledig) gevaccineerde reizigers die naar
Europees Nederland reizen vanuit Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
Saba en Sint Eustatius zijn opgeschaald naar risiconiveau 2. De openbare lichamen
hebben maatregelen getroffen die zien op het beperken van de groepsgrootte en het
nachtleven. Om de verdere verspreiding van het virus te remmen zijn extra maatregelen
nodig, die naast verspreiding ook influx van het virus tegen dienen te gaan. Om deze
reden zijn extra maatregelen nodig voor inreizigers uit hoogrisicogebieden. Zij dienen
zich vijf dagen aan bepaalde maatregelen te houden. Deze personen mogen zich niet
met meer dan vijfentwintig personen ophouden en zijn verplicht een mondkapje te dragen.
In de regeling van Bonaire worden extra opties opgenomen voor maatregelen ten aanzien
van eet- en drinkgelegenheden, sportevenementen, groepsgrootte en mondkapjes. Dit
is in lijn met adviezen van het RIVM, waarbij een risicoanalyse is uitgevoerd van
de epidemiologische situatie op de eilanden. Vanwege de snelle verspreiding en daarmee
lastigere beheersbaarheid van de omikronvariant zijn volgens het RIVM – naast de basale
hygiëne- en bestrijdingsmaatregelen – stevigere maatregelen vereist om de verhoogde
incidentie in te dammen. Het RIVM adviseert daarom om verdere verspreiding sterk te
reduceren door het fors beperken van groepsgrootte en etablissementen met betrekking
tot uitgaan en het nachtleven te sluiten, zeker in de avond, zodat risicovormende
momenten voorkomen worden. Met deze regeling worden vervroegde sluitingstijden toegevoegd
en worden kleinere groepen (van ten hoogste vier personen) toegestaan in etablissementen.
Tevens worden maatregelen geïmplementeerd waarmee gasten alleen geplaceerd toegelaten
mogen worden en waarmee binnenactiviteiten niet langer worden toegestaan. Op deze
manier wordt de verspreiding van het virus zoveel mogelijk geremd.
Bij de concrete inzet van de maatregelen hebben de respectieve gezaghebbers hun gebruikelijke
rol. Zij wijzen de plaatsen aan waar een maatregel geldt.
4. Noodzakelijkheid en evenredigheid
De noodzaak om maatregelen te treffen volgt uit het recht op gezondheidszorg zoals
dit voortvloeit uit artikel 22 van de Grondwet. Dit artikel waarborgt dat het kabinet
maatregelen treft ter bevordering en bescherming van de volksgezondheid. Dit sociale
grondrecht komt overeen met wat in internationale verdragen is bepaald (artikel 12
van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR),
artikel 11 van het Europees Sociaal Handvest, artikel 35 van het EU-Handvest). Er
is dus een grond- en mensenrechtelijke opdracht voor het kabinet om op te treden ter
bescherming van de volksgezondheid.
De maatregelen die het kabinet neemt in de strijd tegen de epidemie van covid-19 raken
aan diverse mensenrechten. Zo wordt het recht op eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer van betrokkenen beperkt (artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)) alsmede het recht op eigendom
geraakt (artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM) nu bepaalde ondernemingen
de sluitingstijden uit deze regeling tijdelijk dienen te hanteren. Deze grond- en
mensenrechten hebben met elkaar gemeen dat ze niet absoluut zijn. Beperkingen daarop
zijn toegestaan indien zij een wettelijke basis hebben en in een democratische samenleving
noodzakelijk zijn. De inperking van grondrechten wordt ook afgewogen tegen de grondwettelijke
plicht van het kabinet om de volksgezondheid te beschermen.
Beperkingen van grondrechten dienen volgens vaste jurisprudentie betreffende het EVRM
en andere internationale mensenrechtenverdragen noodzakelijk en proportioneel te zijn.
De maatregelen die worden genomen, zijn gebaseerd op het OMT-advies naar aanleiding
van de 138e bijeenkomst. Op basis van dit advies mag het kabinet aannemen dat de maatregelen
geschikt zijn. Uit het OMT-advies volgt ook de noodzaak om snel geschikte maatregelen
te nemen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het OMT niet per maatregel specifiek
kan aantonen wat de bijdrage is aan het verminderen van het aantal besmettingen. Op
het vraagstuk van proportionaliteit wordt in het onderstaande ingegaan.
OMT-advies
Het OMT heeft verschillende scenario’s besproken en kennisgenomen van de orde van
grootte van effecten in modellering van de verschillende scenario’s en gevoeligheidsanalyses.
Er is beperkte ruimte voor versoepelingen, waarbij het volledig loslaten van de lockdownmaatregelen
op epidemiologische gronden volgens het OMT niet wenselijk is. Het OMT adviseert onder
meer de volgende stapsgewijze versoepelingen op geleide van de ontwikkelingen van
de epidemie:
-
1. Openen van middelbaar beroepsonderwijs (mbo), hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk
onderwijs. Hierbij geldt dat er aandacht moet zijn voor de maximale grootte van de
groepen, de toepassing onder toezicht van de instellingen van(zelf)testen twee keer
per week, het gebruik van medische mondneusmaskers en het frequent preventief (zelf)testen;
-
2. Mogelijk maken van sporten, zowel binnen als buiten. In de binnenruimten worden medische
mondmaskers gebruikt en de basismaatregelen worden gevolgd, buiten de sportactiviteit
zelf. Groepsactiviteiten binnen anders dan een teamsport (bijvoorbeeld zaalhockey)
worden vooralsnog afgeraden. Kleedkamers en kantines blijven gesloten;
-
3. Contactberoepen mogen hun werkzaamheden hervatten, met gebruik van medische mondmaskers
voor zowel de klanten als de medewerkers;
-
4. Openen van de detailhandel: winkels om ‘op afspraak’ te winkelen, met maximale aantallen
per winkel, naast click-en-collect.
Daarnaast geeft het OMT aanvullende adviezen met betrekking tot het gebruik van mondneusmaskers
ten aanzien van het type mondneusmasker, en de situatie waarin ervan gebruik wordt
gemaakt. Deze adviezen zijn in lijn met internationale adviezen zoals vanuit de Wereldgezondheidsorganisatie.
Het gebruik van een mondneusmasker is geïndiceerd om een persoonlijk restrisico af
te dekken nadat bronmaatregelen (thuisblijven bij klachten en testen, triage) en collectieve
maatregelen (anderhalve meter afstand houden, hand- en hoesthygiëne, drukte vermijden,
en ventilatie van binnenruimtes) zijn uitgevoerd. Het dragen van een mondneusmasker
is daarmee nadrukkelijk geen vervanging van de genoemde bronmaatregelen en basisregels,
maar bedoeld als een aanvulling daarop die zorgt voor een risicovermindering in situaties
als de bronmaatregelen en basisregels niet optimaal zijn uit te voeren, zoals bijvoorbeeld
in het openbaar vervoer.
Een belangrijke aanvullende reden om nu terug te komen op dit mondneusmaskergebruik
is om in de nabije toekomst het gebruik van mondneusmaskers te verbreden in het kader
van een versoepelingsstrategie ten tijde van de snelle verspreiding van de omikronvariant,
omdat het een risicoreductie teweegbrengt in situaties die nu nog als risicovol beoordeeld
worden.
Ten aanzien van het type mondneusmasker komt het OMT tot het advies om het gebruik
van niet-medische mondneusmaskers te ontmoedigen en over te gaan tot uitsluitend medische
mondneusmaskers. Het OMT adviseert om in de publieke binnen- en buitenruimtes gebruik
te maken van chirurgische mondneusmaskers, waarbij de basisbescherming wordt gegeven
door een type II-mondneusmasker; desgewenst kan gebruikgemaakt worden van type IIR.
Er is geen bezwaar als iemand een FFP2-masker wil gebruiken, maar daar zijn wel nadelen
aan verbonden wat betreft draagcomfort. Met name bij langdurig gebruik (meer dan enkele
uren) kunnen klachten optreden zoals hoofdpijn, vermoeidheid en soms benauwdheid en
kortademigheid. Gebruik van een FFP2-masker wordt afgeraden bij personen met een longaandoening
en zwangeren, omdat het kan leiden tot benauwdheid.
Ten aanzien van de situatie waarin van mondneusmaskers gebruikgemaakt wordt, zoals
openbaar vervoer, stelt het OMT voor deze uit te breiden naar publieke binnenruimtes
waar meerdere mensen van verschillende huishoudens en met wisselende samenstelling
elkaar treffen of bijeenkomen. Het gaat hierbij om een uitbreiding van situaties,
waarbij continu maskergebruik wordt geadviseerd tenzij hierboven aangegeven, in bepaalde
situaties. Dus ook wanneer iemand zit, met de uitzondering uiteraard voor als iemand
zittend eet of drinkt. De mondneusmaskers moeten elke drie uur worden gewisseld voor
een nieuwe. Daarnaast stelt het OMT voor dat in drukke publieke buitenruimtes waar
anderhalve meter afstand niet gegarandeerd kan worden, iedereen een medisch mondneusmasker
dient te dragen. Voor kwetsbare personen geldt het advies om een chirurgisch mondneusmasker
van minimaal type IIR te dragen.
Sociaalmaatschappelijke reflectie en maatschappelijk beeld en uitvoeringstoets
Voor de besluitvorming over deze regeling is opnieuw rekening gehouden met het maatschappelijk
beeld volgens de inzichten van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), dat ook
aan de eerdere besluitvorming ten grondslag heeft gelegen en onverminderd van belang
blijft. Bovendien zijn bij de voorbereiding de reflecties van het SCP op de gevolgen,
een sociaalmaatschappelijke en economische weging van de gevolgen door de Ministeries
van Financiën, van Economische Zaken en Klimaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(gezamenlijk: de Trojka) en uitvoeringstoetsen op de maatregelen door andere departementen,
de gedragsunit van het RIVM, de Nationale Politie, inspecties, de Veiligheidsregio’s
en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) betrokken. Aan deze reflecties wordt
het volgende ontleend.
Maatschappelijk beeld en reflectie SCP
Het SCP stelt in zijn advies dat de mogelijkheid tot het volgen van (fysiek) onderwijs
– net als volksgezondheid – een grondrecht is. Bovendien oordeelt het SCP dat het
volgen van fysiek onderwijs voor jongeren en studenten essentieel is voor de ontwikkeling
van cognitieve en sociale vaardigheden en komt het hun mentale welbevinden ten goede.
Schoolsluiting vergroot het risico op eenzaamheid, overmatig beeldschermgebruik en
in het ergste geval mentale klachten. Zeker als in de winterperiode ook alle andere
uitlaatkleppen, zoals sport en uitgaan, wegvallen door de algehele lockdown. Schoolsluiting
hindert de ontwikkeling van jongeren. Daarbij moet in acht worden genomen dat de gezondheidsrisico’s
van het virus voor hen beperkt zijn. Het SCP geeft aan dat uit onderzoek van het Trimbos
Instituut blijkt dat de helft van de studenten (51%) psychische klachten ervaart (zoals
angst en somberheid), van wie 12% in ernstige mate. Voor mbo-studenten geldt dat er
in het schooljaar 2020/2021 minder stageplaatsen waren. Instellingen maken zich zorgen
dat het tekort aan stageplaatsen verder oploopt. Ook zijn er zorgen over de kwaliteit
van de stageplaatsen doordat de begeleiding van studenten onder druk staat. Volgens
het SCP zou de vraag dus niet moeten zijn óf het onderwijs fysiek of op afstand moet
worden georganiseerd, maar wát er nodig is om fysiek onderwijs op een veilige en verantwoorde
manier weer mogelijk te maken.
Ten aanzien van sportbeoefening schrijft het SCP dat bewegen en sporten niet alleen
positieve gevolgen kennen voor de volksgezondheid, maar ook voor het individueel mentaal
welbevinden. Het levert een hogere eigenwaarde, een betere emotieregulatie en minder
angstige en depressieve gevoelens op. Het toestaan van extra mogelijkheden om te sporten
levert naar verwachting een positieve bijdrage aan zowel de lichamelijke als de psychische
gezondheid. Het sporten in teamverband heeft een belangrijke sociale waarde volgens
het SCP. Het sporten in groepsverband is niet alleen bij sportverenigingen, maar ook
bij fitnesscentra, maneges of zwembaden, bedrijfssport of sport via zorginstellingen
heel gebruikelijk. Ook informeel wordt vaak in groepsverband gesport. Het houden van
anderhalve meter afstand is bij sport in groepsverband vaak niet mogelijk. Het SCP
geeft aan dat jongeren over het algemeen meer sporten dan ouderen. Sportende jongeren
hebben meer zelfcontrole, zelfvertrouwen en gevoel voor sociale normen dan jongeren
die niet sporten.
Het SCP stelt dat hoe restrictiever het pakket aan maatregelen is en hoe langer dit
voortduurt, des te lager het (gemiddeld) psychisch welbevinden van burgers en des
te hoger de (gemiddelde) gevoelens van eenzaamheid zijn. Daarbij is een aantal groepen
in de samenleving harder geraakt door de coronacrisis dan andere groepen. De sociaal-maatschappelijke
gevolgen van de crisis – zoals een lager psychisch welbevinden, eenzaamheidsgevoelens
en opgelopen schulden – herstellen zich doorgaans niet snel en kunnen nog lang in
het welbevinden van mensen doorwerken. Het SCP noemt het belangrijk de ontwikkeling
in sociaal-maatschappelijke effecten in het oog te houden, rekening te houden met
een mogelijk verhoogde vraag naar ondersteuning vanuit het sociaal domein, de geestelijke
gezondheidzorg en de jeugdzorg, en de beschikbare ondersteuning daar op orde te brengen.
Ook in de periode na de lockdown. Enkele sectoren, waaronder de culturele sector,
de horeca en evenementenbranche zijn hard geraakt door de crisis en bijbehorende maatregelen.
De culturele sector, de horeca en evenementenbranche bieden voor veel mensen belangrijke
activiteiten die bijdragen aan ontplooiing, ontspanning, plezier en ontmoeting.
De lockdown en het sluiten van bedrijven, winkels en instellingen brengen vanzelfsprekend
financiële gevolgen voor de getroffen sectoren mee. Het doelbereik en de effectiviteit
van het beperkt veranderen van sluitingstijden zou vooraf inzichtelijk moeten zijn.
Volgens het SCP is heldere en transparante communicatie en toegankelijke informatievoorziening
belangrijk voor draagvlak in de samenleving, vertrouwen in instituties en voor het
bereiken van zowel kwetsbare groepen als de mensen die niet gevaccineerd zijn. Ook
hier geldt dat het belangrijk is om het doel en de effectiviteit van maatregelen helder
te onderbouwen en inzichtelijk te maken. Daarnaast verdient het de aanbeveling in
de communicatie voldoende aandacht te besteden aan de betekenis van de gedeelde (en
eigen) verantwoordelijkheid van mensen voor hun gezondheid en die van anderen. Het
SCP geeft aan dat het bij alle communicatie, zowel over maatregelen als het vaccinatiebeleid,
het belangrijk is aandacht te hebben voor hoe informatie iedereen bereikt, en welke
kanalen daarvoor kunnen worden gebruikt. Voor wat betreft aanscherping van de mondkapjesplicht
en de hogere kwaliteitseisen die mogelijk gesteld gaan worden constateert het SCP
dat het van belang is om aandacht te hebben voor de hogere kosten die hiermee gepaard
gaan. Niet iedereen kan die kosten even gemakkelijk dragen.
Tot slot benadrukt het SCP nogmaals het eerdere advies om helder en transparant te
communiceren over de besluitvorming, meer voorspelbaar te zijn in gehanteerde oplossingsrichtingen
die ten grondslag liggen aan de te nemen besluiten als het virus opleeft, en de aanpak
van de maatschappelijke effecten van corona onderdeel te maken van langetermijnbeleid
dat zich richt op reeds bestaande maatschappelijke vraagstukken die door corona nog
zichtbaarder zijn geworden. Daarnaast zijn de maatschappelijke effecten van het afstandsonderwijs
dusdanig groot dat het SCP adviseert fysiek onderwijs ook voor het mbo en hoger onderwijs
snel weer veilig en verantwoord mogelijk te maken. Het SCP noemt dat alle adviezen
van deskundigen op het gebied van onderwijs en mentale en maatschappelijke effecten
van het sluiten van onderwijsinstellingen daarop wijzen.
Sociaal-maatschappelijke en economische reflectie Trojka
Uit de sociaal-maatschappelijke en economische reflectie van de ministeries van SZW,
EZK en FIN (Trojka) blijkt dat heropening van het onderwijs vanuit sociaal, maatschappelijk
en economisch (SME-)perspectief de belangrijkste versoepeling is. Volledige heropening
van het onderwijs heeft op korte, maar zeker ook op lange termijn grote baten. Heropening
verhoogt het mentaal welzijn, gezondheid, de levensverwachting en het toekomstperspectief
van jongeren en is gunstig voor de economie. De Trojka constateert dat afstandsonderwijs
makkelijker te organiseren is voor hogere leeftijdsgroepen dan voor lagere leeftijdsgroepen,
maar dat het voor alle leeftijdsgroepen een zware wissel trekt op de mentale gezondheid.
Een kwart van de jongeren is psychisch ongezond blijkt uit cijfers van het CBS. Dat
blijkt ook uit het feit dat voor het eerst in tientallen jaren een duidelijke toename
van angst- stemmings- en eetstoornissen bij kinderen en jongeren te zien is, die hen
gedurende het leven kwetsbaarder kan maken. Kwetsbare jongeren zijn ook meer gaan
drinken en blowen tijdens de pandemie, door eenzaamheid, stress, angst of recalcitrantie
(Antenne Regiomonitor). De lagere mentale gezondheid veroorzaakt blijvende schade
met lagere kwaliteit van leven, hogere ziekte en sterfte, en hoge kosten aan ziekteverzuim
en zorg tot gevolg. Ook volgt uit onderzoek naar eerdere schoolsluitingen dat in die
periode circa drie keer vaker sprake was van kindermishandeling. De Trojka geeft aan
dat afstandsonderwijs leidt tot een stapeling van achterstanden (en daarmee studieschulden)
en ook de kans op het bereiken van een bepaald onderwijsniveau verlaagt. Een lager
onderwijsniveau heeft majeure effecten op leerlingen, bijvoorbeeld via een lagere
levensverwachting en een structureel lager inkomen. Afstandsonderwijs vergroot de
kansenongelijkheid. De achterstanden van leerlingen met ouders met een laag of gemiddeld
opleidingsniveau liepen tijdens de eerdere lockdowns relatief hard op. Onderwijssluiting
betekent een aanzienlijke herverdeling van jonge naar oude generaties; economisch,
maar ook in termen van gezonde levensjaren. De schade slaat immers neer bij jonge
generaties.
Over sportbeoefening stelt de Trojka dat meer ruimte hiervoor zowel de mentale als
fysieke gezondheid (ook op lange termijn) verhoogt. Eén op de drie mensen is minder
gaan sporten in 2021 vanwege de coronamaatregelen. Naarmate de sportsector langer
gesloten blijft, wordt de kans op terugkeer naar het oude sportritme kleiner (gewoontes
verdwijnen, clubjes vallen uit elkaar, sportclubs gaan failliet, etc.). Voldoende
beweging is een belangrijk onderdeel van een gezonde levensstijl en draagt bij aan
mentale gezondheid (uitlaatklep). Sporten maakt mensen daarmee weerbaar tegen de mentale
belasting van coronamaatregelen en tegen de fysieke gevolgen van een eventuele besmetting.
De Trojka pleit ervoor om deze sociaal-maatschappelijke en gezondheidseffecten voldoende
mee te wegen. Wanneer het vanuit epidemiologisch perspectief vooralsnog niet verantwoord
blijkt om binnensport te heropenen, adviseert de Trojka een uitzondering te maken
voor buitensport.
De Trojka constateert dat de huidige lockdown aanzienlijke SME-schade veroorzaakt
en het belang van heropening daarom groot is. In gesloten sectoren zijn de mogelijkheden
om nog enige omzet te draaien zeer beperkt. De sluiting heeft bovendien ook bredere
effecten op het welzijn van mensen. De Trojka geeft aan dat er in sectoren veel onbegrip
is voor de sluiting van detailhandel, contactberoepen, cultuur en horeca doordat Nederland
internationaal inmiddels flink uit de pas loopt. Indien heropening vanuit epidemiologisch
perspectief geen optie is, vindt de Trojka het van belang om slimme alternatieven
toe te staan om omzet te kunnen draaien. Denk bijvoorbeeld aan winkelen op afspraak
in de detailhandel. Hoewel de impact van corona macro-economisch vooralsnog meevalt,
is er onder de radar forse schade. De Trojka concludeert dat de huidige dynamiek van
sluitingen én steun onhoudbaar is. Het beslag op overheidsfinancíën van steunmaatregelen
is zeer groot. Dit zal uiteindelijk ook moeten worden terugbetaald door jonge generaties.
Door de steunpakketten worden ook niet-productieve bedrijven in leven gehouden, wat
ten koste gaat van het lange termijn verdienvermogen van Nederland.
Ook stelt de Trojka dat de negatieve maatschappelijke en sociaaleconomische gevolgen
van contactbeperkingen gelijk zijn of toenemen over tijd. Een lagere ziektelast van
omikron dan de deltavariant zou daarom aanleiding kunnen geven om te kiezen voor een
nieuw evenwicht, met meer ruimte voor samenleving en economie. De samenleving heeft
behoefte aan consistent en voorspelbaar beleid. Versoepelingen die op dit moment genomen
worden, dienen daarom consistent te zijn met de langetermijnstrategie waar het kabinet
later deze maand over communiceert naar de Kamer. De Trojka constateert dat de schade
van een uitbreiding van de mondkapjesplicht beperkt is mits er voldoende medische
mondkapjes beschikbaar zijn. Volgens de Trojka zijn er signalen dat de beschikbaarheid
onvoldoende zou zijn; in dat geval is de schade uiteraard groter maar niet vergelijkbaar
met de schade van het doorzetten van de bovengenoemde maatregelen. Tot slot constateert
de Trojka dat het Nederlandse quarantainebeleid recent is aangescherpt voor gevaccineerden,
en is daarmee in internationaal perspectief relatief stringent. Gezien de hoge besmettingscijfers
zorgt dit steeds vaker voor uitval van personeel dat niet thuis kan werken. Tegelijk
is de quarantainemaatregel een gerichte, effectieve maatregel om de virusverspreiding
te beperken. Daarom is het volgens de Trojka wenselijk om de maatschappelijke nadelen
van de stingentere quarantainevoorschriften nogmaals expliciet te wegen tegen de epidemiologische
winst.
Uitvoeringstoets
Nationale Politie, Openbaar Ministerie (OM), buitengewoon opsporingsambtenaren (Rijk)
De politie en het OM nemen een verdieping en verbreding van maatschappelijk ongenoegen
waar die niet eerder in deze pandemie is waargenomen, waarbij geweld plaatsvindt dat
is gericht tegen politie, handhavers, hulpverleners, gezagsdragers en bewindslieden.
Het negatieve sentiment ten aanzien van de maatregelen nemen concretere uitingsvormen
aan. De politie ziet een structurele en georganiseerde ontwijking van de maatregelen,
en daarmee dus ook van de gezondheidsnormen. Door gebrek aan perspectief vinden georganiseerde
thuisfeesten, illegale feesten op locatie en massaal ‘lockdown-toerisme’ in de buurlanden
plaats. Lockdown maatregelen lijken hiermee effect (deels) te verliezen en werken
mogelijk zelfs averechts omdat er weinig of geen vormen van beheersing mogelijk zijn.
De politie adviseert wederom om deze vormen van non-compliance in de modellering van
de maatregelen mee te nemen. Verlenging van de lockdown zullen door tegenstanders
van het coronabeleid worden beschouwd als verdere inperking van de grondrechten. Recente
incidenten rondom bewindspersonen hebben aangetoond dat men zich gelegitimeerd voelt
dreigende taal of daadwerkelijk geweld toe te passen. De reguliere en planbare politiezorg
staat hierdoor onder voortdurende druk en worden van hun oorspronkelijke functie getrokken.
Uitgestelde politiezorg leidt tot forse schade in taakuitoefening en relatiebeheer.
Daarnaast is sprake van toenemend verzuim door ziekte, maar ook door quarantaine en
isolatie. Het is dringend gewenst om voor cruciale functies uitzondering te maken
op (quarantaine)regels.
De politie adviseert de maatregelen ten aanzien van sport te versoepelen zodat dit
tijdverdrijf zorgt voor voldoende en gezonde concurrentie met (illegale) feesten en
ongecontroleerd samenkomen.
Ten aanzien van de verruiming van de sluitingstijden van niet-essentiële sectoren
en dienstverlening benadrukken de politie en het OM dat dit mogelijk leidt tot een
positievere waardering in de maatschappij en tot minder weerstand tegen de resterende
maatregelen. Versoepelingen kunnen binnen het huidige maatschappelijke sentiment qua
handhaving evenwel niet zonder consequenties worden teruggedraaid. Het verdient aanbeveling
de verruiming van openingstijden van met name detailhandel en horeca in de avonduren
te differentiëren zodat spreiding van vervoersstromen wordt bewerkstelligd. Aangekondigde
verruiming van de openingstijden is op dusdanig korte termijn dat hier geen extra
handhavingscapaciteit op gepland kan worden. De handhaving en het toezicht op de genoemde
sectoren is een bestuurlijke aangelegenheid, waarbij andere toezichthouders zijn aangewezen
om te controleren op de naleving van regels en voorwaarden die gelden in alle sectoren.
Dit geldt ook voor de controle op correct gebruik van de CTB’s. De verwachting van
de politie is opgeroepen te zullen worden bij conflictsituaties rondom CTB controles.
Strafbaarstelling van onjuist CTB-gebruik kan voorkomen dat er disproportioneel veel
werk uit voortvloeit of juist helemaal geen interventie plaatsvindt, aldus de politie.
Met betrekking tot het voorstel om het gebruik van mondneusmaskers uit te breiden
heeft voor de polities alleen directe consequenties als het gaat om uitbreiding naar
de publieke ruimte tenzij excessen optreden in publieke binnenruimten dan wel indien
sprake is van verstoring van de openbare orde. De politie en het OM benadrukken dat
het niet mogelijk is om onderscheid te maken in verschillende type mondneusmaskers.
In verband met de bewijslast kan dit niet eenvoudig tot een succesvolle strafvervolging
leiden. Tot slot wijzen de politie en het OM erop dat het maximaal tien werkdagen
duurt om een eventuele bredere toepassing van de verplichting tot mondneusmaskers
administratief in te richten.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Veiligheidsregio’s
De VNG en Veiligheidsregio’s stellen dat niet alleen medische redenen kunnen blijven
prevaleren. Zij geven aan dat meer evenwicht in de sociale, maatschappelijke en economische
effecten moet worden gelegd en, samen met sectoren en de samenleving, meer moet worden
gewerkt aan het draagvlak voor het coronabeleid. De VNG en Veiligheidsregio’s constateren
dat de naleving vermindert en het draagvlak voor de maatregelen verdwijnt. Goede uitleg
en communicatie van de maatregelen is belangrijk voor de naleving en handhaving, ook
buiten de persconferenties. Geef duidelijkheid over wat het doel van de regels is
en onderbouw de maatregelen met aandacht voor wat er in omringende landen gebeurt.
Ook steunmaatregelen voor gesloten sectoren helpen bij het vergroten van het draagvlak
en het uitleggen van de maatregelen. De VNG en Veiligheidsregio’s verzoeken om stap
voor stap te versoepelen naar bekende maatregelenpakketten. De voorkeur is om dringende
adviezen te geven, evident effectieve maatregelen in te voeren, geen differentiatie
in te voeren tussen allerlei sectoren en geen nieuwe modaliteiten in te voeren. Daarnaast
vragen de VNG en Veiligheidsregio’s aandacht voor de inwerkingtreding van de maatregelen.
Het implementeren van nieuwe maatregelen kost tijd. De onrust bij nieuwe regels is
groot en snelheid draagt bij aan het vergroten van het draagvlak en bevorderen van
naleving. Daarnaast wordt benadrukt dat er geen extra capaciteit meer is voor toezicht
en handhaving. Onvoldoende perspectief geeft kans op problemen met de openbare orde
en veiligheid, aldus de VNG en de Veiligheidsregio’s.
De VNG en Veiligheidsregio’s benadrukken het belang om jeugd en jongvolwassenen zoveel
mogelijk te ontzien. Er zijn grote zorgen over leerachterstanden en over het sociale
en mentale welbevinden van deze groepen. Een steeds grotere groep valt terug op particuliere
huiswerkbegeleiding en het verzoek is om dit als essentieel te bestempelen. De VNG
en Veiligheidsregio’s zijn voorstander van het zo snel mogelijk volledig fysiek openen
van het MBO en het hoger onderwijs. Hierbij dient rekening te worden gehouden met
de veilige afstand, groepsvorming bij grote knooppunten in het openbaar vervoer en
looproutes naar scholen, maar ook bijvoorbeeld zondagsschool en het toestaan van bezoek
aan culturele instellingen.
De VNG en Veiligheidsregio’s benadrukken dat sport een belangrijke rol speelt bij
een gezonde samenleving, zowel bij fysieke als psychische gezondheid. Het openen van
sportlocaties moet kunnen voor alle leeftijdsgroepen zonder CTB-plicht voor buitensport.
Bij verruiming dient wel te worden gekeken naar verhouding met sportevenementen, georganiseerde
jeugdactiviteiten, groepsvorming en de beoefening van cultuur. Ook vragen de VNG en
Veiligheidsregio’s aandacht voor het verschil tussen sport en leisure en andere knelpunten
die zich eerder hebben voorgedaan.
De VNG en Veiligheidsregio’s kunnen zich vinden in het toestaan van contactberoepen.
De VNG en Veiligheidsregio’s benadrukken de roep van sectoren dat de harde lockdown
grote (economische) gevolgen heeft. Zij signaleren dat het contrast met andere buurlanden
in het coronabeleid groot is en niet meer uitlegbaar. Daarnaast signaleren de VNG
en Veiligheidsregio’s dat sectoren veel initiatieven hebben getoond om veilig open
te kunnen en bereid zijn om onder voorwaarden te openen. Bij terugkeer naar het pakket
van 17.00 uur of 20.00 uur is er meer mogelijk, maar wordt het risico op samenscholing
in de avond en nacht zo veel mogelijk beperkt. De verruiming van de algemene sluitingstijden
heeft gevolgen voor de gemeentelijke handhaving die al lange tijd onder druk staat.
De VNG benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor de controle van bijvoorbeeld het
coronatoegangsbewijs bij de sectoren ligt. De VNG en Veiligheidsregio’s benadrukken
om een consistente lijn uit te dragen waarin de duur van maatregelen duidelijk zijn,
de maatregelen herkenbaar zijn en onzekerheid van ondernemers zo veel mogelijk wordt
beperkt. Daarnaast blijven steunpakketten die dekkend zijn en waarop direct aanspraak
gemaakt kan worden noodzakelijk voor ondernemers. Er zijn momenteel te veel signalen
dat steunpakketten ontoereikend zijn of dat ondernemers tussen wal en schip vallen.
De VNG en Veiligheidsregio’s verzoeken om voor openingstijden aan te sluiten bij de
Winkeltijdenwet en de bekende eindtijden. Daarnaast benadrukken zij het belang van
zo veel mogelijk uniformiteit in sectoren zodat geen ruimte is voor discussie of grensgevallen.
Daarnaast vragen de VNG en Veiligheidsregio’s aandacht voor alternatieve mogelijkheden
voor openen winkels.
Ten aanzien van het gebruik van mondneusmaskers benadrukken de Veiligheidsregio’s
dat er geen extra handhavingscapaciteit is. De Veiligheidsregio’s vragen om duidelijkheid
over de afbakening van grenzen en uitzonderingen (waar en wanneer draagplicht). Meer
specifiek vragen de Veiligheidsregio’s rekening te houden met risico’s voor de openbare
orde en veiligheid als mondneusmaskers verplicht worden bij WOM-bijeenkomsten.
Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid signaleert dat het mogelijk is dat zij
door de fysieke openstelling van de scholen meer meldingen krijgen over gebrekkige
ventilatie. Er bestaat geen aanleiding te verwachten dat zij die meldingen niet aankunnen.
Daarnaast voorzien zij ook een toename in meldingen indien de mondkapjesplicht wordt
uitgebreid naar werkplekken.
De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid benadrukt dat kwetsbaren in overweging
wordt gegeven om een nog extra beschermend masker (FFP2) te overwegen in hoog risico
situaties. Dat betreft een individuele afweging die ook werknemers kan betreffen.
Daarnaast benadrukt de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid achter het OMT-advies
te staan dat nadrukkelijk meegeeft dat mondneusmaskergebruik moet worden gezien als
een onderdeel van een totaalpakket aan infectiepreventiemaatregelen en dat het dragen
van een masker geen vervanging is van andere maatregelen.
De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid signaleert dat heel veel mensen in quarantaine
moeten met hoge besmettingscijfers, omdat zij met elkaar in contact zijn geweest.
Dit kan meldingen van werknemers opleveren die gedwongen worden om naar de arbeidsplaats
te komen, hoewel ze in quarantaine zouden moeten zitten. De Inspectie Sociale Zaken
en Werkgelegenheid voorziet dat dit voor werkgevers een knelpunt gaat worden in de
nabije toekomst. Tot slot benadrukt de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
dat de ruimere openstelling in horeca en detailhandel voor het toezicht maken dat
er daarmee ook weer meer fysieke controles mogelijk zijn.
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
De IGJ ontvangt steeds meer zorgelijke signalen over het (psychisch) welzijn van jong-adolescenten.
Zij benadrukken het belang van een goede afweging tussen het grote belang van fysiek
onderwijs voor jong adolescenten en sportmogelijkheden voor deze doelgroep in het
kader van hun welbevinden en socialisatie ten opzichte van het belang van de te nemen
coronamaatregelen. Zij verzoeken dit te betrekken in de proportionaliteit, subsidiariteit
en doelmatigheid. De IGJ benadrukt het belang van beschikbaarheid van voldoende mondmaskers
en zelftesten om de veiligheid van fysiek onderwijs te vergroten.
Coronagedragsunit van het RIVM
De Coronagedragsunit van het RIVM (gedragsunit) merkt in algemene zin op dat transparante,
rechtvaardige en goed onderbouwde besluitvorming en communicatie van belang zijn voor
vertrouwen, draagvlak en naleving. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen
de korte termijn en lange termijn. Ook wijst de gedragsunit op het belang van een
realistisch perspectief voor de komende maanden en de middellange termijn met betrekking
tot het leren leven met het virus. De gedragsunit benadrukt het belang van consistentie
bij het vormgeven van de middellangetermijnstrategie, communicatie en uitvoering.
Bij epidemiologische onzekerheid is het de wens om terughoudend te zijn met versoepelingen
en indien er ruimte is voor aanpassingen is de wens om prioriteit te geven aan maatregelen
die de negatieve impact op welbevinden dempen en die optreden tegen langdurige negatieve
effecten, aldus de gedragsunit. Hierbij wordt aandacht gevraagd voor groepen die onevenredig
worden getroffen.
De gedragsunit signaleert dat het draagvlak voor het sluiten van de scholen laag is.
Onderwijs is één van de universele rechten van minderjarigen, aldus de gedragsunit.
Fysieke sluiting onderwijsinstellingen heeft negatieve effecten op welzijn bij jongeren,
kan leiden tot leerachterstanden en bijdragen aan ongelijkheid. De wens van de gedragsunit
is om instellingen meer speelruimte te bieden om het openen van hun eigen organisatie
zo goed mogelijk in te richten. Daarbij benadrukt de gedragsunit de wens om de onderwijssector
waar nodig te ondersteunen om een veilige omgeving te bieden aan docenten en studenten.
De gedragsunit benadrukt dat het verruimen van mogelijkheden voor sporten belangrijk
is vanuit een oogpunt van fysiek en mentaal welbevinden en sociale ontwikkeling. Indien
prioritering nodig is benadrukt de gedragsunit het belang om voorrang te geven aan
jongeren en jongvolwassenen waar de impact op sociale en mentale gezondheid van de
maatregelen het grootst is. Ook benadrukt de gedragsunit dat voor mensen met medische
aandoening begeleid sporten en bewegen ook van groot belang kan zijn voor de gezondheid.
De gedragsunit merkt in algemene zin op dat draagvlak en naleving van maatregelen
afhangt van de ervaren virusdreiging, de effectiviteit van de betreffende maatregel,
en de haalbaarheid en negatieve impact. De gedragsunit signaleert dat de dreiging
van het virus momenteel afneemt. Daarnaast is de verwachting van de gedragsunit dat
het ervaren nut van het introduceren van mondkapjes op meerdere plekken zal toenemen
indien dit wordt gedaan op hoog-risico plekken, als onderdeel van de (middel)langetermijnstrategie
om Nederland veiliger openen en openhouden en dus niet tijdens een lockdown waar drukte
toch al beperkt is. De gedragsunit benadrukt dat een gedegen uitleg over de effectiviteit
hierbij kan helpen. Daarnaast benadrukt de gedragsunit dat de haalbaarheid van naleving
zal toenemen als er alleen geschikte mondkapjes verkocht of uitgedeeld worden, deze
mondkapjes voor alle alledaagse situaties geschikt zijn en het gedragsadvies reëel
is. Naar verwachting van de gedragsunit zal gratis of zeer goedkoop en op strategische
plekken beschikbaar stellen van de juiste mondkapjes bevorderend werkt voor de naleving
en het draagvlak.
Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie
Het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC) merkt op dat door afnemende ziekenhuisbezetting,
het ontbreken van stevige beperkende maatregelen in landen die veel eerder te maken
hadden met hoge besmettingscijfers en berichtgeving dat de omikronvariant minder ziek
maakt, het gevoel van urgentie en de zorg over het virus afneemt in een deel van de
samenleving. Het NKC signaleert dat veel maatschappelijke en economische sectoren
kritisch zijn op de huidige lockdown en oproepen tot versoepelingen. De roep om verruiming
van mogelijkheden voor sport krijgt veel aandacht. Ook andere sectoren laten van zich
horen. Daarnaast worden zorgen gesignaleerd zo’n 45% van de mensen maken zich zorgen
over het virus. Dat is iets minder dan in december, maar hoger dan de periode mei
2021-november 2021. Door de hele crisis heen ziet het NKC dat een aanzienlijk deel
van de samenleving vindt dat het kabinet steeds te vroeg maatregelen afschaalt. Naast
de impact van het virus zelf, is er volgens het NKC ook steeds meer aandacht voor
de consequenties van quarantaineregels en de mogelijke problemen voor vitale sectoren.
Na de persconferentie van 18 december was er in de media kritiek op het ontbreken
van perspectief.
Het NKC signaleert dat naar aanleiding van het nieuws over het OMT-advies over de
verruiming in gebruik van mondneusmaskers in de media en samenleving onduidelijkheid
is ontstaan. Het NKC benadrukt het belang van duidelijkheid over de toepassing geboden
met een helder besluit. Daarnaast merkt het NKC op dat het onderscheid tussen type
1 en type 2 chirurgisch masker lastig uitlegbaar is.
Afweging
Met inachtneming van het OMT-advies, de sociaalmaatschappelijke reflectie, het maatschappelijk
beeld en de uitvoeringstoets heeft het kabinet besloten om op korte termijn een beperkt
aantal versoepelingen voor onderwijs, sport, kunst- en cultuurbeoefening, contactberoepen
en detailhandel ten aanzien van de huidige brede lockdown te nemen en de lockdown
voor het overige te verlengen tot 26 januari 2022 om 05.00 uur.
Bij de bestuurlijke afweging om tot maatregelen te komen worden naast de signaalwaarden
zoals het aantal IC-opnames (7-daags gemiddelde) alsook ziekenhuis opnames (7-daagsgemiddelde)
verschillende contextfactoren betrokken zoals het aantal opgenomen gevaccineerde en
niet gevaccineerde personen, de immuniteitsontwikkeling in de maatschappij, de beschikbare
ruimte op de IC van dat moment (bijvoorbeeld wel of geen griep), de druk op de zorgketen
en de sociaal maatschappelijke en economische situatie. Ook wordt daarbij informatie
uit de dijkbewaking betrokken, bijvoorbeeld over het aantal besmettingen.
Daarbij houdt het kabinet verschillende bepalende factoren rekening, waaronder, de
mate van transmissieremming door vaccinatie; de hoogte en homogeniteit van de vaccinatiegraad;
het gedrag van mensen; de introductie vanuit het buitenland door terugkerende reizigers;
het seizoenseffect; de afname van antistoffen; en mutaties die zich onttrekken aan
immuniteitsopbouw.
Zoals uit bovenstaande ook blijkt is de ontwikkeling van de epidemie van verschillende
uiteenlopende en soms lastig te kwantificeren factoren afhankelijk. Het verloop van
de epidemie is tot nu toe grillig en zal dan ook nooit exact te voorspellen zijn.
Dat maakt het lastig, zo niet onmogelijk, om exact aan te geven met welk percentage
het aantal besmettingen afgenomen dient te zijn, hoe zich dat exact vertaalt naar
de afname van de druk op de zorg en op welke termijn deze effecten exact moeten zijn
bereikt. Besluitvorming vindt zodoende onvermijdelijk plaats met onzekerheden over
het verloop van de epidemie.
Het OMT heeft naar aanleiding van de 138e bijeenkomst aangegeven dat het teruggaan naar de avondlockdown een grotere piekbezetting
geeft van de ziekenhuizen en IC’s, in alle scenario’s die verkend zijn, dan de reëel
beschikbare capaciteit. Omdat veel eigenschappen van de omikronvariant nog (gedeeltelijk)
onbekend zijn, is de onzekerheid in deze prognoses groot.
Het is de afgelopen periode duidelijk geworden dat de omikronvariant de dominante
variant is in Nederland. De toename is vergelijkbaar met andere landen zoals die in
Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Uit modellering blijkt dat momenteel niet uitgesloten
kan worden dat de snelle verspreiding leidt tot een hoge piek in ziekenhuisopnames;
deze piek kan net zo hoog of zelfs hoger worden dan in december 2021. Naast dit sombere
scenario zijn er ook andere uitkomsten mogelijk die minder belasting op de zorg leggen.
Echter, er zijn nog veel onzekerheden en dat maakt de keuze wat betreft ruimte voor
versoepelingen momenteel complex. Immers, overbelasting van de hele zorgketen behoort
tot de mogelijkheden, deels door toename van het patiëntenaanbod, deels door het hoge
aantal zorgverleners dat besmet kan worden of als contact van een besmet persoon aangemerkt
wordt en in quarantaine moet. Aan de andere kant is, vanwege de maatregelen en de
versnelde boostercampagne, een vertraging opgetreden in het aantal besmettingen, waardoor
nu meer ruimte is ontstaan in verpleegafdelingen en de ziekenhuizen. Het OMT heeft
verschillende scenario’s besproken en kennisgenomen van de orde van grootte van effecten
in modellering van de verschillende scenario’s en gevoeligheidsanalyses. Er is beperkte
ruimte voor versoepelingen, waarbij het volledig loslaten van de lockdownmaatregelen
op epidemiologische gronden niet wenselijk is.
Het kabinet volgt dit advies en heeft besloten tot een stapsgewijze opening van de
samenleving. In paragraaf 3 is uitgebreid uiteengezet wat deze stap inhoudt. Daarbij
heeft het kabinet – in lijn met het OMT advies – in aanmerking genomen dat deze stap
met name activiteiten mogelijk worden waarin de risico’s op individueel niveau beperkt
zijn en bovendien, verder verkleind kunnen worden door de toepassing van de basismaatregelen
in combinatie met specifieke aanvullende maatregelen. Tevens is in deze afweging meegenomen
dat met dit maatregelen pakket vanwege de omikronvariant rekening gehouden moet worden
met uitval van personen in het arbeidsproces als gevolg van besmettingen. In dit verband
wordt het quarantaineadvies aangepast.
Het volgende besluitvormingsmoment is thans voorzien op 25 januari 2022. Dan zal het
kabinet weer bezien of verantwoord verdere aanpassingen mogelijk zijn. Voor het OMT
is een observatietijd van minimaal 10 dagen is noodzakelijk na het doorvoeren van
een stap om de effecten van de versoepelingen te monitoren, en t.b.v. voortschrijdend
inzicht over de aannames, op grond van internationale gegevens.
Het OMT adviseert na het doorvoeren van versoepelingen een pauze in te lassen om het
effect ervan – en de nieuw beschikbare informatie met betrekking tot de omikronvariant
– te kunnen volgen, alvorens tot verdere versoepelingen over te gaan.
Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Net als in Europees Nederland volgt de noodzaak om maatregelen te treffen uit het
recht op gezondheidszorg zoals dit voortvloeit uit artikel 22 van de Grondwet. Dit
artikel waarborgt dat het kabinet en de openbare lichamen maatregelen treffen ter
bevordering en bescherming van de volksgezondheid. Dit sociale grondrecht komt overeen
met wat in internationale verdragen is bepaald (artikel 12 van het Internationaal
Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR), artikel 11 van
het Europees Sociaal Handvest, artikel 35 van het EU-Handvest). Er is dus een grond-
en mensenrechtelijke opdracht voor het kabinet en voor de openbare lichamen om op
te treden ter bescherming van de volksgezondheid.
De maatregelen die op de eilanden genomen worden in de strijd tegen de epidemie van
covid-19 raken aan diverse mensenrechten. Zo wordt het recht op eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer van betrokkenen beperkt (artikel 10 van de Grondwet en artikel
8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)) alsmede het recht op
eigendom geraakt (artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM) nu bepaalde ondernemingen
de sluitingstijden uit deze regeling tijdelijk dienen te hanteren. Deze grond- en
mensenrechten hebben met elkaar gemeen dat ze niet absoluut zijn. Beperkingen daarop
zijn toegestaan indien zij een wettelijke basis hebben en in een democratische samenleving
noodzakelijk zijn. De inperking van grondrechten wordt ook afgewogen tegen de grondwettelijke
plicht van het kabinet om de volksgezondheid te beschermen.
Beperkingen van grondrechten dienen volgens vaste jurisprudentie betreffende het EVRM
en andere internationale mensenrechtenverdragen noodzakelijk en proportioneel te zijn.
De maatregelen die worden genomen, zijn gebaseerd op adviezen die het RIVM aan de
eilanden geeft in overleggen en in een risicoanalyse op 7 januari 7 januari 2022.
Op basis van deze adviezen mag het kabinet aannemen dat de maatregelen geschikt zijn.
Uit de risicoanlayse volgt ook de noodzaak om snel geschikte maatregelen te nemen.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat het RIVM niet per maatregel specifiek kan aantonen
wat de bijdrage is aan het verminderen van het aantal besmettingen. Op het vraagstuk
van proportionaliteit wordt in het onderstaande ingegaan.
Het RIVM adviseert om strikte maatregelen te nemen om verdere influx en verspreiding
van het virus tegen te gaan. Met deze wijzigingsregeling worden maatregelen getroffen
die dit advies opvolgen, maar die geen onnodige beperkingen opleggen. Met de maatregelen
die genomen worden wordt ingezet op het zo min mogelijk schaden van de economie, het
dagelijks leven zo goed mogelijk te laten doorgaan en de verspreiding van het virus
zo hard mogelijk af te remmen.
De maatregelen zien voornamelijk toe op het beperken van binnenactiviteiten. Eetgelegenheden
en bioscopen kunnen met deze maatregelen op Bonaire wel geopend blijven, maar alleen
wanneer zij een beperkt aantal personen toestaan en hen buiten placeren. Ook de andere
maatregelen op Bonaire leggen beperkingen op ten aanzien van groepsgrootte of stellen
het dragen van een mondkapje verplicht. Hierdoor kunnen evenementen in aangepast vorm
doorgang vinden, kunnen scholen geopend blijven en blijft horeca gedeeltelijk geopend.
Op deze manier heeft het bestrijden van het coronavirus zo min mogelijk sociaalecomische
gevolgen.
Saba en Sint Eustatius hebben de afgelopen twee jaar een containment strategie gehanteerd. Dit is echter geen duurzame lange-termijn oplossing. Er wordt
daarom langzaam gewerkt naar het openen van de twee eilanden. Vanwege de grote gevolgen
die een uitbraak op de twee eilanden heeft, zoals op dit moment zichtbaar, is het
nodig om extra maatregelen in te stellen voor reizigers. Zij hoeven door het instellen
van deze maatregelen (gebruik van mondkapjes en beperkingen ten aanzien van samenscholing)
niet in quarantaine te gaan. Hiermee kunnen de eilanden op een verantwoorde manier
reizigers ontvangen.
5. Regeldruk
Er zijn voor burgers en bedrijven kennisnamekosten van de versoepeling van de maatregelen.
Het betreft een groot aantal geraakte burgers en bedrijven. Voor zover sprake is van
verlenging van de maatregelen, is de benodigde tijd hier kennis van te nemen nihil,
en de kennisnamekosten dus ook. Voor zover sprake is van heropening zijn de kennisnamekosten
groter, omdat hieraan voorwaarden zijn verbonden die moeten worden vertaald naar concrete
situaties.
De regeling heeft gevolgen voor de regeldruk van onderwijsinstellingen. Deze moeten
de organisatie gereedmaken om studenten weer fysiek te kunnen ontvangen. Daarbij gaat
het onder meer om een aanpassing van roosters en het treffen van organisatorische
maatregelen om een veilige situatie te borgen. Dat heeft ook gevolgen voor de studenten
en medewerkers. Nu op de betreffende onderwijsinstellingen geeft plicht rust om fysieke
onderwijsactiviteiten op locatie te organiseren, kunnen zij zelf het tempo bepalen
waarin teruggegaan wordt naar fysiek onderwijs op locatie.
Door het besluit van het kabinet op 14 januari 2022 zijn er weer veel mogelijkheden
om via sport te werken aan de gezondheid. NOC*NSF, sportbonden en overige sportaanbieders
hebben de protocollen klaar liggen om direct aan de slag te gaan met de verruimingen
binnen de sport. Voor amateursportwedstrijden blijft vooralsnog gelden dat deze enkel
tussen de leden van de sportvereniging waarbij zij als lid zijn aangesloten zijn toegestaan.
Mogelijk levert dit enige regeldruk op voor sportbonden en sportverenigingen om hun
leden te informeren en om reeds ingeplande wedstrijden te annuleren dan wel te verzetten.
In de sport zijn veel vrijwilligers actief, maar ook zij hebben ervaring met de eerdere
situatie. Voor het controleren van het coronatoegangsbewijs bij binnensportlocaties
zijn veel sportaanbieders afhankelijk van vrijwilligers. Ook hiermee is de nodige
ervaring opgedaan.
De uitbreiding van de mondkapjesplicht heeft – buiten tijd die benodigd is voor het
kennisnemen en het informeren van personeel, klanten en studenten – een beperkt effect
op de regeldruk. Immers, het dragen van een mondkapje is al verplicht bij verplaatsing
in de betreffende ruimten en wordt nu ook uitgebreid naar situaties waarbij personen
zitten. De uitbreiding is mogelijk wel extra belastend in verband met het draagcomfort
voor personen die voor een langere tijd dan voorheen een mondkapje moeten dragen.
Het verlengen van de beperkingen ten aanzien van de publieke plaatsen waar niet versoepelt
wordt, levert regeldruk op. De grote onzekerheid ten aanzien van de maatregelen maakt
dat een deel van de ondernemers geanticipeerd zal hebben op het aflopen van de beperkingen
ten aanzien van de sluiting en deze ondernemers zullen opnieuw handelingen moeten
verrichten om aan de sluitingstijden te voldoen, zoals het omzetten van schema’s of
het afbellen van reserveringen.
De maatregelen die met deze regeling worden verlengd lopen automatisch af op 26 januari
2022 om 05.00 uur. Het volgende besluitvormingsmoment is thans voorzien op 25 januari
2022. Overigens wordt voor het doelbereik van de maatregelen verwezen naar paragraaf
4.
Bonaire, Sint Eustatius en Saba
De maatregelen die met deze wijzigingsregeling worden toegevoegd, leveren niet of
nauwelijks extra regeldruk op. Hoewel de maatregelen strikter worden, is in de opstelling
van de maatregelen rekening gehouden met hoe deze zo uitvoerbaar en gemakkelijk handhaafbaar
mogelijk zijn.
Artikelsgewijs
Artikel I
Dit artikel wijzigt de Trm.
Onderdeel A
Niet alleen topsporters, maar alle sporters zijn weer uitgezonderd van de veiligeafstandsnorm
tijdens de beoefening van sport. De zinsnede ‘door topsporters, als bedoeld in artikel
4.4, derde lid’ kan daarom vervallen. Sporters zijn uitgezonderd voor zover de sport
niet op gepaste wijze kan worden beoefend met inachtneming van de veilige afstand.
Onderdeel B
Dit onderdeel wijzigt de mondkapjesplicht in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs.
De uitzondering daarop vervalt voor personen die op een vaste zit- of staanplaats
deelnemen aan een onderwijsactiviteit of een onderwijsactiviteit verzorgen en voor
personen die op een locatie van de instelling een vaste zit- of staanplaats innemen.
Ook in die gevallen moet voortaan een mondkapje gedragen worden. De andere twee uitzonderingen
op de mondkapjesplicht blijven in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs van kracht.
Indien het dragen van een mondkapje een belemmering vormt voor deelnamen aan dan wel
verzorging van een onderwijsactiviteit, hoeft deze niet gedragen te worden. Hetzelfde
geldt voor personen die etenswaren of dranken nuttigen als ze een vaste zit- of staanplaats
innemen. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het primair onderwijs en het voortgezet
onderwijs. De bestaande uitzonderingen op de mondkapjesplicht blijven daar gelijk.
Het derde subonderdeel voert een louter redactionele wijziging door.
Onderdeel C
De uitzondering voor het dragen van een mondkapje in een publieke binnenruimte wanneer
personen geplaceerd zijn, vervalt. Deze uitzondering geldt voor publieke plaatsen
waar het gebruik van een coronatoegangsbewijs is voorgeschreven. Artikel 2a.9 vervalt
daarom.
Het is niet langer verboden zich in groepsverband op te houden met meer dan twee personen
in de buitenlucht. In een openbare plaats, een erf behorende bij een publieke plaats
en een erf behorende bij een besloten plaats, niet zijnde een woning, geldt voortaan
in het geheel geen groepsvormingsverbod meer. Daarom vervalt artikel 3.1 in het geheel.
Onderdeel D
Zoals in het algemene deel van de toelichting is toegelicht, worden de huidige maatregelen
voor een belangrijk deel verlengd tot en met 26 januari 2022 (05.00 uur). In een aantal
bepalingen is de werkingsduur van de maatregelen opgenomen. Deze werkingsduur moet,
gelet op de verlenging van de maatregelen, aangepast worden. Onderdeel D strekt ertoe
dit te regelen.
Onderdelen E en F
Zoals toegelicht, wordt het weer voor iedereen mogelijk om te sporten, zowel binnen
als buiten, in sportlocaties. Aanvullend geldt voor het sporten geen maximale groepsgrootte.
Daarom is het nodig de artikelen 3.2 en 3.3 aan te passen, op grond waarvan in publieke
binnenruimten (artikel 3.2) en in besloten binnenruimten (artikel 3.2) een groepsvormingsverbod
geldt voor vijftig personen of meer per zelfstandige ruimte. Van deze groepsvormingsverboden
worden personen tijdens de beoefening van sport uitgezonderd. Deze uitzondering wordt
als een nieuw onderdeel (onderdelen f en d) toegevoegd aan de artikelen 3,2, tweede
lid, en 3.3, tweede lid, die reeds verschillende uitzonderingen op de groepsvormingsverboden
bevatten. Dit geldt eveneens voor personen tijdens de beoefening van kunst en cultuur.
Onderdeel G
Op grond van artikel 4.a1 zijn publieke plaatsen gesloten voor publiek, tenzij uitgezonderd
in een van de onderdelen in artikel 4.a1.
Zoals toegelicht, worden enkele versoepelingen doorgevoerd ten aanzien van de verplichte
sluiting van publieke plaatsen.
Doordat verschillende reeds bestaande uitzonderingen breder getrokken zijn (zoals
de openstelling van winkels en het vervallen van het verbod op contactberoepen), kunnen
enkele specifieke uitzonderingen vervallen. Dat regelen het eerste en tweede subonderdeel.
Het gaat om de oude onderdelen c, d, l en k, evenals het nieuwe onderdeel h, onder
2° (oude onderdeel j, onder 2°).
Op grond van subonderdeel 3 mogen winkels op de luchthaven ook weer geopend worden
tussen 05.00 uur en 17.00 uur. Deze sluitingstijd geldt niet voor essentiële winkels
achter de securitycheck. Die winkels mogen op grond van deze regeling de gehele dag
geopend zijn.
Verder wijzigt subonderdeel 4 onderdeel aa (nieuw). Locaties waar contactberoepen
ten behoeve van zorg worden uitgeoefend waren reeds uitgesloten van de verplichte
sluiting. Op grond van het nieuwe artikel 4.a1, tweede lid, onder aa, mogen alle contactberoepen
weer uitgeoefend worden, mits gesloten voor publiek tussen 17.00 uur en 05.00 uur
(onderdeel aa, aanhef). Deze verplichte sluiting geldt niet voor de contactberoepen
die eerder al toegestaan waren zonder beperking in tijd, namelijk de uitoefening van
contactberoepen waar tegen betaling zorg wordt verleen en rijinstructeurs en rijexaminatoren
(onderdeel aa, onder 1°). Ook geldt voor audiciens en opticiens een ander regime,
namelijk een verplichte sluiting tussen 20.00 uur en 05.00 uur (onderdeel aa, onder
2°), zoals voorheen al gold voor deze contactberoepen. Een (verdere) beperking in
tijd zou namelijk een verzwaring betekenen voor de beoefenaars van deze contactberoepen,
hetgeen niet wordt beoogd met deze regeling.
Met subonderdeel 5 wordt onderdeel dd (nieuw) gewijzigd. Bepaalde sportlocaties waren
uitgezonderd van de verplichte sluiting van publieke plaatsen. Dit was opgenomen in
onderdeel hh. Aangezien alle sportlocaties weer opengesteld mogen worden voor publiek,
kan onderdeel hh in de oude vorm komen te vervallen. Onderdeel hh wordt daarom opnieuw
vastgesteld (vanwege de verlettering nu onderdeel dd), waardoor voortaan geldt dat
locaties voor de beoefening van sport zijn uitgezonderd van de verplichte sluiting.
Met subonderdeel 6 wordt onderdeel nn (nieuw) aangevuld. Niet alleen standplaatsen
voor de verkoop of uitgifte van eten of drinken tot 20.00 uur zijn uitgezonderd van
de verplichte sluiting, ook standplaatsen voor de verkoop van andere artikelen zijn
uitgezonderd, mits alleen geopend tussen 05.00 uur en 17.00 uur. Deze wijziging is
in lijn met de versoepelingen op het gebied van winkelen.
Tot slot worden met subonderdeel 7 drie extra uitzonderingen op de verplichte sluiting
toegevoegd. Dat gaat om locaties voor cursussen en examens gericht op het doen behalen
van het inburgeringsexamen of op het verkrijgen van een vrijstelling of ontheffing
van de inburgeringsplicht ingevolge de Wet Inburgering 2021, uitsluitend voor deze
functies (onderdeel qq) en om andere winkels, andere locaties met een winkelfunctie
en winkels en locaties, uitsluitend voor zover het een andere functie betreft, mits
gesloten voor publiek tussen 17.00 uur en 05.00 uur (onderdeel rr). Onderdeel rr geldt
naast de andere onderdelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat winkels die nog open mochten
zijn, open mogen blijven, zoals winkels in de levensmiddelenbranche. Voornoemde beperking
ten aanzien van de sluitingstijd geldt alleen voor andere winkels dan reeds uitgezonderd.
Daarnaast wordt een uitzondering op de verplichte sluiting toegevoegd voor locatie
voor kunst- en cultuurbeoefening. Bij kunst- en cultuurbeoefening gaat het om de beoefening
van podiumkunst, beeldende kunst, letteren, film en ontwerp als culturele uiting.
Het gaat hier om de actieve beoefening (participatie) daarvan als culturele uiting
en niet de vertoning daarvan. De betreffende locaties mogen uitsluitend voor deze
functie voor publiek opengesteld worden. Artikel 4.3a regelt de verdere voorwaarden
die gelden bij het toelaten van publiek tot deze locaties.
Onderdeel H
Artikel 4a.1 regelt dat locaties voor kunst- en cultuurbeoefening voor publiek opgesteld
mogen worden. Dit artikel regelt onder welke voorwaarden dat mogelijk is.
Allereerst wordt de voorwaarde gestelde dat enkel publiek wordt toegelaten met een
geldig coronatoegangsbewijs. Hierop worden vier uitzonderingen gemaakt. Personen tot
en met zeventien jaar hoeven voor toegang tot de locatie niet te beschikken over een
coronatoegangsbewijs. Hetzelfde geldt voor personen die kunst- en cultuur beoefenen
in het kader van onderwijsactiviteiten. Alsook voor personen die noodzakelijk begeleiding
bieden aan personen tot en met zeventien jaar met een beperking.
Daarnaast wordt de voorwaarde gesteld dat geen toeschouwers worden toegelaten tot
de locatie. De locaties zijn enkel opengesteld voor de actieve beoefening (participatie)
van kunst en cultuur als culturele uiting en niet voor de vertoning daarvan. Toeschouwers
zijn daarom niet toegestaan.
Onderdeel I
Dit onderdeel wijzigt artikel 4.4.
Het eerste subonderdeel wijzigt het tweede lid, dat een uitzondering bevat op de CTB-plicht
in sportlocaties. Ook uitgezonderd van het verplicht tonen van een CTB zijn personen
die noodzakelijke begeleiding bieden aan personen tot en met zeventien jaar met een
beperking. Op deze uitzondering is reeds ingegaan in het algemene deel van de toelichting.
Omwille van de leesbaarheid is dit lid gesplitst in twee subonderdelen.
Dit onderdeel wijzigt het vijfde lid van artikel 4.4. Tot en met 15 januari 2022 om
05.00 uur gold dat sportlocaties niet voor publiek opengesteld wordt tussen 17.00 uur
en 05.00 uur, met uitzondering van openstelling voor topsporters en openstelling tussen
17.00 uur en 20.00 uur voor personen tot en met zeventien jaar die sport beoefenen.
Zoals toegelicht wordt sporten weer voor iedereen toegestaan in sportlocaties. Deze
zinsnede, op grond waarvan sportlocaties slechts beperkt opengesteld mochten worden
voor publiek, dient daarom te vervallen. Dit onderdeel laat deze zinsnede daarom vervallen.
Onderdeel J
Door de wijziging van artikel 4.a1, onder hh (oud), was de verwijzing in artikel 5.a1,
tweede lid, onder d, naar artikel 4.a1, onder hh, onder 4°, onder i, niet meer correct. Om dit te herstellen, is in plaats van een verwijzing de tekst
waarnaar verwezen werd, zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze regeling,
uitgeschreven in artikel 5.a1, tweede lid, onder d.
Onderdeel K
Sportwedstrijden voor amateursport onderling binnen eigen clubverband zijn weer mogelijk
zonder tijdsbeperking. Dat wordt in dit onderdeel geregeld.
Onderdeel L
Voortaan moet ook een negatieve testuitslag overgelegd worden door reizigers uit Saba
en Sint Eustatius die naar Europees Nederland reizen. Saba en Sint Eustatius kennen
namelijk een hoge incidentie, waardoor het risico op verspreiding van het virus door
reizigers van deze eilanden op groot is. Dit onderdeel voert deze wijziging door in
de artikelen 6.7a, eerste lid, 6.7b, eerste lid, en 6.7d, eerste en tweede lid, op
grond waarvan verschillende negatieve testverplichtingen gelden. Aan de opsomming
van plaatsen waarvoor de negatieve testverplichtingen gelden, worden met dit onderdeel
Sint Eustatius en Saba daaraan toegevoegd.
Onderdeel M
In het algemene deel van de toelichting is ingegaan op de verruimingen ten aanzien
van de uitoefening van contactberoepen. In het zevende lid van artikel 6.8 was bepaald
dat contactberoepen niet uitgeoefend mochten worden, enkele uitzonderingen daargelaten.
In plaats van een algeheel verbod geldt op grond van het nieuwe zevende lid van artikel
6.8 slechts een verbod op de uitoefening van een contactberoep tussen 17.00 uur en
05.00 uur. Gelet op voorgaande voegt dit onderdeel aan het zevende lid toe ‘tussen
17.00 uur en 05.00 uur’, zodat het verbod alleen tussen die tijden van toepassing
is.
Onderdeel N
Fysiek onderwijs wordt in alle onderwijsinstellingen weer mogelijk. Artikel 6.10,
derde lid, bepaalde dat het verrichten van onderwijsactiviteiten niet toegestaan was
in instellingen voor beroepsonderwijs en instellingen voor hoger onderwijs. In het
vierde lid waren uitzonderingen op dit verbod op het verrichten van onderwijsactiviteiten
opgenomen. Beide leden kunnen, gelet op de toegelichte versoepelingen ten aanzien
van het fysiek verrichten van onderwijsactiviteiten, daarom vervallen.
Onderdeel O
Het thuisbezoekadvies wordt aangepast naar maximaal vier bezoekers thuis ontvangen,
in plaats van twee bezoekers thuis ontvangen. In lijn hiermee wordt het ook weer mogelijk
met vier personen te verblijven in een logement. Artikel 6.12 regelde dat de beheerder
van een plaats waar tegen betaling verblijf wordt aangeboden aan personen die niet
als ingezetene zijn ingeschreven in de basisregistratie personen met een adres in
de gemeente waar dit verblijf wordt aangeboden, tot en met 15 januari 2022 om 05.00 uur
geen verblijf aanbiedt aan meer dan twee personen van dertien jaar en ouder per verblijfplaats,
tenzij het gaat om personen als bedoeld in artikel 58. Gelet op de versoepeling van
twee naar vier personen, wijzigt dit onderdeel ‘twee personen’ in ‘vier personen’
in artikel 6.12.
Artikel II
Dit artikel wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire.
Onderdeel A
Op grond van artikel 3.3b is het verboden zich in groepsverband op te houden met meer
dan vier personen op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen. De verbodsbepaling
richt zich tot elk persoon in het groepsverband. Een groep is een aantal min of meer
bijeen horende personen, waarbij sprake is van een zekere samenhang of omstandigheid
waardoor die mensen bij elkaar zijn (artikel 58a, eerste lid, Wpg). Het verbod op
groepsvorming geldt niet voor personen die in gemeenschap met anderen hun godsdienst
of levensovertuiging belijden. Dit volgt uit artikel 58g, tweede lid, onder c, Wpg.
In artikel 58g, tweede lid, Wpg wet staat een aantal wettelijke uitzonderingen op
het groepsvormingsverbod.
Onderdeel B
Dit onderdeel wijzigt artikel 4.3, op grond waarvan de gezaghebber plaatsen kan aanwijzen
waar publieke plaatsen gesloten moeten zijn voor publiek. Met dit onderdeel wordt
daaraan de bevoegdheid voor de gezaghebber toegevoegd om plaatsen aan te wijzen waarvan
enkel publieke binnenruimten gesloten moeten worden voor publiek. De buitenruimte
mag in dat geval openblijven. Deze bevoegdheid maakt het mogelijk om meer maatwerk
te bieden bij het sluiten van plaatsen.
Onderdeel C
Dit onderdeel wijzigt de opzet van de artikelen die betrekking hebben op eet- en drinkgelegenheden.
In de oude opzet was het voor de gezaghebber mogelijk plaatsen aan te wijzen waar
verschillende pakketten aan regels gelden (zoals bijvoorbeeld een beperkte bezettingscapaciteit
in combinatie met een placeerplicht). Voor een gerichte bestrijding van de epidemie
bestaat behoefte aan afzonderlijke bevoegdheden voor de gezaghebber om plaatsen aan
te kunnen wijzen waar de diverse maatregelen gelden. Zo kan het op het ene moment
noodzakelijk zijn zowel een placeerplicht als een beperkte bezettingscapaciteit voor
te schrijven, terwijl op een ander moment een placeerplicht voldoende is.
Op grond van artikel 4.4 heeft de gezaghebber de bevoegdheid plaatsen aan te wijzen
waar het verboden is een eet- en drinkgelegenheid open te stellen. Door eet- en drinkgelegenheden
te sluiten wordt het aantal contactmomenten beperkt. In een eet- en drinkgelegenheid
zijn mensen vaak langdurig in de buurt van mensen buiten het eigen huishouden. De
kans op besmettingen is daardoor relatief groot. Ook betekent een sluiting van de
eet- en drinkgelegenheden een beperking van het aantal reisbewegingen door zowel het
publiek, als de medewerkers. Daarnaast geeft artikel 4.4 de gezaghebber de bevoegdheid
plaatsen aan te wijzen waar het verboden is een eet- en drinkgelegenheid open te stellen
tussen 18.00 uur en 06.00 uur, 20.00 uur en 06.00 uur, 22.00 uur en 06.00 uur, 00.00 uur
en 06.00 uur en 02.00 uur en 06.00 uur. Dit is geregeld in het eerste lid. Door de
gezaghebber de bevoegdheid te geven niet alleen over te gaan tot een volledige sluiting,
maar ook tot een verplichte sluiting op bepaalde momenten van de dag, kan de gezaghebber,
met inachtneming van de epidemiologische situatie van dat moment, de meest proportionele
maatregel nemen.
Het tweede en derde lid maken uitzonderingen op het verbod voor eet- en drinkgelegenheden.
Hoewel het verbod op de openstelling van eet- en drinkgelegenheden alleen geldt voor
inrichtingen waar sprake is van verstrekking van etenswaren of dranken voor gebruik
ter plaatse, stelt het tweede lid buiten twijfel dat afhaal voor gebruik anders dan
ter plaatse is toegestaan, op voorwaarde dat de duur van het verblijf van publiek
in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt en er geen oploop van publiek kan ontstaan.
Op grond van het derde lid geldt een uitzondering voor de openstelling van eet- en
drinkgelegenheden in hotels ten behoeve van de hotelgasten (die daadwerkelijk in het
hotel overnachten).
Op grond van het oude artikel 4.4 bestond reeds de bevoegdheid voor de gezaghebber
om eet- en drinkgelegenheden te sluiten op bepaalde plaatsen, met uitzondering van
de afhaalfunctie en eet- en drinkgelegenheden in hotels voor hotelgasten (oude artikel
4.6), evenals de bevoegdheid bepaalde sluitingstijden voor te schrijven (oude artikel
4.4, tweede lid). Gelet op de epidemiologische situatie op dit moment op Bonaire,
zijn daaraan twee sluitingstijden toegevoegd, namelijk om 18.00 uur en om 20.00 uur.
De bevoegdheid voor de gezaghebber om een bezettingscapaciteit van maximaal vijftig
procent voor te schrijven (oude artikel 4.4, eerste lid, onder a), is opgenomen in
het eerste lid. De bevoegdheid om te bepalen dat het publiek geplaceerd moet worden,
is opgenomen in het nieuwe artikel 4.5, derde lid, als afzonderlijke bevoegdheid voor
de gezaghebber.
Artikel 4.5 stelt regels over de openstelling van eet- en drinkgelegenheden ten aanzien
van het maximumaantal personen per gezelschap. Op grond van dit artikel heeft de gezaghebber
de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is reserveringen aan te
nemen van meer dan vier (eerste lid, onder a) of zes personen (eerste lid, onder b),
met uitzondering van personen tot en met twaalf jaar. Ook heeft de gezaghebber de
bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is reserveringen aan te nemen
van groepen behorend tot meer dan twee huishoudens (tweede lid, onder a) of groepen
behorend tot meer dan een huishouden (tweede lid, onder b). Op deze manier worden
de groepen in een eet- en drinkgelegenheid niet te groot, en is de kans op grootschalige
verspreiding kleiner. De gezaghebber had op grond van artikel 4.5 (oud) reeds de bevoegdheid
voor te schrijven dat een eet- en drinkgelegenheid slechts voor publiek opengesteld
indien de beheerder er zorg voor draagt dat: geen reserveringen worden aangenomen
van meer dan vier personen, personen tot en met twaalf jaar niet meegeteld. Deze bevoegdheid
kon alleen ingezet worden in combinatie met een beperkte bezettingscapaciteit, een
placeerplicht en een beperkte openingstijd. Op grond van het nieuwe artikel 4.5 heeft
de gezaghebber een afzonderlijke bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar alleen
gereserveerd mag worden voor bepaalde groepsgroottes. Zoals hierboven al opgemerkt,
is de bevoegdheid voor de gezaghebber om een bezettingscapaciteit van maximaal vijftig
procent voor te schrijven (oude artikel 4.5, eerste lid, onder a), vervallen. De verplichte
sluitingstijden (oude artikel 4.5, onder c) zijn, zoals toegelicht, als afzonderlijke
bevoegdheden opgenomen in het nieuwe artikel 4.4 en komen daarom niet meer terug in
het nieuwe artikel 4.5.
Ingevolge het derde lid heeft de gezaghebber de bevoegdheid plaatsen aan te wijzen
waar een eet- en drinkgelegenheid slechts voor publiek wordt opengesteld indien de
beheerder er zorg voor draagt dat het publiek geplaceerd is en degene die geplaceerd
is uitsluitend van de aangewezen plaats gebruikmaakt. Placeren heeft ook een positief
effect op het in acht kunnen nemen van de veilige afstand, hetgeen de kans op verspreiding
van het virus verkleint. Door placeren verplicht te stellen, wordt het mogelijk om
publiek zitplaatsen aan te wijzen die ten opzichte van elkaar de veilige afstand bevatten.
Ook moet de beheerder van een eet- en drinkgelegenheid ervoor zorgen dat het publiek
daadwerkelijk gebruikmaakt van de aangewezen zitplaats. Hiermee wordt voorkomen dat
het publiek gaat wandelen, staan of van zitplaats gaat wisselen, wat tot een beperking
van het aantal contactmomenten leidt. Vanzelfsprekend hoeft niet ingegrepen te worden
als het publiek kortstondig de aangewezen zitplaats of locatie verlaat, om bijvoorbeeld
naar het toilet te gaan. De placeerplicht die gold op grond van het oude artikel 4.5,
onder b, is nu dus als afzonderlijke bevoegdheid opgenomen in het nieuwe derde lid
van artikel 4.5.
Dit onderdeel wijzigt tot slot artikel 4.6. Op grond van artikel 4.6 heeft de gezaghebber
de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar een eet- en drinkgelegenheid uitsluitend
opengesteld mag worden voor publiek als deze zich in de buitenlucht bevindt. Buiten
is het risico op infectie namelijk kleiner. Het oude artikel 4.6 is inhoudelijk overgeheveld
naar het nieuwe artikel 4.4.
Onderdeel D
Dit onderdeel voegt een nieuw artikel toe aan hoofdstuk 4, waarin regels zijn opgenomen
ten aanzien van publieke plaatsen (artikel 58h Wpg). Op grond van het nieuwe artikel
4.5a heeft de gezaghebber de bevoegdheid plaatsen aan te wijzen waar een eet- en drinkgelegenheid
alleen opengesteld mag worden voor publiek, indien met coronatoegangsbewijzen wordt
gewerkt. Hiervoor geldt dat uitsluitend publiek mag worden toegelaten met een geldig
coronatoegangsbewijs (eerste lid). Deze eis geldt niet voor kinderen tot en met twaalf
jaar (tweede lid). Ook moet artikel 6b.5 in acht worden genomen (eerste lid). Voor
een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de regeling met algemene bepalingen
over coronatoegangsbewijzen.1 Bij de toegang tot de eet- en drinkgelegenheid moet zichtbaar zijn dat de betreffende
locatie met coronatoegangsbewijzen werkt (eerste lid). In het derde lid zijn enkele
uitzonderingen opgenomen op de verplichting om met coronatoegangsbewijzen te werken.
Onderdeel E
Op grond van artikel 4.13 heeft de gezaghebber de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen
waar maatregelen gelden ten aanzien van bioscopen. Op grond van dit artikel kon de
gezaghebber plaatsen aanwijzen waar een bioscoop slechts voor publiek wordt opengesteld
indien de beheerder er zorg voor draagt dat niet meer personen dan vijftig procent
van de bezettingscapaciteit tegelijkertijd in de bioscoop aanwezig zijn. Omdat een
gehele sluiting niet altijd proportioneel is, maar het wel noodzakelijk is, gelet
op de epidemiologische situatie op dit moment, maatregelen te treffen om de snelle
verspreiding van het virus een halt toe te roepen, worden aan artikel 4.13 enkele
bevoegdheden toegevoegd. De gezaghebber heeft op grond van het nieuwe tweede lid de
bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar bioscopen vervroegd moeten sluiten, namelijk
om 20.00 uur of 22.00 uur. De bioscopen mogen weer open om 06.00 uur. Ook heeft de
gezaghebber de bevoegdheid plaatsen aan te wijzen waar alleen bioscopen in de buitenlucht
open mogen (derde lid). Buiten is het risico op infectie namelijk kleiner, waardoor
een sluiting van alleen bioscopen binnen een afdoende maatregel kan zijn in de bestrijding
van het virus. Op grond van het vierde lid heeft de gezaghebber de bevoegdheid plaatsen
aan te wijzen waar het verboden is een bioscoop open te stellen voor publiek voor
meer dan dertig, vijftig, vijfenzeventig of honderd personen. Door de groepsgrootte
te beperken, wordt het aantal contactmomenten van personen beperkt. Werknemers en
bezoekers zullen onderling minder met elkaar in aanraking komen. Tot slot kan de gezaghebber
plaatsen aanwijzen waar een bioscoop slechts voor publiek wordt opengesteld indien
de beheerder er zorg voor draagt dat het publiek geplaceerd is en degene die geplaceerd
is uitsluitend van de aangewezen plaats gebruikmaakt (vijfde lid). Bij onderdeel C
is reeds ingegaan op de redenen voor het voorschrijven van een placeerplicht.
Onderdeel F
Op grond van artikel 5.1 heeft de gezaghebber reeds de bevoegdheid plaatsen aan te
wijzen waar het verboden is evenementen te organiseren. Ook hier geldt dat een algeheel
evenementenverbod niet altijd noodzakelijk is in de bestrijding van het virus, maar
dat door het snel oplopende aantal infecties wel behoefte bestaat aan minder vergaande
maatregelen. Geplaceerde evenementen leveren minder risico op voor de verspreiding
van het virus, doordat personen eenvoudiger de veilige afstand tot elkaar in acht
kunnen nemen en minder personen met elkaar in contact komen. Daarom wordt aan artikel
5.1 de bevoegdheid toegevoegd om niet alle evenementen, maar alleen ongeplaceerde
evenementen te verbieden. Dit is opgenomen in een nieuw vijfde lid. De uitzonderingen
op het algehele evenementenverbod, zoals opgenomen in het zesde lid (nieuw), gelden
ook ten aanzien van het verbod op het organiseren van ongeplaceerde evenementen. Daarom
wordt met dit onderdeel in het zesde lid ‘het derde en vierde lid’ vervangen door
‘het derde tot en met vijfde lid’.
Onderdeel G
Op grond van artikel 6.2, eerste lid, had de gezaghebber de bevoegdheid plaatsen aan
te wijzen waar het verplicht is voor personen van dertien jaar en ouder om een mondkapje
te dragen in publieke plaatsen en in openbare plaatsen, als het niet mogelijk is de
veilige afstand te houden. Zoals toegelicht, wenst het openbaar lichaam Bonaire, gerichter
maatregelen te kunnen nemen. Op grond van het oude artikel 6.2 kon alleen een mondkapjesplicht
ingesteld worden voor alle publieke plaatsen of alle openbare plaatsen. In het nieuwe artikel 6.2 blijven deze bevoegdheden bestaan, maar
wordt het ook mogelijk minder vergaande maatregelen te nemen. Om die reden wordt met
dit onderdeel aan het eerste lid van artikel 6.2 de bevoegdheid toegevoegd voor de
gezaghebber om een mondkapjesplicht voor te schrijven in winkels en in onderwijsinstellingen.
Mondkapjes kunnen namelijk de verspreiding van het virus tegen kunnen gaan in situaties
waarin voldoende afstand houden niet altijd lukt. Omwille van de leesbaarheid van
het artikellid zijn de verschillende grondslagen gesplitst in de onderdelen a tot
en met d.
Tot slot geldt een expliciete uitzondering op de mondkapjesverplichting in onderwijsinstellingen
bij het nuttigen van etenswaren of dranken (zie onderdeel H). Hieraan is de voorwaarde
verbonden dat de persoon een vaste zit- of staanplaats inneemt.
In het voortgezet onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs
en het hoger onderwijs kan men dus verplicht worden een mondkapje te dragen. In het
primair onderwijs kan geen mondkapjesplicht worden ingesteld, omdat het besmettingsrisico
van kinderen in de basisschoolleeftijd aanzienlijk lager is.
Onderdeel H
Dit onderdeel wijzigt artikel 6.4 op grond waarvan verschillende uitzonderingen gelden
op de mondkapjesplicht.
In het eerste lid, onder a, wordt een redactionele wijziging doorgevoerd. In de Wet
op het primair onderwijs wordt namelijk niet verwezen naar het begrip ‘basisschool’,
waardoor de verwijzing daarnaar incorrect was.
Daarnaast voegt dit onderdeel een extra uitzondering toe aan artikel 6.4, eerste lid.
Op grond van artikel 6.4, eerste lid, onder e, geldt een expliciete uitzondering op
de mondkapjesverplichting in onderwijsinstellingen bij het nuttigen van etenswaren
of dranken. Het is praktisch namelijk niet mogelijk om een mondkapje te dragen tijdens
het eten of drinken. Om het risico op verspreiding van het virus zo klein mogelijk
te houden, is hieraan wel de voorwaarde verbonden om een vaste zit- of staanplaats
in te nemen.
Onderdeel I
Voortaan moet ook een negatieve testuitslag overgelegd worden door reizigers uit Saba
en Sint Eustatius die naar Bonaire reizen. Saba en Sint Eustatius kennen namelijk
een hoge incidentie, waardoor het risico op verspreiding van het virus door reizigers
van deze eilanden op Bonaire groot is. Dit onderdeel voert deze wijziging door in
de artikelen 6.11, eerste lid, 6.12, eerste en tweede lid, en 6.12a, eerste en tweede
lid, op grond waarvan verschillende negatieve testverplichtingen gelden. Aan de opsomming
van plaatsen waarvoor de negatieve testverplichtingen gelden, worden met dit onderdeel
Sint Eustatius en Saba toegevoegd.
Onderdeel J
Op grond van de artikelen 6.11 en 6.12a konden reizigers, komend vanuit een door de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen zeer hoogrisicogebied of
uitzonderlijk hoogrisicogebied met zorgwekkende varianten van het virus SARS-CoV-2,
kiezen tussen een negatieve NAAT-testuitslag en een negatieve antigeentestuitslag.
Door het oplopende aantal infecties op Bonaire en de beperkte zorgcapaciteit, komt
deze keuze te vervallen. Voortaan moeten reizigers uit hoogrisicogebieden en uitzonderlijk
hoogrisicogebied met zorgwekkende varianten van het virus SARS-CoV-2 altijd een negatieve
NAAT-testuitslag kunnen overleggen. Een antigeentestuitslag is namelijk minder betrouwbaar
dan een NAAT-testuitslag. Dit onderdeel voegt daarom in de artikelen 6.11, tweede
lid, onder b, onder 2°, en 6.12a, derde lid, onder b, onder 2°, waarin is bepaald
dat een negatieve antigeenuitslag een alternatieve mogelijkheid is, toe dat deze alternatieve
mogelijkheid niet geldt voor van reizigers komend vanuit een door de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen zeer hoogrisicogebied of uitzonderlijk
hoogrisicogebied met zorgwekkende varianten van het virus SARS-CoV-2.
Onderdelen K en L
Op grond van de artikelen 6.12aa en 6.12ab kunnen vaccinatiebewijzen en herstelbewijzen
als alternatief dienen voor een negatieve testuitslag. Nu ook een negatieve testuitslag
verlangd wordt van reizigers afkomstig uit Saba of Sint Eustatius, zijn deze uitzonderingen
ook van toepassing verklaard op die reizigers.
Artikel III
Dit artikel wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius.
Onderdelen A en B
Deze onderdelen voegt allereerst een artikel toe, namelijk artikel 3.2 (in het hoofdstuk
over groepsvorming, artikel 58g Wpg). Daarnaast wordt artikel 6.2 aangepast, op grond
waarvan een mondkapjesplicht geldt voor personen van dertien jaar en ouder. Op grond
van artikel 3.2 en artikel 6.2, eerste lid, onder c, moeten reizigers komend vanuit
een hoogrisicogebied A, hoogrisicogebied B, zeer hoogrisicogebied, uitzonderlijk hoogrisicogebied
of het Europese deel van Nederland, als de gezaghebber gebruikmaakt van zijn bevoegdheid,
aan aanvullende maatregelen voldoen gedurende vijf dagen nadat zij op het eiland aankomen.
Deze reizigers is het gedurende vijf dagen na het inreizen in Sint Eustatius verboden
zich op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen in groepsverband op te houden met
meer dan vijfentwintig personen (artikel 3.2). Daarnaast dragen deze reizigers gedurende
vijf dagen na het inreizen in Sint Eustatius een mondkapje (artikel 6.2, eerste lid,
onder c). Doordat Sint Eustatius voor het eerst met een uitbraak kampt en het eiland
zeer kleinschalig is, waardoor een enkele infectie al snel grote gevolgen heeft, is
het van groot belang verdere verspreiding van het virus te voorkomen, onder andere
via het inreisbeleid. Omdat quarantaine als een zeer vergaande maatregel wordt beschouwd,
maar de verspreiding van het virus door reizgers wel zoveel mogelijk beperkt dient
te worden, heeft Sint Eustatius een alternatief beleid ontwikkeld op grond waarvan
tijdelijk speciale regels gelden voor reigers uit risicogebieden. Door personen te
beperken in het aantal contacten dat zij op hetzelfde moment mogen hebben en door
een mondkapje voor te schrijven, behouden reizigers uit risicogebieden zoveel mogelijk
hun vrijheden, terwijl de verspreiding van het virus wel wordt beperkt. Voor vijf
dagen is gekozen, gelet op de incubatietijd van het virus die doorgaans vijf dagen
is. Omwille van de leesbaarheid van artikel 6.2, eerste lid, is dat lid opgesplitst
in drie onderdelen, waarin de verschillende bevoegdheden voor de gezaghebber ten aanzien
van mondkapjesverplichtingen zijn opgenomen.
Onderdelen C en D
Voortaan moet ook een negatieve testuitslag overgelegd worden door reizigers uit Bonaire
en Saba die naar Sint Eustatius reizen. Bonaire en Saba kennen namelijk een hoge incidentie,
waardoor het risico op verspreiding van het virus door reizigers van deze eilanden
op Sint Eustatius groot is. Dit onderdeel voert deze wijziging door in de artikelen
6.12, eerste lid, en 6.14, eerste en tweede lid, op grond waarvan verschillende negatieve
testverplichtingen gelden. Aan de opsomming van plaatsen waarvoor de negatieve testverplichtingen
gelden, worden met dit onderdeel Bonaire en Saba daaraan toegevoegd.
Op grond van de artikelen 6.12 en 6.14 konden reizigers, komend vanuit een door de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen zeer hoogrisicogebied of
uitzonderlijk hoogrisicogebied met zorgwekkende varianten van het virus SARS-CoV-2,
kiezen tussen een negatieve NAAT-testuitslag en een negatieve antigeentestuitslag.
Door het oplopende aantal infecties op Sint Eustatius en de beperkte zorgcapaciteit,
komt deze keuze te vervallen. Voortaan moeten reizigers uit hoogrisicogebieden en
uitzonderlijk hoogrisicogebied met zorgwekkende varianten van het virus SARS-CoV-2
altijd een negatieve NAAT-testuitslag kunnen overleggen. Een antigeentestuitslag is
namelijk minder betrouwbaar dan een NAAT-testuitslag. Dit onderdeel voegt daarom in
de artikelen 6.12, tweede lid, onder b, onder 2°, en 6.14, derde lid, onder b, onder
2°, waarin is bepaald dat een negatieve antigeenuitslag een alternatieve mogelijkheid
is, toe dat deze alternatieve mogelijkheid niet geldt voor van reizigers komend vanuit
een door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen zeer hoogrisicogebied
of uitzonderlijk hoogrisicogebied met zorgwekkende varianten van het virus SARS-CoV-2.
Onderdeel E
Dit onderdeel voegt een artikel 6.13a en 6.13b in, waarmee eisen worden gesteld aan
de vaccinatie- en herstelbewijzen waarmee naar Sint Eustatius gereisd kan worden,
ter vervanging van de overlegging van een negatieve testuitslag. Reizigers die uit
een hoogrisicogebied B naar Sint Eustatius reizen, mogen met een vaccinatie- of herstelbewijs
naar het eiland reizen. Dit kan naast het Digitaal Corona Certificaat (EU-DCC) ook
een ander certificaat zijn. In deze artikelen wordt bepaald wanneer een herstel- of
vaccinatiebewijs geaccepteerd wordt als alternatief voor een negatieve testuitslag.
Artikel IV
Dit artikel wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba.
Onderdelen A en B
Deze onderdelen voegt allereerst een artikel toe, namelijk artikel 3.3 (in het hoofdstuk
over groepsvorming, artikel 58g Wpg). Daarnaast wordt artikel 6.2 aangepast, op grond
waarvan een mondkapjesplicht geldt voor personen van dertien jaar en ouder. Op grond
van artikel 3.3 en artikel 6.2, eerste lid, onder c, moeten reizigers komend vanuit
een hoogrisicogebied A, hoogrisicogebied B, zeer hoogrisicogebied, uitzonderlijk hoogrisicogebied
of het Europese deel van Nederland, als de gezaghebber gebruikmaakt van zijn bevoegdheid,
aan aanvullende maatregelen voldoen gedurende vijf dagen nadat zij op het eiland aankomen.
Deze reizigers is het gedurende vijf dagen na het inreizen in Saba verboden zich op
door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen in groepsverband op te houden met meer
dan vijfentwintig personen (artikel 3.3). Daarnaast dragen deze reizigers gedurende
vijf dagen na het inreizen in Saba een mondkapje (artikel 6.2, eerste lid, onder c).
Doordat Saba voor het eerst met een uitbraak kampt en het eiland zeer kleinschalig
is, waardoor een enkele infectie al snel grote gevolgen heeft, is het van groot belang
verdere verspreiding van het virus te voorkomen, onder andere via het inreisbeleid.
Omdat quarantaine als een zeer vergaande maatregel wordt beschouwd, maar de verspreiding
van het virus door reizgers wel zoveel mogelijk beperkt dient te worden, heeft Saba
een alternatief beleid ontwikkeld op grond waarvan tijdelijk speciale regels gelden
voor reigers uit risicogebieden. Door personen te beperken in het aantal contacten
dat zij op hetzelfde moment mogen hebben en door een mondkapje voor te schrijven,
behouden reizigers uit risicogebieden zoveel mogelijk hun vrijheden, terwijl de verspreiding
van het virus wel wordt beperkt. Voor vijf dagen is gekozen, gelet op de incubatietijd
van het virus die doorgaans vijf dagen is. Omwille van de leesbaarheid van artikel
6.2, eerste lid, is dat lid opgesplitst in drie onderdelen, waarin de verschillende
bevoegdheden voor de gezaghebber ten aanzien van mondkapjesverplichtingen zijn opgenomen.
Onderdelen C en D
Voortaan moet ook een negatieve testuitslag overgelegd worden door reizigers uit Bonaire
en Sint Eustatius die naar Saba reizen. Bonaire en Sint Eustatius kennen namelijk
een hoge incidentie, waardoor het risico op verspreiding van het virus door reizigers
van deze eilanden op Saba groot is. Dit onderdeel voert deze wijziging door in de
artikelen 6.11, eerste lid, en 6.13, eerste en tweede lid, op grond waarvan verschillende
negatieve testverplichtingen gelden. Aan de opsomming van plaatsen waarvoor de negatieve
testverplichtingen gelden, worden met dit onderdeel Bonaire en Sint Eustatius daaraan
toegevoegd.
Op grond van de artikelen 6.11 en 6.13 konden reizigers, komend vanuit een door de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen zeer hoogrisicogebied of
uitzonderlijk hoogrisicogebied met zorgwekkende varianten van het virus SARS-CoV-2,
kiezen tussen een negatieve NAAT-testuitslag en een negatieve antigeentestuitslag.
Door het oplopende aantal infecties op Saba en de beperkte zorgcapaciteit, komt deze
keuze te vervallen. Voortaan moeten reizigers uit hoogrisicogebieden en uitzonderlijk
hoogrisicogebied met zorgwekkende varianten van het virus SARS-CoV-2 altijd een negatieve
NAAT-testuitslag kunnen overleggen. Een antigeentestuitslag is namelijk minder betrouwbaar
dan een NAAT-testuitslag. Dit onderdeel voegt daarom in de artikelen 6.11, tweede
lid, onder b, onder 2°, en 6.13, derde lid, onder b, onder 2°, waarin is bepaald dat
een negatieve antigeenuitslag een alternatieve mogelijkheid is, toe dat deze alternatieve
mogelijkheid niet geldt voor van reizigers komend vanuit een door de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen zeer hoogrisicogebied of uitzonderlijk
hoogrisicogebied met zorgwekkende varianten van het virus SARS-CoV-2.
Onderdeel E
Dit onderdeel voegt een artikel 6.13a en 6.13b in, waarmee eisen worden gesteld aan
de vaccinatie- en herstelbewijzen waarmee naar Saba gereisd kan worden, ter vervanging
van de overlegging van een negatieve testuitslag. Reizigers die uit een hoogrisicogebied
B naar Saba reizen, mogen met een vaccinatie- of herstelbewijs naar het eiland reizen.
Dit kan naast het Digitaal Corona Certificaat (EU-DCC) ook een ander certificaat zijn.
In deze artikelen wordt wanneer een herstel- of vaccinatiebewijs geaccepteerd wordt als alternatief voor een negatieve testuitslag.
Artikel V Inwerkingtreding
De huidige lockdownregels lopen van rechtswege af op 15 januari 2022 om 05.00 uur.
Het kabinet doet een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg.
Het doorlopen van de standaardprocedure, zoals opgenomen in artikel 58c, tweede lid,
Wpg zou tot gevolg hebben dat de regeling op haar vroegst een week na vaststelling
en gelijktijdige overlegging aan beide Kamers in werking kan treden op 22 januari
2022. De bepalingen dienen gezien de epidemiologische situatie echter zo spoedig mogelijk
in werking te treden. De inwerkingtreding van deze regeling is – aansluitend aan de
bestaande lockdownregels – vastgesteld op 15 januari 2022 om 05.00 uur, met uitzondering
van verschillende regels over testverplichtingen voor reizigers die, gelet op de benodigde
voorbereidingstijd voor reizigers en aanbieders van vervoer, vastgesteld is op 17 januari
2022. Vanwege de vereiste spoed wordt daarbij afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De regeling wordt binnen twee dagen
na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling vervalt
van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending besluit niet
in te stemmen met de regeling.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
E.J. Kuipers