Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 20 mei 2022, nr. IENW/BSK-2022/48111, houdende regels voor toekenning van specifieke uitkeringen voor intelligente verkeersregelinstallaties (Tijdelijke regeling specifieke uitkeringen intelligente verkeersregelinstallaties)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet en artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

intelligente verkeersregelinstallatie:

verkeersregelinstallatie die kan communiceren met voertuigen en verkeersdeelnemers en de wegbeheerder de mogelijkheid biedt om verkeerstromen efficiënter te regelen;

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

ontvanger:

een gemeente of een provincie;

specifieke uitkering:

specifieke uitkering als bedoeld in artikel 4.

Artikel 2. Kaderbesluit subsidies I en M

De artikelen 6, eerste lid, 8, derde lid, onderdelen a, b en e, 10, eerste, derde en vierde lid, onderdelen a tot en met d en f, 11, 12, onderdelen b tot en met f en i, 14, eerste en vierde lid, 17, eerste lid, onderdelen a tot en met c en e, en tweede lid, 18, 20, eerste lid, en 21,van het Kaderbesluit subsidies I en M zijn van overeenkomstige toepassing op een specifieke uitkering die op grond van deze regeling wordt verstrekt.

Artikel 3. Doel

Deze regeling heeft tot doel om de landelijke invoering van uniforme intelligente verkeersregelinstallaties in Nederland te versnellen om daarmee bij te dragen aan de beleidsdoelen van bereikbaarheid, duurzaamheid, verkeersveiligheid en slimme duurzame verstedelijking.

Artikel 4. Kosten die in aanmerking komen voor een specifieke uitkering

De minister kan een specifieke uitkering verstrekken voor de kosten voor de volgende activiteiten:

  • a. aanschaf en installatie van (onderdelen van) een intelligente verkeersregelinstallatie, die voldoet aan de landelijke standaarden;

  • b. aanschaf en installatie van een luchtkwaliteitsmeter bij een intelligente verkeersregelinstallatie. Het gaat zowel om installatie bij een reeds geplaatste intelligente verkeersregelinstallatie als bij een intelligente verkeersregelinstallatie die met gebruikmaking van deze regeling is aangeschaft;

  • c. aansluiting van een intelligente verkeersregelinstallatie of een luchtkwaliteitsmeter op het landelijke dataplatform voor intelligente verkeersregelinstallaties;

  • d. beheer met software update van de onder deze regeling aangeschafte intelligente verkeersregelinstallatie voor de eerste vier jaren na aansluiting op het landelijke platform.

Artikel 5. Kosten die niet in aanmerking komen voor een specifieke uitkering

Voor een specifieke uitkering komen niet in aanmerking de kosten voor:

  • a. intelligente verkeersregelinstallaties waarvoor reeds een financiële bijdrage door het Rijk is verstrekt;

  • b. eigen personeel of inhuur van personeel ten behoeve van de voorbereiding van werkzaamheden;

  • c. civieltechnische uitvoering;

  • d. verkeersmaatregelen;

  • e. meerwerk;

  • f. omzetbelasting over de kosten bedoeld in artikel 4 voor zover deze kosten in aanmerking komen voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds of verrekend kunnen worden.

Artikel 6. Voorwaarde

Een specifieke uitkering wordt verstrekt als de ontvanger middelen beschikbaar stelt die ten minste 50% van de kosten bedragen voor de in artikel 4 bedoelde activiteiten.

Artikel 7. Plafond en wijze van verdeling

  • 1. Het uitkeringsplafond bedraagt in totaal € 10.000.000, inclusief omzetbelasting.

  • 2. De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 8. Hoogte van de specifieke uitkering

De specifieke uitkering bedraagt ten hoogste 50% van de kosten, bedoeld in artikel 4, vermeerderd met de compensabele omzetbelasting, met een maximum van € 605.000 inclusief omzetbelasting per ontvanger.

Artikel 9. Begrotingsvoorbehoud

Artikel 4:34, eerste, derde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op een specifieke uitkering.

Artikel 10. Aanvraag tot verlening

  • 1. Een specifieke uitkering wordt op aanvraag verleend.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend bij de minister.

  • 3. Een aanvraag kan worden ingediend vanaf de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst tot en met 31 december 2023.

  • 4. Elke ontvanger dient maximaal één aanvraag in gedurende de aanvraagtermijn.

  • 5. Een aanvraag gaat vergezeld van een plan van aanpak waarin is opgenomen:

    • a. een overzicht van de locaties waar de aangevraagde intelligente verkeersregelinstallaties worden geplaatst;

    • b. een kaart waarin de geplande intelligente verkeersregelinstallaties, reeds geplaatste verkeersregelinstallaties, de doelgroepen en de routes worden aangeduid;

    • c. een motivering en toelichting op de kaart, bedoeld in onderdeel b;

    • d. een beschrijving van de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten bijdragen aan het doel, bedoeld in artikel 3;

    • e. een begroting waarin de kosten van de activiteiten bedoeld in artikel 4 worden gespecificeerd;

    • f. een beschrijving van de wijze waarop doelgroepen die gebruik kunnen maken van de intelligente verkeersregelinstallatie worden betrokken;

    • g. een beschrijving van de wijze waarop niet onder de aangevraagde specifieke uitkering vallende kosten, worden gedekt;

    • h. een tijdsplanning van de activiteiten.

  • 6. De begroting, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel e, geeft inzicht in de wijze en hoogte van de bijdrage van de ontvanger, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 7. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister digitaal ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 11. Verlening

  • 1. De minister beslist op de aanvraag om een specifieke uitkering binnen dertien weken na de ontvangst daarvan.

  • 2. Een besluit tot verlening vermeldt in elk geval:

    • a. de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt verstrekt;

    • b. het bedrag van de specifieke uitkering.

Artikel 12. Afwijzingsgronden

  • 1. De minister wijst een aanvraag om een specifieke uitkering af:

    • a. indien de aanvraag niet voldoet aan deze regeling;

    • b. voor zover door verstrekking van de specifieke uitkering het plafond, bedoeld in artikel 7, eerste lid, zou worden overschreden.

  • 2. De minister kan een aanvraag om een specifieke uitkering afwijzen:

    • a. indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

      • 1°. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

      • 2°. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de specifieke uitkering verbonden verplichtingen;

    • b. indien de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.

Artikel 13. Voorschotverlening

De minister verstrekt bij een besluit tot verlening van een specifieke uitkering, een voorschot van 100% van het verleende bedrag.

Artikel 14. Verplichtingen ontvanger

  • 1. Een ontvanger besteedt de specifieke uitkering uitsluitend aan de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend.

  • 2. De activiteiten, bedoeld in artikel 4, onderdelen a tot en met c, en de maatregelen om het beheer van de intelligente verkeersregelinstallaties met periodieke software updates te garanderen zijn voor uiterlijk 31 december 2024 gerealiseerd.

  • 3. De software update bedoeld in artikel 4, onderdeel d, is voor uiterlijk 31 december 2027 gerealiseerd.

  • 4. Een ontvanger verstrekt jaarlijks in december feitelijke informatie over de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak.

  • 5. De minister kan bij het besluit tot verlening van een specifieke uitkering nadere verplichtingen opleggen die hij noodzakelijk acht ter verwezenlijking van het doel van de specifieke uitkering.

Artikel 15. Verantwoording

Verantwoording over de besteding van een specifieke uitkering vindt plaats op de wijze die is bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 16. Vaststelling

  • 1. De minister stelt de specifieke uitkering uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin alle activiteiten waarvoor de uitkering is verleend, volledig zijn uitgevoerd en volledig is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 14, ambtshalve vast.

  • 2. De vaststelling vindt plaats op basis van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 3. De specifieke uitkering kan lager worden vastgesteld indien:

    • a. de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b. de ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de specifieke uitkering verbonden verplichtingen;

    • c. de ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering zou hebben geleid; of

    • d. de verlening van een specifieke uitkering anderszins onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 17. Intrekking en wijziging voor vaststelling

  • 1. Zolang de specifieke uitkering niet is vastgesteld kan de minister de verlening van de specifieke uitkering intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a. indien de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b. indien de ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de specifieke uitkering verbonden verplichtingen;

    • c. indien de ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juist of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering zou hebben geleid;

    • d. indien de verlening van een specifieke uitkering onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • e. indien met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld;

    • f. voor zover de verlening van de specifieke uitkering onjuist is.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de specifieke uitkering is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 18. Intrekking en wijziging na vaststelling

  • 1. De minister kan de vaststelling van de specifieke uitkering intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a. op grond van feiten en omstandigheden waarvan hij bij de vaststelling van de specifieke uitkering redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de specifieke uitkering lager dan overeenkomstig de verlening van de specifieke uitkering zou zijn vastgesteld;

    • b. indien de vaststelling van de specifieke uitkering onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c. indien de ontvanger na de vaststelling van de specifieke uitkering niet heeft voldaan aan de aan de specifieke uitkering verbonden verplichtingen.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de specifieke uitkering is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De vaststelling van de specifieke uitkering kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sinds de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 19. Terugvordering

De minister kan onverschuldigd betaalde bedragen terugvorderen voor zover na de dag waarop de beschikking waarbij de specifieke uitkering is vastgesteld is bekendgemaakt, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 20. Evaluatie

De minister publiceert voor 31 december 2026 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de specifieke uitkering in de praktijk.

Artikel 21. Inwerkingtreding en verval

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verstrekt.

Artikel 22. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling specifieke uitkeringen intelligente verkeersregelinstallaties.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Met intelligente verkeersregelinstallaties (iVRI’s) kan de doorstroming in een stedelijk gebied worden verbeterd en de uitstoot van CO2, NOx en fijnstof worden verminderd. Dit wordt gedaan door aangesloten voertuigen en verkeersdeelnemers (die gebruik maken van een app op hun mobiele telefoon of software in hun voertuig) op maat gemaakte informatie en adviezen te geven over de beste route door de stad of de optimale snelheid waarmee een individuele verkeersdeelnemer door kan rijden bij een reeks verkeerslichten. Om dat te kunnen doen, maken iVRI’s gebruik van de verplaatsingsdata van met iVRI’s verbonden verkeersdeelnemers (zoals voetgangers, fietsers, vrachtwagens, nood- en hulpdiensten en openbaar vervoer). Verkeersdeelnemers die verbonden zijn met iVRI’s kunnen prioriteit aanvragen bij iVRI’s. Hierdoor kunnen iVRI’s het verkeer efficiënter regelen dan traditionele verkeerslichten en een bijdrage leveren aan beleidsdoelen van bereikbaarheid, duurzaamheid, verkeersveiligheid en slimme duurzame verstedelijking.

De regeling is erop gericht om het gebruik van iVRI’s te stimuleren door enerzijds de financiële barrière om in iVRI’s te investeren te verlagen en anderzijds de huidige situatie te doorbreken, waarbij overheden terughoudend zijn om iVRI’s te realiseren doordat er nog weinig verbonden verkeersdeelnemers zijn en verkeersdeelnemers terughoudend zijn aan te sluiten doordat er nog weinig iVRI’s zijn. In het kader van het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur en Ruimte (BO-MIRT) is afgesproken dat iVRI’s de standaard worden op het gebied van verkeersregelinstallaties. Met deze regeling wordt een tijdelijke stimulans gegeven om dit proces te versnellen.

De landelijke standaarden voor iVRI’s zijn de afgelopen jaren ontwikkeld in een publiek-private samenwerking van overheden (het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, gemeenten, provincies), leveranciers van iVRI’s, cloud- en service providers. In de eerste fase zijn circa 1.000 iVRI’s in Nederland gerealiseerd. Het gebruik van deze iVRI’s is geëvalueerd. De evaluatiestudie heeft aangetoond dat het met elkaar verbinden van iVRI’s en verkeersdeelnemers werkt en bijdraagt aan beleidsdoelen.

De verdere uitrol van de iVRI’s in Nederland blijkt echter, ten gevolge van de hiervoor genoemde situatie, nog beperkt vanzelf tot stand te komen, terwijl de daarmee te behalen bijdragen aan beleidsdoelen in stedelijke gebieden al op korte termijn nodig zijn, gezien de mobiliteitsaspecten van onder andere de woningbouwopgave. Daarom heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in het BO-MIRT toegezegd om nog eenmaal een stimulans te verzorgen in de vorm van een ‘tweede landelijke tranche intelligente verkeersregelinstallaties’.

Met deze regeling wordt beoogd om op korte termijn nog eens circa 1.000 van de in Nederland circa 5.500 traditionele verkeersregelinstallaties te vervangen door iVRI’s.

2. Hoofdlijnen van de regeling

Om met de gezamenlijke investeringen in deze nieuwe iVRI’s maximale bijdragen te kunnen leveren aan beleidsdoelen, wordt van wegbeheerders een inspanning gevraagd om belangrijke doelgroepen van verkeersdeelnemers te betrekken bij het gebruik van iVRI’s, zodat deze ook gestimuleerd worden om zich aan te sluiten. Zonder het verbinden van deelnemers en iVRI’s, zijn de effecten van het realiseren van iVRI’s beperkt.

Om op korte termijn een bijdrage aan de hiervoor genoemde beleidsdoelen te realiseren, is het belangrijk om op iVRI’s te plaatsen op trajecten met belangrijke stromen van relevante doelgroepen van verkeersdeelnemers en moet elke iVRI die onderdeel is van de regeling uiterlijk in 2024 zijn gerealiseerd. Om die reden moet de aanvraag om een specifieke uitkering worden vergezeld van een kaart met de beoogde locaties voor het plaatsen van iVRI’s. Deze kaart wordt voorzien van een motivering met betrekking tot de te verbinden verkeersdeelnemers.

IVRI’s kunnen ook bijdragen aan het optimaliseren van de mobiliteitsvraag die ontstaat als gevolg van woningbouwopgaven. Dit kan worden gedaan door direct bij de inrichting van een stedelijk gebied rekening te houden met de beleidsmatige mogelijkheden van iVRI’s, en door naar tijd, plaats en omstandigheden specifieke verkeersdeelnemers van en naar delen van een stedelijk gebied te faciliteren. Door slimme duurzame verstedelijking, kan de negatieve impact van de woningbouwopgave op de beleidsdoelen van bereikbaarheid, duurzaamheid en verkeersveiligheid worden beperkt.

Voor data-uitwisseling tussen iVRI’s en aangesloten verkeersdeelnemers heeft het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een landelijk dataplatform (Urban Data Access Platform) laten bouwen. Elke iVRI waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt op grond van deze regeling, moet worden aangesloten op dit landelijke dataplatform. Aansluiting op dit landelijke dataplatform vraagt dat de organisatie en producten van wegbeheerders en bedrijven blijvend voldoen aan van toepassing zijnde wet- en regelgeving en normering, zoals ten aanzien van security en privacy. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft hiervoor een ketenbrede privacy impact analyse gemaakt en laat periodieke security audits uitvoeren. Om wegbeheerders te ondersteunen bij het voldoen aan van toepassing zijnde wet- en regelgeving en normering, zijn landelijke handreikingen voor privacy en security gemaakt.

Doordat verbonden doelgroepen op een uniforme wijze moeten kunnen communiceren met iVRI’s en de iVRI’s niet alleen opereren binnen de beheergrenzen van één gemeente, moet elke iVRI bij realisatie voldoen aan landelijke standaarden. Voor het opstellen en beheren van deze landelijke standaarden heeft de minister een publiek-private Strategic Committee opgericht.

Doordat iVRI’s een digitaal (‘slim’ of smart) product zijn, zijn periodieke software- en beveiligingsupdates nodig (gemiddeld een keer in de drie jaren). Voor reguliere verkeersregelinstallaties waren deze software updates niet (of minder frequent) nodig. Hierdoor zullen de beheerkosten voor wegbeheerders toenemen. Daarom is een bijdrage in de beheerkosten ten aanzien van software updates voor de eerste vier jaren onderdeel van de regeling: de eerste update na realisatie komt in aanmerking voor een specifieke uitkering op grond van deze regeling, waardoor de iVRI’s up to date blijven in de eerste vier jaren. Dit geeft wegbeheerders de gelegenheid om in deze periode de additionele beheerkosten voor de toekomst zelf in de eigen begroting te organiseren. Dit sluit aan bij het wetsvoorstel Implementatiewet richtlijnen verkoop goederen en levering digitale inhoud, waarmee de Tweede Kamer onlangs (februari 2022) heeft ingestemd voor een verplichting voor periodieke software updates van ‘slimme’ digitale apparaten en diensten om deze werkend en veilig te houden.

Samengevat zijn de hoofdlijnen van de regeling:

  • De regeling draagt bij aan het versnellen van de landelijke invoering van uniforme intelligente verkeersregelinstallaties en daarmee aan de beleidsdoelen van bereikbaarheid, duurzaamheid en verkeersveiligheid alsmede slimme duurzame verstedelijking;

  • De iVRI’s moeten blijvend voldoen aan landelijke standaarden, met daartoe beheer met periodieke software updates (maximaal één update in de drie jaren) en zijn blijvend aangesloten op het landelijke dataplatform voor iVRI’s: Urban Data Acces Platform;

  • De iVRI’s zijn uiterlijk in 2024 gerealiseerd;

  • De specifieke uitkering bedraagt ten hoogte 50% van de kosten voor de realisatie van de iVRI’s en beheer met periodieke software updates van de onder deze regeling aangeschafte iVRI’s gedurende de eerste vier jaren na realisatie, met een maximum van € 605.000,– inclusief omzetbelasting per ontvanger.

3. Verhouding tot bestaande regelgeving

Op grond van deze regeling worden specifieke uitkeringen verstrekt voor de versnelling van de landelijke invoering van uniforme intelligente verkeersinstallaties. In artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet is de wijze van verantwoording van de specifieke uitkering geregeld.

In artikel 2 van deze regeling is een aantal artikelen van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing verklaard.

4. Regeldruk

De verantwoording over de besteding van de specifieke uitkering op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet verloopt via de jaarrekening van de gemeente en de provincie en volgens de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa). Dit leidt tot de minste uitvoeringslasten voor zowel de medeoverheden als voor de rijksoverheid.

5. Consultatie

Deze regeling is voorgelegd aan de vertegenwoordigers van elk BO-MIRT landsdeel.

In deze consultatie hebben de medeoverheden bevestigd dat de regeling voor hen een herkenbare structuur heeft die voor hen goed werkbaar is. Vanuit de consultatie zijn van medeoverheden geen verzoeken gekomen om aanpassingen in de regeling.

De onderhavige regeling brengt geen rechtstreekse verandering in de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen en heeft ook geen grote gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Overeenkomstig het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie (Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224) is internetconsultatie daarom achterwege gebleven. Om dezelfde reden is deze regeling ook niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk.

6. Inwerkingtreding en looptijd

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten en invoeringstermijnen, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking is gerechtvaardigd, omdat de specifieke doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.

De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2028 met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum op grond van deze regeling zijn verstrekt. Alle aan de specifieke uitkering verbonden voorwaarden en verplichtingen blijven gelden.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepaling

Artikel 1 bevat de definities die van belang zijn voor deze regeling.

Artikel 2. Kaderbesluit subsidies I en M

Op grond van artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M worden artikelen van dat besluit van overeenkomstige toepassing verklaard op de onderhavige regeling. Omdat alle ontvangers in deze regeling rechtspersonen zijn die krachtens publiek recht zijn ingesteld, werd hierbij rekening gehouden met de kaders van de Financiële-verhoudingswet. Op deze manier kan het reguliere stramien voor de verlenen van subsidies zoveel mogelijk worden aangehouden.

Artikel 3. Doel

Het doel van deze regeling is toegelicht in het algemene deel van de toelichting.

Artikel 4. Kosten die in aanmerking komen voor een specifieke uitkering

In artikel 4 worden de kosten omschreven die met een specifieke uitkering kunnen worden vergoed. Het gaat om:

  • a. de aanschaf en installatie van een (onderdeel van een) intelligente verkeersregelinstallatie, die voldoet aan de landelijke standaarden. Intelligente verkeersregelinstallaties of onderdelen die niet voldoen aan de landelijke standaarden komen niet in aanmerking voor een specifieke uitkering op grond van deze regeling. De landelijke standaarden zijn kosteloos beschikbaar op de website van CROW, onder het thema verkeersmanagement: Landelijke iVRI standaarden (Landelijke iVRI standaarden - CROW). Deze standaarden zijn ontwikkeld in samenwerking met partijen van de waardenketen van de overheid, leveranciers van intelligente verkeersregelinstallaties, cloud en service providers en worden beheerd door de door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat opgerichte Strategic Committee. Kosten voor intelligente verkeersregelinstallaties die niet blijvend aan die standaarden voldoen komen niet in aanmerking voor een specifieke uitkering op grond van deze regeling.

  • b. aansluiting op het landelijke dataplatform voor intelligente verkeersregelinstallaties: Urban Data Acces Platform (UDAP). Aansluiting op de het dataplatform is noodzakelijk voor het functioneren van een intelligente verkeersregelinstallatie. Zonder deze aansluiting is er geen sprake van een intelligente verkeersregelinstallatie. De uitwisseling van verplaatsingsdata en prioriteitsbehoeften (hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan de nood- en hulpdiensten) wordt op deze manier verzorgd.

  • c. aanschaf, installatie en aansluiting op het landelijke dataplatform van een luchtkwaliteitsmeter bij een intelligente verkeersregelinstallatie, zodat verkeerstromen ook gereguleerd kunnen worden op grond van milieu(beleids)eisen.

  • d. update van de onder deze regeling aangeschafte intelligente verkeersregelinstallatie. Zoals in paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven, moeten de intelligente verkeersregelinstallatie worden beheerd en na drie jaren worden geüpdatet. Updates zijn noodzakelijk om te blijven voldoen aan de landelijke standaarden. Door een specifieke uitkering voor beheer met de eerste update te verstrekken, geeft het Rijk de ontvangers tijd om deze terugkerende uitgave in hun begroting in te passen. De intelligente verkeersregelinstallatie moeten up to date blijven om het landelijke systeem naar behoren te laten functioneren.

Artikel 5. Kosten die niet in aanmerking komen voor een specifieke uitkering

In artikel 5 worden de kosten omschreven die niet aanmerking komen voor vergoeding, zoals civieltechnische uitvoeringskosten (te denken valt aan kabels aanleggen), kosten voor personeel ten behoeve van de voorbereiding van werkzaamheden en omzetbelasting (btw), voor zover deze kosten op een andere wijze (via het BTW-compensatiefonds of verrekening) gecompenseerd kunnen worden.

Indien een gemeente of provincie in aanmerking komt voor compensatie uit het BTW-compensatiefonds, dient het Rijk deze compensabele omzetbelasting bij verstrekking van de uitkering over te boeken naar het BTW-compensatiefonds. Dit doet het Rijk op basis van een bij de aanvraag meegestuurde onderbouwing van de compensabele omzetbelasting. In de aanvraag dient de ontvanger aan te geven welk deel van de omzetbelasting compensabel is. Als de ontvanger van mening is dat de omzetbelasting niet compensabel is, rust de bewijsplicht bij de ontvanger. In de aanvraag dient de ontvanger dit te motiveren.

Intelligente verkeersregelinstallaties waarvoor reeds een financiële bijdrage door het Rijk is verstrekt komen ook niet in aanmerking voor een specifieke uitkering op grond van deze regeling. Doel van deze regeling is een bijdrage te leveren aan de beleidsdoelen van bereikbaarheid, duurzaamheid, verkeersveiligheid en slimme duurzame verstedelijking door een impuls te geven aan de uitbreiding van de dekking van het netwerk aan intelligente verkeersregelinstallaties.

Artikel 6. Voorwaarde

De specifieke uitkering wordt verstrekt indien de ontvanger zelf middelen beschikbaar stelt die voldoende zijn om minstens 50% van de kosten bedoeld in artikel 4 te dekken.

Artikel 7. Plafond en wijze van verdeling

Het totaal beschikbare budget voor deze regeling is € 10.000.000,-, inclusief btw. Een deel van deze middelen wordt afgedragen aan het BTW-compensatiefonds omdat er wordt verwacht dat gemeenten en provincies de in rekening gebrachte btw claimen bij het BTW-compensatiefonds.

De verdeling van het plafond geschiedt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Aanvragen kunnen (gedeeltelijk) worden gehonoreerd zolang er nog middelen beschikbaar zijn.

Artikel 8. Hoogte van de specifieke uitkering

De specifieke uitkering wordt verstrekt op basis van cofinanciering. De specifieke uitkering kan maximaal 50% van de kosten die in aanmerking komen voor een specifieke uitkering met een maximum van € 605.000 inclusief btw (€ 500.000 exclusief btw) per ontvanger. Het btw-deel wordt afgedragen aan het BTW-compensatiefonds. De percentage kan lager uitvallen indien het plafond wordt bereikt.

Artikel 9. Begrotingsvoorbehoud

Artikel 9 wordt een begrotingsvoorbehoud, als bedoeld in artikel 4:34 Awb, geregeld. Het eventueel beroep een begrotingsvoorbehoud moet binnen vier weken na het aannemen van de begrotingswet worden gedaan.

Artikel 10, 11, 12 en 13. Aanvraag, verlening, afwijzing, en voorschotverlening

Aanvragen tot verlening van een specifieke uitkering kunnen worden ingediend met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze regeling tot en met 31 december 2023. De keuze voor deze termijn is gemaakt zodat alle activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt binnen de in artikel 14, tweede lid, gestelde termijn kunnen worden afgerond. Gedurende de gehele aanvraagtermijn mag elke ontvanger slechts één aanvraag indienen. Aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een formulier die de minister digitaal beschikbaar stelt.

Artikel 11 regelt de beslistermijn op de aanvraag en de inhoud van het besluit tot verlening.

Naast de afwijzingsgronden bedoeld in artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit subsidies I en M, bepaalt artikel 12, eerste lid, onderdeel a, dat een aanvraag die niet aan deze regeling voldoet, wordt afgewezen. Als er een aanvraag wordt ingediend voor een intelligente verkeersrelgelinstallatie die niet aan de landelijke standaarden voldoet, wordt die aanvraag afgewezen.

In artikel 12, eerste lid, onderdeel b, is de afwijzingsgrond opgenomen dat de aanvraag wordt afgewezen voor zover het uitkeringsplafond zou worden overschreden. De minister wijst een aanvraag altijd af als een van de situaties beschreven in het eerste lid zich voordoet.

Het tweede lid bevat een aantal facultatieve gronden om een aanvraag af te wijzen. In onderdeel a gaat het om situaties waarin zeer waarschijnlijk is dat zich later een intrekkingsgrond zal voordoen. In onderdeel b gaat het om gebeurtenissen die zich reeds hebben voorgedaan en nog voor de beslissing op de aanvraag bekend worden.

Als de minister tot verlening besluit, wordt er een voorschot van 100% betaald.

Artikel 14. Verplichtingen ontvanger

De specifieke uitkering mag uitsluitend worden besteed aan de activiteiten waarvoor die wordt verstrekt. De begroting die bij de aanvraag wordt ingediend geeft inzicht in de eigen bijdrage van de ontvanger, conform bepaald in artikel 10, vijfde lid, onderdeel e.

De activiteiten bedoeld in artikel 4, onderdelen a tot en met c, en de contracten voor beheer met periodieke updates waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt moeten zijn afgerond voor 31 december 2024. De software update bedoeld in artikel 4, onderdeel d, moet voor uiterlijk 31 december 2027 zijn gerealiseerd.

In het vierde lid wordt bepaald dat de ontvanger jaarlijks feitelijke informatie over de voortgang van de bestellingen en installatie van de intelligente verkeerregelinstallaties verstrekt en over het betrekken van doelgroepen die daarvan gebruik kunnen maken. Er wordt met deze voortgangrapportageplicht geen financiële informatie gevraagd, want deze informatiestroom verloopt via de SiSa-systematiek.

Op grond van het vijfde lid kan de minister bij besluit nadere verplichtingen opleggen die noodzakelijk worden geacht voor de verwezenlijking van het doel van de specifieke uitkering.

Artikel 15. Verantwoording

Verantwoording van de besteding van de specifieke uitkering geschiedt volgens de voor provincies en gemeenten bekende systematiek: Single information, Single audit (SiSa). Dit volgt rechtstreeks uit de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 16. Vaststelling

De minister stelt de specifieke uitkering ambtshalve vast, dat wil zeggen dat de ontvanger de vaststelling niet hoeft aan te vragen. De vaststelling wordt gebaseerd op de verantwoordingsinformatie die in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de activiteiten zijn afgerond overeenkomstig artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet door de ontvanger aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden gezonden. De vaststelling vindt plaats voor het einde van het eerstgenoemde kalenderjaar.

In de regel zal de vaststelling plaatsvinden overeenkomstig het besluit tot verlening. Als de werkelijke kosten van de activiteiten lager blijken te zijn dan bij de verlening was geraamd, zal de uitkering echter op een lager bedrag worden vastgesteld.

Het derde lid bepaalt dat de specifieke uitkering lager kan worden vastgesteld als bijvoorbeeld blijkt dat de activiteiten niet of niet volledig hebben plaatsgevonden of niet is voldaan aan de verplichtingen die aan de uitkering zijn verbonden. Het vaststellen van een specifieke uitkering op nihil wordt ook als een lagere vaststelling gezien.

Bij een lagere vaststelling van de specifieke uitkering wordt het onverschuldigde betaalde bedrag op basis van artikel 19 teruggevorderd. Dit geldt ook als de beschikking tot verlening wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger van de uitkering wordt gewijzigd. Terugvordering kan plaatsvinden tot vijf jaren na de vaststelling van de specifieke uitkering.

Artikelen 17 en 18. Intrekking en wijziging

Artikel 17 bevat gronden om de verlening van de specifieke uitkering in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen. Het gaat om onregelmatigheden die na verlening maar voor de vaststelling zijn geconstateerd

Artikel 18 bevat gronden om de vaststelling van de specifieke uitkering in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen. Het gaat om onregelmatigheden die na de vaststelling worden geconstateerd.

Deze artikelen zijn vormgegeven naar analogie van artikelen 4:48 tot en met 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 19. Terugvordering

Bij een lagere vaststelling van de specifieke uitkering kan het onverschuldigde betaalde bedrag worden teruggevorderd. Terugvordering kan plaatsvinden binnen vijf jaren na de vaststelling van de specifieke uitkering.

Artikel 20. Evaluatie

In artikel 20 wordt de uiterste datum bepaald voor de publicatie van het evaluatieverslag betreffend deze regeling.

Artikel 21. Inwerkingtreding en verval

Hiervoor wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven