Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Uitvoering Onderwijs Wet- en regelgeving inburgering 2021

Geldend van 1 januari 2022 t/m heden

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

van 21 april 2022, nr. 2022-0000065312,

tot het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging aan de Dienst Uitvoering Onderwijs tot uitoefening van een aantal bevoegdheden op grond van de wet- en regelgeving op het terrein van de inburgering (Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Uitvoering Onderwijs Wet- en regelgeving inburgering 2021),

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 10:3 en 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht,

Handelende met instemming van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gezien de schriftelijke instemming van de Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs van 21 april 2022.

Besluit:

Artikel 1

Aan de Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om de volgende bevoegdheden uit te oefenen die verband houden met de inburgering in Nederland:

  • a. het afgeven van een kennisgeving aan de inburgeringsplichtige van de in artikel 3 van de Wet inburgering 2021 bedoelde inburgeringsplicht en het afgeven van een kennisgeving aan de inburgeringsplichtige van de in artikel 11 van de Wet inburgering 2021 bedoelde inburgeringstermijn;

  • b. het verlenen van een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de inburgeringsplicht, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, en artikel 7, derde lid, van de Wet inburgering 2021;

  • c. het innen van het in artikel 2.3, derde lid, van de Regeling inburgering 2021 vermelde bedrag voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot vrijstelling;

  • d. het aanwijzen van een onafhankelijke arts, die een deskundigenverklaring afgeeft over ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke beperking, als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het Besluit inburgering 2021;

  • e. het verlenen van een gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke beperking, als bedoeld in artikel 2.7 van het Besluit inburgering 2021;

  • f. het innen en het terugbetalen van het bedrag dat verschuldigd is voor het onderzoek ten behoeve van het opstellen van een deskundigenverklaring, als bedoeld in artikel 2.7 van de Regeling inburgering 2021;

  • g. het verlenen van een gehele ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van bijzondere individuele omstandigheden, als bedoeld in artikel 2.8 van het Besluit inburgering 2021;

  • h. het afnemen van het inburgeringsexamen, als bedoeld in artikel 3.5, derde lid, van het Besluit inburgering 2021;

  • i. het schriftelijk bevestigen van de aanmelding van degene die wenst te worden toegelaten tot de examens, als bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, van het Besluit inburgering 2021;

  • j. het besluiten tot en het uitvoeren van het onder aangepaste omstandigheden afnemen van de examens, als bedoeld in artikel 2.7, vierde lid, en artikel 3.9, eerste lid, van het Besluit inburgering 2021;

  • k. het beheren van een geautomatiseerd systeem voor het afleggen en beoordelen van de examens, als bedoeld in artikel 3.7, eerste en derde lid, en artikel 3.8, eerste, tweede en vierde lid, van de Regeling inburgering 2021;

  • l. het aanwijzen van beoordelaars van examenonderdelen, als bedoeld in artikel 3.8, tweede en derde lid, van de Regeling inburgering 2021;

  • m. het innen van het in artikel 3.4 van de Regeling inburgering 2021 vermelde examengeld;

  • n. het ongeldig verklaren van het examen, het bepalen dat het examen(onderdeel) opnieuw moet worden afgelegd en het intrekken van het inburgeringsdiploma, als bedoeld in artikel 3.10 van het Besluit inburgering 2021;

  • o. het vaststellen van een examenreglement, als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Regeling inburgering 2021;

  • p. het ondertekenen en verstrekken van het inburgeringsdiploma, het inburgeringscertificaat en duplicaten daarvan, als bedoeld in de artikelen 3.15, tweede, derde en vierde lid, en 3.16, tweede, derde en vierde lid, van het Besluit inburgering 2021;

  • q. het verlengen van de inburgeringstermijn als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet inburgering 2021;

  • r. het vaststellen, verstrekken en uitbetalen van een lening, als bedoeld in de artikelen 6.2, 6.3 en 6.5 van het Besluit inburgering 2021;

  • s. het vaststellen van een rentepercentage, als bedoeld in artikel 6.6 van het Besluit inburgering 2021;

  • t. het vaststellen van het termijnbedrag en de terugbetalingsperiode, als bedoeld in artikel 6.9 van het Besluit inburgering 2021 en het innen van het termijnbedrag;

  • u. het vaststellen van de draagkracht, als bedoeld in artikel 6.12 van het Besluit inburgering 2021;

  • v. het invorderen bij dwangbevel van het terug te betalen bedrag, als bedoeld in artikel 21, vierde lid, van de Wet inburgering 2021;

  • w. het opleggen van een bestuurlijke boete en het stellen van een nieuwe termijn, als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de Wet inburgering 2021;

  • x. het beheren en verwerken van gegevens, als bedoeld in de artikelen 9.1, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 9.2, tweede, vijfde en zesde lid, 9.3, tweede en derde lid, 9.4, tweede lid, 9.5, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 9.6, vierde, vijfde, zesde en zevende lid, 9.7, 9.8 en 9.9 van het Besluit inburgering 2021;

  • y. het verstrekken van gegevens ten behoeve van statistiek, monitoring en evaluatie als bedoeld in artikel 9.1, tweede lid, van de Regeling inburgering 2021.

Artikel 2

Aan de Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om de volgende bevoegdheden uit te oefenen die verband houden met de inburgering in het buitenland:

  • a. het registreren en verwerken van kandidaat-, referent-, aanmeld-, betaal- en examengegevens, nodig voor het afnemen van het in artikel 3.98a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 bedoelde Basisexamen inburgering;

  • b. het beheren van het examenafnamesysteem, als bedoeld in artikel 3.98c, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

  • c. het (her)beoordelen van de examenresultaten, als bedoeld in artikel 3.98c, derde lid, en artikel 3.98d, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

  • d. het aanwijzen van de in artikel 3.98c, derde lid en vierde lid, en artikel 3.98d, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 bedoelde beoordelaars en examinatoren;

  • e. het ongeldig verklaren van de uitslag van het Basisexamen inburgering, als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Examenreglement basisexamen inburgering;

  • f. het innen en zo nodig restitueren van het examengeld, als bedoeld in artikel 3.12 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000.

Artikel 3. (overgangsrecht)

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. Wet inburgering:

    Wet inburgering zoals die gold op 31 december 2012;

    b. Besluit inburgering:

    Besluit inburgering zoals dat gold op 31 december 2012;

  • 2. Aan de Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om de bevoegdheden uit te oefenen die verband houden met de inburgering in Nederland:

    • a. het uitreiken van het inburgeringsdiploma, als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet inburgering;

    • b. het verstrekken van leningen en het innen van schulden uit verstrekte leningen, bedoeld in de artikelen 16 en 17 van de Wet inburgering, en het kwijtschelden van schulden, als bedoeld in artikel 4.13 van het Besluit inburgering;

    • c. het beheren van het Informatiesysteem Inburgering, bedoeld in artikel 47 van de Wet inburgering, en het verwerken van gegevens in het Informatiesysteem Inburgering, als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van het Besluit inburgering;

    • d. het verstrekken van gegevens uit het Informatiesysteem inburgering, als bedoeld in artikel 47, tweede lid, van de Wet inburgering.

Artikel 4 (overgangsrecht)

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. Wet inburgering:

    Wet inburgering zoals die gold op 31 december 2021;

    b. Besluit inburgering:

    Besluit inburgering zoals dat gold op 31 december 2021;

    c. Regeling inburgering:

    Regeling inburgering zoals die gold op 31 december 2021.

  • 2. Aan de Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om de volgende bevoegdheden uit te oefenen die verband houden met de inburgering in Nederland:

    • a. het verlenen van een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de inburgeringsplicht op grond van een diploma, certificaat of ander document, als bedoeld in de artikelen 2.3 en 2.4 van het Besluit inburgering;

    • b. het verlenen van een gehele vrijstelling van de inburgeringsplicht op grond van het met goed gevolg afleggen van een toets, als bedoeld in artikel 2.5 van het Besluit inburgering;

    • c. het aanwijzen van een onafhankelijke arts, die een deskundigenverklaring afgeeft over ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap, als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit inburgering;

    • d. het verlenen van een gehele ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap, als bedoeld in artikel 2.8 van het Besluit inburgering;

    • e. het verlenen van een ontheffing van de inburgeringsplicht aan een inburgeringsplichtige die aantoonbaar voldoende is ingeburgerd, als bedoeld in artikel 2.8a van het Besluit inburgering;

    • f. het verlenen van een ontheffing van de inburgeringsplicht aan een inburgeringsplichtige die zich aantoonbaar heeft ingespannen om aan de inburgeringsplicht te voldoen, als bedoeld in artikel 2.8b van het Besluit inburgering;

    • g. het verlengen van de inburgeringstermijn, als bedoeld in artikel 2.11 of artikel 2.12 van het Besluit inburgering;

    • h. het stellen van een nieuwe inburgeringstermijn, als bedoeld in artikel 32 van de Wet inburgering;

    • i. het verstrekken van leningen en het innen van schulden uit verstrekte leningen, als bedoeld in de artikelen 16 en 17 van de Wet inburgering;

    • j. het vaststellen van de hoogte van de draagkracht, als bedoeld in artikel 4.9 van het Besluit inburgering;

    • k. het geheel of gedeeltelijk kwijtschelden van schulden, als bedoeld in artikel 4.13 van het Besluit inburgering;

    • l. het opleggen van een bestuurlijke boete, als bedoeld in de artikelen 28, 30, 31 of 33 van de Wet inburgering;

    • m. het beheren van het Informatiesysteem Inburgering, als bedoeld in artikel 47 van de Wet inburgering;

    • n. het verwerken van gegevens uit het Informatiesysteem inburgering, als bedoeld in artikel 47, tweede lid, van de Wet inburgering;

    • o. het verwerken van gegevens uit het Informatiesysteem Inburgering, als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van het Besluit inburgering;

    • p. het afnemen van het inburgeringsexamen, als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van het Besluit inburgering;

    • q. het ongeldig verklaren van het inburgeringsexamen en het bepalen dat de kandidaat het inburgeringsexamen of een onderdeel daarvan opnieuw moet afleggen, als bedoeld in artikel 3.6 van het Besluit inburgering;

    • r. het uitreiken van het inburgeringsdiploma, als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van het Besluit inburgering;

    • s. het vaststellen van een examenreglement, als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Regeling inburgering;

    • t. het afgeven van een kennisgeving aan de inburgeringsplichtige inzake de inburgeringsplicht, als bedoeld in artikel 3 van de Wet inburgering;

    • u. het innen van examengeld, als bedoeld in artikel 3.3 van het Besluit inburgering;

    • v. het vaststellen van een rentepercentage, als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, van het Besluit inburgering;

    • w. het op verzoek verlenen van vrijstelling van de inburgeringsplicht voor wat betreft het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt, als bedoeld in artikel 2.4a van het Besluit inburgering;

    • x. het stellen van een nieuwe termijn voor het Participatieverklaringstraject, als bedoeld in artikel 29 van de Wet inburgering;

    • y. het beheren van een geautomatiseerd systeem voor het afleggen en beoordelen van de examens, als bedoeld in de artikelen 3.7 en 3.8 van de Regeling inburgering;

    • z. het aanwijzen van beoordelaars van examenonderdelen, als bedoeld in artikel 3.9b, tweede en derde lid, van het Besluit inburgering.

    • aa. het innen en het terugbetalen van het bedrag dat verschuldigd is voor het onderzoek ten behoeve van het opstellen van een deskundigenverklaring, als bedoeld in artikel 2.4d, vijfde lid, van de Regeling inburgering.

Artikel 5

Aan de Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat en machtiging verleend met betrekking tot het nemen van besluiten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur over informatie die verband houdt met de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 1, 2, 3 en 4.

Artikel 6

Aan de Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt mandaat en machtiging verleend met betrekking tot het nemen van besluiten op bezwaar, het voeren van gerechtelijke procedures en het behandelen van klachten voor zover deze verband houden met de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 1, 2, 3, 4 en 5 en met dien verstande dat hij geen besluit op bezwaar neemt met betrekking tot een bezwaarschrift tegen een besluit dat hij in mandaat heeft genomen.

Artikel 7

De Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, genoemd in de artikelen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ondermandaat of machtiging in een door hem te bepalen omvang verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen, met dien verstande dat hij geen ondermandaat verleent aan de functionaris aan wie door hem ondermandaat tot het nemen van het besluit waartegen het bezwaar zich richt is verleend.

Artikel 8

De Directeur-Generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs en de onder hem ressorterende functionarissen aan wie op grond van artikel 7 ondermandaat of machtiging is verleend, zijn gehouden in de ondertekening van stukken die op basis van deze regeling worden ondertekend, de vertegenwoordigingsbevoegdheid tot uiting te brengen door opneming van de volgende formule:

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze,

handtekening van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde

naam van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

functie betrokken vertegenwoordigingsbevoegde

Artikel 9

Het besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Uitvoering Onderwijs Wet- en regelgeving inburgering 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Uitvoering Onderwijs Wet- en regelgeving inburgering 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 april 2022

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

Op 1 januari 2022 is het inburgeringsstelsel gewijzigd. Met de op die datum in werking getreden Wet inburgering 2021 wordt beoogd dat inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren en volwaardig aan de Nederlandse samenleving gaan deelnemen, het liefst via betaald werk. Inburgering staat niet op zichzelf en kan enkel worden bereikt als de uitvoeringspraktijk goed wordt verbonden met andere relevante onderdelen van het sociaal domein, met name participatie en werk. Gemeenten spelen binnen het sociaal domein een belangrijke rol. De regierol van gemeenten behelst de regie over de uitvoering van de inburgering en de begeleiding van de inburgeringsplichtige bij zijn traject. Om substantiële verbeteringen te kunnen bereiken is ervoor gekozen om het inburgeringsbeleid niet te decentraliseren. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijft verantwoordelijk voor het stelsel als geheel.

Net als in het vorige stelsel wordt de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) opgedragen om het grootste deel van de bevoegdheden namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit te voeren.

De Wet inburgering 2021 geldt voor iedere inburgeringsplichtige die op of na 1 januari 2022 inburgeringsplichtig wordt. Inburgeringsplichtigen die na 31 december 2012 en vóór 1 januari 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden, moeten voldoen aan de verplichtingen uit de Wet inburgering zoals die gold op 31 december 2021. Inburgeringsplichtigen die vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden, moeten voldoen aan de verplichtingen uit de Wet inburgering zoals die gold op 31 december 2012.

De verandering van het inburgeringsstelsel heeft gevolgen voor het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Uitvoering Onderwijs Wet- en regelgeving inburgering 2014. Dit besluit wordt ingetrokken. Met onderhavig besluit, het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Uitvoering Onderwijs Wet- en regelgeving inburgering 2021, worden aan de Directeur-Generaal van DUO bevoegdheden opgedragen die verband houden met de inburgering in Nederland onder het stelsel dat geldt vanaf 1 januari 2022 (artikel 1).

Daarnaast worden, net als in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Uitvoering Onderwijs Wet- en regelgeving inburgering 2014, aan DUO de bevoegdheden opgedragen die verband houden met de inburgering in het buitenland (artikel 2) en de bevoegdheden die verband houden met de inburgering in Nederland onder de voorgaande stelsels zoals die golden op 31 december 2012 (artikel 3 overgangsrecht) en op 31 december 2021 (artikel 4 overgangsrecht).

Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2022. Aangezien op die datum de Wet inburgering 2021 in werking treedt, zullen de opgedragen bevoegdheden ook vanaf dat moment uitgevoerd moeten worden door DUO.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven