Samen voor het beste onderwijs

Grote uitdagingen in het onderwijs

Alle leerlingen verdienen het beste onderwijs. Daarvoor is voldoende en goed opgeleid personeel essentieel. Leraren die dag in dag uit met onze leerlingen werken aan de toekomst. Schoolleiders die onderwijskundig leidinggeven aan de professionals in hun school. Bestuurders die zorgen voor beleid om het personeel in de school te faciliteren en begeleidend personeel dat leraren en schoolleiders ondersteunt en ontzorgt. En tot slot de lerarenopleidingen die in partnerschap met de scholen leraren opleiden en verder helpen te ontwikkelen. Dit is een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. Waarbij het funderend onderwijs voor grote uitdagingen staat. Hierbij gaat het om het omkeren van de dalende trend van leerlingprestaties op het gebied van taal en rekenen en het zorgen dat alle leerlingen gelijke kansen hebben. En dat in een tijd waarin het onderwijs zich geconfronteerd ziet met forse personeelstekorten, die de komende jaren zullen toenemen.

Dit vraagt van onze sectoren en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om samen te werken aan een samenhangende aanpak gericht op de arbeidsmarkt voor het onderwijs. Het kabinet Rutte IV investeert daarom de komende jaren structureel € 1,5 miljard in onderwijsprofessionals en een aantrekkelijke werkomgeving.

Directe inzet op erkenning en waardering: het onderwijsakkoord

De Minister voor Primair- en Voortgezet Onderwijs slaat de handen ineen met de onderwijswerkgeversorganisaties en werknemersorganisaties om afspraken te maken in het onderwijsakkoord. Zo zetten we gezamenlijk grote stappen, nu en in de komende jaren. We maken op de korte termijn afspraken over erkenning en waardering voor het werk dat in het funderend onderwijs wordt gedaan. Dit maakt werken in het onderwijs aantrekkelijker en dit komt de kwaliteit van het onderwijs voor de leerling ten goede.

Dat begint bij het dichten van de loonkloof tussen het primair- en voortgezet onderwijs: een langgekoesterde wens van de sociale partners in het primair onderwijs. Het dichten van de loonkloof is een belangrijke erkenning voor het waardevolle werk van alle onderwijsprofessionals in het primair onderwijs. Daarmee worden zij gelijk beloond aan werknemers met gelijkwaardige taken en verantwoordelijkheden in het voortgezet onderwijs.

We hebben ook aandacht voor de belangrijke rol van de schoolleider in het faciliteren van leraren en onderwijsondersteuners en het organiseren van goed onderwijs voor iedere leerling. We versterken de rol en positie van de schoolleider en zorgen voor erkenning en waardering van diens functie.

Daarnaast investeren we in de aanpak van de werkdruk in het voortgezet onderwijs, waar die al jaren hoog is. Met werkdrukmiddelen zorgen we ervoor dat binnen de school manieren gevonden kunnen worden om de werkdruk te verlagen, passend bij de eigen opgaven van de school, het team en het individu. In het primair onderwijs continueren we de bestaande werkdrukmiddelen. Zodat de onderwijsprofessionals in zowel het primair- als voortgezet onderwijs meer eigen regie hebben en meer werkplezier ervaren.

Ook helpen we onderwijspersoneel en scholen, daar waar schaarste of specifieke arbeidsmarktproblematiek speelt, met een extra arbeidsmarkttoelage. Bijvoorbeeld op scholen met leerlingen die extra aandacht verdienen.

Tot slot maken we afspraken zodat iedere leraar structureel extra tijd heeft om zich te blijven professionaliseren. Deze tijd kan alleen effectief worden ingezet als we meer focus aanbrengen in de werkzaamheden van leraren en er beter gebruik wordt gemaakt van de expertise van ondersteunende professionals zoals onderwijsassistenten, vakleerkrachten en andere specialisten. Professionalisering ondersteunt de leraar in het oppakken van enkele grote maatschappelijke opgaven, namelijk het verbeteren van basisvaardigheden en het implementeren van een bijgesteld curriculum.

Een structurele aanpak vereist nog meer acties. Die zijn door partijen neergelegd in een opzet tot een werkagenda. Deze is als bijlage bij dit akkoord gevoegd en zal de komende periode samen met andere partners, opleiders en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap definitief worden gemaakt. Daartoe wordt in mei verder gesproken.

Onderwijsakkoord funderend onderwijs: Samen voor het beste onderwijs

Partijen,

de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan, hierna te noemen: “de minister”;

en

de PO-Raad, hier vertegenwoordigd door Freddy Weima;

de VO-raad, hier vertegenwoordigd door Henk Hagoort;

de Algemene Onderwijsbond (AOb) en de FNV O&O, hier vertegenwoordigd door Tamar van Gelder;

CNV Onderwijs, hier vertegenwoordigd door Daniëlle Woestenberg;

de Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv), hier vertegenwoordigd door Jan van Lune;

de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS), hier vertegenwoordigd door Karin Straus,

hierna te noemen: “sociale partners”

Overwegen het volgende

Alle leerlingen in Nederland hebben recht op het beste onderwijs. Dat is alleen mogelijk als er voldoende en goed onderwijspersoneel beschikbaar is: leraren, leidinggevenden en ondersteuners. Op dit moment staat dat onder druk. We hebben te kampen met personeelstekorten die volgens de arbeidsmarktprognoses in het komende decennium zullen toenemen. Maatregelen zijn geboden.

In het coalitieakkoord van het kabinet Rutte IV zijn structurele middelen uitgetrokken om de arbeidsmarktsituatie in het funderend onderwijs fors te verbeteren. De sociale partners in het funderend onderwijs – vertegenwoordigd door PO-Raad, VO-raad, AOb, AVS, CNV Onderwijs, FNV O&O en FvOv – zijn verheugd over dit politieke besluit en over het feit dat de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs het initiatief heeft genomen om hierover afspraken te maken.

Partijen willen in gezamenlijkheid afspraken maken en leggen deze afspraken vast in een onderwijsakkoord. Met dit onderwijsakkoord wordt de basis gelegd voor het beschikbaar stellen van middelen en het verbeteren van de arbeidsmarktsituatie in het funderend onderwijs. Afspraken die partijen in het onderwijsakkoord vastleggen, gaan over:

  • het dichten van de loonkloof tussen primair en voortgezet onderwijs;

  • arbeidsmarkttoelagen voor die plekken en functies die extra kwetsbaar zijn door de personeelstekorten;

  • het aanpakken van de werkdruk in het voortgezet onderwijs;

  • een eerste stap waarmee het voortgezet speciaal onderwijs onder de cao van het voortgezet onderwijs kan worden gebracht;

  • professionalisering voor leraren gericht op de ‘basis op orde’; en

  • investering in de kwaliteit en professionele ontwikkeling van schoolleiders.

De afspraken in dit Onderwijsakkoord worden vertaald in cao-afspraken door sociale partners van de sector primair- en voortgezet onderwijs. Hiervoor volgen cao-partijen het reguliere cao-proces en leggen onderhandelingsresultaten voor aan hun achterbannen.

De sociale partners zorgen ervoor dat over de inzet van de middelen, die in 2022 worden toegevoegd aan de bekostiging, voor 15 juli 2022 cao-afspraken worden gemaakt.

Partijen hebben daarnaast onderwerpen met elkaar geïdentificeerd die tot de opzet van een gezamenlijke werkagenda leiden. Partijen gaan op een later moment verder in gesprek over de invulling van deze werkagenda, samen met andere betrokken werkgevers en opleidingen.

Spreken het volgende af,

Artikel 1. Definities

In dit onderwijsakkoord wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

b. po:

primair onderwijs;

c. vo:

voortgezet onderwijs;

d. vso:

voortgezet speciaal onderwijs;

e. sociale partners in het funderend onderwijs:

PO-Raad, VO-raad, AOb, CNV Onderwijs, FNV O&O, FvOv, AVS;

f. sociale partners in het po:

PO-Raad, AOb, CNV Onderwijs, FNV O&O, FvOv, AVS;

g. sociale partners in het vo:

VO-raad, AOb, CNV Onderwijs, FNV O&O, FvOv.

Artikel 2. Doel

Het doel van dit onderwijsakkoord is om afspraken te maken waarmee de arbeidsmarkt in het funderend onderwijs structureel wordt versterkt.

Artikel 3. Beschikbaar budget

De minister stelt structureel budget beschikbaar voor de afspraken uit de artikelen 4 tot en met 8 van dit onderwijsakkoord, volgens de verdeling in onderstaande tabel. De minister verwerkt het beschikbare budget in de bekostiging, in afstemming met sociale partners.

Maatregel Onderwijsakkoord

In miljoenen

Loonkloof motie Hermans

€ 500

Loonkloof coalitieakkoord

€ 419

Subtotaal

€ 919

Arbeidsmarkttoelage en positie schoolleiders po

€ 35

Arbeidsmarkttoelage achterstand (npo) po

€ 73

Arbeidsmarkttoelage achterstand (npo) vo

€ 79

Subtotaal

€ 187

Werkdrukmiddelen vo

€ 300

Subtotaal

€ 300

Professionalisering po

€ 65

Professionalisering vo

€ 53

Professionalisering schoolleiders vo

€ 10

Subtotaal

€ 128

TOTAAL

€ 1.534

De totale structurele middelen voor po zijn € 1.085 miljoen en voor vo € 449 miljoen.

Omdat de tijdelijke npo-toelage nog doorloopt tot en met schooljaar 2022/2023, komen de middelen voor de structurele toelage in de loop van 2023. De arbeidsmarkttoelage schoolleiders po heeft daardoor in 2022 en 2023 resp. ca. € 35 en € 16 miljoen dekking nodig. Sociale partners in het po lossen deze verschillen op door de inpassingsruimte in de maatregelen in 2022 en 2023.

Artikel 4. Het dichten van de loonkloof po/vo

  • 1. De minister stelt structureel budget beschikbaar zodat werknemers met gelijkwaardige taken en verantwoordelijkheden in het po en het vo gelijk kunnen worden beloond.

  • 2. Sociale partners in het po dichten de loonkloof po/vo. Zij maken cao-afspraken die inhouden dat in het po de salarisschalen, toelagen en eindejaarsuitkering gaan gelden conform de cao vo. Hiermee dichten sociale partners in het po ook de loonkloof tussen het vso en het vo.

  • 3. Sociale partners in het funderend onderwijs dragen er zorg voor dat er in de toekomst geen nieuwe loonkloof ontstaat voor werknemers met gelijkwaardige taken en verantwoordelijkheden in het primair- en voortgezet onderwijs, onder voorwaarde van een gelijke kabinetsbijdrage voor arbeidskostenontwikkeling (die wordt verwerkt in het loongevoelig deel van de lumpsum) in beide sectoren.

  • 4. Sociale partners in het funderend onderwijs verklaren dat de minister, in het licht van het streven naar één cao voor funderend onderwijs, de kosten van het toepassen van één loongebouw voor het primair en het voortgezet onderwijs reeds heeft voldaan met het beschikbaar stellen van de middelen voor het dichten van de loonkloof po/vo.

Artikel 5. Arbeidsmarkttoelage po en vo

  • 1. De minister stelt structureel budget beschikbaar voor een arbeidsmarkttoelage, met als doel het versterken van de arbeidsmarktpositie van scholen met veel kwetsbare leerlingen.

  • 2. De minister monitort en evalueert de arbeidsmarkttoelage uit het Nationaal Programma Onderwijs voor de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023.

  • 3. Sociale partners in het funderend onderwijs maken uiterlijk voor de start van het schooljaar 2023–2024 cao-afspraken over het toekennen van de arbeidsmarkttoelage.

  • 4. De minister en de sociale partners in het funderend onderwijs gaan daarna met elkaar in gesprek over de criteria voor de aanspraak op budget voor de arbeidsmarkttoelage, met inachtneming van de uitkomsten van de monitoring en evaluatie, bedoeld in het tweede lid. Partijen betrekken daarbij de vraag of en, zo ja, op welke wijze de arbeidsmarkttoelage aanpassing behoeft om het doel, genoemd in het eerste lid, te realiseren.

Artikel 6. Schoolleiders po en vo

  • 1. De minister stelt structureel budget beschikbaar voor de arbeidsmarktpositie en professionalisering van schoolleiders in respectievelijk het po en het vo.

  • 2. Sociale partners in het po maken cao-afspraken over het versterken van de beloning van directeuren en adjunct-directeuren in het po.

  • 3. Sociale partners in het po doen onderzoek naar de werking van het functiewaarderingssysteem, onder andere voor leidinggevenden en onderwijsondersteunend personeel. Indien dit leidt tot relevante inzichten zoeken sociale partners hiervoor een oplossing binnen het budget dat op grond van dit onderwijsakkoord voor het po wordt vrijgemaakt.

  • 4. Sociale partners in het vo maken afspraken over professionele ontwikkeling van schoolleiders in het vo, waaronder de invoering van professionaliseringsmiddelen voor schoolleiders.

Artikel 7. Aanpakken van de werkdruk in het vo

  • 1. De minister stelt structureel budget beschikbaar voor werkdrukverlichting in het vo (inclusief het vo-deel vallend onder een mbo-instelling).

  • 2. Het geld wordt beschikbaar gesteld na een cao-afspraak. De schoolbesturen dragen er zorg voor dat de middelen die het kabinet vrijmaakt volledig bij de scholen terecht komen. De kaders voor de bestedingswijze van de middelen op school worden door sociale partners nader uitgewerkt in een cao-afspraak, gebruikmakend van onder andere bestaande zeggenschap structuren. Onderdeel van de cao-afspraak is een evaluatie op schoolniveau over het effect van de besteding en een afspraak over de verantwoording van de besteding.

Artikel 8. Extra ruimte voor professionalisering van leraren

  • 1. De minister stelt structureel budget beschikbaar voor extra tijd en geld voor leraren om hun professionaliteit, kennis en kunde op peil te houden en te verhogen. Het beschikbare budget is gebaseerd op gemiddeld 16 uur extra professionaliseringsruimte per leraar per schooljaar (gebaseerd op de loonkosten 2021 en in het po en het vo, inclusief het vo-deel vallend onder een mbo-instelling).

  • 2. Sociale partners in het funderend onderwijs maken cao-afspraken over de uitwerking van de extra ruimte voor professionalisering van leraren.

  • 3. De cao-afspraken, bedoeld in het tweede lid, zijn gericht op de kwaliteit van het onderwijs in de basisvaardigheden en op het invoeren van de ophanden zijnde herziening van het curriculum.

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 9. Overlegregeling

Er is sprake van een geschil indien één van de partijen daarvan schriftelijk en gemotiveerd melding maakt aan de andere partij. Binnen 20 werkdagen na een zodanige melding treden partijen met elkaar in overleg om te bezien of in der minne een oplossing van het geschil kan worden gevonden.

Artikel 10. Ongeldigheid

Indien een bepaling van dit onderwijsakkoord in enige mate als nietig, vernietigbaar, ongeldig, onwettig of anderszins als niet-bindend moet worden beschouwd, wordt die bepaling, voor zover nodig, uit dit onderwijsakkoord verwijderd en vervangen door een bepaling die wel bindend en rechtsgeldig is en die de inhoud van de niet-geldige bepaling zoveel mogelijk benadert. Het overige deel van het onderwijsakkoord blijft in een dergelijke situatie ongewijzigd.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 11. Inwerkingtreding en looptijd

Dit onderwijsakkoord treedt in werking met ingang van 22 april 2022 en eindigt met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 12. Toepasselijk recht

Op dit onderwijsakkoord is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

Artikel 13. Publicatie in Staatscourant

Zo spoedig mogelijk na ondertekening van dit onderwijsakkoord wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in zevenvoud ondertekend, te Den Haag op 22 april 2022

A.D. Wiersma, De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs

F. Weima, PO-Raad

D. Woestenberg, CNV Onderwijs

H. Hagoort, VO-raad

J. van Lune, FvOv

T. van Gelder, AOb en FNV/O&O

K. Straus, AVS

Naar boven