ARTIKEL I
De bijlagen 1, 3b, 4c1, 4c2, 5b respectievelijk 10 behorende bij de Regeling plantgezondheid
worden vervangen door de bijlagen 1, 2, 3, 4, 5 respectievelijk 6 bij deze regeling.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
's-Gravenhage, 22 april 2022
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer
BIJLAGE 2
Bijlage 3b. Toegelaten zetmeelaardappelrassen als bedoeld in artikel 18, eerste lid
10 = (volledig) resistent, 9-8= hoog veldresistent, 7= matig veldresistent, 6 matig
vatbaar
10
Avamond
Avarna
Avenger
Avici
Belita
Cardyma
Cekin
Dartiest
Django
Empress
Eurotonda
Euroviva
Gandawa
Kuba
Megusta
Monte Carlo
Novano
Otolia
Plasettie
Saprodi
Sarion
Seresta
Stefanie
Telma
Transit
Triton
Vermont
9
Achilles
Adelinde
Allstar
Althea
Amarock
Avatar
Aventra
BMC
Cayman
Luneba
Monroe
Plasent
Plasinka
Plasstärke
Plasuno
Plasure
Scala
Serum Star
Signum
Smaragd
Supporter
Toronto
Vebeca
Vebesta
8
Actaro
Altus
Axion
Festien
Lindita
San Francisco
Senata
Simphony
Speculos
6
Alanis
Allure
Annabelle
Avito
Starga
BIJLAGE 6
Bijlage 10. Aardappelrassen als bedoeld in artikel 40, tweede lid
De volgende zetmeelaardappelrassen mogen onder het TBM-regime vermeerderd worden:
Achilles *
Actaro *
Adelinde *
Allure *
Altus *
Amarock *
Amyla
Ardeche
Aurora *
Avamond*
Avarna *
Avatar *
Aveka
Avenger*
Aventra *
Avici *
Avito *
Axion *
Belita *
Benno Vrizo
BMC *
Dartiest *
Dirigent
Euroflora
Eurotango
Euroviva *
Festien *
Kuba *
Merenco *
Nomade
Novano *
Plasandes
Plasent *
Plasettie *
Plasinka *
Plasstärke *
Plasuno *
Plasure *
San Francisco *
Saprodi *
Sarion *
Sassy
Scala *
Scarlet
Senata *
Seresta *
Serum Star *
Signum *
Simphony *
Smaragd *
Sofista *
Speculos *
Sprinter
Starga *
Stratos
Supporter *
Vebeca *
Vebesta *
Vermont *
Let op: In de wratziektekerngebieden in de omgeving van Barger-Compascuum, Borger,
Foxel, Mantinge, Ter Apel en Veendam mogen alleen rassen worden geteeld die ook voldoende
resistent zijn tegen fysio 18. Deze rassen zijn aangeduid met een *.
TOELICHTING
1. Doel en inhoud
Met deze wijziging van de Regeling plantgezondheid wordt een aantal bijlagen behorende
bij deze regeling geactualiseerd.
2. Inhoud wijziging Regeling plantgezondheid
Bijlage 1, behorende bij artikel 8 en 9 Regeling Plantgezondheid
Dit onderdeel betreft een actualisering van de gebieden waar het verboden is oppervlaktewater
te gebruiken voor en bij de teelt van consumptie- en zetmeelaardappelen en andere
waardplanten van het quarantaineorganisme Ralstonia solanacearum. Deze bacterie veroorzaakt
bruinrot in aardappel. Een besmetting met bruinrot heeft grote gevolgen voor aardappelteelten
en -bedrijven en kan tot omvangrijke schade leiden. Voor de teelt van pootaardappelen
(NAK-pootgoed, ATR-pootgoed én TBM-pootgoed) geldt in heel Nederland een verbod op
het gebruik van oppervlaktewater. Het oppervlaktewater in de aangewezen verbodsgebieden
is besmet of vermoedelijk besmet met de bacterie Ralstonia solanacearum. De Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) onderzoekt jaarlijks watermonsters van oppervlaktewateren
in Nederland op de aanwezigheid van deze bacterie. De resultaten van dit onderzoek
zijn bepalend voor het vaststellen van de verbodsgebieden. Uitgangspunt voor het vaststellen
van de omvang van verbodsgebieden is dat deze niet groter zijn dan noodzakelijk is,
rekening houdend met fytosanitaire risico’s en waterstromen. Wanneer blijkt dat in
(delen van) eerder aangewezen verbodsgebieden drie jaar achtereen de bacterie niet
(meer) voorkomt, kan een verbodsgebied of delen daarvan worden opgeheven. Telers mogen
dan het oppervlaktewater in de opgeheven gebieden weer gebruiken voor en bij de teelt
van consumptie- en zetmeelaardappelen. Op basis van nieuwe resultaten van het bemonsteringsonderzoek
kan, evenals in 2021, 2020 en 2019, een aantal verbodsgebieden ingeperkt dan wel opgeheven
worden. Het gaat daarbij voornamelijk om de verbodsgebieden in het midden en zuiden
van Nederland.
Bijlage 3B, 4C1, 4C2 en 5B Bijlagen behorend bij artikel 18 Regeling plantgezondheid
Artikel 18 van de Regeling plantgezondheid bevat eisen voor het telen van aardappelen,
die ertoe moeten bijdragen dat de uitbreiding en verspreiding van wratziekte wordt
tegen gegaan. Wratziekte bij aardappelen wordt veroorzaakt door de schimmel Synchytrium
endobioticum (Schilb.) Percival en bedreigt de aardappelteelt. De ziekte komt vooral
voor in Noordoost- en Zuidoost-Nederland. Op grond van Europese Verordening 2016/2031,
Richtlijn 69/464/EEG (wordt binnenkort vervangen) en nationale regelgeving (Plantgezondheidswet
en daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen) moet de introductie en verspreiding van
dit schadelijk organisme worden voorkomen. Als op een perceel een besmetting wordt
vastgesteld, worden maatregelen opgelegd. Op een besmet perceel mogen in principe
20 jaar geen aardappelen en voortkwekingsmateriaal worden geteeld (teeltverbod). Om
de vermeerdering en verspreiding van de ziekte te voorkomen zijn onder andere preventiegebieden
ingesteld waar alleen rassen mogen worden geteeld die in voldoende mate resistent
zijn tegen wratziekte. De lijsten waarop deze rassen zijn vermeld, worden geactualiseerd.
-
• In bijlage 3A zijn gebieden aangewezen waar geen zetmeelaardappelen mogen worden geteeld,
tenzij de planten behoren tot een ras genoemd in bijlage 3B. Bijlage 3B is geactualiseerd.
-
• In bijlage 4A zijn gebieden aangewezen waar geen aardappelen mogen worden geteeld,
tenzij de planten behoren tot een ras genoemd in bijlage 4 C1. Voor NAK-pootaardappelteelt
mogen ook alleen rassen worden gebruikt, genoemd in bijlage 4 C2. Voor de teelt van
zetmeelaardappelen in de gebieden aangewezen in bijlage 4B mogen alleen de rassen
worden gebruikt, genoemd in bijlage 4 C1. Bijlage 4 C1 en bijlage 4 C2 zijn geactualiseerd.
-
• In bijlage 5A zijn gebieden aangewezen waar geen aardappelen mogen worden geteeld,
tenzij de planten behoren tot een ras genoemd in bijlage 5B. Bijlage 5B is geactualiseerd.
Bijlage 10 behorend bij artikel 40 Regeling plantgezondheid
Artikel 40 van de Regeling plantgezondheid bevat voorwaarden inzake de teelt van pootgoed.
In het algemeen geldt dat pootgoed moet zijn goedgekeurd. De leden 2 en 3 van artikel
40 beschrijven de uitzonderingen voor de teelt van pootaardappelen die bestemd zijn
voor eigen gebruik (respectievelijk TBM-pootgoed en ATR-pootgoed). Om fytosanitaire
risico’s zoveel mogelijk te beperken is voor de uitzondering genoemd onder lid 2 een
gebied ingesteld (bijlage 11) waar alleen de in bijlage 10 genoemde rassen mogen worden
geteeld. Deze lijst met zetmeelaardappelrassen die onder het TBM-regime (Teeltbeschermingsmaatregelen
zetmeelaardappelen) mogen worden vermeerderd, wordt geactualiseerd.
3. Regeldruk
De wijzigingen in artikel I leiden niet tot verandering in de regeldruk. De wijzigingen
hebben betrekking op het wijzigen van lijsten met namen van aardappelrassen en het
wijzigen van begrenzingen van gebieden. Deze regelingswijziging heeft geen gevolgen
voor de administratieve lasten of nalevingskosten voor aardappeltelers. Zij hoeven
immers geen administratieve of andere handelingen te verrichten bij het kiezen van
aardappelrassen die worden gebruikt voor de teelt en om het verbod op gebruik van
oppervlaktewater na te leven. Voor telers met percelen consumptie- en zetmeelaardappelen
in de gebieden, of delen daarvan, waar het verbod op het gebruik van oppervlaktewater
nu opgeheven wordt, kan eventueel een gunstiger bedrijfseffect optreden. Omdat voor
en bij de teelt van consumptie- en zetmeelaardappelen oppervlaktewater mag worden
gebruikt, kan de opbrengst van deze teelten hoger uitvallen, dan wel kan in perioden
van droogte de opbrengstreductie verminderd worden. Beregenen in tijden van droogte
is alleen toegestaan als de waterschappen geen beregeningsverbod hebben ingesteld.
LNV en ATR hebben afgesproken dat onder bepaalde voorwaarden ministeriële regelingen
niet meer hoeven te worden voorgelegd aan de adviescommissie van de ATR. Geconcludeerd
is dat ook deze wijziging van de Regeling plantgezondheid aan die voorwaarden voldoet
en derhalve niet voor advies aan de adviescommissie van de ATR hoefde te worden voorgelegd.
4. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid
inzake vaste verandermomenten voor regelgeving en van het uitgangspunt dat regelingen
twee maanden voor inwerkingtreding worden gepubliceerd. Een afwijking van deze termijnen
is te verantwoorden. Het is voor aardappeltelers in de betreffende verbodsgebieden
voor gebruik van oppervlaktewater van groot belang exact en zo spoedig mogelijk op
de hoogte te zijn welke delen van de betreffende verbodsgebieden worden opgeheven,
zodat zij daar waar mogelijk tijdens droogte het oppervlaktewater in de opgeheven
gebieden kunnen gebruiken, bijvoorbeeld voor het beregenen van hun percelen consumptie-
of zetmeelaardappelen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer