TOELICHTING
Algemeen deel
Inleiding
Het kabinet heeft besloten dat sportverenigingen extra ondersteund dienen
te worden om de financiële gevolgen die zij ondervinden door de maatregelen om
de verdere verspreiding van COVID-19 te beperken. Om amateursportorganisaties
te ondersteunen, is de Beleidsregel tegemoetkoming amateursportorganisaties en
verhuurders sportaccommodaties (Beleidsregel TASO en TVS) opgesteld.
Met onderhavige wijziging van de Beleidsregel TASO en TVS zijn de twee
extra hoofdstukken toegevoegd op grond waarvan een financiële bijdrage
beschikbaar wordt gesteld aan amateursportorganisaties en verhuurders van
sportaccommodaties voor de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari
2022 (de vierde tranche). Het betreft de vierde periode waarvoor een
tegemoetkoming kan worden aangevraagd. Tijdens deze periode zijn sportclubs
opnieuw geconfronteerd met maatregelen ter bestrijding van COVID-19. Het
betreft hier onder meer beperkingen op de aanwezigheid van publiek bij binnen-
en buitensport en het verbod op buitensport na 17:00 en op binnensport in het
geheel. Deze maatregelen zijn vanaf 11 januari 2022 geleidelijk versoepeld.
Door de beperkingen hebben sportclubs in mindere mate of geen gebruik kunnen
maken van de sportaccommodaties en zijn de inkomsten uit de sportkantine of
kaartverkoop weggevallen.
Om het verlies aan inkomsten te compenseren stelt het kabinet een
financiële bijdrage beschikbaar voor:
-
– de financiële schade van amateursportorganisaties die tijdens de periode
van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 een omzetverlies van minimaal
10% hebben geleden ten opzichte van de periode van 1 november 2019 tot en met
31 januari 2020; en
-
– de gederfde huurinkomsten van gemeenten, sportbedrijven en particuliere
verhuurders tijdens de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari
2022.
Het nieuwe hoofdstuk dat betrekking heeft op de tegemoetkoming voor de
financiële schade van amateursportorganisaties in de vierde tranche (het nieuwe
Hoofdstuk 8) is aangepast ten opzichte van eerdere tranches van deze
tegemoetkoming in die zin dat voor de berekening van de financiële schade niet
langer wordt gekeken naar de optelsom van vaste lasten, personeelskosten,
bondsafdrachten en kantineresultaat. In plaats daarvan bedraagt de financiële
schade een vast percentage van de totale inkomsten van de aanvrager in het
laatst afgesloten boekjaar dat voorafgaat aan de COVID-19 uitbraak. Deze
wijziging is aangebracht om administratieve lasten bij aanvragers en de
uitvoerder van de beleidsregel te beperken.
Het nieuwe hoofdstuk dat betrekking heeft op de tegemoetkoming voor de
huurinkomstenderving van verhuurders van sportaccommodaties in de vierde
tranche (het nieuwe Hoofdstuk 9) is grotendeels gelijk aan het hoofdstuk dat
betrekking heeft op de tegemoetkoming voor huurinkomstenderving van verhuurders
van sportaccommodaties in Q2 2021 (Hoofdstuk 7 van de Beleidsregel TASO en
TVS). Wel vervalt het onderscheid in vergoedingspercentages tussen
gebruiksgebonden en niet-gebruiksgebonden huur, omdat de beperkende maatregelen
tijdens de vierde tranche van dusdanige aard waren dat sportbeoefening bij
beide vormen van huur vrijwel geheel werd beperkt.
De wijzigingen worden hieronder artikelsgewijs toegelicht.
Artikelsgewijs
Artikel I
A
Aan de definities wordt een nieuwe periode toegevoegd, namelijk de periode
van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 (vierde tranche). Er is voor
gekozen om deze periode de benaming vierde tranche te geven, omdat de periode
geen gehele kwartalen beslaat en er één aanvraagmoment in de regeling is
opgenomen die twee kwartalen gedeeltelijk omvat. Daarnaast is de definitie van
de TVL in lijn gebracht met de huidige titel van de regeling.
B
In artikel 7.6, tweede lid, ontbrak de aanhef. Dit is gecorrigeerd.
C
Hoofdstuk 8. Tegemoetkoming amateursportorganisaties COVID-19: vierde
tranche
Artikel 8.1. Verstrekking tegemoetkoming
Een amateursportorganisatie kan in aanmerking komen voor een eenmalige
tegemoetkoming indien zij in de periode van 1 november 2021 tot en met
31 januari 2022 ten minste 10% omzetverlies heeft geleden als gevolg van de
maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. Het
omzetverlies wordt bepaald op basis van het verschil tussen de l inkomsten in
de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022, ten opzichte van de
inkomsten in de periode van 1 november 2019 tot en met 31 januari 2019. De
amateursportorganisatie telt daarvoor de inkomsten mee uit de sportkantine,
sponsoring, fondsenwervende activiteiten, entreegelden, subsidies, begrote
contributie en verhuur van de accommodatie van de amateursportorganisatie. De
amateursportorganisatie verklaart bij de aanvraag van de tegemoetkoming dat is
voldaan aan de voorwaarde van ten minste 10% omzetverlies.
Om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming op grond van
hoofdstuk 8 dient de amateursportorganisatie een privaatrechtelijke
rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk en met een
SBI-code uit bijlage I te zijn. Op basis van het KvK-nummer van de
amateursportorganisatie wordt gecontroleerd of de aanvrager voldoet aan de
voorwaarden van hoofdstuk 8 van deze beleidsregel.
In het derde lid wordt de samenloop tussen hoofdstuk 8 van deze
beleidsregel en andere regelingen binnen het rijksbrede COVID-19-steunpakket
geregeld. Indien een amateursportorganisatie reeds een subsidie ontvangt op
grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL), komt
deze op grond van hoofdstuk 8 van deze beleidsregel niet in aanmerking voor een
tegemoetkoming op grond van deze beleidsregel. Het maakt daarbij niet uit of de
amateursportorganisatie alleen TVL ontvangt voor het vierde kwartaal van 2021
of het eerste kwartaal van 2022, of voor beide kwartalen. Als een aanvrager TVL
ontvangt voor een deel van de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari
2022, komt de aanvrager in het geheel niet in aanmerking voor een
tegemoetkoming op grond van deze beleidsregel. De aanvrager geeft in het
aanvraagformulier aan of aan deze voorwaarde voldaan wordt.
Artikel 8.2. Financiële schade
De hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgesteld op grond van de
financiële schade die de aanvrager als gevolg van de maatregelen ter
bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 in de vierde tranche heeft
geleden. De financiële schade die de aanvrager in de vierde tranche heeft
geleden, wordt gelijk gesteld aan 18 procent van de totale inkomsten van de
aanvrager in het laatste afgesloten boekjaar voorafgaand aan de COVID-19
uitbraak in maart 2020. Dit kan bijvoorbeeld het boekjaar 2019 zijn, of, zoals
gebruikelijk bij sportverenigingen, het gebroken boekjaar 2018-2019. Het
gebroken boekjaar augustus 2019-juli 2020 omvat ook de start van de COVID-19
uitbraak in maart 2020 en wordt daarom niet als referentiejaar gebruikt.
Het percentage ter hoogte van 18 procent is tot stand gekomen aan de hand
van cijfers van NOC*NSF, het CBS, de Stichting Waarborgfonds Sport en het
Mulier Instituut omtrent de gemiddelde inkomsten en uitgaven van
amateursportorganisaties. Vervolgens is de verwachte impact van de beperkende
maatregelen op de inkomsten en uitgaven van amateursportorganisaties berekend,
en is dit verdisconteerd met de gemiddelde exploitatie van deze organisaties.
Hieruit volgt het percentage verwachte financiële schade. In dit percentage
verwachte financiële schade zijn vaste lasten, gemiste kantineopbrengsten en
sportieve kosten en baten (zoals entreegelden en bondsafdrachten) verrekend.
Personeelslasten zijn niet in dit percentage opgenomen, omdat voor de vierde
tranche ook de NOW-regeling van toepassing was.
Door een standaard percentage aan financiële schade te hanteren, worden de
administratieve lasten voor aanvragers beperkt. De aanvragers hoeven geen
individuele schadeposten te berekenen en per schadepost bewijsmiddelen aan te
leveren. Uit een analyse van de subsidieverstrekking in de eerdere
aanvraagrondes van de TASO blijkt dat het standaardpercentage in de meeste
gevallen niet leidt tot een veel hogere of lagere tegemoetkoming dan die
verstrekt zou zijn op basis van de oude berekeningsmethode van de TASO.
Daarnaast blijkt uit analyses van het Mulier Instituut over de financiële
effecten van corona op de sport dat de financiële schade bij de amateursport in
grote mate wordt gecompenseerd door steunmaatregelen, waardoor de ‘restschade’
in dit deel van de sector beperkt blijft. Dat maakt het ook opportuun om te
kiezen voor deze wijze van het berekenen van schade, die iets minder specifiek
is toegespitst op de situatie van de individuele aanvrager maar wel leidt tot
lagere administratieve lasten.
Artikel 8.3. Hoogte van de tegemoetkoming
Als een aanvraag wordt toegewezen, bedraagt de tegemoetkoming voor
amateursportorganisaties – afhankelijk van de hoogte van de door de aanvrager
opgevoerde financiële schade – een forfaitair bedrag van € 1.000 tot maximaal
€ 24.000. Deze bedragen zijn gewijzigd ten opzichte van de TASO voor Q1 2021 en
Q2 2021 om aan te sluiten bij de nieuwe berekening van de financiële schade,
bedoeld in artikel 8.2, tweede lid. Op deze manier zullen de ontvangers voor de
vierde tranche zo veel mogelijk hetzelfde bedrag aan tegemoetkoming ontvangen
als voor Q1 2021 en Q2 2021. Ook de maximale hoogte van de tegemoetkoming is
hetzelfde gebleven.
Artikel 8.4. Het beschikbare bedrag en wijze van verdeling
Voor het verstrekken van tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 8 van deze
beleidsregel is een bedrag van € 22.000.000 beschikbaar. Dit is een lager
bedrag dan dat voor Q1 2021 en Q2 2021 beschikbaar was omdat de betreffende
schadeperiode ook korter is dan in voorgaande rondes.
Wanneer het totale voor tegemoetkoming geclaimde bedrag hoger is dan
€ 22.000.000 zal de verdeling van de aangevraagde bedragen naar rato
plaatsvinden. Op deze manier heeft de het moment van aanvragen geen invloed op
de kans om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming.
Het derde lid bepaalt dat artikel 4:25, tweede en derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van overeenkomstige toepassing is op
het verstrekken van tegemoetkomingen. Dit betekent dat het beschikbare bedrag
van € 22.000.000 niet wordt overschreden, tenzij niet tijdig op een aanvraag
zou worden beslist, of als een aanvraag in de bezwaar- of beroepsfase of ter
uitvoering van een rechterlijke uitspraak alsnog wordt toegewezen. Artikel 4:25
van de Awb geldt in beginsel voor subsidies en ziet op het vaststellen van een
subsidieplafond en de gevolgen hiervan. De tegemoetkomingen die op basis van
deze beleidsregel worden verstrekt zijn geen subsidies, nu geen sprake is van
door een bestuursorgaan verstrekte financiële middelen voor het verrichten van
bepaalde activiteiten door een aanvrager. Het tweede en derde lid van artikel
4:25 van de Awb zijn dus niet automatisch van toepassing, maar worden voor deze
beleidsregel wel van toepassing verklaard.
Artikel 8.5. De aanvraag
Een tegemoetkoming wordt alleen op aanvraag verstrekt. De aanvraag voor een
tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 8 van deze beleidsregel kan worden
ingediend in de periode van 25 april 2022 tot en met 30 mei 2022. Voor de
aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt. Dit
formulier is te vinden op
www.dus-i.nl. Uit dit formulier blijkt welke gegevens de
aanvrager dient aan te leveren, zoals de naam, het adres, het KvK-nummer van de
amateursportorganisatie, een bankafschrift op naam van de aanvrager (niet ouder
dan drie maanden), de gegevens van de contactpersoon en een verklaring van het
omzetverlies.
Artikel 8.6. Verlening en uitbetaling
Er wordt zo snel mogelijk op de aanvraag beslist, maar uiterlijk binnen
dertien weken na het sluiten van de aanvraagperiode (in afwijking van de
standaard Awb-termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag, opgenomen in
artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Aangezien het
totaal beschikbare bedrag bij overschrijding naar rato wordt verdeeld, kan er
slechts na sluiting van de aanvraagperiode besloten worden op de aanvragen. Om
dezelfde reden kan een verzoek tot verhoging van de aangevraagde tegemoetkoming
na sluiting van de aanvraagtermijn niet met zekerheid worden gehonoreerd. In
het uiterste geval dat een beslissing binnen dertien weken niet haalbaar is, is
artikel 4:14, eerste lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing.
Indien voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag wordt
vastgesteld dat een aanvraag (nog) niet compleet is, wordt de aanvrager in de
gelegenheid gesteld deze binnen een redelijke, door de minister te stellen
termijn aan te vullen, conform artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb.
Als een aanvraag niet binnen de geboden termijn wordt aangevuld, en dus
onvoldoende gegevens bevat om een goede beoordeling mogelijk te maken, wordt de
aanvraag niet in behandeling genomen. Conform artikel 4:15, eerste lid, onder
a, van de Awb wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort
met ingang van de dag na die waarop de aanvrager wordt uitgenodigd de aanvraag
krachtens artikel 4:5 van de Awb aan te vullen.
Het tweede lid bepaalt wanneer een verlening van een tegemoetkoming in
ieder geval kan worden geweigerd. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er bij
de aanvraag een valse verklaring over het te verwachten omzetverlies of de
financiële schade wordt aangeleverd.
Als een aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 8 van deze
beleidsregel wordt toegewezen, betaalt de minister het volledige bedrag van de
tegemoetkoming na zijn besluit in één keer uit.
Artikel 8.7. Vaststelling tegemoetkoming
De minister heeft de mogelijkheid om achteraf te toetsen of de ontvanger
van de tegemoetkoming daadwerkelijk aan alle voorwaarden uit de onderhavige
beleidsregel heeft voldaan. Steekproefsgewijs kan de ontvanger worden gevraagd
om hiervoor documenten aan te leveren. Het gaat ten eerste om een overzicht van
de omzet waaruit blijkt dat de amateursportorganisatie in de periode van
1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 een omzetverlies van minstens 10%
heeft geleden. De amateursportorganisatie kan dit omzetverlies aantonen aan de
hand van een overzicht van de omzetcijfers in de periode van 1 november 2021
tot en met 31 januari 2022 en de omzetcijfers in de periode van 1 november 2019
tot en met 31 januari 2020. Om de hoogte van de financiële schade vast te
stellen, levert de amateursportorganisatie in het kader van de steekproef
daarnaast de jaarrekening aan over het laatst afgesloten boekjaar voorafgaande
aan de COVID-19 uitbraak. Indien de amateursportorganisatie voor het vierde
kwartaal van 2021 of het eerste kwartaal van 2022 ook TVL heeft ontvangen,
dient ook het besluit tot toekenning van deze tegemoetkoming te worden
aangeleverd. De minister kan besluiten dat er meer documenten nodig zijn om de
rechtmatigheid van de verstrekking van de tegemoetkoming te controleren.
De minister heeft de mogelijkheid om één of meerdere steekproeven uit te
voeren. De eerste steekproef start in het eerste kwartaal van 2023 en in het
geval er meerdere steekproeven worden uitgevoerd, zullen deze plaatsvinden in
het tweede en derde kwartaal van 2023. Voor ontvangers van een tegemoetkoming
die binnen de steekproef/steekproeven vallen geldt dat de tegemoetkoming binnen
dertien weken na ontvangst van de opgevraagde verantwoordingsgegevens wordt
vastgesteld. Voor ontvangers van een tegemoetkoming die niet binnen de
steekproef/steekproeven vallen, geldt dat de tegemoetkoming na het afronden van
de steekproef (uiterlijk 31 december 2023) ambtshalve wordt vastgesteld.
De tegemoetkoming wordt vastgesteld overeenkomstig de verlening, tenzij één
van de situaties als bedoeld in artikel 8.8 zich voordoet.
Artikel 8.8. Terugvordering
Indien uit de controle blijkt dat de tegemoetkoming niet in overeenstemming
met deze beleidsregel is verstrekt, kan de tegemoetkoming die ten onrechte is
uitbetaald, geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van degene aan wie is
uitbetaald. Dit zal het geval zijn als de ontvanger van de tegemoetkoming
onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft of de ontvanger van de
tegemoetkoming wist of behoorde te weten dat het besluit tot toekenning van de
tegemoetkoming anderszins onjuist was. Hierbij kan gedacht worden aan het
aanleveren van een valse verklaring over het te verwachten omzetverlies of de
financiële schade.
Hoofdstuk 9. Tegemoetkoming verhuurders sportaccommodaties COVID-19:
vierde tranche
Artikel 9.1. Verstrekking tegemoetkoming
Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt in aanmerking
voor een eenmalige tegemoetkoming indien zij (een deel van) de door
amateursportorganisaties verschuldigde huur voor sportaccommodaties in de
periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 heeft kwijtgescholden.
Voor de gederfde huurinkomsten als bedoeld in artikel 9.2 kan een
tegemoetkoming worden aangevraagd. De gederfde huurinkomsten waarvoor een
tegemoetkoming wordt aangevraagd moeten door de aanvrager daadwerkelijk zijn
kwijtgescholden voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming wordt ingediend.
Het risico dat uiteindelijk niet het volledig aangevraagde bedrag aan gederfde
huurinkomsten wordt vergoed, ligt bij de aanvrager van de tegemoetkoming. De
verhuurder mag wel afspraken maken met de huurder over een eventuele
verrekening als het aangevraagde bedrag niet volledig wordt verleend, maar om
in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming dient het bedrag aan gederfde
huurinkomsten waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd daadwerkelijk te
zijn kwijtgescholden.
Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt slechts in
aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van onderhavige beleidsregel indien
de aanvrager voor de gederfde huurinkomsten geen aanspraak heeft gemaakt op een
tegemoetkoming op grond van de TVL. De aanvrager geeft in het aanvraagformulier
aan of aan deze voorwaarde voldaan wordt.
Een gemeente mag in haar aanvraag ook de gederfde huurinkomsten van een
sportbedrijf of particuliere verhuurder meenemen die zijn kwijtgescholden aan
een amateursportorganisatie. In dat geval komt het sportbedrijf of de
particuliere verhuurder voor diezelfde gederfde huurinkomsten niet meer in
aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 9 van deze
beleidsregel. Voorbeeld: een sportbedrijf heeft de huur van
amateursportorganisatie A, B en C voor de vierde tranche kwijtgescholden. Een
gemeente vraagt vervolgens een tegemoetkoming aan voor de gederfde
huurinkomsten van het sportbedrijf die het gevolg zijn van de kwijtschelding
van de huur van amateursportorganisatie A en B. Het sportbedrijf kan vervolgens
zelf alleen nog een aanvraag doen voor een tegemoetkoming voor de gederfde
huurinkomsten die het gevolg zijn van de kwijtschelding van de huur van
amateursportorganisatie C.
Artikel 9.2. Gederfde huurinkomsten
De hoogte van een tegemoetkoming die op grond van hoofdstuk 9 van deze
beleidsregel wordt verstrekt, wordt bepaald aan de hand van de gederfde
huurinkomsten van de aanvrager. Het betreft huur die voor de vierde tranche is
kwijtgescholden aan de amateursportorganisatie. Voor zowel gebruiksgebonden
huur (huur per uur/tijdvak) als niet-gebruiksgebonden huur geldt dat de totale
kwijtgescholden huursom in aanmerking komt voor een tegemoetkoming. Het totale
bedrag aan gederfde huurinkomsten is bepalend voor de hoogte van de
tegemoetkoming. Indien de huur die aan een amateursportorganisatie in rekening
wordt gebracht btw-belast is, en de huur inclusief btw geheel of deels is
kwijtgescholden, wordt de btw niet gezien als gederfde huurinkomsten. De
verhuurder kan dan de kwijtgescholden huur exclusief btw opvoeren voor een
tegemoetkoming.
Er wordt in de vierde tranche van deze tegemoetkoming geen onderscheid
gemaakt in de vergoeding voor gebruiksgebonden of niet-gebruiksgebonden huur.
Dit onderscheid vervalt, omdat de beperkende maatregelen die tijdens de vierde
tranche van toepassing waren ervoor zorgden dat normale sportbeoefening
grotendeels onmogelijk was. Zo gold bijvoorbeeld lange tijd een avondlockdown
vanaf 17:00, terwijl verreweg de meeste amateursport juist na dat tijdstip
plaatsvindt. Daarom is gekozen om voor beide vormen van huur maximaal 100%
kwijtschelding van de verschuldigde huur via de TVS te kunnen compenseren.
Artikel 9.3. Het beschikbare bedrag en wijze van verdeling
Voor het verstrekken van tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 9 van deze
beleidsregel is een bedrag van € 47.000.000 beschikbaar. Wanneer het totale
voor tegemoetkomingen geclaimde bedrag hoger is dan € 47.000.000 zal de
verdeling naar rato van de aangevraagde bedragen plaatsvinden. Op deze manier
heeft de het moment van aanvragen geen invloed op de kans om in aanmerking te
komen voor een tegemoetkoming.
Het derde lid bepaalt dat artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Awb van
overeenkomstige toepassing is op het verstrekken van tegemoetkoming op grond
van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel. Dit betekent dat het beschikbare bedrag
van € 47.000.000 niet wordt overschreden, tenzij niet tijdig op een aanvraag
zou worden beslist, of als een aanvraag in de bezwaar- of beroepsfase of ter
uitvoering van een rechterlijke uitspraak alsnog wordt toegewezen. Artikel
4:25, tweede en derde lid, van de Awb worden van overeenkomstige toepassing
verklaard, omdat dit artikel in beginsel geldt voor subsidies en ziet op het
vaststellen van een subsidieplafond en de gevolgen daarvan. De tegemoetkomingen
die op basis van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel worden verstrekt zijn geen
subsidies, nu er geen sprake is van door een bestuursorgaan verstrekte
financiële middelen voor het verrichten van bepaalde activiteiten door een
aanvrager. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Awb zijn daarom niet
automatisch van toepassing, maar worden voor deze beleidsregel wel van
toepassing verklaard.
Artikel 9.4. De aanvraag
Een tegemoetkoming wordt alleen op aanvraag verstrekt. De aanvraag voor een
tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel kan worden
ingediend in de periode van 25 april 2022 tot en met 30 mei 2022. Voor de
aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt. Dat
formulier is te vinden op
www.dus-i.nl. Uit dit formulier blijkt welke gegevens de
aanvrager dient aan te leveren.
Als de aanvrager een gemeente of gemeentelijke sportbedrijf is
(medeoverheid), geeft de aanvrager aan hoeveel huur er is kwijtgescholden van
amateursportorganisaties in de periode van 1 november 2021 tot en met
31 januari 2022.
Als de aanvrager een particuliere verhuurder is, volgt deze dezelfde
stappen als een gemeente of gemeentelijk sportbedrijf. Aanvullend levert de
aanvrager een overzicht aan waaruit blijkt hoeveel huur aan welke
amateursportorganisatie is kwijtgescholden. Dit was in de eerste TVS alleen
nodig als de aanvraag na de steekproef of na de aanvraag tot vaststelling nader
gecontroleerd werd. Het aanleveren van dit overzicht is van belang voor de
vaststelling van de definitieve tegemoetkoming. Om terugvorderingen te
voorkomen wordt dit overzicht bij deze beleidsregel al aangeleverd bij de
aanvraag.
Artikel 9.5. Verlening en uitbetaling
Er wordt zo snel mogelijk op de aanvraag beslist, maar uiterlijk binnen
dertien weken na het sluiten van de aanvraagperiode (in afwijking van de
standaard Awb-termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag, opgenomen in
artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Aangezien het
totaal beschikbare bedrag bij overschrijding naar rato wordt verdeeld, kan er
slechts na sluiting van de aanvraagperiode besloten worden op de aanvragen. Om
dezelfde reden kan een verzoek tot verhoging van de aangevraagde tegemoetkoming
na sluiting van de aanvraagtermijn niet met zekerheid worden gehonoreerd. In
het uiterste geval dat een beslissing binnen dertien weken niet haalbaar is, is
artikel 4:14, eerste lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing.
Indien voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag wordt
vastgesteld dat een aanvraag (nog) niet compleet is, wordt de aanvrager in de
gelegenheid gesteld deze binnen een redelijke, door de minister te stellen
termijn aan te vullen, conform artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb.
Als een aanvraag niet binnen de geboden termijn wordt aangevuld, en dus
onvoldoende gegevens bevat om een goede beoordeling mogelijk te maken, wordt de
aanvraag niet in behandeling genomen. Conform artikel 4:15, eerste lid, onder
a, van de Awb wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort
met ingang van de dag na die waarop de aanvrager wordt uitgenodigd de aanvraag
krachtens artikel 4:5 van de Awb aan te vullen.
In de verleningsbeschikking zal worden aangegeven of de aanvrager onder het
verantwoordingsregime van artikel 9.6 dan wel het verantwoordingsregime van
artikel 9.7 valt en welke bewijsstukken de aanvrager bij (de aanvraag tot)
vaststelling moet overleggen.
Het tweede lid bepaalt wanneer een verlening van een tegemoetkoming in
ieder geval kan worden geweigerd. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er bij
de aanvraag een valse verklaring over de kwijtgescholden huur wordt
aangeleverd.
Als een aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 9 van deze
beleidsregel wordt toegewezen, betaalt de minister het volledige bedrag van de
tegemoetkoming na zijn besluit in één keer uit.
Artikel 9.6. Vaststelling tegemoetkoming tot € 100.000
De minister heeft de mogelijkheid om achteraf te toetsen of de ontvanger
van een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel van
minder dan € 100.000 daadwerkelijk aan alle voorwaarden uit de onderhavige
beleidsregel heeft voldaan. Steekproefsgewijs kan de ontvanger van de
tegemoetkoming gevraagd worden om een overzicht van de kwijtgescholden huur per
amateursportorganisatie te overleggen inclusief een mededeling van de gemeente,
het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties
dat de huur gedurende de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022
is kwijtgescholden. Deze mededeling is vormvrij, maar dient wel schriftelijk te
zijn. Uit het document moet in ieder geval blijken dat de huur daadwerkelijk is
kwijtgescholden. De kwijtschelding mag dus niet voorwaardelijk zijn. Wel mag de
verhuurder afspraken maken met de huurder over een eventuele verrekening als
het aangevraagde bedrag niet volledig wordt verleend. De minister kan besluiten
dat er meer documenten nodig zijn om de rechtmatigheid van de verstrekking van
de tegemoetkoming te controleren.
De minister heeft de mogelijkheid om één of meerdere steekproeven uit te
voeren. De eerste steekproef start in het eerste kwartaal van 2023 en in het
geval er meerdere steekproeven worden uitgevoerd, zullen deze plaatsvinden in
het tweede kwartaal van 2023. Voor ontvangers van een tegemoetkoming die binnen
de eerste steekproef vallen, geldt dat de tegemoetkoming binnen dertien weken
na ontvangst van de door de minister opgevraagde verantwoordingsgegevens wordt
vastgesteld. Voor ontvangers van een tegemoetkoming die niet binnen de
steekproef/steekproeven vallen, geldt dat de tegemoetkoming na het afronden van
de steekproef/steekproeven (uiterlijk 31 december 2023) ambtshalve wordt
vastgesteld.
De tegemoetkoming wordt vastgesteld overeenkomstig de verlening, tenzij één
van de situaties als bedoeld in artikel 9.8 zich voordoet.
Artikel 9.7. Vaststelling tegemoetkoming vanaf € 100.000
Wanneer er een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 9 van deze
beleidsregel is ontvangen voor een bedrag van meer dan € 100.000 dient de
ontvanger in de periode van 13 februari 2023 tot en met 12 maart 2023 een
aanvraag tot vaststelling in.
Bij de aanvraag tot vaststelling wordt een overzicht van de kwijtgescholden
huur per amateursportorganisatie overgelegd. Ook wordt er een schriftelijke
mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan
de amateursportorganisaties overgelegd waarin staat dat de huur gedurende de
periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 is kwijtgescholden. Deze
schriftelijke mededeling is vormvrij, maar uit het document moet in ieder geval
blijken dat de huur daadwerkelijk is kwijtgescholden. De minister kan besluiten
dat er meer documenten nodig zijn om de rechtmatigheid van de verstrekking van
de tegemoetkoming te controleren.
De tegemoetkoming wordt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot
vaststelling vastgesteld overeenkomstig de verlening, tenzij één van de
situaties als bedoeld in artikel 9.8 zich voordoet.
Artikel 9.8. Terugvordering
In dit artikel wordt bepaald dat een verlening of vaststelling van een
tegemoetkoming kan worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger kan worden
gewijzigd indien een ontvanger onjuiste of onvolledige informatie heeft
verschaft. Dit geldt ook indien de ontvanger anderszins redelijkerwijs had
kunnen weten dat de tegemoetkoming (deels) ten onrechte is toegekend. Hier is
bijvoorbeeld sprake van indien de aanvrager een valse verklaring aanlevert over
de kwijtgescholden huur of indien de aanvrager de kwijtgescholden huursom
waarvoor een tegemoetkoming is ontvangen alsnog bij de amateursportorganisatie
in rekening brengt in het jaar 2022 of 2023 (bijvoorbeeld door verhoging van de
oorspronkelijke huursom). Onverschuldigd betaalde bedragen kunnen door de
minister worden teruggevorderd.
Bij de herziening van een tegemoetkoming kan de tegemoetkoming slechts op
een lager bedrag of op nihil worden vastgesteld. Het herzien van het bedrag van
een tegemoetkoming in positieve zin (de tegemoetkoming wordt hoger vastgesteld
dan de verlening) is niet mogelijk in verband met de verdeling van het totaal
beschikbare bedrag.
Artikel II
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De beleidsregel wordt
minder dan twee maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding gepubliceerd.
Hiermee wordt afgeweken van de minimale periode van twee maanden tussen
publicatie en inwerkingtreding van regelingen. Dit is wenselijk omdat
amateursportorganisaties en verhuurders van sportaccommodaties zo spoedig
mogelijk een tegemoetkoming moeten kunnen aanvragen en ontvangen voor de
geleden schade in verband met de maatregelen ter bestrijding van COVID-19.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,
C. Helder