Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 26 april 2022, nr. IENW/BSK-2022/76068, houdende de vaststelling van tijdelijke regels voor het verlenen van een specifieke uitkering voor bodemopgaven voor het jaar 2022 (Tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem 2022)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 17 van de Financiële-verhoudingswet, 3, eerste lid, onderdeel b, 4, eerste lid, en 5, onderdelen a tot en met h, van de Kaderwet subsidies I en M;

BESLUIT:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    bevoegd gezag:

    provincie of gemeente als bedoeld in de Wet bodembescherming of gemeente als bedoeld in het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming;

    buitenproportionele opgave:

    buitenproportionele opgave als bedoeld in artikel 13, tweede lid;

    convenant bodem en ondergrond:

    convenant bodem en ondergrond 2016–2020 zoals dat luidde op 31 december 2020;

    convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties:

    convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties zoals dat luidde op 31 december 2015;

    historische spoedopgave:

    aanpak van historische spoedeisende bodemverontreiniging als bedoeld in artikel 8, tweede lid;

    minister:

    Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

    oude afspraken:

    aantoonbare financiële afspraken die in het verleden tussen een individueel bevoegd gezag en het Rijk zijn gemaakt over de sanering van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

  • 2. De definities en begrippen van de Wet bodembescherming zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2 Kaderbesluit subsidies I en M

De artikelen 2, eerste en derde lid, 4, eerste en tweede lid, 6, 8, 10, 11, 12, aanhef en onderdelen b, c, d, e, f, g, h, i en k, 13, 14, eerste en vierde lid, 17, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, e en f, en tweede lid, 18, 21, 23, eerste en vijfde lid, en 24, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Doel

Het doel van deze regeling is om door middel van het verstrekken van specifieke uitkeringen bevoegde gezagen in staat te stellen een aantal taken op het gebied van bodemsanering goed af te ronden en nieuwe bodemkwaliteitsopgaven te signaleren en daarop te reageren met een passende aanpak.

Artikel 4 Uitkeringsplafonds

  • 1. Het plafond voor de specifieke uitkeringen op grond van deze regeling bedraagt voor:

    • a. historische spoedopgaven: maximaal € 17.556.924,–, exclusief compensabele btw;

    • b. buitenproportionele opgaven: maximaal € 34.185.868,–, exclusief compensabele btw, waarvan:

      • maximaal € 8.000.000,– exclusief compensabele btw beschikbaar is voor activiteiten met betrekking tot de aanpak van diffuus verspreid lood; en

      • maximaal € 26.185.868,– exclusief compensabele btw beschikbaar is voor activiteiten met betrekking tot de aanpak van PFAS; en

    • c. oude afspraken: maximaal € 21.000.000,– exclusief compensabele btw.

  • 2. Specifieke uitkeringen die worden verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, worden verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5 Reikwijdte aanvraag specifieke uitkering

Een aanvraag voor een specifieke uitkering voor activiteiten als bedoeld in deze regeling wordt gedaan voor de aanpak van ofwel een historische spoedopgave, ofwel een buitenproportionele opgave, met inachtneming van artikel 15, ofwel een oude afspraak.

Artikel 6 Start activiteiten historische spoedopgave en buitenproportionele opgave

Een specifieke uitkering kan worden verleend voor activiteiten als bedoeld in artikel 8 of artikel 13 die in 2022 zijn gestart mits deze zijn opgenomen in de aanvraag voor de desbetreffende specifieke uitkering en aan de bestedingsvoorwaarden, bedoeld in de artikelen 11 respectievelijk 17, wordt voldaan.

Artikel 7 Aanvullende afwijzingsgrond

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit subsidies I en M kan de minister afwijzend beslissen op een aanvraag om een specifieke uitkering als bedoeld in deze regeling, indien voor de activiteiten uit anderen hoofde Rijksmiddelen zijn of zullen worden verstrekt dan wel kunnen worden verstrekt.

§ 2 Historische spoedopgaven

Artikel 8 Verlening specifieke uitkering voor historische spoedopgaven

  • 1. De minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verlenen aan een bevoegd gezag voor de aanpak van een of meer historische spoedopgaven.

  • 2. Een historische spoedopgave betreft een historische spoedopgave als bedoeld in de Wet bodembescherming en betreft de start, voortzetting, afbouw of afronding door het bevoegd gezag van de aanpak van historische spoedsaneringen als bedoeld in het convenant bodem en ondergrond, bestaande uit:

    • a. de aanpak van de individuele historische spoedlocaties die zijn opgenomen in de eindrapportage van het uitvoeringsprogramma van het convenant bodem en ontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties, gepubliceerd op de website van Bodemplus, alsmede van historische spoedlocaties waarvoor uiterlijk op 30 april 2022 een onherroepelijke beschikking tot spoedige sanering als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming is genomen;

    • b. gebiedsgericht grondwaterbeheer in gebieden conform het beheer zoals dat uiterlijk op 30 april 2022 is vastgesteld door het bevoegd gezag;

    • c. nazorg inclusief isoleren, beheer- en controlemaatregelen, van gesaneerde locaties dan wel de afbouw daarvan; of

    • d. de aanpak van de waterbodems die zijn opgenomen in de monitoringsrapportage van het uitvoeringsprogramma van het convenant bodem en ondergrond over het jaar 2020, gepubliceerd op de website van Bodemplus.

  • 3. De specifieke uitkering, bedoeld in het eerste lid, bedraagt maximaal het bedrag aangegeven in bijlage 1 bij deze regeling voor het daarbij genoemde bevoegd gezag.

Artikel 9 Aanvraag specifieke uitkering historische spoedopgave

  • 1. Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 8, eerste lid, kan een specifieke uitkering aanvragen voor activiteiten of voor financiële verplichtingen met betrekking tot de aanpak van een historische spoedopgave die in 2022 worden uitgevoerd respectievelijk worden aangegaan.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid bevat in ieder geval de projecten of de locaties die onderdeel uitmaken van de historische spoedopgave van het bevoegd gezag waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd, onderverdeeld naar:

    • individuele spoedlocaties;

    • gebiedsgericht grondwaterbeheer;

    • nazorg inclusief isoleren, beheer- en controlemaatregelen; en

    • de aanpak van waterbodems als bedoeld op lijst C van het convenant bodem en ondergrond.

  • 3. In afwijking van artikel 10, vierde lid, onderdeel c, van het Kaderbesluit subsidies I en M vermeldt het bevoegd gezag bij de aanvraag aan welke projecten de gevraagde specifieke uitkering zal worden besteed.

  • 4. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 1 tot en met 31 mei 2022.

  • 5. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 10 Maximumverlening specifieke uitkering historische spoedopgave

Indien een aanvrager een hogere specifieke uitkering aanvraagt dan het bedrag, bedoeld in artikel 8, derde lid, verleent de minister indien de aanvraag voor honorering in aanmerking komt ten hoogste het bedrag, bedoeld in dat lid.

Artikel 11 Besteding specifieke uitkering historische spoedopgave

  • 1. Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 8, eerste lid, besteedt de specifieke uitkering uitsluitend aan de in de beschikking tot subsidieverlening genoemde projecten of locaties voor zover het gaat om kosten voor onderzoek, saneringsmaatregelen of andere activiteiten die nodig zijn voor het wegnemen of beheersen van onaanvaardbare humane, ecologische dan wel verspreidingsrisico’s bij die projecten of locaties, met dien verstande dat de uitkering mag worden besteed aan een ander project of een andere locatie binnen de aanpak van de historische spoedopgave, genoemd in die beschikking.

  • 2. Onverminderd het eerste lid besteedt het bevoegd gezag de specifieke uitkering uitsluitend aan activiteiten waarvan de kosten niet kunnen worden verhaald op de veroorzaker van de bodemverontreiniging of aan activiteiten waarvan de kosten wegens onvoldoende draagkracht niet of niet volledig kunnen worden gedragen door de eigenaar van de locatie.

  • 3. Indien er sprake is van een situatie waarin het bevoegd gezag onverwijld moet handelen vanwege risico’s voor mens of ecologie of van verspreiding van de verontreiniging, mag de specifieke uitkering in afwijking van het tweede lid worden besteed aan de kosten daarvoor, vooruitlopend op het verhaal van die kosten op de veroorzaker van de verontreiniging of de eigenaar van de locatie.

  • 4. Activiteiten als bedoeld in het eerste lid starten in 2022 en hebben een doorlooptijd van ten hoogste drie jaar te rekenen vanaf de datum opgenomen in de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering.

Artikel 12 Verplichting ontvanger specifieke uitkering voor historische spoedopgaven

Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 8, eerste lid, verstrekt jaarlijks voor het einde van het kalenderjaar informatie aan de minister over de voortgang van de activiteiten waarvoor de desbetreffende specifieke uitkering is verstrekt, waarbij wordt aangegeven welke activiteiten worden uitgevoerd of zijn afgerond.

§ 3 Buitenproportionele opgaven

Artikel 13 Verlening specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

  • 1. De minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verlenen aan een bevoegd gezag voor het uitvoeren van een of meer buitenproportionele opgaven.

  • 2. Een buitenproportionele opgave is een bodem- of grondwaterkwaliteitsopgave voor het bevoegd gezag:

    • a. met betrekking tot het element diffuus verspreid lood of tot het element PFAS, waarbij sprake is van een dringende noodzaak om maatregelen te nemen vanwege risico’s voor mens of ecologie of van verspreiding van de verontreiniging of omdat stagnatie dreigt van noodzakelijke maatschappelijke ontwikkelingen;

    • b. waarvoor de aanpak vraagt om veel kennis, capaciteit en middelen van dat bevoegd gezag; en

    • c. die niet valt onder afronding van historische spoedopgaven of onder oude afspraken.

Artikel 14 Kosten die in aanmerking komen voor een specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

De kosten die voor een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 13 in aanmerking komen, zijn de kosten die rechtstreeks verband houden met onderzoek of bodemsanering in het kader van de aanpak van de buitenproportionele opgave.

Artikel 15 Aanvraag specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

  • 1. Voor ieder element, genoemd in artikel 13, tweede lid, onderdeel a, wordt een separate aanvraag als bedoeld in artikel 13, eerste lid, ingediend.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid betreft een of meer projecten en bevat per project in ieder geval een projectplan.

  • 3. Het projectplan, bedoeld in het tweede lid, bevat:

    • een beschrijving van het doel en de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering wordt aangevraagd en waaruit blijkt dat er voor de aanpak door het desbetreffende bevoegd gezag een dringende noodzaak is om onaanvaardbare risico’s voor mens of ecologie of van verspreiding van de verontreiniging weg te nemen; en

    • de kosten per activiteit van het project zoals opgenomen in het projectplan, waarbij wordt onderbouwd voor welk deel van de kosten de specifieke uitkering wordt gevraagd.

  • 4. Indien activiteiten als bedoeld in het derde lid, worden uitgevoerd tezamen met andere decentrale overheden, zijn in het projectplan hun rol en verantwoordelijkheden uitgewerkt waaruit blijkt dat het bevoegd gezag de activiteiten uit het projectplan kan realiseren.

  • 5. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 1 tot en met 31 mei 2022.

  • 6. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier, bedoeld in bijlage 3 bij deze regeling.

Artikel 16 Wijze van verdelen middelen specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

  • 1. De minister verdeelt de beschikbare bedragen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, na het einde van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 15, vijfde lid.

  • 2. Indien het totaal van de voor honorering in aanmerking komende aanvragen, bedoeld in het eerste lid, meer bedraagt dan het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1, respectievelijk subonderdeel 2, wordt het desbetreffende bedrag evenredig verdeeld over de desbetreffende aanvragen.

  • 3. Indien het bedrag dat beschikbaar is voor activiteiten voor de aanpak van het element diffuus verspreid lood niet is uitgeput, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor het element PFAS en wordt dat bedrag evenredig verdeeld over de daarvoor voor honorering in aanmerking komende aanvragen.

Artikel 17 Besteding specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

  • 1. Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, besteedt de specifieke uitkering voor een buitenproportionele opgave uitsluitend aan de voorbereiding, begeleiding en uitvoering van de activiteiten zoals opgenomen in het projectplan, met dien verstande dat een uitkering voor activiteiten voor een project mag worden besteed aan andere activiteiten binnen hetzelfde element, bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdeel a.

  • 2. Onverminderd het eerste lid besteedt het bevoegd gezag de specifieke uitkering uitsluitend aan activiteiten waarvan de kosten niet kunnen worden verhaald op de veroorzaker van de bodemverontreiniging of aan activiteiten waarvan de kosten wegens onvoldoende draagkracht niet of niet volledig kunnen worden gedragen door de eigenaar van de locatie.

  • 3. Indien er sprake is van een situatie waarin het bevoegd gezag onverwijld moet handelen vanwege risico’s voor mens of ecologie of van verspreiding van de verontreiniging, mag de specifieke uitkering in afwijking van het tweede lid worden besteed aan de kosten daarvoor, vooruitlopend op het verhaal van die kosten op de veroorzaker van de verontreiniging of de eigenaar van de locatie.

  • 4. Een project start in 2022 en heeft een doorlooptijd van ten hoogste drie jaar te rekenen vanaf de datum opgenomen in de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering.

Artikel 18 Verplichting ontvanger specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, verstrekt jaarlijks voor het einde van het kalenderjaar informatie aan de minister over de voortgang van de activiteiten waarvoor de desbetreffende specifieke uitkering is verstrekt, waarbij wordt aangegeven welke projecten worden uitgevoerd of zijn afgerond.

§ 4 Oude afspraken

Artikel 19 Verlening specifieke uitkering voor oude afspraken

De minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verlenen aan een bevoegd gezag voor de aanpak van een of meer gevallen van bodemverontreiniging waarover een oude afspraak is gemaakt.

Artikel 20 Aanvraag specifieke uitkering voor oude afspraken

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 19 bevat in ieder geval een projectplan voor de uitwerking van de beoogde maatregelen voor de in dat artikel bedoelde aanpak.

  • 2. De aanpak, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de bestedingsvoorwaarden, bedoeld in artikel 22, en het doel van de sanering is concreet beschreven en meetbaar.

  • 3. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 15 oktober tot en met 31 december 2022.

  • 4. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier, bedoeld in bijlage 4 bij deze regeling.

Artikel 21 Wijze van verdelen middelen specifieke uitkering voor oude afspraken

De minister verdeelt het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 4, onderdeel c, op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 22 Besteding specifieke uitkering voor oude afspraken

  • 1. Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 19, besteedt de specifieke uitkering uitsluitend aan:

    • a. de instandhouding of voortzetting van een reeds tussen de toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het desbetreffende bevoegd gezag overeengekomen gevalsgerichte aanpak van ernstige bodemverontreiniging;

    • b. het nemen van maatregelen die tot doel hebben om te komen tot afbouw van isoleren, beheer- en controlemaatregelen als bedoeld in het convenant bodem en ondergrond; of

    • c. het wegnemen van onvoorziene milieu-hygiënische risico’s bij de reeds overeengekomen gevalsgerichte aanpak van ernstige verontreiniging.

  • 2. Onverminderd het eerste lid besteedt het bevoegd gezag de specifieke uitkering uitsluitend aan activiteiten waarvan de kosten niet kunnen worden verhaald op de veroorzaker van de bodemverontreiniging of aan activiteiten waarvan de kosten wegens onvoldoende draagkracht niet of niet volledig kunnen worden gedragen door de eigenaar van de locatie.

  • 3. Indien er sprake is van een situatie waarin het bevoegd gezag onverwijld moet handelen vanwege risico’s voor mens of ecologie of van verspreiding van de verontreiniging, mag de specifieke uitkering in afwijking van het tweede lid worden besteed aan de kosten daarvoor, vooruitlopend op het verhaal van die kosten op de veroorzaker van de verontreiniging of de eigenaar van de locatie.

  • 4. Een project als bedoeld in artikel 19 start in 2023 en heeft een doorlooptijd van ten hoogste drie jaar te rekenen vanaf de datum van de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering.

§ 5 Bevoorschotting

Artikel 23 Voorschotverstrekking

  • 1. De minister verstrekt een voorschot van 100%.

  • 2. In de beschikking tot verlening van een specifieke uitkering als bedoeld in deze regeling, wordt vermeld wanneer het voorschot wordt verstrekt.

§ 6 Verantwoording andere overheden en vaststelling specifieke uitkering

Artikel 24 Verantwoording door andere overheden

  • 1. Onverminderd artikel 24, eerste lid, derde volzin, van het Kaderbesluit subsidies I en M zijn op de verantwoording over de besteding van een specifieke uitkering voor de aanpak van een buitenproportionele opgaven de artikelen 17a en 17b van de Financiële-verhoudingswet van toepassing indien een gemeente die geen bevoegd gezag is middelen uit die specifieke uitkering ontvangt.

  • 2. Op de verantwoording over de besteding van een specifieke uitkering is artikel 34a van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing indien een omgevingsdienst middelen uit die specifieke uitkering ontvangt.

  • 3. De artikelen 17a en 17b van de Financiële-verhoudingswet zijn van overeenkomstige toepassing op de verantwoording over de besteding van een specifieke uitkering voor de aanpak van een historische spoedopgave en over de besteding van een specifieke uitkering voor de aanpak van een buitenproportionele opgave indien een waterschap middelen uit de desbetreffende specifieke uitkering ontvangt.

Artikel 25 Vaststelling specifieke uitkering

  • 1. De minister stelt de specifieke uitkering uiterlijk op 31 december van het jaar waarop de desbetreffende eindverantwoording, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, is ontvangen, vast op het bedrag dat is bepaald in de verlening indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend geheel zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de bestedingsvoorwaarden, bedoeld in artikel 11, 17, respectievelijk 22, en aan de verplichting, bedoeld in artikel 12 respectievelijk 18.

  • 2. De minister stelt de specifieke uitkering vast op een lager bedrag dan is bepaald in de verleningsbeschikking indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend, niet of niet geheel hebben plaatsgevonden conform de bestedingsvoorwaarden, bedoeld in artikel 11, 17, respectievelijk artikel 22 en de verplichting, bedoeld in artikel 12 respectievelijk 18.

§ 7 Wijziging regeling

Artikel 26 Wijziging regeling

Op de datum waarop de Aanvullingswet bodem Omgevingswet van kracht wordt, wordt deze regeling als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, eerste lid, wordt aan het slot van de begripsomschrijving van ‘bevoegd gezag’ toegevoegd ‘, zoals die luidden voor de datum waarop de Aanvullingswet bodem Omgevingswet in werking is getreden’.

2. In de artikelen 1, tweede lid, en 8, tweede lid, aanhef en onderdeel a, wordt na ‘Wet bodembescherming’ ingevoegd ‘, zoals die luidde voor de datum waarop de Aanvullingswet bodem Omgevingswet in werking is getreden’.

§ 8 Slotbepalingen

Artikel 27 Inwerkingtreding en horizonbepaling

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2022.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verleend.

Artikel 28 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

BIJLAGE 1, BEDOELD IN ARTIKEL 8, DERDE LID

Bevoegd gezag

Maximaal uit te keren bedrag onderdeel historische spoedopgaven

Provincie Drenthe

€ 1.254.250

Provincie Limburg

€ 628.992

Provincie Gelderland

€ 659.079

Provincie Groningen

€ 149.065

Provincie Brabant

€ 752.084

Provincie Flevoland

€ 6.313

Provincie N-Holland

€ 387.954

Provincie Utrecht

€ 331.285

Provincie Zeeland

€ 129.067

Provincie Zuid-Holland

€ 1.591.561

Provincie Overijssel

€ 379.236

Provincie Fryslân

€ 46.049

Provincie Noord-Holland

[c-lijst waterbodems]

€ 2.124.196

Gemeente Helmond

€ 78.209

Gemeente Almelo

€ 325.241

Gemeente Amersfoort

€ 836.129

Gemeente Amsterdam

€ 404.711

Gemeente Arnhem

€ 266.026

Gemeente Den Haag

€ 118.533

Gemeente Dordrecht

€ 1.140.000

Gemeente Eindhoven

€ 489.530

Gemeente Haarlem

€ 229.576

Gemeente Heerlen

€ 37.136

Gemeente Leeuwarden

€ 33.623

Gemeente Leiden

€ 36.297

Gemeente Rotterdam

€ 701.950

Gemeente Tilburg

€ 469.068

Gemeente Venlo

€ –

Gemeente Zaanstad

€ 720.355

Gemeente Zwolle

€ –

Gemeente Alkmaar

€ 153.002

Gemeente Breda

€ 190.888

Gemeente Den Bosch

€ 321.594

Gemeente Nijmegen

€ 105.467

Gemeente Emmen

€ 313.412

Gemeente Schiedam

€ –

Gemeente Utrecht

€ 1.895.347

Gemeente Deventer

€ 28.931

Gemeente Groningen

€ 20.383

Gemeente Enschede

€ 147.077

Gemeente Hengelo

€ 17.267

Gemeente Maastricht

€ 38.042

Totaal provincies

€ 8.439.131

Totaal gemeenten

€ 9.117.793

Totaal

€ 17.556.924

BIJLAGE 2, BEDOELD IN ARTIKEL 9, VIJFDE LID

Aanvraagformulier specifieke uitkering historische spoedopgaven

Aanvraag als bedoeld in artikel 8 van de Tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem 2022

Indienen via

spukbodem@minienw.nl

Uiterlijk

31 mei 2022

Sla uw aanvraag op als een PDF-bestand met titel <jjjjmmdd – Aanvraag [naam specifieke uitkering] [onderdeel regeling] [naam organisatie]>.

Mail dit bestand inclusief bijlage uiterlijk op de aangegeven datum naar bovenstaand e-mailadres. Vermeld bij de e-mail als onderwerp: Aanvraag [naam specifieke uitkering] [naam organisatie].

Vergeet niet een formele (digitale) en een door het daartoe bevoegde persoon ondertekende aanbiedingsbrief als aparte bijlage bij de mail te voegen.

 

Gegevens Aanvrager

Bevoegd gezag

 

Postadres

 

Postcode en plaats

 

IBAN rekeningnummer en bewijs dat dit rekeningnummer op naam van de aanvrager staat.

 

Contactpersoon

 

Rechtstreeks telefoonnummer

 

E-mail

 
 

Totaaloverzicht Aanvraag per element

Kosten per project/locatie

Naam projecten/locaties en Wbb-locatiecodes waarvoor uitkering voor 2022 wordt aangevraagd1

Totale kosten project (inclusief btw) in euro’s

Totale btw in euro’s

Compensabele btw in euro’s

Bedrag dat wordt aangevraagd2

1. individuele spoedlocaties

..........

..........

..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

2. gebiedsgericht grondwaterbeheer

..........

..........

..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

3. nazorg inclusief isoleren, beheer- en controlemaatregelen

..........

..........

..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

4. de aanpak van waterbodems als bedoeld op lijst C van het convenant bodem en ondergrond

..........

..........

..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

Totaal aangevraagd bedrag 3

€ ..........

€ ..........

€ ..........

€ ..........

 

Ondertekening

De aanvrager verklaart hierbij:

Bekend te zijn met en zich te houden aan de voorwaarden en verplichtingen zoals genoemd in de geldende wet- en regelgeving. Specifiek dat het instrumentarium voor het kostenverhaal als bedoeld in de Wet bodembescherming is of wordt toegepast.

Alle gegevens in dit aanvraagformulier en alle bijlagen naar waarheid te hebben verstrekt.

Dat de contactpersoon bevoegd is om deze aanvraag namens de aanvrager in te dienen

Plaats

 

Datum

 

Naam

 

Functie

 

Handtekening contactpersoon

 
X Noot
1

Voor de projecten of de locaties waarvoor de specifieke uitkering 2022 wordt aangevraagd en de begroting van de kosten per project/locatie waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd gelden de volgende voorwaarden:

  • het betreft projecten/locaties die onderdeel uitmaken van de historische spoedopgave van het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de regeling, en

  • het betreft enkel de kosten voor onderzoek, saneringsmaatregelen of andere activiteiten die nodig zijn voor het wegnemen of beheersen van onaanvaardbare humane, ecologische dan wel verspreidingsrisico’s bij die projecten of locaties, en

  • de specifieke uitkering wordt uitsluitend aangevraagd voor activiteiten waarvan de kosten niet kunnen worden verhaald op de veroorzaker van de bodemverontreiniging of voor activiteiten waarvan de kosten wegens onvoldoende draagkracht niet kunnen worden gedragen door de eigenaar, en

  • de uitkering heeft betrekking op activiteiten die starten in 2022 en een doorlooptijd hebben van ten hoogste drie jaar te rekenen vanaf de datum die daartoe is opgenomen in de beschikking tot verlening van de specifieke aanvraag.

X Noot
2

Bedrag inclusief de niet-compensabele BTW en exclusief de compensabele BTW.

X Noot
3

Het totaal van de gevraagde uitkering bedraagt maximaal het bedrag aangegeven in bijlage 1 bij deze regeling voor het daarbij genoemde bevoegd gezag. Indien een aanvrager een hogere specifieke uitkering aanvraagt dan dit bedrag dan verleent de minister, indien de aanvraag voor honorering in aanmerking komt, ten hoogste het bedrag aangegeven in bijlage 1.

Bijlage 1. Gegevens SiSa-medeoverheden (waaronder omgevingsdiensten)

Naam organisatie 1

 

Contactpersoon

 

rechtstreeks telefoonnummer

 

e-mail

 

rol

 

Naam organisatie 2

 

Contactpersoon

 

rechtstreeks telefoonnummer

 

e-mail

 

rol

 

Naam organisatie 3

 

Contactpersoon

 

rechtstreeks telefoonnummer

 

e-mail

 

rol

 

Naam organisatie 4

 

Contactpersoon

 

Rechtstreeks telefoonnummer

 

e-mail

 

rol

 

BIJLAGE 3, BEDOELD IN ARTIKEL 15, ZESDE LID

Aanvraagformulier specifieke uitkering buitenproportionele opgaven

Aanvraag als bedoeld in artikel 13 van de Tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem 2022

Indienen via

spukbodem@minienw.nl

Uiterlijk

31 mei 2022

Sla uw aanvraag op als een PDF-bestand met titel <jjjjmmdd – Aanvraag [naam specifieke uitkering] [onderdeel] [element] [naam organisatie]>.

Mail dit bestand inclusief bijlagen uiterlijk op de aangegeven datum naar bovenstaand e-mailadres. Vermeld bij de e-mail als onderwerp: Aanvraag [naam specifieke uitkering] [naam organisatie].

Vergeet niet bij de e-mail een formele (digitale) en een door het daartoe bevoegde persoon ondertekende aanbiedingsbrief en per project bijlage 2 in te vullen en een projectplan en kostenraming toe te voegen als aparte bijlage.

 

Gegevens Aanvrager

Bevoegd gezag

 

Postadres

 

Postcode en plaats

 

IBAN rekeningnummer en bewijs dat dit rekeningnummer op naam van de aanvrager staat.

 

Contactpersoon

 

Rechtstreeks telefoonnummer

 

E-mail

 
 

Element van onderdeel buitenproportionele opgaven (maximaal één element per aanvraag)1

Diffuus verspreid lood

PFAS (inclusief PFAS vervangers zoals GenX)

 

Totaaloverzicht Aanvraag

 

Naam Project2/Activiteiten

Bedrag dat wordt aangevraagd3

1.

Naam project: [bv. programmatische aanpak diffuus verspreid lood in speeltuinen stad X]

 

a.

Naam activiteit: [bv. bodemonderzoek 10 speeltuinen in stad X]

 

b.

Naam activiteit: [bv. sanering 1 speeltuin in stad X]

 

2.

Naam project: [bv. sanering terrein voormalige loodwitfabriek stad Y]

 

a.

Naam activiteit: [bv. sanering terrein voormalige loodwitfabriek stad Y]

 

(etc.)

   
 

Totaal aangevraagd bedrag

[Totaal]

 

Ondertekening

De aanvrager verklaart hierbij:

Bekend te zijn met en zich te houden aan de voorwaarden en verplichtingen zoals genoemd in de geldende wet- en regelgeving.

Dat het instrumentarium voor het kostenverhaal als bedoeld in de Wet bodembescherming is of wordt toegepast en indien dat niet het geval is, waarom niet:

Dat er geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking;

Alle gegevens in dit aanvraagformulier en alle bijlagen naar waarheid te hebben verstrekt

Dat de contactpersoon bevoegd is om deze aanvraag namens de aanvrager in te dienen

Plaats

 

Datum

 

Naam

 

Functie

 

Handtekening contactpersoon

 
X Noot
1

Een bevoegd gezag moet per element een aparte aanvraag indienen.

X Noot
2

Vul per project het formulier in bijlage 2 in en voeg een projectplan en een kostenraming bij.

X Noot
3

Bedrag inclusief de niet-compensabele BTW, exclusief de compensabele BTW.

Bijlage 1. Gegevens SiSa-medeoverheden (waaronder omgevingsdiensten)

Naam organisatie 1

 

Contactpersoon

 

rechtstreeks telefoonnummer

 

e-mail

 

rol

 

Naam organisatie 2

 

Contactpersoon

 

rechtstreeks telefoonnummer

 

e-mail

 

rol

 

Naam organisatie 3

 

Contactpersoon

 

rechtstreeks telefoonnummer

 

e-mail

 

rol

 

Naam organisatie 4

 

Contactpersoon

 

Rechtstreeks telefoonnummer

 

e-mail

 

rol

 

Bijlage 2. Gegevens per project

(bij meerdere projecten: één tabel per project)

Naam project

 

Omschrijving project

 

Op welke wijze draagt het project bij aan het doel van de regeling?

 

Element van onderdeel buitenproportionele opgaven

 

Begindatum

 

Einddatum

 
 

Activiteit

Totale kosten activiteit (inclusief btw) in euro’s

Totale btw

In euro’s

Compensabele btw

In euro’s

Bedrag dat wordt aangevraagd

         
         
         
         
         
 
     
     
     
     
     

N.B. Naast dit formulier dient een projectplan en een kostenraming te worden ingediend. Onderbouw in het projectplan waarom sprake is van een buitenproportionele opgaven als bedoeld in artikel 1 van de regeling en maak inzichtelijk dat de besteding van de specifieke uitkering voldoet aan artikel 17 van de regeling.

BIJLAGE 4, BEDOELD IN ARTIKEL 20, VIERDE LID

Aanvraagformulier specifieke uitkering oude afspraken

Aanvraag als bedoeld in artikel 19 van de Tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem 2022

Indienen via

spukbodem@minienw.nl

Uiterlijk

31 december 2022

Sla uw aanvraag op als een PDF-bestand met titel <jjjjmmdd – Aanvraag [naam specifieke uitkering] [onderdeel] [naam organisatie]>.

Mail dit bestand inclusief bijlagen uiterlijk op de aangegeven datum naar bovenstaand e-mailadres. Vermeld bij de e-mail als onderwerp: Aanvraag [naam specifieke uitkering] [naam organisatie].

Vergeet niet bij de e-mail een formele (digitale) en een door het daartoe bevoegde persoon ondertekende aanbiedingsbrief en per project bijlage 2 in te vullen en een projectplan en kostenraming toe te voegen als aparte bijlage.

 

Gegevens Aanvrager

Bevoegd gezag

 

Postadres

 

Postcode en plaats

 

IBAN rekeningnummer en bewijs dat dit rekeningnummer op naam van de aanvrager staat.

 

Contactpersoon

 

Rechtstreeks telefoonnummer

 

E-mail

 
 

Totaaloverzicht Aanvraag

 

Naam Project en Wbb-locatiecode1/Activiteiten

Bedrag dat wordt aangevraagd2

1.

Naam project:

 

a.

Naam activiteit:

 

b.

Naam activiteit:

 

2.

Naam project:

 

a.

Naam activiteit:

 

(etc.)

   
 

Totaal aangevraagd bedrag

[Totaal]

 

Ondertekening

De aanvrager verklaart hierbij:

Bekend te zijn met en zich te houden aan de voorwaarden en verplichtingen zoals genoemd in de geldende wet- en regelgeving.

Dat het instrumentarium voor het kostenverhaal als bedoeld in de Wet bodembescherming is of wordt toegepast en indien dat niet het geval is, waarom niet:

Dat er geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking;

Alle gegevens in dit aanvraagformulier en alle bijlagen naar waarheid te hebben verstrekt

Dat de contactpersoon bevoegd is om deze aanvraag namens de aanvrager in te dienen

Plaats

 

Datum

 

Naam

 

Functie

 

Handtekening contactpersoon

 
X Noot
1

Vul per project het formulier in bijlage 2 in en voeg een projectplan en een kostenraming bij.

X Noot
2

Bedrag inclusief de niet-compensabele BTW, exclusief de compensabele BTW.

Bijlage 1. Gegevens SiSa-medeoverheden (waaronder omgevingsdiensten)

Naam organisatie 1

 

Contactpersoon

 

rechtstreeks telefoonnummer

 

e-mail

 

rol

 

Naam organisatie 2

 

Contactpersoon

 

rechtstreeks telefoonnummer

 

e-mail

 

rol

 

Naam organisatie 3

 

Contactpersoon

 

rechtstreeks telefoonnummer

 

e-mail

 

rol

 

Naam organisatie 4

 

Contactpersoon

 

Rechtstreeks telefoonnummer

 

e-mail

 

rol

 

Bijlage 2. Aanvraaggegevens per project

(bij meerdere projecten: één tabel per project)

Naam project

 

Omschrijving project

 

Op welke wijze draagt het project bij aan het doel van de regeling?

 

Begindatum

 

Einddatum

 
 

Activiteit

Totale kosten activiteit (inclusief btw) in euro’s

Totale btw

In euro’s

Compensabele btw

In euro’s

Bedrag dat wordt aangevraagd

         
         
         
         
         
 
     
     
     
     
     

N.B. Naast dit formulier dient een projectplan en een kostenraming te worden ingediend. Onderbouw in het projectplan waarom sprake is van een oude afspraak als bedoeld in artikel 1 van de regeling en maak inzichtelijk dat de besteding van de specifieke uitkering voldoet aan artikel 22 van de regeling.

TOELICHTING

Algemeen

Achtergrond

In het convenant bodem en ondergrond 2016 – 2020 hebben de toenmalige Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de decentrale overheden bestuurlijke afspraken gemaakt over samenwerking en de inzet van Rijksbodemmiddelen voor taken van decentrale overheden op het gebied van bodem- en grondwaterkwaliteit. Dit convenant is eind 2020 ten einde gekomen. Het beheer van bodem- en grondwaterkwaliteit gericht op een evenwicht tussen benutten en beschermen en de aanpak van bodemverontreinigingen is daarmee echter niet afgerond. In het Bestuurlijk Overleg (BO) Bodem is tussen de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen afgesproken om nieuwe meerjarige afspraken te maken voor de periode vanaf 2021. De overkoepelende ambitie van deze bestuurlijke afspraken is het realiseren van een passend beheer van een goede kwaliteit van het bodem- en grondwatersysteem in relatie tot maatschappelijke opgaven, vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Onderdeel daarvan is de doelstelling dat decentrale overheden in staat worden gesteld uiterlijk in 2030 de bodemverontreinigingsproblematiek te beheersen. De beschikbare Rijksmiddelen zijn – naar aanleiding van een gezamenlijke intentieverklaring van de genoemde vier instanties – voor bodemkwaliteit op de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (verder: IenW) meerjarig gereserveerd. Door vertraging bij het uitwerken van nieuwe gezamenlijke afspraken, dreigde er in 2021 een financieel gat te vallen bij de decentrale overheden in het kader van de uitvoering van de bodemtaken waardoor de gewenste bodemaanpak zou kunnen stagneren. Voor 2021 zijn daarom tijdelijke afspraken gemaakt en werd de aanpak gefinancierd via een combinatie van een decentralisatie-uitkering (DU) en een specifieke uitkering. Nieuwe meerjarige afspraken zullen echter pas voor 2023 en volgende jaren worden gemaakt. In 2022 worden de beschikbare middelen daarom, met enkele aanpassingen, op dezelfde wijze verleend als in 2021. In 2021 werd het oppakken van buitenproportionele opgaven en het geven van invulling aan oude afspraken gefinancierd via een regeling voor specifieke uitkeringen voor bodem voor één jaar (de Tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem overbruggingsjaar 2021). Deze wijze van financiering wordt in 2022 voortgezet. Nieuw is dat ook de financiering van de aanpak van historische spoedopgaven via een regeling voor specifieke uitkeringen zal verlopen. Daarnaast zijn enkele andere wijzigingen aangebracht, waaronder:

  • het uitkeringsplafond voor buitenproportionele opgaven bedraagt € 34.185.868,–;

  • binnen dat plafond geldt een uitkeringsplafond van € 8.000.000,– voor de aanpak van het element diffuus verspreid lood en van € 26.185.868,– voor de aanpak van het element PFAS;

  • de indieningsvereisten voor de aanpak van buitenproportionele opgaven zijn verduidelijkt om een betere toetsing mogelijk te maken, zonder dat dit leidt tot een inhoudelijk andere toetsing;

  • er wordt gebruik gemaakt van een standaardformat voor het indienen van aanvragen ten behoeve van complete en goed toetsbare aanvragen;

  • er is verduidelijkt welke kosten voor de aanpak van buitenproportionele opgaven voor een specifieke uitkering in aanmerkingen komen.

Opgaven voor het bevoegd gezag

De met deze regeling beschikbaar gestelde middelen zijn bedoeld voor opgaven voor bevoegde gezagen als bedoeld in de Wet bodembescherming (verder: Wbb) dan wel het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming. Het gaat om historische spoedopgaven (inclusief gebiedsgericht grondwateraanpak en kosten voor isoleren, beheer- en controlemaatregelen en voor nazorg van locaties), buitenproportionele opgaven en oude afspraken. In aanmerking voor een specifieke uitkering komen projecten (en de activiteiten die daar binnen vallen) voor zover het noodzakelijk is dat het bevoegd gezag deze opgave oppakt. Kosten die voortkomen uit een andere rol van een decentrale overheid dan van een bevoegd gezag komen niet in aanmerking voor uitkering.

Voor de financiering van projecten dient gekeken te worden of de kosten geheel of gedeeltelijk verhaald kunnen worden op de veroorzaker van de bodemverontreiniging of de eigenaar van de locatie (zie ook de toelichting op de artikelen 11, 17 en 22). Daarnaast is van belang dat gekeken wordt in hoeverre andere betrokkenen, zoals locatieontwikkelaars, kunnen bijdragen aan de financiering van een project. Ook met de waardestijging van een locatie na sanering kan soms reeds een gedeelte van de sanering worden bekostigd. Indien met bovenstaande onvoldoende rekening wordt gehouden, kan het risico optreden dat (onbedoeld) sprake is van ongerechtvaardigde verrijking of verboden staatssteun. Bij de aanvraag dient aangegeven te worden dat het instrumentarium voor kostenverhaal is of wordt toegepast en dat er geen sprake is van ongerechtvaardige verrijking (zie bijlage 2, 3 en 4 bij deze regeling), dan wel hoe hiermee rekening wordt gehouden.

Specifieke uitkering

Een specifieke uitkering1 is een uitkering van financiële middelen aan provincies dan wel gemeenten waaraan voorwaarden ten behoeve van een algemeen belang verbonden zijn. Bij een specifieke uitkering houdt de bewindspersoon de verantwoordelijkheid over het doelmatig besteden van middelen. De verantwoording van de besteding van de middelen door de provincies en de gemeenten gebeurt éénmaal per jaar in het jaarverslag en de jaarrekening en een verslag van bevindingen en een accountantsverklaring via de SiSa-systematiek2, bedoeld in de Financiële-verhoudingswet (verder: Fvw). Er zal een beperkt aantal SiSa-indicatoren in de beschikkingen tot verlening van een specifieke uitkering worden opgenomen. De verantwoordingslasten zijn derhalve zo beperkt mogelijk. Een provincie of gemeente die een bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet bodembescherming dan wel het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming (verder: bevoegd gezag) doet binnen de in deze regeling bepaalde periode een aanvraag voor benodigde middelen (conform de eisen die aan de aanvraag gesteld worden in de regeling). De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (verder: minister) beslist of een aanvraag toegekend wordt waarna een beschikking tot verlening van de specifieke uitkering volgt waarin budget, beleidsdoel en uitbetaling van voorschotten worden opgenomen. Na ontvangst van die beschikking kan het desbetreffende bevoegde gezag starten met de activiteiten. Jaarlijks verantwoordt de provincie dan wel de gemeente de bestede middelen via de SiSa-systematiek. De verantwoording wordt gecontroleerd door de accountant die de jaarrekening controleert en controleert of het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening, dit is dus de eigen accountant.

Afronding historische spoedopgaven

Sinds de jaren ’80 wordt in Nederland gewerkt aan de aanpak van historische, spoedeisende bodem- en grondwaterverontreinigingen. Dit zijn verontreinigingen die voor 1987 zijn ontstaan. Een beschikking ‘spoed’ op grond van de Wbb kan na die datum zijn of worden gegeven. De ambitie is in de periode tot 2030 de aanpak van de spoedlocaties af te ronden en de nazorg waar mogelijk te beëindigen of zoveel mogelijk te beperken. Het gaat om de afronding van reeds gemaakte meerjarige afspraken uit het convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties 2010 – 2015 en het convenant bodem en ondergrond 2016 – 2020. Hoewel de convenanten zijn beëindigd, lopen de activiteiten en werkzaamheden die daaruit voortvloeien voor het bevoegd gezag nog door. Locaties waarvoor voor de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet op grond van de Wbb een beschikking ‘spoed’ is gegeven zullen op grond van het overgangsrecht van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet onder het bevoegd gezag als bedoeld in deze regeling blijven vallen. Nazorg en saneringsoperaties vergen immers doorgaans een langdurige aanpak.

Het overzicht van spoedlocaties is destijds gebaseerd op de eindrapportage van het eerste convenant in 2015. Daarin zijn 1383 spoedlocaties geïdentificeerd. Dit aantal is de jaren daarna aangevuld met spoedlocaties waarvoor nadien een beschikking tot spoedige sanering als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wbb is genomen. Het totaal aantal is daarmee per 1 oktober 2020, zijnde de datum waarop de monitoring van de voortgang van de aanpak van spoedlocaties in 2020 is uitgevraagd, op 1624 gekomen. Ook daarna zijn nog locaties als ‘spoed’ beschikt. Naast de aanpak van individuele spoedlocaties worden ook gebiedsgericht grondwaterbeheer en nazorg gericht op de instandhouding van maatregelen bij gesaneerde locaties, tot de spoedopgave gerekend.

Daarnaast wordt ook de aanpak van elf waterbodemlocaties op lijst C, bedoeld in het convenant bodem en ondergrond 2016 – 2020, tot de historische spoedopgave gerekend. Dit betreft een door de Unie van Waterschappen opgestelde lijst met verontreinigde regionale waterbodemlocaties die op grond van de Waterwet dienen te worden aangepakt, omdat de verontreiniging een belemmering vormt voor het bereiken van het waterkwaliteitsdoel van het waterlichaam. Deze locaties zijn opgenomen in de monitoringsrapportage 2020 van het uitvoeringsprogramma van het convenant bodem en ondergrond 2016 – 2020. De monitoring van de voortgang van de spoedlocaties, nazorg, gebiedsgericht grondwaterbeheer en waterbodems wordt jaarlijks op 1 juli uitgevraagd aan de bevoegde gezagen. Tussen het ministerie en de bevoegde gezagen is afgesproken dat deze monitoring op vergelijkbare wijze wordt voortgezet in 2022. De monitoring van de voortgang van de aanpak van de spoedlocaties, gebiedsgericht grondwaterbeheer, nazorg en waterbodems wordt in opdracht van het Directeuren Overleg bodem uitgevoerd. Deze monitoring staat los van de verantwoordingssystematiek bij deze regeling.

Buitenproportionele opgaven

De afgelopen jaren hebben aangetoond dat er in het bodem- en grondwaterbeheer buitenproportionele opgaven zijn ontstaan. Dit zijn bodem- of grondwater(kwaliteit)opgaven die veel vragen op het gebied van kennis, capaciteit en middelen en waarvoor op dit moment nog niet voorzien is in voldoende financiële middelen en een adequate aanpak. De verwachting is dat er in de komende jaren nog diverse (nu nog onbekende) buitenproportionele opgaven zullen zijn. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet vindt een verdergaande decentralisatie van taken plaats. Dit betekent dat nieuwe spelers aan de slag gaan met complexe bodemopgaven. Deze ontwikkelingen maken dat er behoefte is aan een adequate regionale of landelijke aanpak die ervoor zorgt dat beschikbare middelen efficiënt worden ingezet ten behoeve van de meest prioritaire opgaven. Bij de afbakening of iets een buitenproportionele opgave is, spelen in ieder geval de volgende criteria een rol:

  • de opgave heeft betrekking op het beschermen en beheren en benutten van het bodem- en grondwatersysteem. Het gaat niet om opgaven (zoals de energietransitie, natuurontwikkeling of woningbouw) die al in andere programma’s of bestuurlijke samenwerkingen zijn belegd of opgaven gericht op bescherming van landschappelijke, archeologische en aardkundige waarden van de bodem;

  • de opgave maakt geen onderdeel uit van de (afronding van) – historische – spoedopgaven of van de oude afspraken, bedoeld in deze regeling. Hiermee wordt bedoeld dat de aanpak van een locatie niet uit meerdere de budgetten van meerdere onderdelen van een specifieke uitkering wordt gefinancierd; indien een aanpak voldoet aan de voorwaarden van meerdere onderdelen waarvoor een specifieke uitkering kan worden verleend, dient het bevoegd gezag een keuze te maken voor welk onderdeel een aanvraag wordt ingediend;

  • er is geen andere regeling of voorziening op grond waarvan voor de aanpak van de opgave financiële middelen worden of kunnen worden verleend;

  • de opgave laat zich niet zonder meer oplossen binnen de reguliere taken en verantwoordelijkheden van de betrokken bevoegde gezagen.

In deze regeling is de reikwijdte gericht op diffuus verspreid lood en PFAS, waarbij opgemerkt wordt dat het element PFAS ook GenX of andere PFAS vervangende stoffen omvat. Op basis van de leerervaring uit 2021 en het ingebrachte aandachtspunt uit de consultatie is besloten ‘andere niet-genormeerde stoffen’ niet onder de reikwijdte van deze regeling te laten vallen. Het beschikbare budget kan dan gericht worden ingezet op de grotere bodemopgaven voor diffuus verspreid lood en voor PFAS. De ervaringen met de toepassing van deze regeling en de Tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem overbruggingsjaar 2021 zullen worden gebruikt voor het opstellen van de regeling voor specifieke uitkeringen voor de meerjarige bodemafspraken.

Oude afspraken

In het verleden zijn toezeggingen gedaan door het Rijk aan provincies en gemeenten in verband met de uitvoering van hun taken in het kader van de Wbb die doorlopen in de toekomst. Hieronder vallen gereserveerde bedragen voortkomende uit in het verleden gemaakte afspraken en daaruit voortvloeiende toezeggingen. Deels zijn het omvangrijke gevallen van bodemverontreiniging (de zogenaamde 10 miljoen gulden plus gevallen) en deels overige projecten waarvan financiële consequenties doorlopen in de toekomst.3 De minister kan een specifieke uitkering verlenen aan een bevoegd gezag voor de aanpak van een geval van bodemverontreiniging waarover in het verleden een afspraak is gemaakt met het Rijk om financiële middelen beschikbaar te stellen. Tot 2021 werd een uitkering op basis van oude afspraken via een individuele specifieke uitkering geregeld. Het gebruik van dergelijke individuele uitkeringen is echter aan grenzen gebonden. De lijn is dat een ministeriële regeling wordt opgesteld om een specifieke uitkering aan meerdere projecten per jaar mogelijk te maken. Deze regeling voorziet daarin.

Overig

De regeling is verdeeld in de onderdelen ‘historische spoedopgaven’, ‘buitenproportionele opgaven’ en ‘oude afspraken’. Het onderdeel ‘historische spoedopgaven’ bevat de elementen 'individuele spoedlocaties’, ‘gebiedsgericht grondwaterbeheer’, ‘nazorg inclusief isoleren, beheer- en controlemaatregelen’ en ‘de aanpak van waterbodems als bedoeld op lijst C van het convenant bodem en ondergrond’. Het onderdeel ‘buitenproportionele opgaven’ bevat de elementen ‘diffuus verspreid lood’ en ‘PFAS’. Aanvragen dienen te worden ingediend voor een van de onderdelen ‘historische spoedopgaven’, ‘oude afspraken’ of ‘buitenproportionele opgaven’; voor dit laatste onderdeel moet daarnaast per element een separate aanvraag worden ingediend. Aanvragen kunnen een of meerdere projecten betreffen. Een project kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Overleg en consultatie

Op 14 februari 2022 heeft afstemming in het Directeuren Overleg bodem plaatsgevonden over de uitgangspunten waarop deze regeling is gebaseerd. Over een concept van deze regeling heeft een consultatie plaatsgevonden van 1 tot en met 14 maart 2022 van het IPO en de VNG. In overleg met het IPO en de VNG is de consultatieversie van de regeling op 10 maart 2022 toegelicht aan gemeenten en aan provincies tijdens twee aparte digitale bijeenkomsten.

Uit de consultatie kwamen geen principiële bezwaren van het IPO en de VNG tegen de regeling voor 2022 naar voren. Wel is een aantal vragen gesteld en zijn opmerkingen gemaakt en aandachtspunten benoemd. Er is bijvoorbeeld gevraagd of de doorlooptijd van een project start vanaf de datum waarop de toekenningsbeschikking is vastgesteld of de datum van de aanvraag. Daarnaast is opgemerkt dat artikel 7 ook betrekking zou kunnen hebben op DU-middelen die in de voorgaande jaren zijn verstrekt voor de aanpak van de historische spoedopgaven. Dergelijke vragen en opmerkingen hebben geleid tot een verduidelijking van de artikelen 8, 11 tot en met 13, 15 tot en met 18, 20, 22, 24 en 27 en de toelichting. De verduidelijkingen betreffen geen substantiële wijzigingen van de regeling.

Sommige vragen en opmerkingen hebben niet geleid tot aanpassingen in de regeling. Dit was bijvoorbeeld het geval bij een opmerking dat de SiSa-indicatoren in de regeling zouden moeten worden opgenomen. De regeling is echter niet de passende plaats om de SiSa-indicatoren op te nemen, dit is de beschikking tot verlening van een specifieke uitkering.

Een aantal aandachtspunten kan worden meegenomen in het traject voor het maken van nieuwe bestuurlijke afspraken. Een voorbeeld hiervan is de opmerking dat er ook buitenproportionele opgaven kunnen zijn buiten het chemisch domein (de huidige scope betreft diffuus verspreid lood en PFAS).

Na afloop van de consultatieperiode is een belangrijke wijziging doorgevoerd. Uit de ervaring in 2021 is gebleken dat verreweg de meeste aanvragen werden ingediend voor projecten met betrekking tot de elementen diffuus verspreid lood en PFAS (inclusief PFAS-vervangers zoals GenX). Het element ‘andere niet genormeerde stoffen’ bevat zeer veel stoffen en daardoor kunnen onverwachte aanvragen worden ingediend voor de aanpak van bodemverontreinigingen waarbij eerst gekeken zou moeten worden hoe de verantwoordelijkheden passend belegd kunnen worden en hoe de aanpak gefinancierd zou kunnen worden. Tijdens de consultatie is als aandachtspunt ingebracht dat bij over-intekening en evenredige verdeling niet het volledige gehonoreerde bedrag uitgekeerd wordt en dat als gevolg hiervan het kan zijn dat bevoegde gezagen te weinig middelen ontvangen om een saneringsproject uit te kunnen voeren. Op basis van de leerervaring uit 2021 en het ingebrachte aandachtspunt uit de consultatie is (na de consultatie) besloten andere niet-genormeerde stoffen uit de reikwijdte van deze regeling te halen (artikel 13, tweede lid) zodat het beschikbare budget gericht kan worden ingezet op de grotere bodemopgaven voor diffuus verspreid lood en PFAS.

Uitvoeringslasten

Het indienen van een aanvraag brengt uitvoeringslasten voor decentrale overheden (bevoegde gezagen) met zich mee. Die lasten zijn zo laag mogelijk gehouden. Voor de aanpak van een spoedopgave, een buitenproportionele opgave of een geval van bodemverontreiniging waarover een oude afspraak is gemaakt, zal beleidsmatige en bestuurlijke besluitvorming binnen de provincie dan wel de gemeente hebben plaatsgevonden. Die informatie kan worden gebruikt voor het doen van de aanvraag voor een specifieke uitkering. De over te leggen gegevens zijn zo beperkt mogelijk gehouden.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 mei 2022 en vervalt met ingang van 1 januari 2027. De regeling blijft van toepassing op specifieke uitkeringen die voor de vervaldatum zijn verleend. Er wordt afgeweken van de vaste publicatietermijnen en vaste verandermomenten, dit wordt niet bezwaarlijk geacht omdat de desbetreffende decentrale overheden, via het IPO en de VNG, betrokken zijn bij de voorbereiding van deze regeling en ze er belang bij hebben zo snel als mogelijk in 2022 te kunnen starten met saneringsactiviteiten. Dit is een van de mogelijke uitzonderingen, genoemd in de Aanwijzingen voor de regelgeving, op de vaste publicatie- en verandermomenten.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Het bevoegd gezag, bedoeld in deze regeling, zijn de twaalf provincies en de 29 grote gemeenten, bedoeld in de Wbb en het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming.

Een buitenproportionele opgave is een opgave in het bodem- en grondwaterbeheer die zich niet zonder meer laat oplossen binnen de reguliere taken en verantwoordelijkheden van de betrokken bevoegde gezagen. In de afgelopen jaren is gebleken dat er zich met betrekking tot het beschermen/beheren en benutten van het bodem- en grondwatersysteem opgaven kunnen voordoen die op korte termijn moeten worden opgepakt, die veel vragen op het gebied van kennis, capaciteit en middelen maar waarvoor op dit moment nog niet is voorzien in een adequate aanpak. Een buitenproportionele opgave voor het bevoegd gezag houdt in dat het noodzakelijk moet zijn dat het bevoegd gezag deze opgave oppakt en niet een terreineigenaar, initiatiefnemer, drinkwaterbedrijf of een andere maatschappelijke partij. De noodzaak voor een bijdrage van de rijksoverheid in de aanpak kan voortvloeien uit het feit dat:

  • door de bodemverontreiniging bij het huidige gebruik sprake is van onaanvaardbare risico’s voor mens of ecologie of voor verspreiding van de verontreiniging;

  • redelijkerwijs van maatschappelijke partijen niet kan worden gevraagd dat zij zelf deze risico’s tot een aanvaardbaar niveau terugdringen;

  • zich risico’s voordoen door het voorgenomen gebruik van een locatie waardoor een noodzakelijke woningbouw niet tot stand kan komen.

Dringende noodzaak houdt ook in dat uitstel van concrete stappen ongewenst is.

De aanpak van buitenproportionele opgaven wordt ingericht via maatwerk per opgave en daarvoor is het nodig dat er al voldoende duidelijkheid is over de beleidsdoelen die met de aanpak worden nagestreefd. Die duidelijkheid is naar verwachting binnen de looptijd van deze regeling alleen te geven voor de opgave met betrekking tot diffuus verspreid lood en tot PFAS. Het begrip buitenproportioneel is (mede) daarom in 2022 beperkt tot deze opgaven. De grote vraag naar kennis, capaciteit en middelen hangt onder meer samen met de omvang van de opgave, het schaalniveau waarop de opgave zich afspeelt, de potentieel grote directe effecten voor het bodem- en grondwatersysteem of de consequenties (economisch, sociaal-maatschappelijk, financieel). Dat de opgave nergens is belegd, vloeit voort uit het feit dat de opgave geen onderdeel uitmaakt van de afspraken rondom de aanpak ‘spoedlocaties’ of van zogeheten ‘oude afspraken’ zoals bedoeld in artikel 1. Ook zijn deze opgaven niet meegenomen in andere programma’s of bestuurlijke samenwerkingen.

Ingevolge de Wbb betreft een historische spoedopgave een bodemverontreiniging die – grotendeels – voor 1987 is veroorzaakt. Verder is in artikel 1 juncto artikel 8, tweede lid, bepaald dat de historische spoedopgave bestaat uit de historische opgave zoals die bekend was bij het einde van het convenant bodem en ondergrond 2016 – 2020. Tevens maken individuele spoedlocaties onderdeel uit van de historische spoedopgave indien voor een locatie op uiterlijk 30 april 2022 een onherroepelijke beschikking tot spoedige sanering als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wbb is genomen.

Voor een aantal belangrijke begrippen in het bodem- en grondwaterbeheer wordt verwezen naar de definities die worden gehanteerd in de Wbb. Als belangrijke definities en begrippen vanuit de Wbb kunnen worden genoemd:

  • bodem: het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen;

  • belang van de bescherming van de bodem: het belang van het voorkomen, beperken of ongedaan maken van veranderingen van hoedanigheden van de bodem, die een vermindering of bedreiging betekenen van de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft;

  • geval van verontreiniging: geval van verontreiniging of dreigende verontreiniging van de bodem dat betrekking heeft op grondgebieden die vanwege die verontreiniging, de oorzaak of de gevolgen daarvan in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samenhangen;

  • saneren: het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreiniging en de directe gevolgen daarvan of van dreigende verontreiniging van de bodem;

  • geval van ernstige verontreiniging: geval van verontreiniging waarbij de bodem zodanig is of dreigt te worden verontreinigd, dat de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft, ernstig zijn of dreigen te worden verminderd;

  • gebiedsgerichte aanpak: aanpak die is gericht op de sanering van meerdere verontreinigingen van het diepere grondwater in een daartoe aangewezen gebied.

Op de datum waarop de Aanvullingswet bodem Omgevingswet van kracht wordt, komt de Wbb te vervallen.4 De gedefinieerde begrippen worden voor de uitvoering van deze regeling echter ook gehanteerd nadat de Wbb is vervallen. Dat is geregeld in artikel 26.

Artikel 2 Kaderbesluit subsidies I en M

In dit artikel is geregeld welke artikelen van het Kaderbesluit subsidies I en M (verder: Kaderbesluit) van overeenkomstige toepassing zijn. Het betreft de artikelen met betrekking tot de subsidiabele kosten, het subsidieplafond en de verdelingswijze, de afwijzingsgronden, de subsidieverstrekking, de verplichtingen van de subsidieontvanger, de bevoorschotting en de SiSa-verantwoording.

Artikel 3 Doel

De aanpak van spoedopgaven, van buitenproportionele opgaven en van de oude afspraken vergen veel van het bevoegd gezag. Die kan de lasten daarvan niet alleen dragen. Het is wenselijk dat deze activiteiten nog dit jaar worden opgepakt dan wel worden voortgezet en dat daar niet mee wordt gewacht totdat er nieuwe afspraken zijn gemaakt tussen IenW en het IPO en de VNG. Deze regeling heeft, net als in 2021, tot doel die activiteiten te stimuleren.

Artikel 4 Uitkeringsplafonds

De beschikbare plafonds voor de op grond van deze regeling te verlenen specifieke uitkeringen zijn in dit artikel opgenomen. Voor spoedopgaven bedraagt het uitkeringsplafond € 17.556.924,–. Voor een toelichting daarop wordt verwezen naar de toelichting op artikel 8. Voor buitenproportionele opgaven bedraagt het uitkeringsplafond € 34.185.868,–, waarvan ten hoogste € 8.000.000,– voor de aanpak van diffuus verspreid lood beschikbaar is. Diffuse loodverontreinigingen komen voor in oude binnensteden, lintbebouwingen en ophooglagen in veengebieden (toemaakdek). Hiervoor is het beleid om de blootstelling aan diffuus lood te verminderen en tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Dit gebeurt door de aanpak van onder andere openbare ruimten zoals speelplaatsen, schooltuinen en grote volkstuinen. Ook worden door de bevoegde overheden gebruiksadviezen afgegeven gericht op het verminderen van blootstelling tot een aanvaardbaar niveau. Voor de aanpak van diffuus lood is een uitkeringsplafond van € 8.000.000,– aangehouden in deze regeling. Dit bedrag ligt (ruimschoots) in de lijn van het bedrag dat tijdens het convenant bodem en ondergrond 2016 – 2020 jaarlijks is ingezet voor de aanpak van diffuus lood. Door het beschikbaar stellen van dit budget kan het beleid van de afgelopen jaren worden voortgezet en blijft er, door het vastgestelde uitkeringsplafond, tevens voldoende budget beschikbaar voor de aanpak van PFAS. Voor de aanpak van de oude afspraken bedraagt het uitkeringsplafond € 21.000.000,–.

De in deze regeling genoemde bedragen zijn exclusief compensabele btw en inclusief niet-compensabele btw. De compensabele btw is langjarig afgedragen aan het btw-compensatiefonds (BCF). Het BCF is het fonds waar gemeenten en provincies de btw die zij moeten betalen over producten en diensten in het kader van hun overheidstaken kunnen declareren. Niet alle btw die wordt betaald door de decentrale overheden aan derden komt in aanmerking voor compensatie bij het BCF. De decentrale overheden ontvangen uiteindelijk van IenW het toegekende bedrag exclusief de BCF-afdracht (compensabele btw) en inclusief niet compensabele btw. Uit het BCF ontvangen ze op basis van hun declaratie het bedrag van de compensabele btw. Dit betekent dat in veel gevallen de decentrale overheden via twee wegen uiteindelijk het volledige bedrag ontvangen.

In het tweede lid van artikel 4 is een begrotingsvoorbehoud gemaakt. Indien een specifieke uitkering wordt verleend, ten laste van een begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt die uitkering verleend onder het voorbehoud dat voldoende gelden ter beschikking zullen worden gesteld.

Artikel 5 Reikwijdte aanvraag specifieke uitkering

De aanpak van een locatie komt in aanmerking voor een specifieke uitkering voor slechts een van de onderdelen waarvoor een specifieke uitkering kan worden verleend. Het valt niet uit te sluiten dat een aanpak valt onder de voorwaarden van meerdere onderdelen, in dat geval dient het bevoegd gezag een keuze te maken voor welk onderdeel een aanvraag wordt ingediend. Opgemerkt zij dat voor ieder element van de buitenproportionele opgave een separate aanvraag ingediend moet worden.

Artikel 6 Start activiteiten historische spoedopgave en buitenproportionele opgave

Een specifieke uitkering kan worden verleend voor activiteiten die in 2022 zijn gestart ten behoeve van de aanpak van een historische spoedopgave of een buitenproportionele opgave. Die aanpak kan overigens al voor het indienen van een aanvraag zijn gestart. Het gaat om activiteiten waarvoor op grond van deze regeling voor het jaar 2022 een specifieke uitkering kan worden verleend. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 6, tweede lid, onderdeel b, van het Kaderbesluit biedt. Het moet dan wel om activiteiten voor de aanpak van historische spoedopgaven of van buitenproportionele opgaven gaan als bedoeld in deze regeling. In de aanvraag moet worden opgenomen dat een specifieke uitkering voor die activiteiten wordt gedaan en de uitkering moet worden besteed conform de voorwaarden gesteld aan de uitkering. Tevens moet, na toekenning van de aanvraag, worden voldaan aan de informatieverplichting, bedoeld in artikel 12, respectievelijk artikel 18.

Artikel 7 Aanvullende afwijzingsgrond

De artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit bevatten de gronden voor het afwijzen van een subsidieaanvraag. Deze artikelen zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag voor een specifieke uitkering als bedoeld in deze regeling. In aanvulling daarop is in artikel 7 bepaald dat de minister afwijzend kan beslissen op een aanvraag indien er voor dezelfde activiteiten waarvoor een uitkering wordt gevraagd al Rijksmiddelen zijn of zullen worden toegekend, zoals middelen voor een oude afspraak of voor een incidentele specifieke uitkering. Het is dus mogelijk een aanvraag te doen voor een specifieke uitkering voor activiteiten op de locatie waar reeds saneringsactiviteiten zijn verricht, mits voor die activiteiten opgenomen in de aanvraag nog niet eerder middelen zijn verstrekt. Het kan ook zijn dat er bv. voor een buitenproportionele opgave een specifieke uitkering is verleend op grond van de Tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem overbruggingsjaar 2021. Door het ingevolge die regeling toegepaste verdelingsregime kan het zijn dat niet alle activiteiten dan wel projectonderdelen zoals vorig jaar opgenomen in de aanvraag zijn of zullen worden uitgevoerd. Op grond van deze regeling kan daarvoor – opnieuw – een specifieke uitkering worden gevraagd, mits het andere activiteiten of projectonderdelen betreft dan waarvoor reeds Rijksmiddelen worden ingezet. Uiteraard moet in de aanvraag onderbouwd en beschreven worden welk projectonderdeel of specifieke activiteit niet is uitgevoerd met de op grond van de reeds verleende uitkering en moet de aanvraag ook verder voldoen aan de voorwaarden van deze regeling. In geval van toekenning van die aanvraag geldt ook daarvoor de SiSa-verantwoording.

Het kan ook zijn dat er een andere, al dan niet specifieke, regeling is op grond waarvan Rijksmiddelen voor de beoogde activiteit verleend kunnen worden. In dat geval zal een aanvraag voor een specifieke uitkering op grond van die andere regeling gedaan moeten worden.

§ 2 Historische spoedopgave

Artikel 8 Verlening specifieke uitkering voor historische spoedopgave

Onder de twee in het algemeen deel van deze toelichting genoemde convenanten werden middelen voor de aanpak van de spoedopgave op basis van meerjarige afspraken jaarlijks aan het bevoegd gezag uitgekeerd via een DU. Onder een regeling voor een specifieke uitkering moet een bevoegd gezag een aanvraag indienen bij de minister. Alleen een bevoegd gezag kan een aanvraag indienen.

De Algemene Rekenkamer heeft in 2018 en 2019 geconstateerd dat in bepaalde gevallen het Rijk, door het sluiten van convenanten of het maken van afspraken, voorwaarden verbond aan de toekenning van DU’s, die als effect hebben dat de beleids- en bestedingsvrijheid van decentrale overheden wordt beperkt. Het op basis van bestuursafspraken tussen het Rijk en een decentrale overheid beperken van de beleids- en bestedingsvrijheid van de decentrale overheid is in strijd met de toekenning van een DU. Voorwaarden kunnen wel gesteld worden bij de toekenning van een specifieke uitkering. De middelen zijn bestemd voor de aanpak van specifieke locaties en een specifieke uitkering is daarmee de rechtmatige wijze van uitkering van de middelen. Vandaar dat de bijdrage voor de aanpak van de historische spoedopgaven nu via een specifieke uitkering zal worden verstrekt. In juni 2021 zijn de benodigde middelen voor de bevoegde overheden in de periode 2022–2030 voor de aanpak van historische spoedopgaven geïnventariseerd. De verdeling van het budget over de resterende opgaven over de betreffende provincies en gemeenten is gebaseerd op de inventarisatie van de resterende opgaven per bevoegd gezag in juni 2021. Op deze inventarisatie zijn vanwege de scope van het onderdeel historische spoedopgave een aantal correcties toegepast. Van de opgegeven resterende opgaven zijn de volgende type locaties of projecten afgetrokken:

  • locaties of projecten die vallen onder oude afspraken, die niet zijn beschikt als spoedlocaties, of die vallen onder het onderdeel ‘buitenproportioneel’;

  • locaties of projecten waarvoor na juni 2021 nog een (aanvullende) uitkering door middel van een incidentele specifieke uitkering is toegekend.

Voor 2022 is net als in 2021 in totaal € 17.556.924,– beschikbaar voor de historische spoedopgave. Bij het bepalen van de verdeelsleutel tussen de bevoegde overheden op basis van de inventarisatie van de kosten voor de periode 2022–2030 uit juni 2021, is rekening gehouden met de in 2022 voorzienbare uitgaven voor de aanpak van de historische spoedopgaven. Daarom is primair voor de verdeelsleutel uitgegaan van de doorlopende jaarlijkse kosten per bevoegd gezag voor gebiedsgericht grondwaterbeheer en voor nazorg. Het bedrag dat resteert na aftrek van de kosten voor gebiedsgericht grondwaterbeheer en nazorg van de totaal beschikbare € 17.556.924,– kan worden ingezet voor de aanpak van individuele spoedlocaties en voor de aanpak van de waterbodems op de C-lijst. Deze verdeling voor individuele spoedlocatie en waterbodems op de C-lijst is gebaseerd op de relatieve omvang van de geïnventariseerde kosten voor de individuele spoedlocaties en voor de aanpak van de waterbodems op de C-lijst per bevoegd gezag ten opzichte van de totale geïnventariseerde kosten voor de individuele spoedlocaties en voor de aanpak van de waterbodems op de C-lijst van alle bevoegde overheden tezamen. Voor de secundaire verdeling is de omvang van het beschikbare budget voor historische spoedopgaven (€ 17.556.924,–) na aftrek van de primaire verdeling voor gebiedsgericht grondwaterbeheer en nazorg, vermenigvuldigd met de relatieve omvang van de kosten voor de individuele spoedlocaties en voor de aanpak van de waterbodems op de C-lijst per bevoegd gezag. De optelling van de primaire en secundaire verdeling heeft geleid tot de maximale budgetten per bevoegd gezag zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 9 Aanvraag specifieke uitkering historische spoedopgave
Eerste, tweede, derde en vijfde lid

De specifieke uitkering is bedoeld om na de beëindiging van het laatste convenant op basis waarvan meerjarige afspraken kunnen worden gemaakt, het bevoegd gezag in staat te stellen om in 2022 door te gaan met de aanpak van de historische spoedopgaven. Dit kan het uitvoeren van activiteiten betreffen of het aangaan van financiële verplichtingen. Alleen een bevoegd gezag kan een aanvraag indienen.

In het tweede lid is geregeld welke gegevens bij een aanvraag verstrekt moeten worden. Naast de gegevens die op grond van het Kaderbesluit (zoals het bankrekeningnummer waarop de specifieke uitkering moet worden gestort) reeds moeten worden verstrekt, moet ook worden aangegeven voor welke locaties of projecten de uitkering zal worden gebruikt. Projecten en locaties kunnen alleen worden opgevoerd als ze onderdeel uitmaken van de historische spoedopgaven voor een bevoegd gezag. In de aanvraag moet onderscheid worden gemaakt tussen de elementen:

  • afronding van de aanpak van individuele spoedlocaties;

  • gebiedsgericht grondwaterbeheer;

  • nazorg inclusief isoleren, beheer- en controlemaatregelen; en

  • aanpak waterbodems als bedoeld op lijst C, bedoeld in het convenant bodem en ondergrond zoals dat op 31 december 2020 luidde.

Daarbij moet het bevoegd gezag aangeven aan welke van de hiervoor bedoelde projecten de gevraagde specifieke uitkering zal worden besteed.

De projecten of locaties die in de aanvraag worden genoemd, worden bij toekenning van de uitkering opgenomen in de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering, evenals de voorwaarden, bedoeld in artikel 11, en de SiSa-indicatoren.

Voor de indiening van een aanvraag voor een specifieke uitkering voor de aanpak van een historische spoedopgave wordt gebruik gemaakt van het formulier, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling.

Vierde lid

De periode van indienen hangt samen met het moment van inwerkingtreding van deze regeling en de tijd die nodig is voor het nemen van de beslissing op de aanvraag en het verlenen van de beschikkingen voor het najaar van 2022.

Artikel 10 Maximumverlening specifieke uitkering historische spoedopgave

Indien een aanvraag voor een hoger bedrag wordt gedaan dan voor het desbetreffende bevoegd gezag in bijlage 1 bij deze regeling is opgenomen, verleent de minister ten hoogste het bedrag, genoemd in die bijlage. Een aanvraag voor een specifieke uitkering kan ook een lager bedrag zijn dan het desbetreffende bedrag, bedoeld in bijlage 1. In dat geval verleent de minister uiteraard ten hoogste dat bedrag mits aan de relevante eisen van deze regeling wordt voldaan.

Artikel 11 Besteding specifieke uitkering historische spoedopgave

De uitkering mag alleen worden gebruikt voor de aanpak van de historische spoedopgave, bedoeld in artikel 8. Dit omvat ook de kosten voor projecturen of voor onderzoek naar de noodzaak van sanering die rechtstreeks verband houden met de aanpak van de historische spoedopgave. Een – gehonoreerde – aanvraag kan verschillende projecten dan wel locaties betreffen. Het kan zijn dat bv. de activiteiten voor een project of locatie vertraging oplopen. In dat geval mag de daarvoor verstrekte uitkering worden besteed aan andere activiteiten mits die in de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering zijn opgenomen.

De activiteiten moeten in 2022 starten en mogen in drie jaar worden uitgevoerd (zie ook de toelichting bij artikel 6). De looptijd vangt aan per de datum die in dat verband is opgenomen in de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering. Het betreft dus niet de datum van de beschikking. De termijn van drie jaar betreft de uitvoering van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verleend en de besteding van de ontvangen middelen.

Onverminderd de voorwaarden, genoemd in artikel 11, eerste lid, mag de uitkering alleen worden gebruikt voor uitgaven waarvoor geen financiering is gevonden of kan worden gevonden via de veroorzaker van de verontreiniging of via de eigenaar van de locatie en er sprake is van een situatie waarin het bevoegd gezag onverwijld moet handelen vanwege risico’s voor mens of ecologie of van verspreiding van de verontreiniging. Op grond van de Wbb moet immers in principe de veroorzaker van de verontreiniging of de eigenaar van de locatie de kosten van de sanering betalen, verwezen zij in dat verband naar de Beleidsregel kostenverhaal artikel 75 Wet bodembescherming. Indien er zowel een specifieke uitkering zou worden verkregen als financiering als gevolg van kostenverhaal zou worden ontvangen, kan er sprake zijn van ongerechtvaardige verrijking. In afwijking van het voorgaande mag de specifieke uitkering wel aan kosten worden besteed die op een derde worden verhaald indien de actie daartoe nog loopt of nog moet worden gestart. Het gaat in deze gevallen om situaties waarin de aanpak van de bodemverontreiniging niet kan wachten op de uitkomsten daarvan. Het kostenverhaal is complex en kan een langdurig traject zijn. Indien bij een aanvraag voor een specifieke uitkering overeenkomstig de Wbb kostenverhaal aan de orde is, zal het bevoegd gezag dat traject moeten inzetten.

Over de besteding van de middelen die zijn verhaald op de veroorzaker van de verontreiniging of de eigenaar van de verontreinigde locatie zullen afspraken tussen de minister en het bevoegd gezag worden gemaakt.

Artikel 12 Verplichting ontvanger specifieke uitkering voor historische spoedopgaven

Dit artikel biedt de grondslag voor het jaarlijks verstrekken van informatie op basis waarvan de minister zicht kan houden op de voortgang van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt. Het gaat hier niet om financiële informatie of een beoordeling, die loopt immers via de SiSa-verantwoording, maar om feitelijke informatie. De informatie, bedoeld in artikel 12, wordt uiterlijk 31 december van het desbetreffende kalenderjaar via spukbodem@minienw.nl verstrekt. Jaarlijkse informatie over de voortgang is alleen aan de orde bij een looptijd van meer dan een jaar. De minister moet in staat zijn de Tweede Kamer te informeren over de aanpak in het kader van deze regeling.

Op grond van dit artikel moet het bevoegd gezag jaarlijks informatie verstrekken over de voortgang van de activiteiten die een looptijd van meer dan een jaar hebben. Deze verplichting is alleen van toepassing gedurende de looptijd van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verkregen. Daarbij kan worden volstaan met het aangegeven van welke activiteiten worden uitgevoerd of zijn afgerond. Dit laatste houdt verband met de mogelijkheid om de uitkering te besteden aan andere activiteiten binnen de historische spoedopgaven die genoemd zijn in de verleningsbeschikking. Het verstrekken van informatie in het kader van de regeling staat los van de monitoring van de voortgang van de aanpak van de spoedopgave die jaarlijks wordt uitgevraagd aan de bevoegde gezagen in opdracht van het Directeuren Overleg bodem.

§ 3 Buitenproportionele opgaven

Artikel 13 Verlening specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

Een bevoegd gezag mag voor een of meer buitenproportionele opgaven een aanvraag doen. De beschikbare kennis, capaciteit en middelen moeten efficiënt worden ingezet ten behoeve van de meest prioritaire opgaven. Voor 2022 betreft de buitenproportionele opgaven de problematiek van bodem- en grondwaterverontreiniging met diffuus verspreid lood en de problematiek van PFAS.

De koppeling met noodzakelijke maatschappelijke opgaven is bedoeld om het mogelijk te maken om meerdere opgaven tegelijkertijd op te pakken en om ‘werk met werk’ te maken. De noodzaak voor de inzet van de Rijksmiddelen voor bodem moet ook in dat geval kunnen worden onderbouwd en verantwoord. Alleen het feit dat een ontwikkeling duurder uitpakt als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging is geen reden voor toekenning van een aanvraag voor een specifieke uitkering. Er moet los van een maatschappelijke opgave voor bijvoorbeeld woningbouw of klimaatmaatregelen, sprake zijn van een bodemsaneringsopgave voor het bevoegd gezag. Dat houdt in dat ook als er geen maatschappelijke opgave zou liggen, toch op enig moment bodemsaneringsmaatregelen genomen zouden moeten worden. De timing van de maatschappelijke opgave haalt dat moment naar voren en biedt de mogelijkheid de Rijksmiddelen voor bodem voor efficiënt in te zetten.

Artikel 14 Kosten die in aanmerking komen voor een specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

De kosten die voor een specifieke uitkering in aanmerking komen, moeten rechtstreeks verband houden met onderzoek dan wel de bodemsanering. Dat kunnen kosten zijn voor onderzoek naar de noodzaak om een bodemverontreiniging aan te pakken, de toe te passen methode en kosten om risico’s van een bodemverontreiniging weg te nemen en organisatorische kosten die rechtstreeks verband houden met die activiteiten (bv. projecturen). Kosten voor activiteiten waarbij geen sprake is van een sanering, bv. het afvoeren van (verontreinigde) grond ten behoeve van enkel een bouwproject, komen niet in aanmerking voor een specifieke uitkering. Kosten die een bevoegd gezag maakt in zijn hoedanigheid van bv. projectontwikkelaar komen evenmin voor een uitkering in aanmerking. Dat geldt ook indien saneringskosten door een derde zijn of moeten worden betaald. Zie voor een uitzondering daarop de toelichting op artikel 11.

Artikel 15 Aanvraag specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

Een aanvraag voor de aanpak van een buitenproportionele opgave moet door één bevoegd gezag worden ingediend. Het is wel mogelijk (en vanuit een gezamenlijke aanpak misschien wel wenselijk) dat een aantal overheden samenwerken aan de aanpak van een buitenproportionele aanvraag. In dat geval is het de bedoeling dat één bevoegd gezag optreedt als coördinerende overheid die de aanvraag indient en verantwoordelijk is voor de uitvoering van de aanpak en de SiSa-verantwoording aan IenW. Veelal zullen de betrokken overheden afspraken hebben gemaakt over de aanpak, de taken en verantwoordelijkheden en de financiën. In dat geval zijn in het projectplan de rol en verantwoordelijkheden van de betrokken overheden uitgewerkt. Hieruit moet blijken dat het bevoegd gezag de activiteiten uit het projectplan kan realiseren binnen de maximale doorlooptijd van drie jaar.

Voor ieder van de elementen ‘diffuus verspreid lood’, en ‘PFAS’ moet een aparte aanvraag en per project een apart projectplan worden ingediend. In het projectplan is tevens een beschrijving opgenomen van het beoogde resultaat en van de activiteiten (die onderdeel uitmaken van het project) waarmee dit doel wordt bereikt. Voor de activiteiten moet kort toegelicht worden in welke mate daarmee het beoogde doel wordt bereikt (doeltreffendheid) en is toegelicht waarom deze aanpak de meest efficiënte manier is om het doel te realiseren (doelmatigheid). Daarbij is van belang dat zowel de dringende noodzaak van ingrijpen door de overheid als de proportionaliteit van de voorgestelde aanpak wordt onderbouwd. Het moet duidelijk worden gemaakt dat de voorgestelde aanpak een realistische maar ook kosteneffectieve oplossing is voor de problematiek. Voor de problematiek van diffuus verspreid lood kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de adviezen van het RIVM en de GGD om te onderbouwen boven welk gehalte lood een bodemsanering de enige realistische oplossing is. Voor de problematiek van PFAS kan gebruik worden gemaakt van de gezondheidskundige en ecologische risicogrenzen die door het RIVM zijn afgeleid en kan worden voortgebouwd op de eerste analyses van potentiële aandachtlocaties voor PFAS die in 2020 en 2021 in het kader van of als vervolg op het Uitvoeringsprogramma bodemconvenant zijn uitgevoerd. Om de beschikbare kennis, capaciteit en middelen efficiënt in te zetten, kan het wenselijk zijn dat de aanvraag is gebaseerd op een landelijk afgestemde aanpak. De aanpak van buitenproportionele opgaven moet echter wel kunnen worden ingericht via maatwerk per opgave en per regio. Dat betekent dat in de praktijk per aanvraag zowel de inhoudelijke werkwijze als de rollen en taken in de aanpak kunnen verschillen.

Indien de activiteiten door verschillende decentrale overheden tezamen worden uitgevoerd, geschiedt de verantwoording tussen hen via de SiSa-systematiek. Het kan ook zijn dat het uitvoeren van de activiteiten is opgedragen aan een omgevingsdienst. Dat is een openbaar lichaam in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De verantwoording door een omgevingsdienst loopt eveneens via de SiSa-verantwoording aan het bevoegd gezag waarvoor zij de activiteiten uitvoert. Dat bevoegd gezag verantwoordt dit vervolgens weer via zijn SiSa-rapportage. Zie ook de toelichting op de artikelen 24 en 25.

In het vijfde lid is de aanvraagperiode vastgelegd. De aanvraag voor een specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven kan worden ingediend in de maand mei van 2022. Zo wordt bewerkstelligd dat ook dat jaar de buitenproportionele opgave kan worden aangepakt. De aanvraag wordt ingediend met gebruik making van het aanvraagformulier, bedoeld in bijlage 3 bij deze regeling en wordt gestuurd naar het volgende e-mailadres: spukbodem@minienw.nl.

Artikel 16 Wijze van verdelen middelen specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

De beslissing over de toekenning van een specifieke uitkering voor de aanpak van buitenproportionele opgaven wordt genomen na de sluiting van de aanvraagperiode. Voor de aanpak van het element diffuus verspreid lood geldt een uitkeringsplafond van € 8.000.000,–. Indien het totaal van de aanvragen voor de aanpak van dat element het daarvoor beschikbare plafond overstijgt, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid over die aanvragen verdeeld, uiteraard voor zover ze voor honorering in aanmerking komen. Voor de aanpak van het element PFAS geldt een uitkeringsplafond van € 26.185.868,–. Ook hier wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld over de aanvragen indien het totaal van die aanvragen het beschikbare plafond overstijgt, en voor zover ze voor honorering in aanmerking komen.

Indien het beschikbare budget voor de aanpak van diffuus lood niet wordt uitgeput, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het budget voor de aanpak van PFAS, het andere element binnen het onderdeel buitenproportionele opgaven. Ook dat bedrag wordt uiteraard naar evenredigheid verdeeld over de aanvragen die voor honorering in aanmerking komen.

Artikel 17 Besteding specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

Dit artikel geeft aan waaraan de specifieke uitkering kan worden besteed, te weten aan de voorbereiding, begeleiding en uitvoering van de activiteiten zoals opgenomen in het projectplan. Het is mogelijk om de voor een activiteit (ook uit andere projecten) toegekende middelen te besteden aan andere activiteiten mits het om activiteiten voor hetzelfde element, bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdeel a, gaat.

Voor een toelichting op het tweede en derde lid, wordt verwezen naar de toelichting op artikel 11, tweede en derde lid.

Artikel 18 Verplichting ontvanger specifieke uitkering voor buitenproportionele opgaven

Jaarlijkse informatie over de voortgang is van belang in verband met mogelijke risico’s voor mens of ecologie of op verspreiding of van dreigende stagnatie van noodzakelijke maatschappelijke ontwikkelingen die samenhangen met de opgaven. In de informatie geeft het bevoegd gezag aan welk project in uitvoering is of is afgerond. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op artikel 12.

§ 4 Oude afspraken

Artikel 19 Verlening specifieke uitkering voor oude afspraken

Dit artikel heeft betrekking op de aanpak van een geval van bodemverontreiniging waarvoor in het verleden tussen een individueel bevoegd gezag en de (toenmalige) Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een afspraak is gemaakt over de mogelijkheid om in latere jaren een bijdrage in de kosten te verlenen in de vorm van een projectfinanciering. Bepalend voor een dergelijke afspraak zijn in de meeste gevallen de risico’s in financiële en technische zin die voor het geval zijn geconstateerd. Voorbeelden van projecten waarvoor dergelijke afspraken zijn gemaakt, zijn de aanpak van het Griftpark in Utrecht en het gasfabrieksterrein Rotterdam.

Artikel 20 Aanvraag specifieke uitkering voor oude afspraken

In het projectplan is een beschrijving opgenomen van het beoogde resultaat en van de activiteiten waarmee dit doel wordt bereikt. Voor de activiteiten is kort toegelicht in welke mate daarmee het beoogde doel wordt bereikt (doeltreffendheid) en is toegelicht waarom deze aanpak de meest efficiënte manier is om het doel te realiseren (doelmatigheid).

Een aanvraag voor een specifieke uitkering voor een of meerdere gevallen van bodemverontreiniging waarover oude afspraken zijn gemaakt, wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier, bedoeld in bijlage 4 bij deze regeling.

Artikel 21 Wijze van verdelen middelen specifieke uitkering voor oude afspraken

De toekenning van de aanvragen voor een specifieke uitkering voor de aanpak van een of meerdere gevallen van bodemverontreiniging waarover een oude afspraak is gemaakt geschiedt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Indien het plafond voor het einde van de aanvraagperiode bereikt is, zal de minister dat in de Staatscourant bekend maken.

Artikel 22 Besteding specifieke uitkering voor oude afspraken

Dit artikel geeft aan waaraan de specifieke uitkering kan worden besteed. Dat betreft:

  • a. de instandhouding of voortzetting van een reeds tussen de toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het desbetreffende bevoegd gezag overeengekomen gevalsgerichte aanpak van ernstige bodemverontreiniging;

  • b. het nemen van maatregelen die tot doel hebben om te komen tot afbouw van isoleren, beheer- en controlemaatregelen als bedoeld in het convenant bodem en ondergrond 2015–2020, zoals dat luidde op 31 december 2020; of

  • c. het wegnemen van onvoorziene milieu-hygiënische risico’s bij de reeds overeengekomen gevalsgerichte aanpak van ernstige verontreiniging.

Voor een toelichting op het tweede en derde lid, wordt verwezen naar de toelichting op artikel 11, tweede en derde lid.

§ 5 Bevoorschotting

Artikel 23 Voorschotverstrekking

Ingevolge dit artikel verstrekt de minister een voorschot van 100%. In de beschikking tot verlening van de desbetreffende specifieke uitkering wordt opgenomen wanneer het voorschot wordt betaald.

§ 6 Verantwoording andere overheden en vaststelling specifieke uitkering

Artikel 24 Verantwoording door andere overheden

In artikel 24, eerste lid, van het Kaderbesluit is geregeld dat de verantwoording over de besteding van een specifieke uitkering via de SiSa-verantwoording wordt gedaan. Het kan zijn dat het bevoegd gezag aan andere decentrale overheden middelen uit de specifieke uitkering voor de aanpak van een buitenproportionele opgave uitkeert voor het uitvoeren van werkzaamheden in dat kader. Dit kunnen andere gemeenten zijn of een omgevingsdienst of een waterschap. De rol en verantwoordelijkheden van de andere decentrale overheden moeten in het plan van aanpak zijn opgenomen. Daarnaast kan het zijn dat een waterschap middelen uit een specifieke uitkering voor de aanpak van een historische spoedopgave ontvangt voor het uitvoeren van werkzaamheden in dat kader. In artikel 24 van deze regeling is de wijze van verantwoording van de besteding van die middelen geregeld. Op gemeenten zijn de artikelen 17a en 17b van de Fvw van toepassing. Op omgevingsdiensten is artikel 34a van de Wet gemeenschappelijke regeling van toepassing. Op waterschappen zijn de artikelen 17a en 17b Fvw van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25 Vaststelling specifieke uitkering

Ook voor het bevoegd gezag loopt de verantwoording over de specifieke uitkering via de SiSa-systematiek. Op grond van artikel 17a van de Fvw vindt die verantwoording uiterlijk plaats op 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar. De eindverantwoording voor buitenproportionele opgaven zal in 2027 plaatsvinden. Het kan echter zijn dat de eindverantwoording later plaatsvindt. Dat is bv. aan de orde indien bij een project een of meer andere overheden dan het bevoegd gezag zijn betrokken. Die overheden verantwoorden de besteding van die middelen eveneens via SiSa aan het bevoegd gezag. Die verantwoording, door de andere overheden, is dan in het jaar volgend op de SiSa-verantwoording beschikbaar voor het bevoegd gezag. Het jaar daarna is de verantwoording door het bevoegd gezag beschikbaar voor de minister (ook via SiSa). Of er sprake zal zijn van het doorzetten van middelen uit een specifieke uitkering is niet bekend. Daarom is in artikel 25 geregeld dat de minister de specifieke uitkering uiterlijk vaststelt op 31 december van het jaar waarin de desbetreffende eindverantwoording, via SiSa, is ontvangen.

De hoogte van de uitkering wordt vastgesteld op het bedrag dat is toegekend in de verlening van die desbetreffende uitkering indien aan de voorwaarden en verplichtingen is voldaan. Indien daaraan geheel of gedeeltelijk niet is voldaan, kan het bedrag lager worden vastgesteld. Indien de specifieke uitkering op een lager bedrag wordt vastgesteld, kan het te veel betaalde op basis van artikel 4:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) worden teruggevorderd. Dit geldt ook als de beschikking tot verlening wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger van de uitkering wordt gewijzigd (artikel 4:48 van de Awb). Terugvordering kan plaatsvinden tot vijf jaren na de vaststelling van de specifieke uitkering (artikel 4:57, vierde lid, van de Awb).

§ 7 Wijziging regeling

Artikel 26 Wijziging regeling

Na de inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet gaan de bodemregels op in de Omgevingswet. Voor de toepassing van deze regeling zijn het begrip ‘bevoegd gezag’ en de definities en begrippen van de Wbb nog steeds relevant. Dat is geborgd in artikel 26.

§ 8 Slotbepalingen

Artikel 27 Inwerkingtreding en horizonbepaling

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de paragraaf ‘Inwerkingtreding’ van het algemeen deel.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Elke bijdrage uit ’s Rijks kas die door of vanwege Onze Minister wie het aangaat onder voorwaarden ten behoeve van een bepaald openbaar belang aan provincies en gemeenten wordt verstrekt, is een specifieke uitkering (artikel 15a, eerste lid, Fvw).

X Noot
2

‘single information, single audit.’

X Noot
3

Circulaire bijdrageverlening bodemsanering (Stcrt. 1996, 249, geldend van 01-01-1997 t/m 01-12-2014).

X Noot
4

De Wbb blijft van toepassing op de situaties, bedoeld in het overgangsrecht van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet.

Naar boven