Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 april 2022, nr. WJZ/ 21264657, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met de verhoging van de korting op de stikstofgebruiksnorm voor maïs die wordt toegepast na het scheuren van grasland op zand- en lössgronden in 2022 ten behoeve van de waterkwaliteit

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 10, vierde lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 28f worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt in 2022 de hoeveelheid stikstof, bedoeld in artikel 28, eerste lid, aanhef, verminderd met 85 kilogram stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte voormalig grasland, gelegen op zand- of lössgrond, indien direct aansluitend aan het vernietigen van de graszode op deze grond in hetzelfde kalenderjaar de teelt van maïs aanvangt.

  • 5. Het vierde lid en dit lid vervallen met ingang van 1 januari 2023.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 april 2022

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

TOELICHTING

1. Algemeen

1.1 Doel en aanleiding

Met de onderhavige wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Urm) wordt per 1 januari 2022 gestalte gegeven aan de compenserende maatregel voor het verschuiven van de verplichte datum voor het inzaaien van een vanggewas (Vrijstellingsregeling inzaai vanggewas na maïs in verband met lage temperaturen en veelvuldige regen in 2021). Het doel van deze regeling is mogelijke negatieve effecten van het verschuiven van de uiterste inzaaidatum van het vanggewas na maïs op de waterkwaliteit te compenseren. De compenserende maatregel is reeds aangekondigd in de kamerbrief van 30 september jl. (kenmerk DGA-PAV 21241996) over het uitstellen van de inzaaidatum vanggewas na maïs.

2. Beschrijving van de maatregel

In het jaar 2022 wordt de korting op de stikstof gebruiksnorm bij het telen van maïs op alle zand- en lössgronden na het scheuren van grasland eenmalig verhoogd van de huidige 65 kg N per hectare naar 85 kg N per hectare. Dat betekent dat in plaats van 65 kg N minder, in 2022 85 kg N minder per hectare mag worden toegepast. Dat betekent op zuidelijk zand en löss een stikstofgebruiksnorm van 112 – 85 = 27 kg N per hectare. Op overige zandgronden een stikstofgebruiksnorm van 140 – 85 = 55 kg N per hectare.

De maatregel is noodzakelijk om negatieve effecten op de waterkwaliteit van het later mogen inzaaien van een vanggewas na maïs in 2021 te compenseren. De maatregel wordt generiek ingevoerd om voldoende positief effect op de waterkwaliteit te behalen. Daarnaast is het vanuit handhaafbaarheidsoogpunt niet mogelijk de maatregel slechts toe te passen wanneer daadwerkelijk later dan 1 oktober een vanggewas is gezaaid.

Een vanggewas dat uiterlijk 1 oktober is gezaaid neemt gemiddeld genomen 25 kg N op uit de bodem1. Dit vermindert snel, naar 13, 4 en 0 kg N op respectievelijk 10 oktober, 20 oktober en 1 november. Door het uitstellen van de datum waarop een vanggewas gezaaid dient te worden is de effectiviteit van het vanggewas dus flink verlaagd. Het is niet bekend hoeveel hectares maïs op welk moment geoogst zijn. Uitgaande van een gemiddeld oogstdatum van 15 oktober, midden tussen 1 oktober en 1 november, is de effectiviteit van het vanggewas tussen de 13 en 4 kg N. Gemiddeld is dat 8,5 kg N. Een vanggewas dat voor 1 oktober wordt gezaaid neemt gemiddeld genomen 25 kg N op, het verschil met de huidige situatie is dus 25 – 8,5 = 16,5 kg minder N opname per hectare over het gehele areaal maïs.

De reden om een hogere korting dan 16,5 kg, namelijk van 20 kg, toe te passen is dat de mogelijke negatieve effecten van het verschuiven van de uiterste inzaaidatum van een vanggewas na maïs op het gehele areaal maïs optreden, terwijl de korting op de stikstofgebruiksnorm op een deel van het totale areaal maïs van toepassing is. Namelijk op het deel maïs dat wordt geteeld na het scheuren van gras en dus niet voor de continuteelt van maïs.

3. Gevolgen voor bedrijfsleven en overheid

3.1 Regeldrukgevolgen

De verlaging op de stikstofgebruiksnorm als gevolg van aanpassing van de voorschriften over het scheuren van grasland, kan betekenen dat ondernemers meer kosten moeten maken voor de afzet van dierlijke mest of minder kunstmest kunnen toepassen. Wel is het zo dat het scheuren van grasland en vervolgens inzaaien van mais slechts door een beperkt aantal landbouwers die maïs telen wordt gedaan, waarbij het gaat om een klein aandeel van het areaal per bedrijf.

De gegevens van de gecombineerde opgave 2021 geven aan dat in 2020 4.700 landbouwers maïs op zand- of lössgronden hebben geteeld na de teelt van grasland. Een landbouwer dient zich in te lezen in de wijzigingen om vervolgens het bemestingsplan waar nodig aan te passen. De aanpassing van het bemestingsplan gaat om een kleine wijziging in een reeds bestaand plan en is daarmee een kleine wijziging. Voor het inlezen op de aanpassingen in de verlaging op de stikstofgebruiksnorm en de toepassing in het bemestingsplan is een inschatting gemaakt dat een landbouwer hier 15 minuten aan besteed à € 37,– per uur. Dit houdt een totale administratieve last in van € 43.475,–.

Uit diezelfde gecombineerde opgave is af te leiden dat 3.775 landbouwbedrijven zelf mest produceren en niet grondgebonden zijn. Dat betekent dat de betreffende landbouwers meer dierlijke mest zullen moeten afzetten of minder kunstmest zullen aanwenden. Een inschatting is gemaakt dat een landbouwer gemiddeld een half uur inzet pleegt voor het organiseren van de afzet en transport van dierlijke mest à € 37,– per uur. De meest gangbare optie hiervoor is zowel afzet als transport via dezelfde intermediair, het contacteren van de intermediair en vervolgens het begeleiden bij het laden van mest. Dit houdt een totale administratieve last in van € 69.837,50.

Opgeteld betreft het een ingeschat totaal van € 113.312,50 aan aanvullende administratieve lasten.

De verlaging op de stikstofgebruiksnorm voor maïs op alle zand- of lössgronden na het scheuren van grasland kan betekenen dat ondernemers meer kosten zullen maken voor de afzet van dierlijke mest of minder kunstmest kunnen toepassen en daardoor minder kosten maken. In praktijk zullen ondernemers er voornamelijk voor kiezen minder kunstmest toe te passen. De reden hiervoor is dat het toepassen van minder kunstmest geld bespaart, terwijl het afvoeren van dierlijke mest geld kost. Omdat een deel van de bedrijven niet grondgebonden is, in 2021 ging het om 3.775 van de 4.700 bedrijven die maïs telen na het scheuren van gras, zal er naar verwachting meer dierlijke mest afgevoerd moeten worden. In 2021 werd op 14.870 hectare maïs geteeld na het scheuren van gras. Er vanuit gaande dat het aantal hectares, waarop maïs wordt gezaaid na het scheuren van gras, in 2022 gelijk is aan 2021 wordt hieronder een indicatie van de kosten voor extra mestafvoer gegeven. Voor de berekening moest worden uitgegaan van een evenredige verdeling over de percelen van de 4.700 bedrijven. Hiervan uitgaande, betekent dit dat op 3.775 van de 4.700 = 80% van de hectares afvoer van dierlijke mest of minder aanvoer van kunstmest zal plaatsvinden. 80% van 14.870 hectare = 11.896 hectare.

Er wordt aangenomen dat in de helft van de gevallen meer dierlijke mest wordt afgevoerd en in de andere helft van de gevallen minder kunstmest wordt aangewend. 11.896 / 2 = 5.948 hectare. 5.948 hectare vermenigvuldigd met een eenmalige korting van 20 kg op de stikstofgebruiksnorm betreft 4 kg stikstof per kuub mest (uitgaande van runderdrijfmest) betekent 29.740 kuub mest. 29.740 kuub mest vermenigvuldigd met een gemiddelde afzetprijs van € 15 betekent € 446.100,– aan kosten. De afzetprijs is een all-in prijs, dus zowel mestafzet als het transport daarvan.

Daarnaast zal er naar verwachting op 5.948 hectare minder kunstmest worden aangewend. 5.948 vermenigvuldigd met 20 kg N, gedeeld door 240 kg N per ton kunstmest betekent 495 ton kunstmest minder aan te wenden. 495 ton kunstmest vermenigvuldigd met een gemiddeld prijs van € 250,– per ton betekent een besparing van € 123.750,–.

€ 446.100 afzetkosten voor dierlijke mest en € 123.750 mogelijke besparing maakt gezamenlijk nalevingskosten van € 322.350,–.

Afsluitend is het noemenswaardig dat grondgebondenheid uitgedrukt kan worden in zowel stikstof als fosfaat. In de berekening is er vanuit gegaan dat stikstof de bepalende factor is op elk bedrijf, in praktijk zullen de kosten naar verwachting dus lager zijn dan hierboven genoemd. Ook is het zo dat bedrijven met derogatie meer dierlijke mest op hun land mogen aanwenden en daardoor dus, relatief gezien, vaker mest zullen moeten afvoeren in plaats van kunnen besparen op kunstmestaanvoer.

3.2 Uitvoering en handhaving

Er bestaat reeds een korting van 65 kg stikstof op de gebruiksnorm, deze wordt verhoogd naar 85 kg stikstof. Dit houdt in dat de melding in de gecombineerde opgave van RVO in 2022 wordt aangepast van 65 naar 85. Ook de ICT om te controleren op de stikstofgebruiksnormen wordt hierop aangepast. Daarnaast communiceert RVO aan agrarische ondernemers over deze wijziging. De handhaving op deze korting zal plaatsvinden via de reguliere integrale bedrijfscontroles van RVO en NVWA op de stikstofgebruiksnormen.

4. Milieueffecten

De eenmalige verlaging van 85 kg stikstof per hectare per jaar op de stikstofgebruiksnorm voor maïs na het scheuren van grasland zal naar verwachting een positief milieueffect hebben. Deze maatregel beoogt het negatieve effect op de grondwaterkwaliteit van het in 2021 verschuiven van de datum waarop een vanggewas ingezaaid dient te zijn, in 2022 te compenseren.

5. Consultatie

Deze wijziging is niet separaat geconsulteerd, gezien de aankondiging in de kamerbrief over het verschuiven van de verplichte inzaaidatum voor een vanggewas na maïs van 30 september jl. met kenmerk DGA-PAV 21241996.

6. Europees Recht

De ontwerpregeling is op 29 december 2021 ingevolge artikel 5, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241) voorgelegd aan de Europese Commissie.

7. Inwerkingtreding

Onderhavige regeling treedt in werking op dag na de bekendmaking ervan in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2022. Dit wijkt weliswaar af van de vaste verandermomenten en minimum invoeringstermijn, maar is nodig omdat de compensatie die onderhavige regeling beoogt zo spoedig mogelijk, gelet op de kalenderjaarsystematiek dus in het komende kalenderjaar, dient te worden gerealiseerd. Dit om de nadelen voor de waterkwaliteit als gevolg van de maatregel om een vanggewas na maïs uiterlijk 31 oktober 2021 in te zaaien, zo spoedig mogelijk te compenseren.

De regeling heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2022. Dit is noodzakelijk omdat de stikstofgebruiksnormen per kalenderjaar gelden. De terugwerkende kracht heeft geen nadelige gevolgen voor de landbouwers, aangezien de rest van het, op het moment van publicatie van de regeling pas kort begonnen, mest uitrijdseizoen hen nog voldoende ruimte geeft aan de verlaagde gebruiksnorm te voldoen. Daarnaast is reeds bij de verschuiving van uiterste datum voor het zaaien van een vanggewas in 2021 in de brief aan de Tweede Kamer van 30 september jl. (kenmerk DGA-PAV 21241996) aangegeven dat de korting op de stikstofgebruiksnorm voor maïs, die wordt toegepast na het scheuren van grasland op zand- en lössgronden, verhoogd zal worden in 2022 als compenserende maatregel.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Naar boven