Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 april 2022, kenmerk 3256591-1015371-WJZ tot wijziging van enkele Warenwetregelingen in verband met wijzigingen in Europese regelgeving en enkele andere regelingen in verband met de naamswijziging van de inspectie SZW

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op:

  • Verordening 2019/515 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 764/2008 (PbEU 2019, L 91), Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);

  • Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1158 van de Commissie van 5 augustus 2020 betreffende de voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl (PbEU 2020, L 257);

  • Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1374 van de Commissie van 12 april 2021 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2021, L 297);

  • artikel 3, aanhef en onder b, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten;

  • artikel 13 van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen;

  • artikel 10 van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen; en

  • artikel 4 van de Regeling mandaatverlening inzake de bevoegdheid tot handhaving van de regels m.b.t. indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 2, eerste en tweede lid, van de Mandaatregeling handhaving CLP SZW 2014 wordt ‘Inspectie SZW’ telkens vervangen door ‘Nederlandse Arbeidsinspectie’.

ARTIKEL II

In artikel 4 van de Regeling strafrechtelijke handhaving door de Inspectie SZW op het terrein van Jeugdwet, Wlz, WMO 2015, Wmg en Zvw, wordt ‘Inspectie SZW’ vervangen door ‘Nederlandse Arbeidsinspectie’.

ARTIKEL III

Artikel 3a van de Warenwetregeling algemene productveiligheid komt te luiden:

Artikel 3a

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit wordt aangewezen als autoriteit belast met de controle op producten die de markt van de Unie binnenkomen als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van verordening (EU) 2019/1020.

ARTIKEL IV

Artikel 4a van de Warenwetregeling Extractiemiddelen vervalt.

ARTIKEL V

Artikel 5 van de Warenwetregeling levende tweekleppige weekdierenkomt komt te luiden:

Artikel 5

Het registratiedocument, zoals opgenomen in Bijlage III, sectie VII, Hoofdstuk X van Verordening (EG) Nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139), wordt beschikbaar gesteld door de NVWA.

ARTIKEL VI

De Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel a, komt te luiden:

a. Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1158:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1158 van de Commissie van 5 augustus 2020 betreffende de voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoerders van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl (PbEU 2020, L 257);

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

De gezamenlijke maximale radioactiviteit van cesium 134 en 137 in eet- en drinkwaren is niet hoger dan de voor cesium 137 toegelaten waarde op grond van artikel 3, tweede lid, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1158.

ARTIKEL VII

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

TOELICHTING

1. Algemeen

Artikel I en II

De artikelen I en II wijzigen de Mandaatregeling handhaving CLP SZW 2014 en de Regeling strafrechtelijke handhaving door de Inspectie SZW op het terrein van Jeugdwet, Wlz, WMO 2015, Wmg en Zvw in verband met de naamsverandering van de Inspectie SZW in Nederlandse Arbeidsinspectie. Deze wijzigingen beogen geen inhoudelijke wijzigingen. Enkel wordt ‘Inspectie SZW’ gewijzigd in ‘Nederlandse Arbeidsinspectie’.

Artikel III

Artikel III voorziet in de wijziging van artikel 3a van de Warenwetregeling algemene productveiligheid. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) is in artikel 3a, onderdeel a, van de Warenwetregeling algemene productveiligheid aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in de artikelen 4, 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 764/2008.1 Verordening (EG) nr. 764/2008 is op grond van artikel 16 van Verordening (EU) 2019/5152 ingetrokken met ingang van 19 april 2020. De aanwijzing van bevoegde autoriteiten voor laatstgenoemde verordening is inmiddels geregeld in artikel 3 van het Warenwetbesluit uitvoering wederzijdse erkenning. De aanwijzing in artikel 3a, onderdeel a, van de Warenwetregeling algemene productveiligheid kan daarom komen te vervallen. De NVWA is voorts in artikel 3a, onderdeel b, aangewezen als markttoezichtautoriteit en als autoriteit belast met de controle aan de buitengrenzen als bedoeld in Hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 765/20083. De artikelen 15 tot en met 29 van hoofdstuk III van verordening (EG) nr. 765/2008 zijn vervallen op grond van artikel 39, eerste lid, onder 4, van Verordening (EU) 2019/10204 (hierna: markttoezichtverordening) in verband met de inwerkingtreding van laatstgenoemde verordening met ingang van 16 juli 2021. De ambtenaren van de NVWA die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de markttoezichtverordening zullen bij besluit van de minister aangewezen worden. Verder wordt de NVWA thans in artikel 3a aangewezen als autoriteit belast met de controle op producten die de markt van de Unie binnenkomen als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de markttoezichtverordening. De artikelen 25 tot en met 28 van de markttoezichtverordening zijn van toepassing op de op grond van artikel 25, eerste lid, van de markttoezichtverordening aangewezen autoriteiten. Zo zullen deze autoriteiten op grond van artikel 26, eerste lid, van de markttoezichtverordening het in het vrije verkeer brengen van een product moeten opschorten indien bij de controles overeenkomstig artikel 25, derde lid, één van de omstandigheden, bedoeld in de onderdelen a tot en met e, wordt vastgesteld. In artikel 27 van de markttoezichtverordening is beschreven onder welke omstandigheden een product weer in het vrije verkeer wordt gebracht, nadat het in het vrije verkeer brengen ervan overeenkomstig artikel 26 is opgeschort. Een krachtens artikel 25, eerste lid, aangewezen autoriteit dient verder het in het vrije verkeer brengen van een product te weigeren, indien de markttoezichtautoriteiten geconcludeerd hebben dat dat product een ernstig risico vormt of indien het product niet aan het toepasselijke Unierecht voldoet. Dit volgt uit artikel 28, eerste en tweede lid, van de markttoezichtverordening. In die gevallen zullen de aangewezen autoriteiten een vermelding moeten aanbrengen op de handelsfactuur behorende bij het product, waaruit volgt dat het product een niet-conform product betreft en het in het vrije verkeer brengen ervan niet is toegestaan. Een krachtens artikel 25, eerste lid, aangewezen autoriteit kan bovendien, indien zij dat noodzakelijk en evenredig acht, een product dat een risico voor de gezondheid en veiligheid van de eindgebruikers vormt, vernietigen of op een andere manier onbruikbaar maken op grond van artikel 28, vierde lid, van de markttoezichtverordening. De kosten van een dergelijke maatregel komen ten laste van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het product aangeeft voor het vrije verkeer.

Artikel IV

Artikel 4a van de Warenwetregeling Extractiemiddelen vervalt, omdat het in dat artikel geregelde verbod reeds geldt op grond van artikel 2, zesde lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.

Artikel V

In bijlage III, sectie VII, hoofdstuk I, punt 3, bij Verordening (EG) nr. 853/20045 is bepaald dat wanneer een exploitant van een levensmiddelenbedrijf een partij levende tweekleppige weekdieren van één inrichting naar een andere verplaatst, die partij vergezeld moet gaan van een registratiedocument. Artikel 5, eerste lid, van de Warenwetregeling levende tweekleppige weekdieren bepaalde dat het model van dat registratiedocument in Nederland vastgesteld werd door de NVWA. Met de gedelegeerde verordening (EU) 2021/13746 is een geharmoniseerde versie van dit registratiedocument opgenomen in hoofdstuk X van sectie VII in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004. Artikel 5, eerste lid, van de Warenwetregeling levende tweekleppige weekdieren kan om die reden vervallen. Het registratiedocument zal nog steeds door de NVWA ter beschikking gesteld worden. Daarom is de tekst van artikel 5, tweede lid, van de Warenwetregeling levende tweekleppige weekdieren, met aanpassingen van de verwijzing naar het registratiedocument, behouden.

Artikel VI

Met artikel VI wordt de Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen gewijzigd. Deze wijziging is nodig vanwege het vervallen van Verordening (EG) nr. 733/2008.7 In de Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen werd verwezen naar deze Verordening. Uitvoeringsverordening (EU) 2020/11588 (hierna: de Uitvoeringsverordening) heeft de vervallen verordening vervangen. De Uitvoeringsverordening stelt de maximale radioactiviteit vast voor levensmiddelen die van buiten de Europese Unie ingevoerd worden. De Uitvoeringsverordening is gebaseerd op het ongeval in de kerncentrale in Tsjernobyl. De waarde voor cesium-134 uit Verordening (EG) nr. 733/2008 komt in de Uitvoeringsverordening niet terug. Vanwege de relatief korte halveringstijd van cesium-134 kan aangenomen worden dat deze radionuclide na het ongeval in de kerncentrale in Tsjernobyl is vervallen. Daarom dienen de in de Uitvoeringsverordening genoemde gehaltes als maximaal toelaatbaar niveau van radioactieve besmetting te worden beschouwd als de som van de waardes van cesium-134 en cesium-137. Voor de gezamenlijke maximale radioactiviteit van cesium-134 en cesium-137 in de Warenwetregeling Verontreiniging in levensmiddelen wordt daarom aangehaakt bij de in de Uitvoeringsverordening voor cesium-137 vastgestelde maxima.

Artikel VII

Van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten van regelgeving is afgeweken, aangezien sprake is van herstelregelgeving en uitvoering van Europese regelgeving.

Het ontwerp van deze regeling is ter informatie gestuurd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW)9.

2. Gevolgen voor regeldruk

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en bevat geen bepalingen die verplichtingen aan burgers en bedrijven opleggen. Deze regeling heeft dan ook geen gevolgen voor de regeldruk. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven heeft.

3. Handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid

Het ontwerp van dit besluit is door de NVWA beoordeeld op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid. De voorgestelde wijzigingen zijn naar het oordeel van de NVWA handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig. Het voorstel is wetstechnisch van aard en brengt geen nieuwe taken of intensivering van bestaande taken met zich mee. Het voorstel heeft daarom geen gevolgen voor de benodigde capaciteit noch geeft het voorstel aanleiding tot het maken van opmerkingen inzake de organisatorische haalbaarheid. De NVWA wijst erop dat in artikel VI, onderdeel B, wordt gesproken over de gezamenlijke maximale radioactiviteit van cesium-134 en cesium-137. Ingevolge overweging 6 en artikel 3, tweede lid, van Uitvoeringsverordening 2020/1158 hoeft de waarde van cesium-134 niet te worden gemeten. Geadviseerd wordt om artikel VI, onderdeel b, in die zin aan te passen. Voor de genoemde formulering is gekozen omdat er in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1158 van wordt uitgegaan, dat cesium-134 na het ongeluk met de centrale in Tsjernobyl in 1986 als vervallen kan worden beschouwd. Daarom dienen de in de Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1158 genoemde gehaltes als maximaal toelaatbaar niveau van radioactieve besmetting te worden beschouwd als de som van cesium-134 en cesium-137. In de Uitvoeringsverordening wordt gesteld aan dat het meten van cesium-134 een extra belasting met zich mee zou brengen, dit kan echter met dezelfde analyse vastgesteld worden als cesium-137.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers


X Noot
1

Verordening (EG) Nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG (PbEU 2008, L 218).

X Noot
2

Verordening (EU) 2019/515 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 764/2008 (PbEU 2019, L 91).

X Noot
3

Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU 2008, L 218).

X Noot
4

Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169).

X Noot
5

Verordening (EG) Nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139).

X Noot
6

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1374 van de Commissie van 12 april 2021 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2021, L 297).

X Noot
7

Verordening (EG) nr. 733/2008 van de Raad van 15 juli 2008 betreffende de voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl (PbEU 2008, L 201).

X Noot
8

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1158 van de Commissie van 5 augustus 2020 betreffende de voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl (PbEU 2020, L 257).

X Noot
9

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), en van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Naar boven