ARTIKEL I
In artikel 2, eerste en tweede lid, van de Mandaatregeling handhaving CLP SZW 2014
wordt ‘Inspectie SZW’ telkens vervangen door ‘Nederlandse Arbeidsinspectie’.
ARTIKEL II
In artikel 4 van de Regeling strafrechtelijke handhaving door de Inspectie SZW op
het terrein van Jeugdwet, Wlz, WMO 2015, Wmg en Zvw, wordt ‘Inspectie SZW’ vervangen
door ‘Nederlandse Arbeidsinspectie’.
ARTIKEL III
Artikel 3a van de Warenwetregeling algemene productveiligheid komt te luiden:
Artikel 3a
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit wordt aangewezen als autoriteit belast
met de controle op producten die de markt van de Unie binnenkomen als bedoeld in artikel
25, eerste lid, van verordening (EU) 2019/1020.
ARTIKEL IV
Artikel 4a van de Warenwetregeling Extractiemiddelen vervalt.
ARTIKEL V
Artikel 5 van de Warenwetregeling levende tweekleppige weekdierenkomt komt te luiden:
Artikel 5
Het registratiedocument, zoals opgenomen in Bijlage III, sectie VII, Hoofdstuk X van
Verordening (EG) Nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004
houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van
dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139), wordt beschikbaar gesteld door de NVWA.
ARTIKEL VI
De Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel a, komt te luiden:
- a. Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1158:
-
Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1158 van de Commissie van 5 augustus 2020 betreffende
de voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoerders van oorsprong uit
derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl (PbEU 2020, L
257);
B
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
De gezamenlijke maximale radioactiviteit van cesium 134 en 137 in eet- en drinkwaren
is niet hoger dan de voor cesium 137 toegelaten waarde op grond van artikel 3, tweede
lid, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1158.
ARTIKEL VII
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
1. Algemeen
Artikel I en II
De artikelen I en II wijzigen de Mandaatregeling handhaving CLP SZW 2014 en de Regeling
strafrechtelijke handhaving door de Inspectie SZW op het terrein van Jeugdwet, Wlz,
WMO 2015, Wmg en Zvw in verband met de naamsverandering van de Inspectie SZW in Nederlandse
Arbeidsinspectie. Deze wijzigingen beogen geen inhoudelijke wijzigingen. Enkel wordt
‘Inspectie SZW’ gewijzigd in ‘Nederlandse Arbeidsinspectie’.
Artikel III
Artikel III voorziet in de wijziging van artikel 3a van de Warenwetregeling algemene
productveiligheid. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) is in
artikel 3a, onderdeel a, van de Warenwetregeling algemene productveiligheid aangewezen
als bevoegde autoriteit als bedoeld in de artikelen 4, 6 en 7 van Verordening (EG)
nr. 764/2008.1 Verordening (EG) nr. 764/2008 is op grond van artikel 16 van Verordening (EU) 2019/5152 ingetrokken met ingang van 19 april 2020. De aanwijzing van bevoegde autoriteiten
voor laatstgenoemde verordening is inmiddels geregeld in artikel 3 van het Warenwetbesluit
uitvoering wederzijdse erkenning. De aanwijzing in artikel 3a, onderdeel a, van de
Warenwetregeling algemene productveiligheid kan daarom komen te vervallen. De NVWA
is voorts in artikel 3a, onderdeel b, aangewezen als markttoezichtautoriteit en als
autoriteit belast met de controle aan de buitengrenzen als bedoeld in Hoofdstuk III
van Verordening (EG) nr. 765/20083. De artikelen 15 tot en met 29 van hoofdstuk III van verordening (EG) nr. 765/2008
zijn vervallen op grond van artikel 39, eerste lid, onder 4, van Verordening (EU)
2019/10204 (hierna: markttoezichtverordening) in verband met de inwerkingtreding van laatstgenoemde
verordening met ingang van 16 juli 2021. De ambtenaren van de NVWA die belast zijn
met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de markttoezichtverordening
zullen bij besluit van de minister aangewezen worden. Verder wordt de NVWA thans in
artikel 3a aangewezen als autoriteit belast met de controle op producten die de markt
van de Unie binnenkomen als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de markttoezichtverordening.
De artikelen 25 tot en met 28 van de markttoezichtverordening zijn van toepassing
op de op grond van artikel 25, eerste lid, van de markttoezichtverordening aangewezen
autoriteiten. Zo zullen deze autoriteiten op grond van artikel 26, eerste lid, van
de markttoezichtverordening het in het vrije verkeer brengen van een product moeten
opschorten indien bij de controles overeenkomstig artikel 25, derde lid, één van de
omstandigheden, bedoeld in de onderdelen a tot en met e, wordt vastgesteld. In artikel
27 van de markttoezichtverordening is beschreven onder welke omstandigheden een product
weer in het vrije verkeer wordt gebracht, nadat het in het vrije verkeer brengen ervan
overeenkomstig artikel 26 is opgeschort. Een krachtens artikel 25, eerste lid, aangewezen
autoriteit dient verder het in het vrije verkeer brengen van een product te weigeren,
indien de markttoezichtautoriteiten geconcludeerd hebben dat dat product een ernstig
risico vormt of indien het product niet aan het toepasselijke Unierecht voldoet. Dit
volgt uit artikel 28, eerste en tweede lid, van de markttoezichtverordening. In die
gevallen zullen de aangewezen autoriteiten een vermelding moeten aanbrengen op de
handelsfactuur behorende bij het product, waaruit volgt dat het product een niet-conform
product betreft en het in het vrije verkeer brengen ervan niet is toegestaan. Een
krachtens artikel 25, eerste lid, aangewezen autoriteit kan bovendien, indien zij
dat noodzakelijk en evenredig acht, een product dat een risico voor de gezondheid
en veiligheid van de eindgebruikers vormt, vernietigen of op een andere manier onbruikbaar
maken op grond van artikel 28, vierde lid, van de markttoezichtverordening. De kosten
van een dergelijke maatregel komen ten laste van de natuurlijke persoon of rechtspersoon
die het product aangeeft voor het vrije verkeer.
Artikel IV
Artikel 4a van de Warenwetregeling Extractiemiddelen vervalt, omdat het in dat artikel
geregelde verbod reeds geldt op grond van artikel 2, zesde lid, van het Warenwetbesluit
Bereiding en behandeling van levensmiddelen.
Artikel V
In bijlage III, sectie VII, hoofdstuk I, punt 3, bij Verordening (EG) nr. 853/20045 is bepaald dat wanneer een exploitant van een levensmiddelenbedrijf een partij levende
tweekleppige weekdieren van één inrichting naar een andere verplaatst, die partij
vergezeld moet gaan van een registratiedocument. Artikel 5, eerste lid, van de Warenwetregeling
levende tweekleppige weekdieren bepaalde dat het model van dat registratiedocument
in Nederland vastgesteld werd door de NVWA. Met de gedelegeerde verordening (EU) 2021/13746 is een geharmoniseerde versie van dit registratiedocument opgenomen in hoofdstuk
X van sectie VII in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004. Artikel 5, eerste
lid, van de Warenwetregeling levende tweekleppige weekdieren kan om die reden vervallen.
Het registratiedocument zal nog steeds door de NVWA ter beschikking gesteld worden.
Daarom is de tekst van artikel 5, tweede lid, van de Warenwetregeling levende tweekleppige
weekdieren, met aanpassingen van de verwijzing naar het registratiedocument, behouden.
Artikel VI
Met artikel VI wordt de Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen gewijzigd.
Deze wijziging is nodig vanwege het vervallen van Verordening (EG) nr. 733/2008.7 In de Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen werd verwezen naar deze
Verordening. Uitvoeringsverordening (EU) 2020/11588 (hierna: de Uitvoeringsverordening) heeft de vervallen verordening vervangen. De
Uitvoeringsverordening stelt de maximale radioactiviteit vast voor levensmiddelen
die van buiten de Europese Unie ingevoerd worden. De Uitvoeringsverordening is gebaseerd
op het ongeval in de kerncentrale in Tsjernobyl. De waarde voor cesium-134 uit Verordening
(EG) nr. 733/2008 komt in de Uitvoeringsverordening niet terug. Vanwege de relatief
korte halveringstijd van cesium-134 kan aangenomen worden dat deze radionuclide na
het ongeval in de kerncentrale in Tsjernobyl is vervallen. Daarom dienen de in de
Uitvoeringsverordening genoemde gehaltes als maximaal toelaatbaar niveau van radioactieve
besmetting te worden beschouwd als de som van de waardes van cesium-134 en cesium-137.
Voor de gezamenlijke maximale radioactiviteit van cesium-134 en cesium-137 in de Warenwetregeling
Verontreiniging in levensmiddelen wordt daarom aangehaakt bij de in de Uitvoeringsverordening
voor cesium-137 vastgestelde maxima.
Artikel VII
Van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten van regelgeving is afgeweken,
aangezien sprake is van herstelregelgeving en uitvoering van Europese regelgeving.
Het ontwerp van deze regeling is ter informatie gestuurd aan de deelnemers aan het
Regulier Overleg Warenwet (ROW)9.
2. Gevolgen voor regeldruk
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven
en bevat geen bepalingen die verplichtingen aan burgers en bedrijven opleggen. Deze
regeling heeft dan ook geen gevolgen voor de regeldruk. Het Adviescollege toetsing
regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat
het geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven heeft.
3. Handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid
Het ontwerp van dit besluit is door de NVWA beoordeeld op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid
en fraudebestendigheid. De voorgestelde wijzigingen zijn naar het oordeel van de NVWA
handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig. Het voorstel is wetstechnisch van aard
en brengt geen nieuwe taken of intensivering van bestaande taken met zich mee. Het
voorstel heeft daarom geen gevolgen voor de benodigde capaciteit noch geeft het voorstel
aanleiding tot het maken van opmerkingen inzake de organisatorische haalbaarheid.
De NVWA wijst erop dat in artikel VI, onderdeel B, wordt gesproken over de gezamenlijke
maximale radioactiviteit van cesium-134 en cesium-137. Ingevolge overweging 6 en artikel
3, tweede lid, van Uitvoeringsverordening 2020/1158 hoeft de waarde van cesium-134
niet te worden gemeten. Geadviseerd wordt om artikel VI, onderdeel b, in die zin aan
te passen. Voor de genoemde formulering is gekozen omdat er in Uitvoeringsverordening
(EU) 2020/1158 van wordt uitgegaan, dat cesium-134 na het ongeluk met de centrale
in Tsjernobyl in 1986 als vervallen kan worden beschouwd. Daarom dienen de in de Uitvoeringsverordening
(EU) 2020/1158 genoemde gehaltes als maximaal toelaatbaar niveau van radioactieve
besmetting te worden beschouwd als de som van cesium-134 en cesium-137. In de Uitvoeringsverordening
wordt gesteld aan dat het meten van cesium-134 een extra belasting met zich mee zou
brengen, dit kan echter met dezelfde analyse vastgesteld worden als cesium-137.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers