Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Tijdelijk besluit uitstel voldoening maandaangifte vergunninghouders bpm)

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 10 januari 2022, nr. 2021-267616

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft het volgende besloten.

Dit besluit bevat een tijdelijke goedkeuring voor vergunninghouders in de zin van artikel 8 Wet BPM 1992. De goedkeuring voorziet in een praktische werkwijze waarmee een kwartaalaangifte materieel zo dicht mogelijk wordt benaderd.

1. Inleiding

Met ingang van 1 januari 2022 is het belastbaar feit voor de bpm gewijzigd naar het moment van inschrijving van een personenauto of motorrijwiel in het kentekenregister. Wat betreft het betalen van de bpm is en blijft het uitgangspunt dat de bpm moet worden betaald en de aangifte moet worden gedaan vóórafgaand aan de inschrijving in het kentekenregister. In de bpm bestaat – naast dit uitgangspunt – een voorziening voor ondernemers die regelmatig om inschrijving verzoeken van motorrijtuigen (hierna: vergunninghouders). Deze ondernemers mogen, op basis van een vergunning, de bpm per tijdvak voldoen na afloop van het tijdvak van de inschrijving. Dat is nu een tijdvak van één maand. In de toelichting bij de nota van wijziging van het Belastingplan 2021 heb ik aangegeven te willen onderzoeken onder welke voorwaarden een kwartaalaangifte bpm mogelijk is (Kamerstukken II 2020/21, 35 572, nr. 22, p. 4). Vanwege aanpassingen aan de automatiseringssystemen van de Belastingdienst kunnen – onder nog nader te bepalen voorwaarden – kwartaalvergunningen per 1 juli 2022 in werking treden. Voor de tussengelegen periode wordt een praktische werkwijze goedgekeurd waarmee een kwartaalaangifte materieel zo dicht mogelijk wordt benaderd.

2. Uitzondering op voldoening van de maandaangifte bij vergunninghouders

Vergunninghouders in de zin van artikel 8 Wet bpm 1992, zijn op grond van artikel 19 AWR gehouden de in een tijdvak verschuldigd geworden belastingen, binnen één maand na afloop van dat tijdvak te voldoen. Vanwege de situatie zoals hiervoor beschreven vind ik dat niet wenselijk.

Praktische werkwijze

Daarom keur ik op grond van artikel 63 AWR onder voorwaarden goed dat:

  • de voldoening van de in januari en februari 2022 verschuldigde belasting uiterlijk op 30 april 2022 plaatsvindt, en

  • de voldoening van de in april en mei 2022 verschuldigde belasting uiterlijk op 31 juli 2022 plaatsvindt.

Voorwaarden

  • De aangifte van de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting wordt maandelijks gedaan, ondanks dat de daadwerkelijke voldoening van deze belasting op een later moment mag plaatsvinden. In het schema hieronder is dit concreet weergegeven. Wordt niet tijdig aangifte gedaan, dan kan de inspecteur naheffen en een boete opleggen.

  • De betaling moet per (eerder ingediende) maandaangifte worden gedaan en zijn voorzien van het bij die maand horende betalingskenmerk.

  • Bij het niet voldoen van de belasting op het hierboven genoemde moment, kan de inspecteur de niet betaalde belasting naheffen en een boete opleggen.

Maand

Aangifte uiterlijk op

Betaling uiterlijk op

Januari 2022

28 februari 2022

30 april 2022 / betalingskenmerk januari

Februari 2022

31 maart 2022

30 april 2022 / betalingskenmerk februari

Maart 2022

30 april 2022

30 april 2022 / betalingskenmerk maart

April 2022

31 mei 2022

31 juli 2022 / betalingskenmerk april

Mei 2022

30 juni 2022

31 juli 2022 / betalingskenmerk mei

Juni 2022

31 juli 2022

31 juli 2022 / betalingskenmerk juni

Deze goedkeuring is tijdelijk van aard en kan door iedere vergunninghouder worden gebruikt. Deze goedkeuring wekt geen vertrouwen op ten aanzien van de toekomstige aanvraag van een vergunning waarmee de belasting per kwartaal wordt betaald of de voorwaarden waaronder deze wordt verleend. De beoordeling van de aanvraag wordt gedaan door de inspecteur. Evenmin wekt deze goedkeuring vertrouwen ten aanzien van naheffingen, boetes of andere handhavingsacties anderszins.

3. Inwerkingtreding en vervaldatum

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022. Dit besluit vervalt met ingang van 1 augustus 2022.

4. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit uitstel voldoening maandaangifte vergunninghouders bpm.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 januari 2022

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst namens deze, H.G. Roodbeen, hoofddirecteurFiscale en Juridische Zaken

Naar boven