Besluit van de Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland van 9 februari 2021 (kenmerk 2020049797), ter verdeling van de besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021

Gelet op artikel 91, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 4.4, derde lid, en artikel 4.5, eerste lid, van het Besluit Wfsv;

Besluit:

§ 1 Algemeen

Artikel 1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Aanwijzing:

Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021;

beheerskostenbudget:

het bedrag van de besteedbare middelen ter dekking van de beheerskosten Wlz ten laste van het Fonds langdurige zorg;

Besluit houdende de aanwijzing van de zorgkantoren:

besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waarin hij Wlz-uitvoerders aanwijst als zorgkantoor;

bewuste-keuze gesprek:

gesprek dat het zorgkantoor voert met iedere persoon die een persoonsgebonden budget aanvraagt om vast te stellen of deze in aanmerking komt voor een persoonsgebonden budget;

budgethouder:

verzekerde aan wie door het zorgkantoor een persoonsgebonden budget is verleend op grond van artikel 3.3.3, eerste lid, van de Wlz;

cliëntvertrouwenspersoon:

een persoon die de cliënt ondersteunt in het realiseren van zijn rechtspositie en diens rechtspositie bevordert in het kader van de Wet zorg en dwang;

huisbezoek:

bezoek van het zorgkantoor aan de budgethouder om vast te stellen dat het persoonsgebonden budget rechtmatig wordt besteed en om de budgethouder beter voor te lichten;

Minister van VWS:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Minister voor MZ:

Minister voor Medische Zorg;

Nadere aanwijzing:

Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021;

NZa:

Nederlandse Zorgautoriteit;

persoonsgebonden budget:

een subsidie waarmee de verzekerde onder de bij of krachtens artikel 3.3.3 van de Wlz en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde voorwaarden aan hem te verlenen zorg kan inkopen;

regio:

een regio zoals genoemd in artikel 1 van het Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 december 2020, kenmerk 1783045-214376-Z, houdende de aanwijzing van de zorgkantoren (Stcrt. 2020, 66954);

regiofactor:

wegingsgetal dat wordt gehanteerd voor de berekening van het gewicht van de regio;

SVB:

Sociale Verzekeringsbank;

Wlz:

Wet langdurige zorg;

Wlz-uitvoerder:

een rechtspersoon als bedoel bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wlz;

het Zorginstituut:

Zorginstituut Nederland;

zorgkantoor:

een zorgkantoor als bedoeld in het Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 december 2020, kenmerk 1783045-214376-Z, houdende de aanwijzing van zorgkantoren, (Stcrt. 2020, 66954);

ZN:

Zorgverzekeraars Nederland.

Artikel 2

Het Zorginstituut stelt een voorlopig, nader en definitief beheerskostenbudget vast met inachtneming van de in de Aanwijzing genoemde bedragen.

Artikel 3

Het Zorginstituut rondt het voorlopige, het nadere en het definitieve beheerskostenbudget af op hele euro's, waarbij het Zorginstituut bedragen van een halve euro en hoger afrondt naar boven en overige bedragen naar beneden.

§ 2 Voorlopige vaststelling beheerskostenbudget 2021

Artikel 4

Het Zorginstituut stelt in februari 2021 voor ieder zorgkantoor, iedere Wlz- uitvoerder en de SVB een beheerskostenbudget voorlopig vast met inachtneming van de in de Aanwijzing genoemde bedragen.

Artikel 5

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:

  • a. een bedrag van € 223,87 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden budget, vermenigvuldigd met het in de toelichting op de Aanwijzing geraamde aantal van 47.500 budgethouders voor 2021, wordt verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat 2020;

  • b. een bedrag van € 296,70 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2021, vermenigvuldigd met het in de toelichting op de Aanwijzing geschatte aantal van 9.000 nieuwe budgethouders waarvoor het zorgkantoor één of meer bewuste-keuze gesprekken voert, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;

  • c. een bedrag van € 570,50 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2021 één of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geschatte aantal van 16.000, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;

  • d. een bedrag van € 6,131 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • e. een bedrag van € 3,941 miljoen voor drie zorgkantoren die in 2021 geen deel uitmaken van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • f. een bedrag van € 2,775 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot het PGB portaal;

  • g. een bedrag van € 0,700 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot indexatie van PGB;

  • h. een bedrag van € 0,813 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor incassokosten vorderingen AWBZ;

  • i. een bedrag van € 0,611 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor de kosten met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van Te goeder trouw.

Artikel 6

  • 1. Het Zorginstituut verdeelt 15 procent van het na toepassing van artikel 5 resterende bedrag als volgt:

    • a. Het vaste bedrag wordt berekend door dit bedrag te delen door de som van het totaal aantal regio’s en het totaal aantal zorgkantoren, waarbij het aantal regio’s wordt vermenigvuldigd met de regiofactor.

    • b. Het aantal regio’s waarvoor het zorgkantoor is aangewezen in het Besluit houdende de aanwijzing van de zorgkantoren wordt vermenigvuldigd met de regiofactor. De uitkomst van deze vermenigvuldiging wordt met 1 verhoogd en vervolgens met het vaste bedrag, berekend in onderdeel a vermenigvuldigd en aan het budget van het zorgkantoor toegevoegd.

    • c. Bij de berekening in onderdeel a en b wordt een regiofactor van 0,25 toegepast.

    • d. Voor de berekening van het zorgkantoor DSW wordt de regio Westland Schieland Delfland nog als 2 regio’s geteld.

  • 2. Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 5 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2020 in de regio’s waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners, waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 7

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:

  • a. een bedrag van € 1,579 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 1 juli 2020 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;

  • b. een bedrag van € 3,158 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2020 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen;

  • c. een bedrag van € 0,302 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;

  • d. een bedrag van € 8,993 miljoen voor cliëntvertrouwenspersonen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • e. een bedrag van € 10,563 miljoen wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders voor het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • f. een bedrag van € 5,605 miljoen voor openstelling van de Wlz voor de GGZ. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • g. een bedrag van € 0,177 miljoen voor overheveling van hulpmiddelen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • h. een bedrag van ten hoogste € 16,434 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • i. een bedrag van € 0,526 miljoen voor Crisis Interventie Teams. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • j. een bedrag van € 0,255 miljoen voor verdere ontwikkeling van de onafhankelijke cliëntondersteuning voor één Wlz-uitvoerder op basis van een uitvraag van ZN;

  • k. een bedrag van € 1,300 miljoen voor het project Volwaardig leven, pilot 5. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • l. een bedrag van € 80,009 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2020 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen.

Artikel 8

Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 7, onderdeel a, b en l, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2020 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2020. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.

Artikel 9

Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8922359 als vergoeding in de beheerskosten.

Artikel 10

Voor een nieuwe Wlz-uitvoerder, die geen rechtsopvolger is van een of meer bestaande Wlz-uitvoerders, kan het Zorginstituut uitgaan van andere dan in dit besluit genoemde verzekerdenaantallen.

Artikel 11

Het Zorginstituut stelt het bedrag zoals bedoeld voor de SVB voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3.3.3, zevende lid, van de Wlz voorlopig vast op € 34,503 miljoen.

§ 3 Nadere vaststelling beheerskostenbudget 2021

Artikel 12

Uiterlijk op de eerste werkdag van mei 2022 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar 2021 voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB nader vast op basis van de Nadere aanwijzing.

Artikel 13

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:

  • a. een bedrag van € 223,87 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden budget, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing geraamde aantal budgethouders voor 2021, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat 2021;

  • b. een bedrag van € 296,70 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2021, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing geschatte aantal nieuwe budgethouders waarvoor het zorgkantoor één of meer bewuste-keuze gesprekken voert, wordt verdeeld naar rato van het aantal bewuste-keuze gesprekken per regio zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat 2021;

  • c. een bedrag van € 570,50 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2021 één of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing geschatte aantal, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;

  • d. een bedrag van € 6,131 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • e. een bedrag van € 3,941 miljoen voor drie zorgkantoren die in 2021 geen deel uitmaken van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • f. een bedrag van € 2,775 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot het PGB portaal;

  • g. een bedrag van € 0,700 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot indexatie van PGB;

  • h. een bedrag van € 0,813 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor incassokosten vorderingen AWBZ;

  • i. een bedrag van € 0,611 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor de kosten met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van Te goeder trouw.

Artikel 14

  • 1. Het Zorginstituut verdeelt 15 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag als volgt:

    • a. Het vaste bedrag wordt berekend door dit bedrag te delen door de som van het totaal aantal regio’s en het totaal aantal zorgkantoren, waarbij het aantal regio’s wordt vermenigvuldigd met de regiofactor.

    • b. Het aantal regio’s waarvoor het zorgkantoor is aangewezen in het Besluit houdende de aanwijzing van zorgkantoren wordt vermenigvuldigd met de regiofactor. De uitkomst van deze vermenigvuldiging wordt met 1 verhoogd en vervolgens met het vaste bedrag, berekend in onderdeel a vermenigvuldigd en aan het budget van het zorgkantoor toegevoegd.

    • c. Bij de berekening in onderdeel a en b wordt een regiofactor van 0,25 toegepast.

    • d. Voor de berekening van het zorgkantoor DSW wordt de regio Westland Schieland Delfland vermenigvuldigd met 2.

  • 2. Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2021 in de regio’s waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners, waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 15

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:

  • a. een bedrag van € 1,579 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 1 juli 2021 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;

  • b. een bedrag van € 3,158 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2021 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen;

  • c. een bedrag van € 0,302 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;

  • d. een bedrag van € 8,993 miljoen voor cliëntvertrouwenspersonen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • e. een bedrag van € 10,563 miljoen wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders voor het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • f. een bedrag van € 5,605 miljoen voor openstelling van de Wlz voor de GGZ. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • g. een bedrag van € 0,177 miljoen voor overheveling van hulpmiddelen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • h. een bedrag van ten hoogste € 16,434 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • i. een bedrag van € 0,526 miljoen voor Crisis Interventie Teams. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • j. een bedrag van € 0,255 miljoen voor verdere ontwikkeling van de onafhankelijke cliëntondersteuning voor één Wlz-uitvoerder op basis van een uitvraag van ZN;

  • k. een bedrag van € 1,300 miljoen voor het project Volwaardig leven, pilot 5. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • l. een bedrag van € 80,009 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2021 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen.

Artikel 16

Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 15, onderdeel a, b en l, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2021 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2021. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.

Artikel 17

Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8922359 als vergoeding in de beheerskosten.

Artikel 18

Het Zorginstituut brengt op de nader vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut uitgekeerde voorschotten in mindering.

§ 4 Definitieve vaststelling beheerskostenbudget 2021

Artikel 19

Uiterlijk in 2024 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar 2021 voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB definitief vast.

Artikel 20

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:

  • a. een bedrag van € 223,87 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden budget, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing geraamde aantal budgethouders voor 2021, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat 2021;

  • b. een bedrag van € 296,70 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2021, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing genoemde aantal nieuwe budgethouders waarvoor het zorgkantoor één of meer bewuste-keuze gesprekken voert, wordt verdeeld naar rato van het aantal bewuste-keuze gesprekken per regio zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat 2021;

  • c. een bedrag van € 570,50 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2021 één of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in Nadere aanwijzing genoemde aantal huisbezoeken, wordt verdeeld naar rato van het aantal huisbezoeken per regio, zoals genoemd in de tweede kwartaalstaat 2022;

  • d. een bedrag van € 6,131 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • e. een bedrag van € 3,941 miljoen voor drie zorgkantoren die in 2021 geen deel uitmaken van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • f. een bedrag van € 2,775 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot het PGB portaal;

  • g. een bedrag van € 0,700 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor kosten met betrekking tot indexatie van PGB;

  • h. een bedrag van € 0,813 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor incassokosten vorderingen AWBZ;

  • i. een bedrag van € 0,611 miljoen wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN voor de kosten met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van Te goeder trouw.

Artikel 21

  • 1. Het Zorginstituut verdeelt 15 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag als volgt:

    • a. Het vaste bedrag wordt berekend door dit bedrag te delen door de som van het totaal aantal regio’s en het totaal aantal zorgkantoren, waarbij het aantal regio’s wordt vermenigvuldigd met de regiofactor.

    • b. Het aantal regio’s waarvoor het zorgkantoor is aangewezen in het Besluit houdende de aanwijzing van de zorgkantoren wordt vermenigvuldigd met de regiofactor. De uitkomst van deze vermenigvuldiging wordt met 1 verhoogd en vervolgens met het vaste bedrag, berekend in onderdeel a vermenigvuldigd en aan het budget van het zorgkantoor toegevoegd.

    • c. Bij de berekening in onderdeel a en b wordt een regiofactor van 0,25 toegepast.

    • d. Voor de berekening van het zorgkantoor DSW wordt de regio Westland Schieland Delfland vermenigvuldigd met 2.

  • 2. Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2021 in de regio’s waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners, waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 22

Bij de definitieve vaststelling verdeelt het Zorginstituut het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:

  • a. een bedrag van € 1,579 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 1 juli 2021 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;

  • b. een bedrag van € 3,158 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2021 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen;

  • c. een bedrag van € 0,302 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;

  • d. een bedrag van € 8,993 miljoen voor cliëntvertrouwenspersonen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • e. een bedrag van € 10,563 miljoen wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders voor het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • f. een bedrag van € 5,605 miljoen voor openstelling van de Wlz voor cliënten met een psychische stoornis. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • g. een bedrag van € 0,177 miljoen voor overheveling van hulpmiddelen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • h. een bedrag van ten hoogste € 16,434 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • i. een bedrag van € 0,526 miljoen voor Crisis Interventie Teams. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • j. een bedrag van € 0,255 miljoen voor verdere ontwikkeling van de onafhankelijke cliëntondersteuning voor één Wlz-uitvoerder op basis van een uitvraag van ZN;

  • k. een bedrag van € 1,300 miljoen voor het project Volwaardig leven, pilot 5. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;

  • l. een bedrag van € 80,009 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2021 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen.

Artikel 23

Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, b en l, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2020 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2020. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.

Artikel 24

Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8922359 als vergoeding in de beheerskosten.

Artikel 25

Het Zorginstituut brengt op de definitief vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut berekende nader vastgestelde beheerskostenbudgetten in mindering.

Artikel 26

Het Zorginstituut keert het voor ieder zorgkantoor, iedere Wlz-uitvoerder en de SVB definitief vastgestelde beheerskostenbudget voor het jaar 2021 uit met inachtneming van de Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 27

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst, en werken terug tot en met 1 januari 2021.

Artikel 28

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Voorzitter Raad van Bestuur S. Wijma

Goedgekeurd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij brief van 16 februari 2021, kenmerk 1828776-218480-Z.

TOELICHTING

Op grond van artikel 91 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en Hoofdstuk 4 van het Besluit Wfsv verstrekt het Zorginstituut jaarlijks uitkeringen uit het Fonds langdurige zorg ter dekking van de noodzakelijke uitgaven voor de uitvoering van de Wlz.

De Minister voor MZ (Medische Zorg) geeft het Zorginstituut een aanwijzing waarin het budget ter dekking van de voor de uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz) te maken beheerskosten door de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) wordt vastgesteld. In de aanwijzing wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • het budget voor de beheerskosten van de zorgkantoren voor de taken bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wlz;

  • het budget voor de beheerskosten van de SVB voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3.3.3, zevende lid, van de Wlz; en

  • het budget voor de beheerskosten van de Wlz-uitvoerders voor hun overige bij of krachtens de Wlz geregelde taken.

Jaarlijks stelt het Zorginstituut de beleidsregels ter verdeling van de besteedbare middelen beheerskosten Wlz vast naar aanleiding van de aanwijzing van de Minister voor MZ. In deze beleidsregels is de volledige budgetcyclus van de beheerskosten Wlz opgenomen.

Elke cyclus begint in december van jaar t-1 met de aanwijzing voor het kalenderjaar waarop de toegekende middelen betrekking hebben (jaar t). Vervolgens stelt het Zorginstituut beleidsregels op waarin het vaststelt hoe het de besteedbare middelen verdeelt. In februari van jaar t stelt het Zorginstituut het voorlopige beheerskostenbudget per zorgkantoor, per Wlz-uitvoerder en de SVB vast.

Uiterlijk op de eerste werkdag van mei in het jaar t+1 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB nader vast aan de hand van recentere gegevens over aantallen personen. Indien de Minister voor MZ een nadere aanwijzing aan het Zorginstituut heeft gegeven, wordt die nadere aanwijzing ook in de nadere vaststelling van het beheerskostenbudget verwerkt.

Uiterlijk in het jaar t+3 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor zorgkantoren definitief vast.

Indien de Minister voor MZ een (tweede) nadere aanwijzing aan het Zorginstituut heeft gegeven, wordt die (tweede) nadere aanwijzing ook in de definitieve vaststelling van het beheerskostenbudget verwerkt.

In de Regeling voorschotverlening op uitkeringen Wlz 2015 van het Zorginstituut is bepaald op welke wijze de voorschotten worden uitgekeerd, dat de voorschotten worden verrekend met de nadere vaststelling, de nadere vaststelling met de definitieve vaststelling en op welke wijze rente wordt berekend. In de voorlopige, de nadere en de definitieve vaststelling van het beheerskostenbudget wordt deze regeling in acht genomen.

In de Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021 heeft de Minister voor MZ het budget voor de beheerskosten voor de uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz) vastgesteld op € 254,224 miljoen. Hiervan is € 90,820 miljoen bestemd voor de zorgkantoren, € 128,901 miljoen voor de Wlz-uitvoerders en € 34,503 miljoen voor de SVB.

Zorgkantoren

Voor de taken van de zorgkantoren is € 90,820 miljoen beschikbaar. Dit bedrag is als volgt berekend:

Omschrijving

Bedrag (1 = 1 mln)

Historisch bepaald basisbedrag

84,098

Loon/prijs bijstelling (1,90%)

1,598

Incidentele toevoeging voor de implementatie van PGB Portal 2.0

3,000

Incidentele toevoeging voor PGB-indexatie

0,700

Incidentele toevoeging voor incassokosten vorderingen AWBZ

0,813

Incidentele toevoeging voor Terugvorderen minderjarigen / te goedertrouw

0,611

Totaal

90,820

Het percentage voor loon- en prijsbijstelling wordt nagecalculeerd als daartoe te zijner tijd een nadere aanwijzing van de Minister voor MZ verschijnt.

Persoonsgebonden budget (PGB) (artikel 5, onder a, artikel 13, onder a en artikel 22, onder a)

In 2021 is voor de uitvoeringskosten per verzekerde aan wie een persoonsgebonden budget is verleend in de Aanwijzing een vast bedrag van € 223,87 vastgesteld. Het landelijk aantal PGB’ers op 1 juli 2021 is geraamd op 47.500. Wanneer het werkelijke aantal afwijkt van de schatting, zal de Minister voor MZ in een nadere aanwijzing het landelijk budget daarop naar rato aanpassen.

Voor de verdeling van het landelijk budget over de zorgkantoren gaat het Zorginstituut bij de voorlopige vaststelling uit van de verdeling van het aantal budgethouders per regio op 30 juni 2020, zijnde 47.131 zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat Wlz 2020 zorgkantoren. De verdeling wordt naar rato opgehoogd met 369, zijnde het verschil tussen de schatting van 47.500 -/- het aantal PGB’s per 30 juni 2020 van 47.131. Bij de nadere en definitieve vaststelling gaat het Zorginstituut uit van het aantal budgethouders per regio op 30 juni 2021, zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat Wlz 2021 zorgkantoren.

Bewuste-keuze gesprekken met nieuwe budgethouders (artikel 5, onder b, artikel 13, onder b en artikel 22, onder b)

Ook in 2021 zullen de zorgkantoren met nieuwe budgethouders bewuste-keuze gesprekken gaan voeren. Voor het voeren van deze gesprekken is in de Aanwijzing een bedrag vastgesteld van € 296,70 per nieuwe budgethouder.

Op basis van schattingen wordt verwacht dat er in 2021 9.000 gesprekken gevoerd zullen worden. Wanneer het werkelijke aantal afwijkt van de schatting, zal de Minister voor MZ in een nadere aanwijzing het landelijk budget daarop naar rato aanpassen. Voor de verdeling van het landelijk budget voor bewuste-keuze gesprekken over de zorgkantoren hanteert het Zorginstituut dezelfde sleutel als bij artikel 5, onderdeel a. Bij de nadere en definitieve vaststelling gaat het Zorginstituut uit van het aantal nieuwe budgethouders per regio op 30 juni 2021, zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat Wlz 2021.

Huisbezoeken budgethouders (artikel 5, onder c, artikel 13 onder c en artikel 22, onder c)

Sinds 2013 zijn zorgkantoren bestaande budgethouders via huisbezoeken persoonlijker gaan benaderen. Voor het afleggen van huisbezoeken is in de Aanwijzing een bedrag vastgesteld van € 570,50 voor één of meerdere afgelegde huisbezoeken per budgethouder. Dat wil zeggen dat indien er bij één budgethouder in één kalenderjaar meerdere huisbezoeken worden afgelegd, er één keer een bedrag van € 570,50 wordt toegekend. Voor 2021 wordt uitgegaan van 16.000 huisbezoeken. Wanneer het werkelijke aantal afwijkt van de schatting, zal de Minister voor MZ in een nadere aanwijzing het landelijk budget daarop naar rato aanpassen. Voor de verdeling van het landelijk budget voor huisbezoeken gaat het Zorginstituut bij de voorlopige vaststelling uit van de verdeling van het aantal budgethouders, zoals genoemd in artikel 5, onderdeel a.

Bij de nadere vaststelling gaat het Zorginstituut uit van het aantal budgethouders op 30 juni 2021, zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat Wlz 2021. Bij de definitieve vaststelling gaat het Zorginstituut uit van het aantal budgethouders bij wie in 2021 één of meer huisbezoeken zijn afgelegd, zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat Wlz 2022.

Vaste bedragen per zorgkantoor (artikel 5 onder d en e, artikel 13, onder d en e en artikel 22, onder d en e)

Jaarlijks wordt een vast bedrag toegekend per zorgkantoor. Dit bedrag wordt geïndexeerd met het loon/prijs indexcijfer zoals genoemd in de aanwijzing (artikel 5 onder d).

De zorgkantoren met een budget dat lager is dan € 7,500 miljoen ontvangen dit bedrag, vermenigvuldigd met de factor 1,5. Dat zijn drie zorgkantoren die elk als aanvulling een derde van € 3,941 miljoen ontvangen (zie toelichting, onder artikel 2).

PGB portaal (artikel 5 onder f, artikel 13, onder f en artikel 22, onder f)

In 2021 wordt verder gebouwd aan het PGB 2.0 systeem. Met het programma ‘Bouw en invoering PGB 2.0 systeem’ wordt een verbeterde ondersteuning beoogd van meer dan 115.000 budgethouders. Door verdere standaardisering en digitalisering van alle processen en systemen die gebruikt worden voor het ondersteunen van de uitvoering van het trekkingsrecht PGB. De Minister voor MZ voegt incidenteel € 3,000 miljoen toe aan het budget voor meerkosten en coördinatiekosten. Hiervan is 0,225 miljoen bestemd voor coördinatiekosten.

Indexatie PGB (artikel 5 onder g, artikel 13, onder g en artikel 22, onder g)

De PGB tarieven worden in 2021 handmatig opgehoogd. Voor deze kosten heeft de Minister voor MZ incidenteel € 0,700 miljoen toegevoegd aan het budget.

Incassokosten vorderingen AWBZ (artikel 5 onder h, artikel 13, onder h en artikel 22, onder h)

Voor de werkzaamheden in verband met de terugvordering van de openstaande PGB-vorderingen onder de AWBZ en de afwikkeling van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten heeft de Minister voor MZ incidenteel € 0,813 miljoen toegevoegd aan het budget.

Te goeder trouw (artikel 5, onder i, artikel 13, onder i en artikel 22, onder i)

In het verleden zijn er vorderingen ontstaan op budgethouders die nog minderjarig waren. Het PGB is voor hen aangevraagd en beheerd door ouders of wettelijke vertegenwoordigers. Met de zorgkantoren zijn afspraken gemaakt om deze bedragen terug te vorderen bij de ouders of vertegenwoordigers en niet bij de inmiddels volwassen geworden budgethouder. De Minister voor MZ heeft hiervoor incidenteel € 0,611 miljoen beschikbaar gesteld.

Regiofactor (artikel 6, 14 en 21)

De zorgkantoren ontvangen naast een vaste vergoeding voor het zorgkantoor ook een vergoeding voor elke zorgkantoorregio waar zij de Wlz uitvoeren. Het vaste bedrag zoals genoemd in de artikelen 6, 14 en 21, onderdeel a, wordt als volgt berekend:

Vast bedrag:

15% van het resterende bedrag

(aantal regio’s x regiofactor) + aantal zorgkantoren

Budget per zorgkantoor:

Vast bedrag x ((aantal regio’s x regiofactor) + 1)

Regiofactor = 0,25

Verdubbeling regio Westland Schieland Delfland (Artikel 6, onderdeel d)

In het kader van een pilot waarin wordt bestudeerd of zorgkantoorregio’s kunnen worden samengevoegd, heeft het Ministerie van VWS aan DSW Zorgkantoor B.V. toestemming verleend om de regio’s Delft Westland Oostland en Nieuwe Waterweg Noord samen te voegen tot de regio Westland Schieland Delfland. In verband met deze overgangsfase ontvangt het zorgkantoor dat is aangewezen voor deze regio een dubbel bedrag voor deze regio.

Wlz-uitvoerders

In artikel 7, 15 en 22 wordt geregeld hoe het beschikbare bedrag voor de uitvoering van de Wlz over de Wlz-uitvoerders wordt verdeeld. Voor de taken van de Wlz-uitvoerders is € 128,901 miljoen beschikbaar. Dit bedrag is als volgt berekend:

Omschrijving

Bedrag (1 = 1 mln)

Historisch bepaald basisbedrag

116,236

Loon/prijs bijstelling (1,90%)

2,208

Openstelling Wlz voor GGZ (structureel)

0,510

Overheveling hulpmiddelen (structureel)

0,177

Onafhankelijke Cliënt Ondersteuning (structureel)

6,180

Crisis Interventie Teams (incidenteel)

0,526

Verbetering Onafhankelijke Cliënt Ondersteuning (incidenteel)

1,500

Volwaardig leven – Pilot 5 (incidenteel)

1,300

Volwaardig leven – complete zorg (incidenteel)

0,264

Totaal

128,901

Het percentage voor loon- en prijsbijstelling wordt nagecalculeerd als daartoe te zijner tijd een nadere aanwijzing van de Minister voor MZ verschijnt.

Aantal ingeschreven verzekerden (Artikel 7, onderdeel a en b, artikel 15, onderdeel a en b en artikel 22, onderdeel a en b)

Ieder jaar worden deze bedragen geïndexeerd met het loon/prijs indexcijfer zoals genoemd in de aanwijzing.

Vaste bedragen voor Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor (Artikel 7, onderdeel c, artikel 15, onderdeel c en artikel 22, onderdeel c)

Twee Wlz-uitvoerders, ASR Wlz-uitvoerder B.V. en ONVZ Langdurige Zorg B.V., ontvangen een jaarlijkse vergoeding die wordt geïndexeerd met het loon/prijs indexcijfer zoals genoemd in de aanwijzing.

Cliëntvertrouwenspersoon (Artikel 7, onderdeel d, artikel 15, onderdeel d en artikel 22, onderdeel d)

De Wet zorg en dwang is in het leven geroepen om cliënten met een verstandelijke beperking of een psycho-geriatrische aandoening meer rechtsbescherming te bieden. Onderdeel van deze wet is de functie van de cliëntvertrouwenspersoon (CVP). Met ingang van 2020 verzorgen de Wlz-uitvoerders de inkoop van de CVP, waarbij ook aandacht is voor de beschikbaarheid en zichtbaarheid van de CVP. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met het loon/prijs indexcijfer.

Kwaliteitskader verpleeghuiszorg (Artikel 7, onderdeel e, artikel 15, onderdeel e en artikel 22, onderdeel e)

Op 13 januari 2018 is het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg opgenomen in het register van het Zorginstituut en per direct in werking getreden. Het kwaliteitskader omschrijft vereisten voor zorgorganisaties op het gebied van kwaliteit en biedt handreikingen hoe daaraan te werken. Het kwaliteitskader formuleert ook meerdere ontwikkelopdrachten, zowel voor de zorgorganisaties als voor sectorpartijen. Wlz-uitvoerders hebben een belangrijke taak in de transitiefase via de zorginkoop. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met het loon/prijs indexcijfer.

Openstellen Wlz voor GGZ (artikel 7, onder f, artikel 15, onder f en artikel 22, onder f)

Met ingang van 2021 is de Wlz opengesteld voor cliënten met een psychische stoornis. Dit leidt tot extra werkzaamheden, zoals zorginkoop en uitvoering. De Minister voor MZ stelt hiervoor structureel € 0,510 miljoen beschikbaar.

Overheveling hulpmiddelen(artikel 7, onder g, artikel 15, onder g en artikel 22, onder g)

Vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) zijn hulpmiddelen overgeheveld naar de Wlz. Dit heeft geleid tot extra personeelskosten en ICT-kosten. De Minister voor MZ heeft hiervoor structureel € 0,177 miljoen beschikbaar gesteld.

Onafhankelijke Cliënt Ondersteuning (artikel 7, onder h, artikel 15, onder h en artikel 22, onder h)

Naar verwachting zal de vraag naar onafhankelijke cliëntondersteuning in 2021 toenemen als gevolg van een toegenomen bekendheid, een hogere instroom als gevolg van het openstellen van de Wlz voor cliënten met een psychische stoornis en een toename van complexe zorgvragen en zorgsituaties. De Minister voor MZ heeft hiervoor structureel € 6,180 miljoen beschikbaar gesteld.

Crisisregisseurs gehandicaptenzorg (artikel 7, onder i, artikel 15, onder i en artikel 22, onder i)

Vanuit het Programma ‘Volwaardig leven’ worden er crisis- en ondersteunings-teams opgezet voor cliënten met een complexe zorgvraag die in crisis (dreigen te) raken. Crisisregisseurs dragen er zorg voor dat deze cliënten bij deze teams terecht komen. Voor deze nieuwe taak heeft de Minister voor MZ incidenteel € 0,526 miljoen beschikbaar gesteld.

Verbetering/beleid Onafhankelijke Cliënt Ondersteuning (artikel 7, onder j, artikel 15, onder j en artikel 22, onder j)

Ten behoeve van verdere ontwikkeling van een meer bekende, vindbare, kwalitatief betere en beschikbare cliëntondersteuning voor cliënten in de Wlz heeft de Minister voor MZ incidenteel € 1,500 miljoen beschikbaar gesteld. Hiervan is een bedrag van € 0,255 miljoen bestemd voor het project ‘Goede zorg’.

Volwaardig leven – Pilot 5 (artikel 7, onder k, artikel 15, onder k en artikel 22, onder k)

Voor naasten en cliënten met een beperking zijn in het kader van het programma ‘Volwaardig leven’ pilots opgezet om hen gespecialiseerde cliëntondersteuning te bieden. Voor de intensivering van deze pilots heeft de Minister voor MZ incidenteel € 1,300 miljoen beschikbaar gesteld.

Volwaardig leven – complexe zorg

Ten behoeve van het Programma ‘Volwaardig leven’ worden er werkplekken op maat en crisis- en ondersteuningsteams gecreëerd voor cliënten met een complexe zorgvraag. Voor de projectkosten van dit programma heeft de Minister voor MZ incidenteel € 0,264 miljoen beschikbaar gesteld.

Bedrag per gewogen verzekerde (artikel 7, onder l, artikel 15, onder l en artikel 22, onder l)

Nadat alle hierboven genoemde bedragen, behalve het bedrag voor Volwaardig leven – complexe zorg, zijn afgetrokken van het voor de Wlz-uitvoerders beschikbaar gestelde bedrag, resteert dit bedrag van € 80,009 miljoen. Dit totaalbedrag van € 80,009 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal gewogen verzekerden. De Wlz-uitvoerders hebben het Zorginstituut gemachtigd om dit bedrag te betalen aan ZN, die voor verdere verdeling over de Wlz-uitvoerders zorgt.

SVB

Ter dekking van de beheerskosten met betrekking tot de PGB werkzaamheden van de SVB heeft de Minister voor MZ voor 2021 € 34,503 miljoen beschikbaar gesteld. Uiterlijk in jaar t+2 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget definitief vast. Het Zorginstituut betrekt bij de definitieve vaststelling van het beheerskostenbudget van de SVB de bevindingen van de onafhankelijk controlerende accountant (Audit Dienst SVB) en de bevindingen van een eventuele review op de controlewerkzaamheden van deze Audit Dienst door de toezichthouder, de Inspectie SZW.

Voorzitter Raad van Bestuur S. Wijma

Naar boven