Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 10 februari 2021, nr. WJZ/ 20040426, tot vaststelling van bepalingen voor de implementatie van fytosanitaire uitvoeringsbesluiten (Regeling fytosanitaire uitvoeringsbesluiten)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/213, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/467/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PbEU 2016, L 317) en artikel 9 van de Plantgezondheidswet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

uitvoeringsverordening 2019/2072:

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PbEU 2019, L319);

wet: Plantgezondheidswet.

Artikel 2

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    schadelijk organisme:

    Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al;

    uitvoeringsbesluit 2011/787:

    Uitvoeringsbesluit 2011/787/EU van de Commissie van 29 november 2011 tot machtiging van de lidstaten om tijdelijk noodmaatregelen te nemen tegen de verspreiding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al., wat Egypte betreft (PbEU 2011, L 319).

  • 2. Knollen van Solanum tuberosum L., andere dan bestemd voor opplant, van oorsprong uit Egypte mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht indien zij:

    • a. zijn gekweekt in een gebied dat is opgenomen in de lijst van ziektevrijegebieden, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van uitvoeringsbesluit 2011/787;

    • b. voldoen aan de voorschriften van de bijlage van uitvoeringsbesluit 2011/787;

    • c. worden binnengebracht in Eemshaven, Harlingen, Beverwijk, Amsterdam, Rotterdam of Vlissingen;

    • d. geïnspecteerd zijn op de aanwezigheid van het schadelijke organisme overeenkomstig de bijlage bij uitvoeringsbesluit 2019/1614 en geen tekenen van aanwezigheid van dat schadelijke organisme zijn gevonden;

    • e. voorzien zijn van een etiket in een officiële taal van de Europese Unie met de vermelding dat ze uit Egypte komen, de naam van het schadelijk organisme vrij gebied, de naam en het identificatienummer van de producent en het nummer van de partij.

  • 3. De afvalstoffen die overblijven na het verpakken en verwerken van knollen van Solanum tuberosum L., andere dan bestemd voor opplant, van oorsprong uit Egypte worden zo verwijderd dat het schadelijk organisme zich niet in de Europese Unie kan vestigen of verspreiden.

Artikel 3

Het fytosanitair certificaat als bedoeld in artikel 71 van verordening 2016/2031 voor snijbloemen van Orchidaceae van oorsprong uit Thailand voldoet aan de bijzondere eisen van beschikking 98/109/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 februari 1998 tot machtiging van de lidstaten om ten aanzien van Thailand tijdelijk spoedmaatregelen te nemen tegen de verspreiding van Thrips palmi Karny (PbEG 1998, L 27).

Artikel 4

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    gevoelige planten:

    vruchten van Capsicum L., Momordica L., Solanum aethiopicum L., Solanum macrocarpon L. en Solanum melongena L., en planten, met uitzondering van levende pollen, plantenweefselcultures, zaden en granen, van Zea mays L. van oorsprong uit derde landen met uitzondering van Zwitserland;

    schadelijk organisme:

    Spodoptera frugiperda (Smith);

    uitvoeringsbesluit 2018/638:

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 van de Commissie van 23 april 2018 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Europese Unie van het schadelijke organisme Spodoptera frugiperda (Smith) te voorkomen (PbEU 2018, L 105).

  • 2. Gevoelige planten mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht indien:

    • a. ze vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat als bedoeld in artikel 71 van verordening 2016/2031;

    • b. de oorsprong voldoet aan het bepaalde in artikel 4 van uitvoeringsbesluit 2018/638; en

    • c. zij bij binnenkomst in de Europese Unie overeenkomstig artikel 5 van uitvoeringsbesluit 2018/638 worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van het schadelijke organisme en geen tekenen van aanwezigheid van dat schadelijke organisme zijn gevonden.

Artikel 5

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    afgebakende gebieden:

    in de Europese Unie, overeenkomstig artikel 5 van uitvoeringsbesluit 2018/1503, vastgestelde besmette zones en bufferzones;

    gevoelige planten:

    voor opplant bestemde planten met een stam- of wortelhalsdiameter van tenminste 1 centimeter op het dikste punt, met uitzondering van zaden, van Prunus spp., met uitzondering van Prunus laurocerasus L.;

    hout:

    hout, geheel of deels verkregen van de gevoelige planten, nader omschreven in artikel 1, onderdeel c, van uitvoeringsbesluit 2018/1503;

    houten verpakkingsmateriaal:

    verpakkingsmateriaal, geheel of deels verkregen van de gevoelige planten;

    schadelijke organisme:

    Aromia bungii (Faldermann);

    uitvoeringsbesluit 2018/1503:

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1503 van de Commissie van 8 oktober 2018 tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Europese Unie van Aromia bungii (Faldermann) te voorkomen (PbEU 2018, L 254).

  • 2. Gevoelige planten die van oorsprong uit een afgebakend gebied komen mogen slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als ze voldoen aan de voorwaarden van artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

  • 3. Hout van oorsprong uit een afgebakend gebied en hout dat zijn natuurlijke oppervlak geheel of gedeeltelijk heeft behouden en dat in een afgebakend gebied is binnengebracht mag slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van artikel 8 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

  • 4. Houten verpakkingsmateriaal van oorsprong uit een afgebakend gebied mag slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van artikel 9 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

  • 5. Afval van behandeling of verwerking van hout of houten verpakkingsmateriaal als bedoeld in artikel 8, tweede en derde lid, respectievelijk artikel 9, tweede lid, van uitvoeringsbesluit 2018/1503 wordt zodanig opgeruimd dat het schadelijk organisme zich niet buiten het afgebakende gebied kan verspreiden.

  • 6. Gevoelige planten afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, worden slechts in de Europese Unie binnengebracht als zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften, bedoeld in artikel 11 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

  • 7. Hout afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, wordt slechts in de Europese Unie binnengebracht als het voldoet aan de specifieke invoervoorschriften, bedoeld in artikel 12 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

Artikel 6

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    beschikking 2002/757:

    Beschikking nr. 2002/757/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 september 2002 houdende voorlopige fytosanitaire noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Phytophthora ramorum Werres, De Cock & Man in 't Veld sp. nov. te voorkomen (PbEG 2002, L 252/37);

    gevoelig hout:

    hout van Acer macrophyllum Pursh, Aesculus californica (Spach) Nutt., Lithocarpus densiflorus (Hook. & Arn.) Rehd., Quercus spp. L. en Taxus brevifolia Nutt.;

    gevoelige planten:

    planten, met uitzondering van vruchten en zaden, van Acer macrophyllum Pursh, Acer pseudoplatanus L., Adiantum aleuticum (Rupr.) Paris, Adiantum jordanii C. Muell., Aesculus californica (Spach) Nutt., Aesculus hippocastanum L., Arbutus menziesii Pursch., Arbutus unedo L., Arctostaphylos spp. Adans, Calluna vulgaris (L.) Hull, Camellia spp. L., Castanea sativa Mill., Fagus sylvatica L., Frangula californica (Eschsch.) Gray, Frangula purshiana (DC.) Cooper, Fraxinus excelsior L., Griselinia littoralis (Raoul), Hamamelis virginiana L., Heteromeles arbutifolia (Lindley) M. Roemer, Kalmia latifolia L., Laurus nobilis L., Leucothoe spp. D. Don, Lithocarpus densiflorus (Hook. & Arn.) Rehd., Lonicera hispidula (Lindl.) Dougl. ex Torr.&Gray, Magnolia spp. L., Michelia doltsopa Buch.-Ham. ex DC, Nothofagus obliqua (Mirbel) Blume, Osmanthus heterophyllus (G. Don) P. S. Green, Parrotia persica (DC) C.A. Meyer, Photinia x fraseri Dress, Pieris spp. D. Don, Pseudotsuga menziesii (Mirbel) Franco, Quercus spp. L., Rhododendron spp. L., andere dan Rhododendron simsii Planch., Rosa gymnocarpa Nutt., Salix caprea L., Sequoia sempervirens (Lamb. ex D. Don) Endl., Syringa vulgaris L., Taxus spp. L., Trientalis latifolia (Hook), Umbellularia californica (Hook.& Arn.) Nutt., Vaccinium ovatum Pursh en Viburnum spp. L.;

    gevoelige schors:

    aparte schors van hout van Acer macrophyllum Pursh, Aesculus californica (Spach) Nutt., Lithocarpus densiflorus (Hook. & Arn.) Rehd., Quercus spp. L. en Taxus brevifolia Nutt.;

    schadelijke organisme:

    Phytophthora ramorum Werres, De Cock & Man in 't Veld sp. nov.

  • 2. Het binnenbrengen in de Europese Unie en de verspreiding in de Europese Unie van niet-Europese of Europese isolaten van het schadelijke organisme is verboden.

  • 3. Gevoelige planten en gevoelig hout worden slechts op het grondgebied van de Europese Unie binnengebracht indien zij voldoen aan de punten 1a en 2 van bijlage I bij beschikking 2002/757, indien de officiële controles als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van verordening 2017/625 zijn verricht en indien op basis hiervan met betrekking tot de aanwezigheid van niet-Europese isolaten van het schadelijke organisme zij vrij van het schadelijke organisme worden bevonden.

  • 4. De in Bijlage VII, punt 90, van uitvoeringsverordening 2019/2072 vastgestelde maatregelen ten aanzien van hout van Quercus L., met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlakte heeft behouden, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, zijn niet van toepassing op gevoelig hout van Quercus L. dat aan de vereisten van punt 2, onder b), van bijlage I bij beschikking nr. 2002/757 voldoet.

  • 5. Gevoelige planten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika worden alleen binnen de Europese Unie vervoerd als zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort.

  • 6. Voor opplant bestemde planten van Viburnum spp., Camellia spp. en Rhododendron spp., andere dan Rhododendron simsii Planch, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit derde landen, andere dan de Verenigde Staten van Amerika, worden nadat zij op het grondgebied van de Europese Unie zijn binnengebracht, alleen binnen de Europese Unie vervoerd indien zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort.

  • 7. Gevoelige schors van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika wordt niet op het grondgebied van de Europese Unie toegelaten.

  • 8. Voor opplant bestemde planten van Viburnum spp., Camellia spp. en Rhododendron spp., andere dan Rhododendron simsii Planch, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit de Europese Unie, worden niet in het verkeer gebracht, tenzij zij voldoen aan de voorwaarden van punt 3 van bijlage I bij beschikking 2002/757.

  • 9. Gezaagd hout van Quercus L. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, dat bij een van de GN-codes en omschrijvingen uit Bijlage XI, deel A, punt 12, van uitvoeringsverordening 2019/2072 is ingedeeld, mag zonder fytosanitair certificaat Nederland worden binnengebracht, mits dergelijk hout voldoet aan de voorwaarden van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU van de Commissie van 18 december 2013 houdende afwijking van artikel 13, eerste lid, onder ii), van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van gezaagd hout van Quercus L., Platanus L. en Acer saccharum Marsh. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PbEU 2013, L 346).

  • 10. In afwijking van het derde lid mag gezaagd hout dat vrij is van bast van Quercus spp. L. van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika in de Europese Unie worden binnengebracht zonder te voldoen aan punt 2 van bijlage I bij beschikking 2002/757, mits het voldoet aan de voorwaarden van bijlage II bij beschikking 2002/757.

Artikel 7

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    afgebakende gebieden:

    in de Europese Unie, overeenkomstig artikel 6 van uitvoeringsbesluit 2012/138, vastgestelde besmette zones en bufferzones.

    gevoelige planten:

    voor opplant bestemde planten met een stam- of wortelhalsdiameter van tenminste 1 centimeter op het dikste punt, met uitzondering van zaden, van Acer spp., Aesculus hippocastanum, Alnus spp., Betula spp., Carpinus spp., Citrus spp., Cornus spp., Corylus spp., Cotoneaster spp., Crataegus spp., Fagus spp., Lagerstroemia spp., Malus spp., Platanus spp., Populus spp., Prunus laurocerasus, Pyrus spp., Rosa spp., Salix spp. en Ulmus spp.;

    schadelijke organisme:

    Anoplophora chinensis (Forster);

    uitvoeringsbesluit 2012/138:

    Uitvoeringsbesluit nr. 2012/138/EU van de Commissie van 1 maart 2012 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen (PbEU 2012, L 64).

  • 2. Gevoelige planten afkomstig uit derde landen, met uitzondering van gevoelige planten afkomstig uit China, waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als:

    • a. zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften van bijlage I, onderdeel 1, onder A, sub 1, bij uitvoeringsbesluit 2012/138; en

    • b. zij bij binnenkomst in de Europese Unie overeenkomstig bijlage I, onderdeel 1, onder A, sub 2, bij uitvoeringsbesluit 2012/138 worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van het schadelijke organisme en geen tekenen van aanwezigheid van dat schadelijke organisme zijn gevonden.

  • 3. Voor opplant bestemde planten van Acer spp, met uitzondering van zaden daarvan, afkomstig uit China mogen tot en met de datum, genoemd in artikel 3, tweede lid, eerste alinea, van uitvoeringsbesluit 2012/138 niet in de Europese Unie worden binnengebracht.

  • 4. Onverminderd het derde lid mogen gevoelige planten afkomstig uit China slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als:

    • a. zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften van bijlage I, onderdeel 1, onder B, sub 1 bij uitvoeringsbesluit nr. 2012/138;

    • b. zij bij binnenkomst in de Europese Unie overeenkomstig bijlage I, onderdeel 1, onder B, sub 2 bij uitvoeringsbesluit 2012/138 worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van het schadelijke organisme en geen tekenen van aanwezigheid van dat schadelijke organisme zijn gevonden; en

    • c. zij voldoen aan artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van uitvoeringsbesluit 2012/138.

  • 5. Gevoelige planten, van oorsprong uit afgebakende gebieden, mogen alleen binnen de Europese Unie worden vervoerd indien zij voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in punt 1 van sectie 2 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/138.

  • 6. Gevoelige planten, niet van oorsprong uit afgebakende gebieden, maar binnengebracht in een afgebakend gebied, mogen alleen binnen de Europese Unie worden vervoerd indien zij voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in punt 2 van sectie 2 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/138.

  • 7. Gevoelige planten, ingevoerd overeenkomstig het tweede lid, afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, mogen alleen binnen de Europese Unie worden vervoerd indien zij voldoen aan de voorwaarden van punt 3 van sectie 2 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/138.

Artikel 8

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    gevoelige planten:

    voor opplant bestemde planten met een stamdiameter van tenminste 1 centimeter op het dikste punt, met uitzondering van zaden, van Acer spp., Aesculus spp., Alnus spp., Betula spp., Carpinus spp., Cercidiphyllum spp., Corylus spp., Fagus spp., Fraxinus spp., Koelreuteria spp., Platanus spp., Populus spp., Salix spp. Tilia spp. en Ulmus spp.;

    hout:

    hout, geheel of deels verkregen van de gevoelige planten, dat voldoet aan artikel 1, onder b, van uitvoeringsbesluit 2015/893;

    houten verpakkingsmateriaal:

    verpakkingsmateriaal, geheel of deels verkregen van de gevoelige planten;

    schadelijke organisme:

    Anoplophora glabripennis (Motschulsky);

    uitvoeringsbesluit 2015/893:

    Uitvoeringsbesluit nr. 2015/893/EU van de Commissie van 9 juni 2015 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora glabripennis (Motschulsky) te voorkomen (PbEU 2015, L 146).

  • 2. Gevoelige planten afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als:

    • a. zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften van bijlage II, rubriek 1, punt A, onder 1, bij uitvoeringsbesluit 2015/893; en

    • b. zij bij binnenkomst in de Europese Unie overeenkomstig bijlage II, rubriek 1, punt A, onder 2, bij uitvoeringsbesluit 2015/893 worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van het schadelijke organisme en geen tekenen van aanwezigheid van dat schadelijke organisme zijn gevonden.

  • 3. Hout afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, mag slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als:

    • a. zij voldoet aan de specifieke invoervoorschriften van bijlage II, rubriek 1, punt B, onder 1 en 2, bij uitvoeringsbesluit 2015/893; en

    • b. zij bij binnenkomst in de Europese Unie overeenkomstig bijlage II, rubriek 1, punt B, onder 3, bij uitvoeringsbesluit 2015/893 wordt geïnspecteerd op de aanwezigheid van het schadelijke organisme en geen tekenen van aanwezigheid van dat schadelijke organisme zijn gevonden.

  • 4. Gevoelige planten, van oorsprong afkomstig uit een overeenkomstig artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2015/893 afgebakend gebied, mogen slechts worden vervoerd als zij voldoen aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt A, onder 1, bij uitvoeringsbesluit 2015/893.

  • 5. Gevoelige planten die in een overeenkomstig artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2015/893 afgebakend gebied zijn binnengebracht, mogen slechts worden vervoerd als zij voldoen aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt A, onder 2, bij uitvoeringsbesluit 2015/893.

  • 6. Gevoelige planten afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, mogen slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als zij voldoen aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt A, onder 3, bij uitvoeringsbesluit 2015/893.

  • 7. Hout, van oorsprong afkomstig uit een overeenkomstig artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2015/893 afgebakend gebied, mag slechts worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt B, onder 1 tot en met 3, bij uitvoeringsbesluit 2015/893.

  • 8. Hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak geheel of gedeeltelijk heeft behouden en dat in een overeenkomstig artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2015/893afgebakend gebied is binnengebracht, mag slechts worden vervoerd als zij voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt B, onder 1 en 3, bij uitvoeringsbesluit 2015/893.

  • 9. Houten verpakkingsmateriaal, van oorsprong afkomstig uit een overeenkomstig artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2015/893 afgebakend gebied, mag slechts worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt C, bij uitvoeringsbesluit 2015/893.

Artikel 9

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    schadelijk organisme:

    Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix papa sp.n., Epitrix subcrinita (Lec.) of Epitrix tuberis (Gentner);

    uitvoeringsbesluit 2012/270:

    Uitvoeringsbesluit 2012/270/EU van de Commissie van 16 mei 2012 betreffende noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix similaris (Gentner), Epitrix subcrinita (Lec.) en Epitrix tuberis (Gentner) te voorkomen (PbEU 2012, L132).

  • 2. Het is verboden het schadelijke organisme in te voeren en binnen Nederland te verspreiden.

  • 3. Knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als:

    • a. zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften van punt 1 van sectie 1 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/270; en

    • b. zij bij binnenkomst in de Europese Unie overeenkomstig punt 5 van sectie 1 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/270 zijn geïnspecteerd.

  • 4. Knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt en die zijn ingevoerd overeenkomstig het derde lid, mogen alleen binnen de Europese Unie worden vervoerd indien zij voldoen aan de voorwaarden van punt 3 van sectie 2 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/270.

  • 5. Knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit gebieden in de Europese Unie die overeenkomstig artikel 5 van uitvoeringsbesluit 2012/270 zijn afgebakend, mogen alleen binnen de Europese Unie worden vervoerd als zij voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in punt 1 van sectie 2 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/270.

Artikel 10

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel verstaan onder uitvoeringsbesluit 2012/697: Uitvoeringsbesluit 2012/697/EU van de Commissie van 8 november 2012 wat betreft maatregelen het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het geslacht Pomacea (Perry) te voorkomen (PbEU 2012, L 311).

  • 2. Het is verboden het geslacht Pomacea (Perry) in te voeren en binnen Nederland te verspreiden.

  • 3. Voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, die alleen groeien in water of in grond die permanent is verzadigd met water, van oorsprong uit derde landen, mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als:

    • a. zij voldoen aan de invoervoorschriften van punt 1 van sectie 1 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/697; en

    • b. zij bij binnenkomst in de Europese Unie overeenkomstig punt 2 van sectie 1 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/697 zijn geïnspecteerd.

  • 4. Voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, die alleen groeien in water of in grond die permanent is verzadigd met water, van oorsprong uit gebieden in de Europese Unie die overeenkomstig artikel 5 van uitvoeringsbesluit 2012/697 zijn afgebakend, mogen alleen binnen de Europese Unie in het verkeer worden gebracht als zij voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in sectie 2 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/697.

Artikel 11

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    schadelijke organisme:

    Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa, die inRichtlijn 2000/29/EGGuignardia citricarpa Kiely wordt genoemd;

    uitvoeringsbesluit 2016/715:

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 van de Commissie van 11 mei 2016 inzake maatregelen met betrekking tot bepaalde vruchten van oorsprong uit bepaalde derde landen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa te voorkomen (PbEU 2016, L 125);

    vruchten:

    vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten van Citrus aurantium L. en Citrus latifolia Tanaka, van oorsprong uit Brazilië, Zuid-Afrika, Uruguay en Argentinië;

  • 2. Vruchten, met uitzondering van vruchten die uitsluitend bestemd zijn voor de industriële verwerking tot sap, mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 7 van uitvoeringsbesluit 2016/715.

  • 3. Vruchten, uitsluitend bestemd voor industriële verwerking tot sap, mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht, vervoerd, opgeslagen en verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 17 van uitvoeringsbesluit 2016/715.

  • 4. Vruchten als bedoeld in het derde lid worden binnengebracht in Rotterdam en Vlissingen.

  • 5. Een importeur stelt overeenkomstig artikel 13 van uitvoeringsbesluit 2016/715 de verantwoordelijke officiële instantie van de plaats van binnenkomst voldoende van te voren in kennis van zijn intentie om vruchten, bedoeld in het derde lid, binnen te brengen.

  • 6. Een verwerker van vruchten tot sap stelt de verantwoordelijke officiële instantie voldoende van te voren in kennis van het vervoer van de vruchten van de plaats van binnenkomst naar de verwerkingslocatie of opslaglocatie en van de opslaglocatie naar de verwerkingslocatie.

  • 7. De minister verleent op verzoek een erkenning voor de verwerkingslocatie of opslaglocatie van vruchten als bedoeld in het derde lid.

  • 8. Afvalstoffen of bijproducten die overblijven na verwerking worden gebruikt of vernietigd overeenkomstig artikel 15 van uitvoeringsbesluit 2016/715.

Artikel 12

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    uitvoeringsbesluit 2017/2374:

    uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2374 van de Commissie van 15 december 2017 tot vaststelling van de omstandigheden voor het verkeer, de opslag en de verwerking van bepaalde vruchten en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen, om het binnenbrengen in de Unie van bepaalde schadelijke organismen te voorkomen (PbEU 2017, L 337);

    vruchten:

    vruchten van Citrus L., FortunellaSwingle, PoncirusRaf., MicrocitrusSwingle, NaringiAdans. enSwingleaMerr., en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen;

  • 2. Vruchten mogen binnen de Europese Unie worden verplaatst overeenkomstig artikel 3 van uitvoeringsbesluit 2017/2374.

  • 3. Vruchten mogen uitsluitend industrieel worden verwerkt overeenkomstig artikel 4 van uitvoeringsbesluit 2017/2374 in een erkende verwerkingslocatie.

  • 4. Vruchten die niet meteen industrieel worden verwerkt mogen uitsluitend worden opgeslagen overeenkomstig artikel 5 van uitvoeringsbesluit 2017/2374 in een erkende opslaglocatie.

  • 5. De minister verleent op verzoek een erkenning voor de verwerkingslocatie, bedoeld in het derde lid, en voor de opslaglocatie, bedoeld in het vierde lid.

Artikel 13

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    schadelijk organisme:

    Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al;

    uitvoeringsbesluit 2019/1614:

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1614 van de Commissie van 26 september 2019 tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio’s Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (PbEU 2019, L 250).

  • 2. Knollen van Solanum tuberosum L., andere dan bestemd voor opplant, uit de regio’s Akkar en Bekaa in Libanon mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht indien zij:

    • a. voldoen aan de voorschriften van de bijlage bij uitvoeringsbesluit 2019/1614;

    • b. voorzien zijn van een fytosanitair certificaat dat voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 2 van uitvoeringsbesluit 2019/1614;

    • c. worden binnengebracht in Eemshaven, Harlingen, Beverwijk, Amsterdam, Rotterdam en Vlissingen;

    • d. geïnspecteerd zijn op de aanwezigheid van het schadelijke organisme overeenkomstig artikel 4 van uitvoeringsbesluit 2019/1614 en geen tekenen van aanwezigheid van dat schadelijke organisme zijn gevonden;

    • e. voorzien zijn van een etiket dat voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 6 van uitvoeringsbesluit 2019/1614.

  • 3. Een importeur brengt overeenkomstig artikel 8 van uitvoeringsbesluit 2019/1614 de verantwoordelijke officiële instantie van de plaats van binnenkomst voldoende van te voren op de hoogte van zijn intentie om knollen van Solanum tuberosum L., andere dan bestemd voor opplant, uit de regio’s Akkar en Bekaa in Libanon binnen te brengen.

  • 4. De afvalstoffen die overblijven na het verpakken en verwerken in de Europese Unie van knollen van Solanum tuberosum L., andere dan bestemd voor opplant, uit de regio’s Akkar en Bekaa in Libanon worden zo verwijderd dat het schadelijke organisme zich niet in de Europese Unie kan vestigen of verspreiden.

Artikel 14

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    gevoelige planten:

    planten, met uitzondering van zaden, van Rosa ssp. van oorsprong uit Canada, India of de VS;

    schadelijk organisme:

    Rose Rosettevirus;

    uitvoeringsbesluit 2019/1739:

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1739 van de Commissie van 16 oktober 2019 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het Rose Rosettevirus te voorkomen (PbEU 2019, L 265);

    vector:

    Phyllocoptes fructiphilus.

  • 2. Het binnenbrengen en de verspreiding van het schadelijke organisme in de Europese Unie is verboden.

  • 3. Gevoelige planten mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht indien:

    • a. ze vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat dat voldoet aan artikel 5, eerste lid, van uitvoeringsbesluit 2019/1739;

    • b. ze voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, tweede tot en met vierde lid, van uitvoeringsbesluit 2019/1739; en

    • c. ze zodanig zijn verwerkt, verpakt en vervoerd dat besmetting door de vector wordt voorkomen.

Artikel 15

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    afgebakende gebieden:

    in de Europese Unie, overeenkomstig artikel 4 van uitvoeringsbesluit 2019/2032, vastgestelde besmette zones en bufferzones;

    houten verpakkingsmateriaal:

    verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van pakkisten, kratten, tonnen en dergelijke verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van ruw hout met een dikte van ten hoogste 6 mm, verwerkt hout bij de productie waarvan gebruik is gemaakt van lijm, warmte en druk, of een combinatie daarvan, en stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat van hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Europese Unie voldoet als de zending hout;

    schadelijke organisme:

    Fusarium circinatum Nirenberg & O’Donnell 1998;

    gevoelige planten:

    planten van het geslacht Pinus L. en de soort Pseudotsuga menziesii (Mirbel) Franco;

    uitvoeringsbesluit 2019/2032:

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2032 van de Commissie van 26 november 2019 tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Fusarium circinatum Nirenberg & O’Donnell (voorheen Gibberella circinata) te voorkomen en tot intrekking van Beschikking 2007/433/EG (PbEU 2019, L 313).

  • 2. Gevoelige planten mogen slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als ze voldoen aan de voorwaarden van artikel 6 van uitvoeringsbesluit 2019/2032.

  • 3. Hout van gevoelige planten, hout van coniferen (Pinales) en bast van coniferen (Pinales) van oorsprong uit een afgebakend gebied mag slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2019/2032.

  • 4. Hout van coniferen in de vorm van houten verpakkingsmateriaal van oorsprong uit een afgebakend gebied mag slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van artikel 8 van uitvoeringsbesluit 2019/2032.

  • 5. Gevoelige planten van oorsprong uit niet-Europese derde landen mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als ze voldoen aan de specifieke invoervoorschriften als bedoeld in artikel 9 van uitvoeringsbesluit 2019/2032.

  • 6. Hout van gevoelige planten, hout van coniferen (Pinales) en bast van coniferen (Pinales) van oorsprong uit niet-Europese derde landen, mag slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als het voldoet aan de specifieke invoervoorschriften als bedoeld in artikel 10 van uitvoeringsbesluit 2019/2032.

Artikel 16

  • 1. Artikel 4 vervalt met ingang van 1 juli 2021.

  • 2. Artikel 14 vervalt met ingang van 1 augustus 2021.

  • 3. Artikel 11 vervalt met ingang van 1 april 2022.

  • 4. Artikel 13 vervalt met ingang van 1 april 2023.

  • 5. Artikel 6, tiende en elfde lid, vervalt met ingang van 1 januari 2027.

Artikel 17

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling fytosanitaire uitvoeringsbesluiten.

Artikel 18

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 februari 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I Algemeen deel

Deze regeling is één van de drie ministeriële regelingen binnen het stelsel van de Plantgezondheidswet en geeft uitvoering aan een aantal uitvoeringsbesluiten van de Europese Commissie. Deze uitvoeringsbesluiten zijn oorspronkelijk gebaseerd op de Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige schadelijke organismen (Fytorichtlijn) en nu ingepast onder de twee nieuwe verordeningen, die in de volgende zin genoemd worden.

Met de Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PbEU 2016, L 317) (hierna: verordening 2016/2031) en Verordening (EU) 2017/625 van het Europees parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PbEU 2017, L 95) (hierna: verordening 2017/625), die sinds 14 december 2019 rechtstreeks van toepassing zijn, wordt een ander regelgevend kader neergezet. Uitvoeringsregelgeving die direct gebaseerd is op verordening 2016/2031 en verordening 2017/625, wordt veelal een uitvoeringsverordening, die rechtstreeks van toepassing is en niet meer in nationale regelgeving hoeft te worden omgezet.

De Europese Commissie kan tijdelijk extra voorwaarden stellen aan het binnenbrengen en in het verkeer binnen de Unie brengen van planten, plantaardige producten en andere materialen uit derde landen als er zich bijvoorbeeld nieuwe fytosanitaire risico’s voordoen die niet voldoende worden gedekt door de geldende fytosanitaire Uniemaatregelen. Voorheen werden deze voorwaarden door de Commissie vastgesteld in uitvoeringsbesluiten en voor Nederland geïmplementeerd in de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten. De nog van kracht zijnde uitvoeringsbesluiten uit deze regeling zijn nu opgenomen in deze nieuw regeling.

II. Artikelen

1. Toelichting bij de artikelen

Import aardappelen uit Egypte en de regio’s Akkar en Bekaa in Libanon

In de artikelen 2 en 13 worden specifieke voorwaarden gesteld aan de import in de Europese Unie van aardappelen, anders dan pootaardappelen, uit derde landen.

Om te voorkomen dat het schadelijk organisme Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al, dat schadelijke effecten kan veroorzaken bij met name knollen van Solanum tuberosum L. (aardappel) en met aardappelen uit Egypte wordt binnengebracht in de Europese Unie (EU), moeten zij afkomstig zijn uit ziektevrije gebieden en voldoen aan specifieke voorschriften vermeld in de bijlage van uitvoeringsbesluit 2011/787/EU. Deze aardappelen moeten bijvoorbeeld zijn uitgevoerd door een geregistreerde exporteur en vergezeld gaan van het officiële fytosanitaire certificaat waarop het individuele officiële codenummer van het ziektevrije gebied en het relevante partijnummer is vermeld. Daarnaast moeten de aardappelen per zak zijn voorzien van een etiket waaruit onder meer de Egyptische oorsprong blijkt.

Voor consumptieaardappelen uit de regio’s Akkar en Bekaa in Libanon gelden specifieke importvoorwaarden om te voorkomen dat het schadelijk organisme Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al. (hierna: Clavibacter) in de Europese Unie wordt binnengebracht en zich verspreidt. Deze voorwaarden staan vermeld in de bijlage bij het uitvoeringsbesluit 2019/2032 en houden onder meer in dat de aardappelen geteeld moeten zijn in productiegebieden die systematisch worden onderzocht door de nationale plantenziektekundige dienst op de aanwezigheid van Clavibacter. Het verpakkingsmateriaal waarin de aardappelen worden vervoerd, moet nieuw dan wel gereinigd en gedesinfecteerd zijn. De aardappelen mogen alleen de EU worden binnengebracht als zij voorzien zijn van een etiket waarop onder meer de naam van het ziektevrije gebied, informatie over de producent en het relevante partijnummer is vermeld.

De aardappelen uit Egypte en de regio’s Akkar en Bekaa in Libanon mogen in Nederland alleen binnenkomen via de plaatsen: Eemshaven, Harlingen, Beverwijk, Amsterdam, Rotterdam of Vlissingen.

Bij invoer worden de aardappelen d.m.v. een officieel onderzoek geïnspecteerd op de aanwezigheid van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. dan wel Clavibacter.

Snijbloemen van Orchidaceae

Op snijbloemen van Orchidaceae van oorsprong uit Thailand werd bij import in de EU regelmatig het schadelijke organisme Thrips palmi Karny aangetroffen. In artikel 3 worden de specifieke voorwaarden beschreven die de insleep en verspreiding van dit organisme moeten voorkomen. Deze snijbloemen moeten zijn geproduceerd op een productieplaats die vrij is bevonden van Thrips palmi Karny. Dit moet blijken uit officiële inspecties die ten minste om de maand zijn uitgevoerd in de laatste drie maanden voor uitvoer. Een andere mogelijkheid is dat de zending moet zijn behandeld zodat kan worden gewaarborgd dat de zending vrij is van het schadelijk organisme.

Op het fytosanitair certificaat bij de snijbloemen van Orchidaceae en afgegeven door de bevoegde autoriteit in Thailand moet in de rubriek ‘Aanvullende verklaring’ vermeld worden of de zending afkomstig is van een ‘vrij bevonden’ productielocatie of een behandeling heeft ondergaan. Indien de zending een behandeling heeft ondergaan, moet op het certificaat de toegepaste behandeling worden vermeld.

Spodoptera frugiperda

De rupsen van de vlinder Spodoptera frugiperda (Smith) brengen grote schade toe aan gewassen. Van oorsprong komt dit organisme voor op de Amerikaanse continenten, maar heeft zich inmiddels ook verspreid naar Afrika en Azië. De Commissie heeft daarom noodmaatregelen ingesteld, zoals beschreven in artikel 4, die het binnenbrengen en de verspreiding van dit schadelijke organisme in de EU moeten voorkomen. Specifieke eisen worden gesteld aan de vruchten van Capsicum L., Momordica L., Solanum aethiopicum L., Solanum macrocarpon L., Solanum melongena L., en planten, met uitzondering van levende pollen, plantenweefselculturen, zaden en granen, van Zea mays L. afkomstig uit alle derde landen, met uitzondering van Zwitserland.

Om te waarborgen dat deze planten vrij zijn van het schadelijk organisme zijn eisen gesteld aan het land of gebied van herkomst of de productielocatie. Ook planten die zijn geteeld op een volledig fysiek afgeschermde productielocatie en/of een doeltreffende behandeling hebben ondergaan om te waarborgen dat zij vrij zijn van het schadelijke organisme mogen geïmporteerd worden. Of aan deze eisen wordt voldaan moet blijken uit een fytosanitair certificaat zoals bedoeld in artikel bedoeld in artikel 71 van verordening 2016/2031, dat bij de import van deze planten aanwezig moet zijn. Alle zendingen van bovengenoemde planten die de EU worden binnengebracht moeten door de bevoegde instantie (visueel) worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van het schadelijk organisme.

Aromia bungii

Aromia bungii (Faldermann) is een uit Azië afkomstige boktor, die via planten, hout of houten verpakkingsmateriaal van met name Prunus-soorten kan worden geïntroduceerd in de Europese Unie. Om de introductie en verspreiding te voorkomen gelden specifieke maatregelen, zoals beschreven in artikel 5.

Vervoer van planten en hout van Prunus binnen de Europese Unie

Voor de voor opplant bestemde planten van Prunus spp. met een stam- of wortelhalsdiameter van 1 cm of meer op het dikste punt, en afkomstig uit afgebakende gebieden of derde landen waarvan bekend is dat het schadelijk organisme er voorkomt gelden bij vervoer binnen de Europese Unie voorwaarden ten aanzien van onder andere het plantenpaspoort, de registratie en inspectie van de plaats van productie van deze planten. Zaden van Prunus en de soort Prunus laurocerasus L. zijn uitgezonderd van deze maatregelen.

Het vervoer binnen de EU van hout dat afkomstig is van Prunus uit een afgebakend gebied of hout dat zijn natuurlijke oppervlak geheel of deels heeft behouden, en dat in een afgebakend gebied is binnengebracht, wordt verboden. Alleen wanneer dit hout voorzien is van een plantenpaspoort geldt een uitzondering. Het plantenpaspoort wordt alleen afgegeven als dit hout is ontdaan van bast en een warmtebehandeling heeft ondergaan, wat blijkt uit een merkteken op het hout. Of het hout moet een ioniserende straling hebben ondergaan. Ook voor hout dat verwerkt is tot stukken (plakjes, spanen, schaafsel, resten etc.) geldt dat het vergezeld moet gaan van een plantenpaspoort. De stukken hout mogen maximaal een dikte en breedte hebben van 2,5 cm, moeten van bast zijn ontdaan en een warmtebehandeling hebben ondergaan.

Houten verpakkingsmateriaal uit een afgebakend gebied mag alleen worden vervoerd als het een goedgekeurde behandeling heeft ondergaan en voorzien is van een merkteken zoals vermeld in bijlage I en II bij internationale norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake Regulation of wood packaging material in international trade (artikel 5, lid 6).

Planten en hout van Prunus uit derde landen

Planten afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat deze boktor daar voorkomt, moeten, wanneer zij de EU worden binnengebracht, op de plaats van binnenkomst of de plaats van bestemming aan officiële controles worden onderworpen. De toegepaste inspectiemethoden moeten ervoor zorgen dat tekenen van het schadelijk organisme worden opgespoord. Het verplichte certificaat dat bij deze planten aanwezig moet zijn, bevat aanvullende informatie over onder meer de plaats van productie.

Hout of stukken hout afkomstig uit een derde land waarvan bekend is dat deze boktor daar voorkomt, moet voorzien zijn van het verplichte certificaat met een aanvullende verklaring over de behandelingen die dit hout heeft ondergaan. Daarnaast moet er een verklaring van de plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong aanwezig zijn waaruit blijkt dat dit hout uit een gebied komt waar het schadelijk organisme niet voorkomt.

Phytophthora ramorum

Voor het schadelijke organisme Phytophthora ramorum gelden sinds 1 november 2002 noodmaatregelen in de EU zoals beschreven in artikel 6. Diverse planten en hout zijn gevoelig voor deze schimmel (artikel 6, lid 1). Om te voorkomen dat deze schimmel wordt binnengebracht en zich verspreidt op het grondgebied van de EU zijn aan de import en in het verkeer brengen van de gevoelige planten en het gevoelig hout maatregelen gesteld. Planten en hout mogen alleen de EU worden binnengebracht als zij voldoen aan de eisen gesteld in punten 1a en 2 van bijlage I van het uitvoeringsbesluit (artikel 16, lid 3) en een officiële controle op de aanwezigheid van het schadelijk organisme hebben ondergaan.

Voor het vervoer binnen de EU van gevoelige planten en specifieke voor opplant bestemde planten genoemd in de leden 5, 6 en 8 van artikel 6 is een plantenpaspoort vereist. Voor de voor opplant bestemde planten zijn daarnaast aanvullende eisen gesteld aan het in het verkeer brengen binnen de EU van deze planten.

In de Verenigde Staten komt een variant van de schimmel voor die zeer schadelijk is voor met name eiken. Aan de import van hout van eiken (Quercus L.) en gezaagd hout van eiken zonder bast zijn specifieke voorwaarden gesteld zoals genoemd in de leden 4, 9 en 10 van artikel 6. Indien gezaagd hout een behandeling volgens het certificeringprogramma Kiln Drying Sawn Hardwood Lumber Certification Program heeft ondergaan en voorzien is van het bijbehorend certificaat van dit programma mag dit hout zonder fytosanitair certificaat worden ingevoerd in de EU.

Anoplophora chinensis (Forster) en Anoplophora glabripennis (Motschulsky)

In de artikelen 7 en 8 zijn de maatregelen vermeld om het binnenbrengen en de verspreiding van Anoplophora chinensis (Forster) (Oost-Aziatische boktor) en Anoplophora glabripennis (Motschulsky) (Aziatisch boktor) te voorkomen. Deze boktoren zijn zeer schadelijk voor loofbomen en struiken, zoals genoemd in lid 1 van beide artikelen.

De maatregelen zijn van toepassing op de genoemde gevoelige planten bestemd voor opplant met een stamdiameter van tenminste 1 centimeter op het dikste punt, met uitzondering van zaden. Voor de Aziatische boktor zijn zij eveneens van toepassing op hout en houten verpakkingsmateriaal geheel of gedeeltelijk verkregen van deze gevoelige planten.

Aan de invoer in de EU van gevoelige planten en het hout verkregen van deze gevoelige planten afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat de boktorren daar voorkomen, worden specifieke voorwaarden gesteld beschreven in bijlagen genoemd in lid 2 van de artikelen 7 en 8. Deze planten en het hout moeten voorzien zijn van een certificaat met in de rubriek ‘aanvullende verklaring’ gegevens over o.a. de plaats van herkomst (ziektevrije gebieden) en gegevens over de vereiste controles door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van herkomst. Hout moet daarnaast van bast zijn ontdaan en een specifieke warmtebehandeling hebben ondergaan. Bij binnenkomst van de planten en het hout moet een inspectie plaatsvinden op tekenen van de aanwezigheid van de boktorren.

Voor voor opplant bestemde planten van Acer spp, met uitzondering van zaden daarvan, afkomstig uit China en gevoelig voor de Oost-Aziatische boktor gelden aanvullende maatregelen conform lid 4 van artikel 7.

Gevoelige planten en hout afkomstig uit gebieden die zijn afgebakend als gevolg van een boktorbesmetting en planten die niet van oorsprong uit een afgebakend gebied komen, maar daar zijn binnengebracht, dan wel planten die uit gebieden komen waarvan bekend is dat de boktorren daar voorkomen mogen alleen binnen de EU worden vervoerd als zij voldoen aan de bepalingen in de leden 5, 6 en 7 van artikel 7 en 4, 5 en 6 van artikel 8. Deze planten moeten vergezeld gaan van een plantenpaspoort opgesteld en afgegeven overeenkomstig de voorschriften.

Houten verpakkingsmateriaal van oorsprong uit afgebakende gebieden mag alleen binnen de Europese Unie vervoerd worden als het onder andere één van de goedgekeurde behandelingen ondergaan heeft die zijn omschreven in bijlage I bij internationale norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake ‘Regulation of wood packaging material in international trade’ en voorzien is van het vereiste merkteken.

Epitrix

Artikel 9 beschrijft de noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de EU van Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix papa sp.n., Epitrix subcrinita (Lec.) en Epitrix tuberis (Gentner) (hierna: Epitrix) te voorkomen. Deze organismen kunnen schadelijke effecten veroorzaken bij met name knollen van Solanum tuberosum L. (hierna: aardappelknollen), waaronder pootaardappelen en overige aardappelen.

Aardappelknollen van oorsprong uit derde landen waar Epitrix voorkomt, mogen alleen in de EU worden binnengebracht als zij onder meer vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat waarop verklaard is dat zij zijn geteeld in een ziektevrij gebied of zijn gewassen of geschrobd zodat er niet meer dan 0,1% grond aan de knollen zit. Verder moet uit informatie op het certificaat blijken dat de aardappelknollen bij een officieel onderzoek vóór de uitvoer vrij zijn bevonden van het schadelijke organisme en de symptomen daarvan, en dat het verpakkingsmateriaal waarin de aardappelknollen worden ingevoerd schoon is.

Aardappelknollen uit een afgebakend gebied mogen worden vervoerd naar verpakkingsfaciliteiten buiten de afgebakende gebieden. Zij moeten vergezeld gaan van een plantenpaspoort en voldoen aan de voorschriften vermeld in bijlage I, sectie 2 van het uitvoeringsbesluit. Dit houdt onder meer in dat producenten van aardappelknollen in een afgebakend gebied de verantwoordelijke officiële instanties vooraf op de hoogte brengen van de beoogde datum en het tijdstip van het vervoer naar bedoelde verpakkingsfaciliteiten. Verder moeten de aardappelknollen in gesloten voertuigen of in gesloten en schone verpakkingen vervoerd worden zodat Epitrix zich niet kan verspreiden.

Pomacea

In artikel 10 zijn maatregelen opgenomen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Europese Unie van het geslacht Pomacea (Perry) (hierna: de appelslak) te voorkomen. De appelslak veroorzaakt schadelijke effecten bij waterplanten. Gezien het risico van verspreiding van de appelslak naar percelen en waterlopen, mag de appelslak niet in de EU worden binnengebracht of zich verspreiden. Er zijn daarom maatregelen gesteld aan het binnenbrengen en het binnen de EU in het verkeer brengen van voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, die alleen groeien in water of in grond die permanent is verzadigd met water (hierna: waterplanten).

Waterplanten van oorsprong uit derde landen mogen alleen in de EU worden binnengebracht als zij voldoen aan invoervoorschriften als gesteld in artikel 10, lid 3. Deze waterplanten moeten vergezeld gaan van een certificaat waarop verklaard is dat zij voor vertrek uit het betrokken derde land vrij zijn bevonden van de appelslak. Bij invoer in de Europese Unie moet worden geïnspecteerd of de waterplanten aan de gestelde invoervoorwaarden voldoen.

Waterplanten van oorsprong uit een afgebakend gebied binnen de EU, die binnen de EU in het verkeer worden gebracht, moeten voorzien zijn van een plantenpaspoort.

Phyllosticta citricarpa

Voor het importeren van vruchten als bedoeld in artikel 11, lid 1b (hierna: citrusvruchten) uit Zuid Afrika, Uruguay, Brazilië en Argentinië gelden strikte voorwaarden vanwege het schadelijk organisme Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa.

Citrusvruchten uit genoemde landen, niet bestemd voor de verwerking tot sap, moeten bij import voldoen aan artikel 11, lid 2. Deze vruchten gaan vergezeld van een fytosanitair certificaat waarop onder de rubriek ‘Aanvullende verklaring’ informatie vermeldt waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de vereisten genoemd in de artikel 5 van het uitvoeringsbesluit. Dit zijn vereisten aan o.a. het productieperceel waarop de citrusvruchten zijn geteeld en de behandeling van de vruchten voor en na de oogst om te kunnen aantonen dat ze vrij zijn van het schadelijk organisme Phyllosticta citricarpa. Daarnaast gelden voorschriften voor inspectie en traceerbaarheid van de vruchten (artikelen 6 en 7 van het uitvoeringsbesluit).

Citrusvruchten bestemd voor de industriële verwerking tot sap mogen de Unie worden binnengebracht als zij voldoen aan artikel 11, lid 3. De vruchten gaan vergezeld van een fytosanitair certificaat, waarin onder ‘Aanvullende verklaring’ wordt verklaard, dat de productieplaats waar de vruchten zijn geteeld, is behandeld tegen Phyllosticta citricarpa en dat tijdens verpakking een officiële visuele inspectie heeft plaatsgevonden, waarbij geen symptomen van het schadelijke organisme zijn ontdekt. Tevens moet worden aangegeven dat het om ‘vruchten uitsluitend bestemd voor industriële verwerking tot sap’ gaat. Op het fytosanitair certificaat staat verder informatie m.b.t. identificatie en traceerbaarheid van deze vruchten.

Bij binnenkomst van de citrusvruchten worden zij geïnspecteerd en indien nodig getoetst op de aanwezigheid van Phyllosticta citricarpa. Als het schadelijk organisme aanwezig blijkt te zijn, wordt het binnenbrengen van de lading waarvan het besmette monster is genomen, geweigerd.

Importeurs van deze citrusvruchten moeten voldoen aan de voorschriften van artikel 11, lid 1 en artikel 13 van het uitvoeringsbesluit. Verwerkers van citrusvruchten tot sap moeten voldoen aan de voorschriften voor verwerking en opslag van de vruchten zoals vermeld in de artikelen 15 en 16 van het uitvoeringsbesluit.

Citrus

Aan de import van vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., Microcitrus Swingle, Naringi Adans., Swinglea Merr., en de hybriden daarvan (hierna: citrusvruchten) uit derde landen, bestemd voor industriële verwerking zijn bijzondere eisen gesteld zoals vermeld in artikel 12.

Deze eisen moeten voorkomen dat de schadelijke organismen Xanthomonas citri pv citri, Xanthomonas citri pv aurantifolii (bacteriën) en Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa (een schimmel) die op deze citrusvruchten kunnen voorkomen en de vruchten aantasten, de EU worden binnengebracht en zich verspreiden.

Importeurs van deze citrusvruchten moeten het in een lidstaat binnenbrengen of het industrieel verwerken van deze vruchten melden bij een officiële instantie, waarbij informatie moet worden verstrekt over de hoeveelheid vruchten, de identificatienummers van de containers, de verwachte datum en plaats van binnenkomst in de EU en de namen, adressen en locaties waar de vruchten naar toe worden gebracht voor verwerking of opslag. De industriële verwerking van de citrusvruchten is alleen toegestaan in een erkende verwerkingsinrichting. Het afval en de bijproducten van de industriële verwerking van de vruchten moet vernietigd worden volgens een methode die is goedgekeurd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Wanneer de citrusvruchten niet meteen worden verwerkt, moeten zij worden opgeslagen in een opslaglocatie die daarvoor erkend is door de NVWA.

Verplaatsing van de citrusvruchten naar de plaats van verwerking of opslag gebeurt onder toezicht van de officiële instantie en voor het vervoer van deze vruchten naar een andere lidstaat is toestemming van de NVWA en de officiële instantie van de ontvangende lidstaat nodig.

Rose Rosettevirus

Het Rose Rosettevirus (artikel 14) komt vooral voor in de Verenigde Staten, Canada en India en wordt verspreid door de mijt Phyllocoptes fructiphilus. Het virus kan een belangrijk fytosanitair probleem vormen voor met name de productie van alle soorten rozen. Er gelden daarom specifieke maatregelen voor planten van Rosa spp. Deze planten, met uitzondering van zaden, die van oorsprong uit Canada, de Verenigde Staten of India komen, moeten bij import in de EU onderworpen worden aan officiële controles en vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat conform artikel 5, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit. Afhankelijk van de situatie moeten de bedoelde planten voldoen aan de vereisten van artikel 5, tweede tot en met vierde lid, van het uitvoeringsbesluit. Dit zijn eisen aan het gebied of de productielocatie waar de planten geteeld zijn of eisen aan planten in weefselcultuur. Onder ‘aanvullende verklaring’ op het fytosanitair certificaat moet hierover informatie worden verstrekt.

Om deze planten de EU binnen te kunnen brengen moeten zij zodanig zijn verwerkt, verpakt en vervoerd dat besmetting met de betreffende mijt wordt voorkomen.

Fusarium circinatum

De schimmel Fusarium circinatum vormt een bedreiging voor Pinus (naaldbomen) en Pseudotsuga menziessi (douglasspar). Fusarium komt in verschillende delen van de EU voor en kan zich verder verspreiden. Artikel 15 beschrijft noodmaatregelen om verspreiding te voorkomen.

Binnenbrengen van planten en hout in de Unie (artikel 15, leden 6 en 7)

Planten van Pinus L. en Pseudotsuga menziessi mogen alleen uit niet-Europese derde landen in de EU worden binnengebracht wanneer zij vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat met in de rubriek ‘aanvullende verklaring’ informatie over het vrij zijn van Fusarium van het land of het gebied waar deze planten zijn geteeld.

Ook hout in de vorm plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, en bast zonder delen van coniferen uit niet-Europese derde landen mogen alleen worden binnengebracht als dit hout vergezeld gaat van het hierboven bedoelde certificaat met verklaring over het land of gebied van herkomst, dat vrij moet zijn van het schadelijk organisme. Het overige hout van de deze planten, met uitzondering van houten verpakkingsmateriaal, moet naast het eerder genoemde certificaat en de verklaring ook de voorgeschreven warmtebehandeling hebben ondergaan. Op het hout of de verpakking en op het certificaat moet het merkteken ‘HT’ zijn aangebracht.

Verplaatsen van planten en hout (artikel 15, leden 3, 4 en 5)

Planten van Pinus L. en Pseudotsuga menziesii bestemd voor opplant mogen in principe alleen binnen de EU worden verplaatst als zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort, dat is afgegeven onder voorwaarden vermeld in het uitvoeringsbesluit. Een dergelijk plantenpaspoort geldt ook voor planten, niet bestemd voor opplant, die alleen van een besmette zone naar een bufferzone mogen worden verplaatst en van een afgebakend gebied naar de rest van het grondgebied van de EU.

Hout van Pinus L. en Pseudotsuga menziesii, hout van coniferen (Pinales) in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval en bast van deze coniferen mag alleen worden verplaatst uit afgebakende gebieden als het hout vergezeld gaat van een plantenpaspoort waarop vermeld is dat het hout de voorgeschreven warmtebehandeling heeft ondergaan.

Verpakkingsmateriaal van hout van coniferen mag alleen worden verplaatst uit afgebakende gebieden als het hout van bast is ontdaan zoals vermeld in ISPM nr. 15, goedgekeurde behandelingen heeft ondergaan overeenkomstig bijlage I bij ISPM 15 en voorzien is van een merkteken zoals vastgesteld in bijlage II bij ISPM nr.15.

2. Regeldruk

Deze regeling heeft geen effect op de regeldruk voor ondernemers in de plantenkundige sector. De regeling Fytosanitaire uitvoeringsbesluiten is een een-op-een overzetting van die artikelen uit de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten die op dit moment nog van toepassing zijn.

3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2021. Dan treedt de Plantgezondheidswet in werking.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven