TOELICHTING
I Algemeen deel
Deze regeling is één van de drie ministeriële regelingen binnen het stelsel van de
Plantgezondheidswet en geeft uitvoering aan een aantal uitvoeringsbesluiten van de
Europese Commissie. Deze uitvoeringsbesluiten zijn oorspronkelijk gebaseerd op de
Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen
tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor
plantaardige schadelijke organismen (Fytorichtlijn) en nu ingepast onder de twee nieuwe
verordeningen, die in de volgende zin genoemd worden.
Met de Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees parlement en de Raad van 26 oktober
2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging
van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van
het Europees parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG,
74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad
(PbEU 2016, L 317) (hierna: verordening 2016/2031) en Verordening (EU) 2017/625 van
het Europees parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles
en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen-
en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn,
plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen
(EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU)
nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees
parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de
Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG
van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr.
882/2004 van het Europees parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG,
90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG
van de Raad (verordening officiële controles) (PbEU 2017, L 95) (hierna: verordening
2017/625), die sinds 14 december 2019 rechtstreeks van toepassing zijn, wordt een
ander regelgevend kader neergezet. Uitvoeringsregelgeving die direct gebaseerd is
op verordening 2016/2031 en verordening 2017/625, wordt veelal een uitvoeringsverordening,
die rechtstreeks van toepassing is en niet meer in nationale regelgeving hoeft te
worden omgezet.
De Europese Commissie kan tijdelijk extra voorwaarden stellen aan het binnenbrengen
en in het verkeer binnen de Unie brengen van planten, plantaardige producten en andere
materialen uit derde landen als er zich bijvoorbeeld nieuwe fytosanitaire risico’s
voordoen die niet voldoende worden gedekt door de geldende fytosanitaire Uniemaatregelen.
Voorheen werden deze voorwaarden door de Commissie vastgesteld in uitvoeringsbesluiten
en voor Nederland geïmplementeerd in de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten.
De nog van kracht zijnde uitvoeringsbesluiten uit deze regeling zijn nu opgenomen
in deze nieuw regeling.
II. Artikelen
1. Toelichting bij de artikelen
Import aardappelen uit Egypte en de regio’s Akkar en Bekaa in Libanon
In de artikelen 2 en 13 worden specifieke voorwaarden gesteld aan de import in de
Europese Unie van aardappelen, anders dan pootaardappelen, uit derde landen.
Om te voorkomen dat het schadelijk organisme Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi
et al, dat schadelijke effecten kan veroorzaken bij met name knollen van Solanum tuberosum
L. (aardappel) en met aardappelen uit Egypte wordt binnengebracht in de Europese Unie
(EU), moeten zij afkomstig zijn uit ziektevrije gebieden en voldoen aan specifieke
voorschriften vermeld in de bijlage van uitvoeringsbesluit 2011/787/EU. Deze aardappelen
moeten bijvoorbeeld zijn uitgevoerd door een geregistreerde exporteur en vergezeld
gaan van het officiële fytosanitaire certificaat waarop het individuele officiële
codenummer van het ziektevrije gebied en het relevante partijnummer is vermeld. Daarnaast
moeten de aardappelen per zak zijn voorzien van een etiket waaruit onder meer de Egyptische
oorsprong blijkt.
Voor consumptieaardappelen uit de regio’s Akkar en Bekaa in Libanon gelden specifieke
importvoorwaarden om te voorkomen dat het schadelijk organisme Clavibacter michiganensis
(Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al. (hierna:
Clavibacter) in de Europese Unie wordt binnengebracht en zich verspreidt. Deze voorwaarden
staan vermeld in de bijlage bij het uitvoeringsbesluit 2019/2032 en houden onder meer
in dat de aardappelen geteeld moeten zijn in productiegebieden die systematisch worden
onderzocht door de nationale plantenziektekundige dienst op de aanwezigheid van Clavibacter.
Het verpakkingsmateriaal waarin de aardappelen worden vervoerd, moet nieuw dan wel
gereinigd en gedesinfecteerd zijn. De aardappelen mogen alleen de EU worden binnengebracht
als zij voorzien zijn van een etiket waarop onder meer de naam van het ziektevrije
gebied, informatie over de producent en het relevante partijnummer is vermeld.
De aardappelen uit Egypte en de regio’s Akkar en Bekaa in Libanon mogen in Nederland
alleen binnenkomen via de plaatsen: Eemshaven, Harlingen, Beverwijk, Amsterdam, Rotterdam
of Vlissingen.
Bij invoer worden de aardappelen d.m.v. een officieel onderzoek geïnspecteerd op de
aanwezigheid van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. dan wel Clavibacter.
Snijbloemen van Orchidaceae
Op snijbloemen van Orchidaceae van oorsprong uit Thailand werd bij import in de EU
regelmatig het schadelijke organisme Thrips palmi Karny aangetroffen. In artikel 3
worden de specifieke voorwaarden beschreven die de insleep en verspreiding van dit
organisme moeten voorkomen. Deze snijbloemen moeten zijn geproduceerd op een productieplaats
die vrij is bevonden van Thrips palmi Karny. Dit moet blijken uit officiële inspecties
die ten minste om de maand zijn uitgevoerd in de laatste drie maanden voor uitvoer.
Een andere mogelijkheid is dat de zending moet zijn behandeld zodat kan worden gewaarborgd
dat de zending vrij is van het schadelijk organisme.
Op het fytosanitair certificaat bij de snijbloemen van Orchidaceae en afgegeven door
de bevoegde autoriteit in Thailand moet in de rubriek ‘Aanvullende verklaring’ vermeld
worden of de zending afkomstig is van een ‘vrij bevonden’ productielocatie of een
behandeling heeft ondergaan. Indien de zending een behandeling heeft ondergaan, moet
op het certificaat de toegepaste behandeling worden vermeld.
Spodoptera frugiperda
De rupsen van de vlinder Spodoptera frugiperda (Smith) brengen grote schade toe aan
gewassen. Van oorsprong komt dit organisme voor op de Amerikaanse continenten, maar
heeft zich inmiddels ook verspreid naar Afrika en Azië. De Commissie heeft daarom
noodmaatregelen ingesteld, zoals beschreven in artikel 4, die het binnenbrengen en
de verspreiding van dit schadelijke organisme in de EU moeten voorkomen. Specifieke
eisen worden gesteld aan de vruchten van Capsicum L., Momordica L., Solanum aethiopicum
L., Solanum macrocarpon L., Solanum melongena L., en planten, met uitzondering van
levende pollen, plantenweefselculturen, zaden en granen, van Zea mays L. afkomstig
uit alle derde landen, met uitzondering van Zwitserland.
Om te waarborgen dat deze planten vrij zijn van het schadelijk organisme zijn eisen
gesteld aan het land of gebied van herkomst of de productielocatie. Ook planten die
zijn geteeld op een volledig fysiek afgeschermde productielocatie en/of een doeltreffende
behandeling hebben ondergaan om te waarborgen dat zij vrij zijn van het schadelijke
organisme mogen geïmporteerd worden. Of aan deze eisen wordt voldaan moet blijken
uit een fytosanitair certificaat zoals bedoeld in artikel bedoeld in artikel 71 van
verordening 2016/2031, dat bij de import van deze planten aanwezig moet zijn. Alle
zendingen van bovengenoemde planten die de EU worden binnengebracht moeten door de
bevoegde instantie (visueel) worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van het schadelijk
organisme.
Aromia bungii
Aromia bungii (Faldermann) is een uit Azië afkomstige boktor, die via planten, hout
of houten verpakkingsmateriaal van met name Prunus-soorten kan worden geïntroduceerd in de Europese Unie. Om de introductie en verspreiding
te voorkomen gelden specifieke maatregelen, zoals beschreven in artikel 5.
Vervoer van planten en hout van Prunus binnen de Europese Unie
Voor de voor opplant bestemde planten van Prunus spp. met een stam- of wortelhalsdiameter
van 1 cm of meer op het dikste punt, en afkomstig uit afgebakende gebieden of derde
landen waarvan bekend is dat het schadelijk organisme er voorkomt gelden bij vervoer
binnen de Europese Unie voorwaarden ten aanzien van onder andere het plantenpaspoort,
de registratie en inspectie van de plaats van productie van deze planten. Zaden van
Prunus en de soort Prunus laurocerasus L. zijn uitgezonderd van deze maatregelen.
Het vervoer binnen de EU van hout dat afkomstig is van Prunus uit een afgebakend gebied
of hout dat zijn natuurlijke oppervlak geheel of deels heeft behouden, en dat in een
afgebakend gebied is binnengebracht, wordt verboden. Alleen wanneer dit hout voorzien
is van een plantenpaspoort geldt een uitzondering. Het plantenpaspoort wordt alleen
afgegeven als dit hout is ontdaan van bast en een warmtebehandeling heeft ondergaan,
wat blijkt uit een merkteken op het hout. Of het hout moet een ioniserende straling
hebben ondergaan. Ook voor hout dat verwerkt is tot stukken (plakjes, spanen, schaafsel,
resten etc.) geldt dat het vergezeld moet gaan van een plantenpaspoort. De stukken
hout mogen maximaal een dikte en breedte hebben van 2,5 cm, moeten van bast zijn ontdaan
en een warmtebehandeling hebben ondergaan.
Houten verpakkingsmateriaal uit een afgebakend gebied mag alleen worden vervoerd als
het een goedgekeurde behandeling heeft ondergaan en voorzien is van een merkteken
zoals vermeld in bijlage I en II bij internationale norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire
maatregelen inzake Regulation of wood packaging material in international trade (artikel
5, lid 6).
Planten en hout van Prunus uit derde landen
Planten afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat deze boktor daar voorkomt,
moeten, wanneer zij de EU worden binnengebracht, op de plaats van binnenkomst of de
plaats van bestemming aan officiële controles worden onderworpen. De toegepaste inspectiemethoden
moeten ervoor zorgen dat tekenen van het schadelijk organisme worden opgespoord. Het
verplichte certificaat dat bij deze planten aanwezig moet zijn, bevat aanvullende
informatie over onder meer de plaats van productie.
Hout of stukken hout afkomstig uit een derde land waarvan bekend is dat deze boktor
daar voorkomt, moet voorzien zijn van het verplichte certificaat met een aanvullende
verklaring over de behandelingen die dit hout heeft ondergaan. Daarnaast moet er een
verklaring van de plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong aanwezig
zijn waaruit blijkt dat dit hout uit een gebied komt waar het schadelijk organisme
niet voorkomt.
Phytophthora ramorum
Voor het schadelijke organisme Phytophthora ramorum gelden sinds 1 november 2002 noodmaatregelen in de EU zoals beschreven in artikel
6. Diverse planten en hout zijn gevoelig voor deze schimmel (artikel 6, lid 1). Om
te voorkomen dat deze schimmel wordt binnengebracht en zich verspreidt op het grondgebied
van de EU zijn aan de import en in het verkeer brengen van de gevoelige planten en
het gevoelig hout maatregelen gesteld. Planten en hout mogen alleen de EU worden binnengebracht
als zij voldoen aan de eisen gesteld in punten 1a en 2 van bijlage I van het uitvoeringsbesluit
(artikel 16, lid 3) en een officiële controle op de aanwezigheid van het schadelijk
organisme hebben ondergaan.
Voor het vervoer binnen de EU van gevoelige planten en specifieke voor opplant bestemde
planten genoemd in de leden 5, 6 en 8 van artikel 6 is een plantenpaspoort vereist.
Voor de voor opplant bestemde planten zijn daarnaast aanvullende eisen gesteld aan
het in het verkeer brengen binnen de EU van deze planten.
In de Verenigde Staten komt een variant van de schimmel voor die zeer schadelijk is
voor met name eiken. Aan de import van hout van eiken (Quercus L.) en gezaagd hout
van eiken zonder bast zijn specifieke voorwaarden gesteld zoals genoemd in de leden
4, 9 en 10 van artikel 6. Indien gezaagd hout een behandeling volgens het certificeringprogramma
Kiln Drying Sawn Hardwood Lumber Certification Program heeft ondergaan en voorzien
is van het bijbehorend certificaat van dit programma mag dit hout zonder fytosanitair
certificaat worden ingevoerd in de EU.
Anoplophora chinensis (Forster) en Anoplophora glabripennis (Motschulsky)
In de artikelen 7 en 8 zijn de maatregelen vermeld om het binnenbrengen en de verspreiding
van Anoplophora chinensis (Forster) (Oost-Aziatische boktor) en Anoplophora glabripennis
(Motschulsky) (Aziatisch boktor) te voorkomen. Deze boktoren zijn zeer schadelijk
voor loofbomen en struiken, zoals genoemd in lid 1 van beide artikelen.
De maatregelen zijn van toepassing op de genoemde gevoelige planten bestemd voor opplant
met een stamdiameter van tenminste 1 centimeter op het dikste punt, met uitzondering
van zaden. Voor de Aziatische boktor zijn zij eveneens van toepassing op hout en houten
verpakkingsmateriaal geheel of gedeeltelijk verkregen van deze gevoelige planten.
Aan de invoer in de EU van gevoelige planten en het hout verkregen van deze gevoelige
planten afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat de boktorren daar voorkomen,
worden specifieke voorwaarden gesteld beschreven in bijlagen genoemd in lid 2 van
de artikelen 7 en 8. Deze planten en het hout moeten voorzien zijn van een certificaat
met in de rubriek ‘aanvullende verklaring’ gegevens over o.a. de plaats van herkomst
(ziektevrije gebieden) en gegevens over de vereiste controles door de nationale plantenziektekundige
dienst van het land van herkomst. Hout moet daarnaast van bast zijn ontdaan en een
specifieke warmtebehandeling hebben ondergaan. Bij binnenkomst van de planten en het
hout moet een inspectie plaatsvinden op tekenen van de aanwezigheid van de boktorren.
Voor voor opplant bestemde planten van Acer spp, met uitzondering van zaden daarvan,
afkomstig uit China en gevoelig voor de Oost-Aziatische boktor gelden aanvullende
maatregelen conform lid 4 van artikel 7.
Gevoelige planten en hout afkomstig uit gebieden die zijn afgebakend als gevolg van
een boktorbesmetting en planten die niet van oorsprong uit een afgebakend gebied komen,
maar daar zijn binnengebracht, dan wel planten die uit gebieden komen waarvan bekend
is dat de boktorren daar voorkomen mogen alleen binnen de EU worden vervoerd als zij
voldoen aan de bepalingen in de leden 5, 6 en 7 van artikel 7 en 4, 5 en 6 van artikel
8. Deze planten moeten vergezeld gaan van een plantenpaspoort opgesteld en afgegeven
overeenkomstig de voorschriften.
Houten verpakkingsmateriaal van oorsprong uit afgebakende gebieden mag alleen binnen
de Europese Unie vervoerd worden als het onder andere één van de goedgekeurde behandelingen
ondergaan heeft die zijn omschreven in bijlage I bij internationale norm nr. 15 van
de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake ‘Regulation of wood packaging material
in international trade’ en voorzien is van het vereiste merkteken.
Epitrix
Artikel 9 beschrijft de noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in
de EU van Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix papa sp.n., Epitrix subcrinita (Lec.)
en Epitrix tuberis (Gentner) (hierna: Epitrix) te voorkomen. Deze organismen kunnen
schadelijke effecten veroorzaken bij met name knollen van Solanum tuberosum L. (hierna:
aardappelknollen), waaronder pootaardappelen en overige aardappelen.
Aardappelknollen van oorsprong uit derde landen waar Epitrix voorkomt, mogen alleen
in de EU worden binnengebracht als zij onder meer vergezeld gaan van een fytosanitair
certificaat waarop verklaard is dat zij zijn geteeld in een ziektevrij gebied of zijn
gewassen of geschrobd zodat er niet meer dan 0,1% grond aan de knollen zit. Verder
moet uit informatie op het certificaat blijken dat de aardappelknollen bij een officieel
onderzoek vóór de uitvoer vrij zijn bevonden van het schadelijke organisme en de symptomen
daarvan, en dat het verpakkingsmateriaal waarin de aardappelknollen worden ingevoerd
schoon is.
Aardappelknollen uit een afgebakend gebied mogen worden vervoerd naar verpakkingsfaciliteiten
buiten de afgebakende gebieden. Zij moeten vergezeld gaan van een plantenpaspoort
en voldoen aan de voorschriften vermeld in bijlage I, sectie 2 van het uitvoeringsbesluit.
Dit houdt onder meer in dat producenten van aardappelknollen in een afgebakend gebied
de verantwoordelijke officiële instanties vooraf op de hoogte brengen van de beoogde
datum en het tijdstip van het vervoer naar bedoelde verpakkingsfaciliteiten. Verder
moeten de aardappelknollen in gesloten voertuigen of in gesloten en schone verpakkingen
vervoerd worden zodat Epitrix zich niet kan verspreiden.
Pomacea
In artikel 10 zijn maatregelen opgenomen om het binnenbrengen en de verspreiding in
de Europese Unie van het geslacht Pomacea (Perry) (hierna: de appelslak) te voorkomen.
De appelslak veroorzaakt schadelijke effecten bij waterplanten. Gezien het risico
van verspreiding van de appelslak naar percelen en waterlopen, mag de appelslak niet
in de EU worden binnengebracht of zich verspreiden. Er zijn daarom maatregelen gesteld
aan het binnenbrengen en het binnen de EU in het verkeer brengen van voor opplant
bestemde planten, met uitzondering van zaden, die alleen groeien in water of in grond
die permanent is verzadigd met water (hierna: waterplanten).
Waterplanten van oorsprong uit derde landen mogen alleen in de EU worden binnengebracht
als zij voldoen aan invoervoorschriften als gesteld in artikel 10, lid 3. Deze waterplanten
moeten vergezeld gaan van een certificaat waarop verklaard is dat zij voor vertrek
uit het betrokken derde land vrij zijn bevonden van de appelslak. Bij invoer in de
Europese Unie moet worden geïnspecteerd of de waterplanten aan de gestelde invoervoorwaarden
voldoen.
Waterplanten van oorsprong uit een afgebakend gebied binnen de EU, die binnen de EU
in het verkeer worden gebracht, moeten voorzien zijn van een plantenpaspoort.
Phyllosticta citricarpa
Voor het importeren van vruchten als bedoeld in artikel 11, lid 1b (hierna: citrusvruchten)
uit Zuid Afrika, Uruguay, Brazilië en Argentinië gelden strikte voorwaarden vanwege
het schadelijk organisme Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa.
Citrusvruchten uit genoemde landen, niet bestemd voor de verwerking tot sap, moeten
bij import voldoen aan artikel 11, lid 2. Deze vruchten gaan vergezeld van een fytosanitair
certificaat waarop onder de rubriek ‘Aanvullende verklaring’ informatie vermeldt waaruit
blijkt dat voldaan wordt aan de vereisten genoemd in de artikel 5 van het uitvoeringsbesluit.
Dit zijn vereisten aan o.a. het productieperceel waarop de citrusvruchten zijn geteeld
en de behandeling van de vruchten voor en na de oogst om te kunnen aantonen dat ze
vrij zijn van het schadelijk organisme Phyllosticta citricarpa. Daarnaast gelden voorschriften
voor inspectie en traceerbaarheid van de vruchten (artikelen 6 en 7 van het uitvoeringsbesluit).
Citrusvruchten bestemd voor de industriële verwerking tot sap mogen de Unie worden
binnengebracht als zij voldoen aan artikel 11, lid 3. De vruchten gaan vergezeld van
een fytosanitair certificaat, waarin onder ‘Aanvullende verklaring’ wordt verklaard,
dat de productieplaats waar de vruchten zijn geteeld, is behandeld tegen Phyllosticta
citricarpa en dat tijdens verpakking een officiële visuele inspectie heeft plaatsgevonden,
waarbij geen symptomen van het schadelijke organisme zijn ontdekt. Tevens moet worden
aangegeven dat het om ‘vruchten uitsluitend bestemd voor industriële verwerking tot
sap’ gaat. Op het fytosanitair certificaat staat verder informatie m.b.t. identificatie
en traceerbaarheid van deze vruchten.
Bij binnenkomst van de citrusvruchten worden zij geïnspecteerd en indien nodig getoetst
op de aanwezigheid van Phyllosticta citricarpa. Als het schadelijk organisme aanwezig
blijkt te zijn, wordt het binnenbrengen van de lading waarvan het besmette monster
is genomen, geweigerd.
Importeurs van deze citrusvruchten moeten voldoen aan de voorschriften van artikel
11, lid 1 en artikel 13 van het uitvoeringsbesluit. Verwerkers van citrusvruchten
tot sap moeten voldoen aan de voorschriften voor verwerking en opslag van de vruchten
zoals vermeld in de artikelen 15 en 16 van het uitvoeringsbesluit.
Citrus
Aan de import van vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., Microcitrus Swingle, Naringi Adans., Swinglea Merr., en de hybriden daarvan (hierna:
citrusvruchten) uit derde landen, bestemd voor industriële verwerking zijn bijzondere
eisen gesteld zoals vermeld in artikel 12.
Deze eisen moeten voorkomen dat de schadelijke organismen Xanthomonas citri pv citri,
Xanthomonas citri pv aurantifolii (bacteriën) en Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa (een schimmel) die op deze citrusvruchten
kunnen voorkomen en de vruchten aantasten, de EU worden binnengebracht en zich verspreiden.
Importeurs van deze citrusvruchten moeten het in een lidstaat binnenbrengen of het
industrieel verwerken van deze vruchten melden bij een officiële instantie, waarbij
informatie moet worden verstrekt over de hoeveelheid vruchten, de identificatienummers
van de containers, de verwachte datum en plaats van binnenkomst in de EU en de namen,
adressen en locaties waar de vruchten naar toe worden gebracht voor verwerking of
opslag. De industriële verwerking van de citrusvruchten is alleen toegestaan in een
erkende verwerkingsinrichting. Het afval en de bijproducten van de industriële verwerking
van de vruchten moet vernietigd worden volgens een methode die is goedgekeurd door
de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Wanneer de citrusvruchten niet meteen worden verwerkt, moeten zij worden opgeslagen
in een opslaglocatie die daarvoor erkend is door de NVWA.
Verplaatsing van de citrusvruchten naar de plaats van verwerking of opslag gebeurt
onder toezicht van de officiële instantie en voor het vervoer van deze vruchten naar
een andere lidstaat is toestemming van de NVWA en de officiële instantie van de ontvangende
lidstaat nodig.
Rose Rosettevirus
Het Rose Rosettevirus (artikel 14) komt vooral voor in de Verenigde Staten, Canada
en India en wordt verspreid door de mijt Phyllocoptes fructiphilus. Het virus kan
een belangrijk fytosanitair probleem vormen voor met name de productie van alle soorten
rozen. Er gelden daarom specifieke maatregelen voor planten van Rosa spp. Deze planten,
met uitzondering van zaden, die van oorsprong uit Canada, de Verenigde Staten of India
komen, moeten bij import in de EU onderworpen worden aan officiële controles en vergezeld
gaan van een fytosanitair certificaat conform artikel 5, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit.
Afhankelijk van de situatie moeten de bedoelde planten voldoen aan de vereisten van
artikel 5, tweede tot en met vierde lid, van het uitvoeringsbesluit. Dit zijn eisen
aan het gebied of de productielocatie waar de planten geteeld zijn of eisen aan planten
in weefselcultuur. Onder ‘aanvullende verklaring’ op het fytosanitair certificaat
moet hierover informatie worden verstrekt.
Om deze planten de EU binnen te kunnen brengen moeten zij zodanig zijn verwerkt, verpakt
en vervoerd dat besmetting met de betreffende mijt wordt voorkomen.
Fusarium circinatum
De schimmel Fusarium circinatum vormt een bedreiging voor Pinus (naaldbomen) en Pseudotsuga
menziessi (douglasspar). Fusarium komt in verschillende delen van de EU voor en kan
zich verder verspreiden. Artikel 15 beschrijft noodmaatregelen om verspreiding te
voorkomen.
Binnenbrengen van planten en hout in de Unie (artikel 15, leden 6 en 7)
Planten van Pinus L. en Pseudotsuga menziessi mogen alleen uit niet-Europese derde
landen in de EU worden binnengebracht wanneer zij vergezeld gaan van een fytosanitair
certificaat met in de rubriek ‘aanvullende verklaring’ informatie over het vrij zijn
van Fusarium van het land of het gebied waar deze planten zijn geteeld.
Ook hout in de vorm plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en
afval, en bast zonder delen van coniferen uit niet-Europese derde landen mogen alleen
worden binnengebracht als dit hout vergezeld gaat van het hierboven bedoelde certificaat
met verklaring over het land of gebied van herkomst, dat vrij moet zijn van het schadelijk
organisme. Het overige hout van de deze planten, met uitzondering van houten verpakkingsmateriaal,
moet naast het eerder genoemde certificaat en de verklaring ook de voorgeschreven
warmtebehandeling hebben ondergaan. Op het hout of de verpakking en op het certificaat
moet het merkteken ‘HT’ zijn aangebracht.
Verplaatsen van planten en hout (artikel 15, leden 3, 4 en 5)
Planten van Pinus L. en Pseudotsuga menziesii bestemd voor opplant mogen in principe
alleen binnen de EU worden verplaatst als zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort,
dat is afgegeven onder voorwaarden vermeld in het uitvoeringsbesluit. Een dergelijk
plantenpaspoort geldt ook voor planten, niet bestemd voor opplant, die alleen van
een besmette zone naar een bufferzone mogen worden verplaatst en van een afgebakend
gebied naar de rest van het grondgebied van de EU.
Hout van Pinus L. en Pseudotsuga menziesii, hout van coniferen (Pinales) in de vorm
van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval en bast van
deze coniferen mag alleen worden verplaatst uit afgebakende gebieden als het hout
vergezeld gaat van een plantenpaspoort waarop vermeld is dat het hout de voorgeschreven
warmtebehandeling heeft ondergaan.
Verpakkingsmateriaal van hout van coniferen mag alleen worden verplaatst uit afgebakende
gebieden als het hout van bast is ontdaan zoals vermeld in ISPM nr. 15, goedgekeurde
behandelingen heeft ondergaan overeenkomstig bijlage I bij ISPM 15 en voorzien is
van een merkteken zoals vastgesteld in bijlage II bij ISPM nr.15.
2. Regeldruk
Deze regeling heeft geen effect op de regeldruk voor ondernemers in de plantenkundige
sector. De regeling Fytosanitaire uitvoeringsbesluiten is een een-op-een overzetting
van die artikelen uit de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten die op dit
moment nog van toepassing zijn.
3. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2021. Dan treedt de Plantgezondheidswet
in werking.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten