Wijziging van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden in verband met de invoering van het digitaal procederen in civiele verzoekzaken

Vastgesteld door de gerechtsvergadering van de Hoge Raad der Nederlanden op 15 februari 2021. De wijzigingen treden op 1 april 2021 in werking.

HOOFDSTUK 2 HET WEBPORTAAL VAN DE HOGE RAAD

Paragraaf 2.1 Begripsbepalingen

  • 2.1.1 In dit Procesreglement wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

    a. Procesdeelnemer:

    een partij, een belanghebbende of een procesvertegenwoordiger in een procedure bij de Hoge Raad.

    b. Procesdeelnemer die digitaal procedeert:

    een procesdeelnemer zoals bedoeld in artikel 2.2.1 van dit reglement.

    c. Procesvertegenwoordiger:

    een advocaat bij de Hoge Raad, een advocaat, een professioneel gemachtigde of een gemachtigde.

    d. Proceshandeling:

    de handeling die ingevolge een wettelijk of ander voorschrift of een rechterlijke beslissing door een procesdeelnemer wordt verricht in een procedure bij de Hoge Raad.

    e. Webportaal:

    de beveiligde digitale omgeving waarin procesdeelnemers toegang hebben tot het digitaal systeem van de Hoge Raad.

    f. Inlogmiddel:

    een inlogmiddel dat bij of krachtens de wet is toegelaten voor de toegang tot het webportaal.

    g. Herkenningsnummer:

    een aan een inlogmiddel gekoppelde identificatie.

    h. Website:

    de website van de Hoge Raad.

    i. Digitaal systeem:

    het digitale systeem voor gegevensverwerking van de Hoge Raad, waarin zaaks- en persoonsgegevens worden geregistreerd, berichten worden geplaatst en verzonden, proceshandelingen worden verricht en stukken ter beschikking worden gesteld.

    j. Toegangscode:

    de door de Hoge Raad verstrekte code waarmee een procesdeelnemer toegang kan krijgen tot een zaak.

    k. Digitaal dossier:

    het geheel van zaakgegevens, persoonsgegevens, documenten en berichten die door procesdeelnemers en (medewerkers van) de Hoge Raad in een zaak bij de Hoge Raad zijn ingediend, geplaatst en verzonden.

    l. Zaakgegevens:

    registratieve gegevens van de zaak in cassatie en in de voorgaande instanties.

    m. Bericht:

    een mededeling in het digitaal systeem.

    n. Document:

    een digitaal bestand dat een procesdeelnemer meezendt als bijlage bij een bericht aan de Hoge Raad of een door de Hoge Raad in het digitale dossier geplaatst digitaal bestand.

Paragraaf 2.2 Toegang tot het webportaal van de Hoge Raad

  • 2.2.1 Een procesdeelnemer die ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is in een procedure bij de Hoge Raad digitaal te procederen, dan wel anderszins ingevolge dit reglement digitaal procedeert, maakt daartoe gebruik van het webportaal van de Hoge Raad.

  • 2.2.2 Een procesdeelnemer heeft toegang tot het webportaal als hij beschikt over een inlogmiddel, met inachtneming van hetgeen hierna is bepaald.

  • 2.2.3 Een procesdeelnemer die een proceshandeling wil verrichten in het webportaal, dient te beschikken over het daartoe vereiste inlogmiddel.

  • 2.2.4 Een procesdeelnemer heeft in het webportaal toegang tot het digitaal dossier in de aanhangige zaak waarin hij procesdeelnemer is als zijn herkenningsnummer bij de Hoge Raad bekend is, tenzij die toegang is beperkt bij of krachtens wettelijk voorschrift, ingevolge een voorschrift in een procesreglement, of ingevolge een rechterlijke beslissing.

  • 2.2.5 Een procesdeelnemer die toegang heeft tot het webportaal, is verantwoordelijk voor de naleving van de bij of krachtens de Algemene verordening gegevensbescherming gestelde voorschriften.

Paragraaf 2.3 Gebruik webportaal van de Hoge Raad

  • 2.3.1 Een procesdeelnemer die digitaal procedeert, verricht alle proceshandelingen in het webportaal van de Hoge Raad.

  • 2.3.2 Een procesdeelnemer die digitaal procedeert, zendt berichten en documenten aan de Hoge Raad digitaal via het webportaal. Documenten voldoen aan de technische eisen die zijn vermeld op de website van de Hoge Raad.

  • 2.3.3 Een procesdeelnemer die digitaal procedeert, levert documenten in het webportaal aan als afzonderlijke digitale bestanden.

  • 2.3.4 Voorafgaand aan plaatsing in het digitaal dossier van een in het webportaal ontvangen document, converteert de Hoge Raad het document naar een formaat zoals vermeld op de website van de Hoge Raad. In het digitaal dossier worden alleen berichten en geconverteerde documenten geplaatst.

  • 2.3.5 Een procesdeelnemer die digitaal procedeert, kan in het digitaal dossier zaakgegevens, berichten en documenten inzien.

  • 2.3.6 Een procesdeelnemer die digitaal procedeert, kan in het webportaal berichten en documenten downloaden.

  • 2.3.7 Een procesdeelnemer die in het webportaal een bericht, al dan niet voorzien van een document, heeft verstuurd, kan in het webportaal een ontvangstbevestiging downloaden.

  • 2.3.8 Het dossier van de zaak in de vorige instantie(s) wordt in het digitaal dossier getoond indien dat dossier door die instantie(s) in digitale vorm aan de Hoge Raad ter beschikking is gesteld, tenzij bij of krachtens de wet of in dit reglement anders is bepaald.

  • 2.3.9 Na de einduitspraak van de Hoge Raad is het digitaal dossier nog zes maanden in het webportaal toegankelijk.

HOOFDSTUK 3 CIVIELE ZAKEN

Paragraaf 3.1 Vorderingszaken

3.1.1 Reikwijdte
  • 3.1.1.1 Deze paragraaf heeft betrekking op de wijze van procederen en de voortgang van het geding in cassatie in alle vorderingszaken waarop van toepassing is het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals gewijzigd bij de Wetten van 13 juli 2016, Stb. 2016, 288, 2016, 289 en 2016, 290.

3.1.2 Onvoorziene gevallen
  • 3.1.2.1 In alle gevallen waarop deze paragraaf betrekking heeft en waarin deze paragraaf niet voorziet, beslist de enkelvoudige civiele kamer, gehoord de procureur-generaal, overeenkomstig de eisen van een goede procesorde, zo mogelijk nadat de betrokken partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze kenbaar te maken.

3.1.3 Algemene aspecten van de zaaksbehandeling
  • 3.1.3.1 De enkelvoudige civiele kamer behandelt de zaken, vermeld op het in artikel 15 van het Besluit orde van dienst gerechten bedoelde overzicht van zaken, op de vrijdagen zoals vermeld in hoofdstuk 1 van dit reglement om 10.00 uur. Op de voorafgaande werkdag ligt dit overzicht vanaf 15.00 uur ter inzage bij de centrale balie van de Hoge Raad.

  • 3.1.3.2 De beslissingen van de enkelvoudige civiele kamer worden aangetekend op het in artikel 3.1.3.1 bedoelde overzicht, tenzij hierna anders is bepaald of de enkelvoudige civiele kamer op verzoek van de procureur-generaal, van partijen of ambtshalve besluit dat een beslissing schriftelijk zal worden genomen. Het overzicht waarop die beslissingen zijn aangetekend, ligt op de vrijdagen zoals vermeld in hoofdstuk 1 van dit reglement vanaf 15.00 uur ter inzage bij de centrale balie van de Hoge Raad.

  • 3.1.3.3 De enkelvoudige civiele kamer kan zaken ter verdere behandeling en beslissing verwijzen naar de meervoudige kamer.

  • 3.1.3.4 Berichten en documenten die strekken tot het verrichten van een proceshandeling op een vrijdag zoals vermeld in hoofdstuk 1 van dit reglement, worden in het webportaal geplaatst bij voorkeur op de voorafgaande werkdag vóór 15.00 uur, doch uiterlijk op de desbetreffende vrijdag vóór 10.00 uur.

  • 3.1.3.5 Berichten en documenten ter voorbereiding van een door de enkelvoudige civiele kamer op een vrijdag zoals vermeld in hoofdstuk 1 van dit reglement te nemen beslissing, waaronder (schriftelijke) verzoeken, worden in het webportaal geplaatst bij voorkeur vóór 15.00 uur op de voorafgaande werkdag, doch uiterlijk vóór 10.00 uur op de desbetreffende vrijdag.

  • 3.1.3.6 Beslissingen van de Hoge Raad, de enkelvoudige civiele kamer en de griffier worden in het webportaal geplaatst.

3.1.4 Aanbrengen van een zaak
  • 3.1.4.1 Het aanbrengen van een nieuwe zaak geschiedt door indiening van de procesinleiding in het webportaal.

  • 3.1.4.2 Bij de procesinleiding worden gevoegd:

    • a. de uitspraak of uitspraken waartegen beroep in cassatie wordt ingesteld;

    • b. de uitspraak of uitspraken in eerste aanleg;

    • c. de aanbiedingsbrief, waarvan een model als bijlage aan dit reglement is gehecht;

    • d. in voorkomend geval: een afschrift van het bewijs van toevoeging.

  • 3.1.4.3 Uitspraken uit de vorige instanties zijn niet voorzien van aantekeningen of markeringen van anderen dan van die instantie.

  • 3.1.4.4 In de procesinleiding wordt de verweerder, bij de aanduiding van de toepasselijke termijn waarbinnen hij kan verschijnen (respectievelijk artikelen 30a, derde lid, onder c, 115 en 116 Rv), erop gewezen dat de enkelvoudige civiele kamer de zaken, vermeld op het in artikel 15 van het Besluit orde van dienst gerechten bedoelde overzicht van zaken, behandelt op vrijdagen zoals vermeld in hoofdstuk 1 van dit reglement om 10.00 uur.

  • 3.1.4.5 Na ontvangst van de procesinleiding plaatst de griffier een oproepingsbericht als bedoeld in artikel 111 lid 1 Rv in het webportaal en plaatst de griffier de zaak als nieuwe zaak op het overzicht van zaken dat op de eerstvolgende vrijdag als vermeld in hoofdstuk 1 van dit reglement om 10.00 uur wordt behandeld.

3.1.5 Niet verschijnen van een of meer verweerders
  • 3.1.5.1 Indien een verweerder niet verschijnt op de dag waarop hij ten laatste kan verschijnen, wordt een datum bepaald voor conclusie op verstek. Deze datum ligt vier weken na de dag waarop de verweerder ten laatste kan verschijnen.

  • 3.1.5.2 Het bericht dat zich voor de verweerder een advocaat bij de Hoge Raad stelt, is van belang voor de voorbereiding van de conclusie van de procureur-generaal omtrent verstekverlening, die wordt genomen op een vrijdag zoals vermeld in hoofdstuk 1 van dit reglement. Daarom dient dat bericht in het webportaal te worden geplaatst zo spoedig mogelijk nadat die advocaat bij de Hoge Raad ermee bekend is dat hij zich in de zaak zal stellen.

  • 3.1.5.3 Indien de procureur-generaal concludeert tot het verlenen van verstek, beslist de enkelvoudige civiele kamer in beginsel dadelijk.

  • 3.1.5.4 Een advocaat bij de Hoge Raad die een niet verschenen verweerder bijstaat, kan in het webportaal van de Hoge Raad het verloop van de procedure volgen.

  • 3.1.5.5 Het bericht dat een advocaat bij de Hoge Raad het tegen een verweerder verleende verstek op de voet van artikel 418a in verbinding met artikel 142 Rv wenst te zuiveren, wordt in het webportaal geplaatst uiterlijk op een vrijdag vóór 10.00 uur. Die vrijdag dient te zijn gelegen ten minste vier weken voorafgaand aan de datum van de schriftelijke toelichting of het pleidooi indien (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep wordt ingesteld. Zuivering van het verstek kan wegens strijd met een goede procesorde worden geweigerd, bijvoorbeeld indien met die zuivering nodeloos is gewacht en door de zuivering van het verstek de gelijktijdigheid van het geven van een schriftelijke toelichting wordt verstoord.

3.1.6 Verweerschrift
  • 3.1.6.1 De verweerder die verschijnt en het verschuldigde griffierecht heeft voldaan, kan dadelijk zijn verweerschrift indienen.

  • 3.1.6.2 Wordt het verweerschrift niet dadelijk bij verschijning ingediend, dan wordt voor de indiening van het verweerschrift een termijn van vier weken verleend. Indiening geschiedt niet dan nadat de verweerder het verschuldigde griffierecht heeft voldaan.

3.1.7 Incidenteel beroep
  • 3.1.7.1 Gelijktijdig met de indiening van het verweerschrift kan incidenteel beroep worden ingesteld.

  • 3.1.7.2 De eisende partij in het principale beroep krijgt desgevraagd een termijn van ten hoogste vier weken voor verweerschrift in het incidentele beroep.

3.1.8 Artikel 80a RO
  • 3.1.8.1 Indien aan de hand van de procesinleiding en de daarbij gevoegde berichten en documenten wordt geoordeeld dat geen toepassing wordt gegeven aan artikel 80a RO, deelt de enkelvoudige civiele kamer, gehoord de procureur-generaal, dit mede in beginsel op de derde vrijdag volgend op de vrijdag na de indiening van de procesinleiding.

  • 3.1.8.2 In plaats van de in artikel 3.1.8.1 bedoelde mededeling kan de enkelvoudige civiele kamer, gehoord de procureur-generaal, mededelen dat aan de hand van de dossiers uit de vorige instantie(s) zal worden onderzocht of toepassing dient te worden gegeven aan artikel 80a RO. De enkelvoudige civiele kamer verleent aan de procureur-generaal een termijn van ten minste twee weken om blijk te geven van zijn standpunt over de toepasselijkheid van artikel 80a RO.

  • 3.1.8.3 Indien de procureur-generaal in een schriftelijke conclusie van zijn standpunt heeft blijk gegeven, kunnen partijen op de voet van artikel 44 lid 3 Rv daarop schriftelijk commentaar geven binnen twee weken nadat die conclusie is genomen.

  • 3.1.8.4 De uitspraak waarin toepassing wordt gegeven aan artikel 80a RO wordt aangetekend op het in artikel 15 van het Besluit orde van dienst gerechten bedoelde overzicht van zaken en geplaatst in het webportaal.

  • 3.1.8.5 Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 80a RO, stelt de Hoge Raad de verschenen partijen in de gelegenheid om voort te procederen. Iedere verschenen partij kan de enkelvoudige civiele kamer verzoeken een datum te bepalen voor schriftelijke toelichting of pleidooi, of een datum voor een deels schriftelijke en deels mondeling bij pleidooi te geven toelichting.

3.1.9 Schriftelijke toelichting
  • 3.1.9.1 De schriftelijke toelichting dient, door partijen gelijktijdig, gegeven te worden op de daartoe bepaalde datum.

  • 3.1.9.2 De enkelvoudige civiele kamer kan aan beide partijen uitstel verlenen op grond van bijzondere omstandigheden, indien daarom door een partij of door beide partijen uiterlijk één week voor de vastgestelde datum gemotiveerd is verzocht.

  • 3.1.9.3 De inhoud van een in het webportaal geplaatste schriftelijke toelichting is niet vóór 10.00 uur op de voor het geven van de schriftelijke toelichting bepaalde datum zichtbaar.

  • 3.1.9.4 Na het geven van de schriftelijke toelichting krijgen partijen desgewenst gelegenheid tot gelijktijdige repliek en dupliek.

  • 3.1.9.5 Voor repliek en dupliek wordt een termijn van twee weken gegeven. Deze termijn kan alleen onder bijzondere omstandigheden worden verlengd.

  • 3.1.9.6 De inhoud van een in het webportaal geplaatste repliek of dupliek is niet vóór 10.00 uur op de voor repliek en dupliek bepaalde datum zichtbaar.

3.1.10 Pleidooi
  • 3.1.10.1 Partijen kunnen een (gemotiveerd) verzoek indienen tot het houden van een pleidooi. De pleidooien worden – na voorafgaand overleg met de procureur-generaal – bepaald op of omstreeks de datum waarop anders de datum voor de schriftelijke toelichting zou zijn vastgesteld.

  • 3.1.10.2 Voor de pleidooien wordt voor iedere partij ten hoogste dertig minuten gereserveerd. Indien de verwachting bestaat dat meer tijd nodig zal zijn, dient daartoe uiterlijk twee weken voor de datum van het pleidooi onder opgave van reden toestemming te worden gevraagd aan de voorzitter van de kamer ten overstaan waarvan het pleidooi wordt gehouden.

  • 3.1.10.3 Partijen krijgen tijdens de pleidooizitting de gelegenheid voor mondelinge repliek en dupliek.

3.1.11 Incidentele vorderingen
  • 3.1.11.1 Incidentele vorderingen worden ingesteld bij conclusie.

  • 3.1.11.2 De enkelvoudige civiele kamer geeft aan de verweerder in het incident desgevraagd een termijn van twee of vier weken voor verweerschrift in het incident.

  • 3.1.11.3 Behoudens bijzondere omstandigheden en onverminderd het bepaalde in artikel 415 lid 2 Rv wordt geen gelegenheid geboden voor schriftelijke toelichtingen.

  • 3.1.11.4 Na afronding van de procedure in het incident wordt de zaak een week aangehouden voor bepaling van de datum van de conclusie van de procureur-generaal.

  • 3.1.11.5 Nadat de procureur-generaal heeft geconcludeerd, wordt de zaak verwezen naar de meervoudige kamer voor de beslissing in het incident.

  • 3.1.11.6 Partijen kunnen op de voet van artikel 44 lid 3 Rv schriftelijk commentaar op de conclusie geven binnen twee weken nadat de conclusie is genomen.

3.1.12 Spoedbehandeling
  • 3.1.12.1 Indien partijen dat wensen, kan de procedure in cassatie worden verkort door de schriftelijke toelichtingen op te nemen in de procesinleiding en het verweerschrift. In een dergelijk geval zal de procureur-generaal zo spoedig mogelijk concluderen en zal de Hoge Raad zo spoedig mogelijk uitspraak doen.

  • 3.1.12.2 Op schriftelijk gemotiveerd verzoek van een van de partijen kan de enkelvoudige civiele kamer, gehoord de procureur-generaal en de wederpartij(en), beslissen dat de termijn voor de schriftelijke toelichting (of de datum van het pleidooi) op grond van daartoe aangevoerde bijzondere omstandigheden die tot spoed nopen, zal worden verkort. De tweede volzin van artikel 3.1.12.1 is dan van toepassing.

3.1.13 Na sluiting partijdebat
  • 3.1.13.1 Na de afronding van de schriftelijke procedure of na de pleidooien kunnen partijen arrest vragen. In dat geval wordt de zaak verwezen naar een datum waarop wordt bepaald wanneer de conclusie van de procureur-generaal zal worden genomen.

  • 3.1.13.2 Op de datum waarop de conclusie van de procureur-generaal wordt genomen, bepaalt de enkelvoudige civiele kamer de datum waarop uitspraak zal worden gedaan en verwijst zij de zaak naar de meervoudige kamer.

  • 3.1.13.3 Partijen kunnen op de voet van artikel 44 lid 3 Rv schriftelijk commentaar op de conclusie geven binnen twee weken nadat de conclusie is genomen.

3.1.14 Prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie of het Benelux Gerechtshof
  • 3.1.14.1 Indien de Hoge Raad prejudiciële vragen stelt, schorst hij het geding.

  • 3.1.14.2 Hervatting van het geding kan ambtshalve of op verzoek van een partij geschieden. Na hervatting van het geding wordt op verzoek van de meest gerede partij een datum voor een nadere schriftelijke toelichting of andere proceshandeling bepaald. Indien partijen afzien van nadere proceshandelingen, kunnen zij terstond arrest vragen.

3.1.15 Verval van instantie
  • 3.1.15.1 Indien verval van instantie wordt gevorderd, verwijst de enkelvoudige civiele kamer de zaak naar een datum waarop de procureur-generaal zal concluderen. Nadat die conclusie is genomen, wordt de zaak naar de meervoudige kamer verwezen ter beslissing op de vordering.

3.1.16 Schikkingsonderhandelingen
  • 3.1.16.1 Op eenparig verzoek van partijen kan de enkelvoudige civiele kamer de zaak in verband met schikkingsonderhandelingen aanhouden voor een periode van ten hoogste twaalf weken.

  • 3.1.16.2 Een herhaald verzoek van partijen tot aanhouding in verband met schikkingsonderhandelingen kan worden aangemerkt als een aanwijzing dat geen van partijen ervan blijk geeft het geding te willen voortzetten, in welk geval de zaak ambtshalve wordt doorgehaald.

3.1.17 Doorhaling en hervatting
  • 3.1.17.1 Op verzoek van een partij wordt de zaak doorgehaald, mits de andere partij (in geval van een procedure op tegenspraak) daarmee instemt.

  • 3.1.17.2 De Hoge Raad kan zaken die zijn geschorst of waarin geen van partijen ervan blijk geeft het geding te willen voortzetten, ambtshalve doorhalen.

  • 3.1.17.3 De behandeling van een doorgehaalde zaak kan worden hervat.

  • 3.1.17.4 De partij die hervatting verzoekt, vermeldt het zaaknummer, de stand waarin de procedure zich bevond voorafgaand aan de doorhaling alsmede welk vervolg volgens haar aan de procedure dient te worden gegeven.

  • 3.1.17.5 De Hoge Raad bepaalt, gehoord de wederpartij(en), op welke wijze de procedure wordt hervat en, zo nodig, welke proceshandeling moet worden verricht.

3.1.18 Overgangsregeling fourneren
  • 3.1.18.1 Wordt arrest gevraagd in een zaak waarin in een of meer van de vorige instanties digitaal procederen niet verplicht was, dan leggen partijen de procesdossiers over waarin zich de schriftelijke stukken van die instantie(s) bevinden.

3.1.19 Procedure in Caribische zaken
  • 3.1.19.1 Het bepaalde in deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op het geding in cassatie in zaken waarin in de voorafgaande instantie(s) door de rechter in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Caribische zaken) een vonnis is gewezen, ongeacht of de zaak in cassatie aanhangig wordt gemaakt volgens de regels voor de vorderingsprocedure of de verzoekprocedure, tenzij de aard van de procedure zich tegen overeenkomstige toepassing verzet.

  • 3.1.19.2 Nadat de procesinleiding en (als de procedure in cassatie op tegenspraak wordt gevoerd) het verweerschrift zijn ingediend, wordt de zaak geplaatst op het in artikel 15 van het Besluit orde van dienst gerechten bedoelde overzicht en wordt een datum bepaald voor het geven van een schriftelijke toelichting.

  • 3.1.19.3 Indien partijen arrest vragen, leggen zij de procesdossiers over waarin zich de stukken van de eerdere instanties bevinden.

Paragraaf 3.2 Verzoekzaken

3.2.1 Reikwijdte
  • 3.2.1.1 Deze paragraaf heeft betrekking op de wijze van procederen en de voortgang van het geding in cassatie in verzoekzaken bij de civiele kamer van de Hoge Raad waarop van toepassing is het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals dat geldt per 1 april 2021.

  • 3.2.1.2 Voor zaken die op grond van de Faillissementswet met een procesinleiding worden ingeleid, geldt dit reglement voor zover dit verenigbaar is met de Faillissementswet.

  • 3.2.1.3 In deze paragraaf wordt onder de verweerder (zoals genoemd in artikel 426b Rv) mede verstaan: degene die als belanghebbende moet worden aangemerkt zoals bedoeld in artikel 30a lid 3 onder b Rv.

3.2.2 Onvoorziene gevallen
  • 3.2.2.1 Na indiening van een procesinleiding geeft de Hoge Raad zo nodig aanwijzingen omtrent de te volgen procedure. In alle gevallen waarin deze paragraaf niet voorziet, beslist de enkelvoudige civiele kamer, gehoord de procureur-generaal, overeenkomstig de eisen van een goede procesorde, zo mogelijk nadat de betrokken partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze kenbaar te maken.

3.2.3 Algemene aspecten van de zaaksbehandeling
  • 3.2.3.1 De enkelvoudige civiele kamer kan zaken ter verdere behandeling en beslissing verwijzen naar de meervoudige kamer.

  • 3.2.3.2 Berichten en documenten die strekken tot het verrichten van een proceshandeling alsmede overige processtukken (bijvoorbeeld een proces-verbaal of een reactie op de conclusie van de procureur-generaal), worden in het webportaal geplaatst.

  • 3.2.3.3 Beslissingen van de Hoge Raad, de enkelvoudige civiele kamer en de griffier worden in het webportaal geplaatst.

3.2.4 Indiening van de procesinleiding in cassatie
  • 3.2.4.1 Het aanbrengen van een nieuwe zaak geschiedt door indiening van de procesinleiding in het webportaal. De procesinleiding wordt ingediend door een advocaat bij de Hoge Raad en bevat de omschrijving van de middelen waarop het beroep steunt.

  • 3.2.4.2 Bij indiening van de procesinleiding dienen te worden overgelegd:

    • a. de uitspraak of uitspraken waarvan beroep in cassatie wordt ingesteld;

    • b. de uitspraak of uitspraken in eerste aanleg;

    • c. de aanbiedingsbrief, waarvan een model als bijlage aan dit reglement is gehecht;

    • d. zo spoedig mogelijk een vertaling van de procesinleiding voor zover vereist op grond van het in verdragen en verordeningen bepaalde;

    • e. recente adresgegevens van de in de vorige instantie verschenen (rechts)personen;

    • f. in voorkomend geval: een afschrift van het bewijs van toevoeging.

3.2.5 Indiening van een aanvullende procesinleiding in cassatie
  • 3.2.5.1 Wanneer de tekst van de bestreden uitspraak dan wel het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in voorgaande instantie niet tijdig beschikbaar is, kan de advocaat van de verzoeker, indien hij in de procesinleiding hiertoe een voorbehoud heeft gemaakt en de inhoud van het alsnog beschikbaar gekomen document daartoe aanleiding geeft, met bekwame spoed een aanvullende procesinleiding indienen.

3.2.6 Kennisgeving aan verweerder/belanghebbende
  • 3.2.6.1 De griffier zendt onverwijld afschriften van de (aanvullende) procesinleiding toe aan een ieder die in de vorige instantie is verschenen.

3.2.7 Indiening verweerschrift
  • 3.2.7.1 Binnen drie weken na verzending van de procesinleiding kan iedere verweerder/belanghebbende, door tussenkomst van een advocaat bij de Hoge Raad, een (aanvullend) verweerschrift indienen. De enkelvoudige civiele kamer kan een andere termijn vaststellen.

  • 3.2.7.2 Indien een verweerder/belanghebbende verzoekt om verlenging van de in artikel 3.2.7.1 bedoelde termijn beslist de enkelvoudige civiele kamer, gehoord de verzoeker, of verlenging wordt verleend. Op verzoek van een verweerder/belanghebbende kan de termijn van artikel 426b Rv worden verlengd met zes weken, indien blijkt dat de verzoeker daartegen geen bezwaar heeft. Een verzoeker die tegen verlenging wél bezwaar heeft, moet motiveren dat een spoedeisend belang zich tegen verlenging van de termijn verzet.

  • 3.2.7.3 Een verweerschrift dat wordt ingediend buiten de in artikel 3.2.7.1 gestelde (of krachtens artikel 3.2.7.2 verlengde) termijn wordt terzijde gelegd, tenzij de Hoge Raad op grond van bijzondere omstandigheden anders beslist.

  • 3.2.7.4 Het verweerschrift wordt door een advocaat bij de Hoge Raad ingediend via het webportaal.

3.2.8 Incidenteel cassatieberoep
  • 3.2.8.1 Bij verweerschrift kan een verweerder/belanghebbende incidenteel cassatieberoep instellen. Het verweerschrift bevat in dat geval tevens de middelen waarop het incidentele cassatieberoep steunt.

  • 3.2.8.2 Binnen drie weken na indiening van het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep kan de verweerder/belanghebbende in het incidentele cassatieberoep een verweerschrift indienen.

  • 3.2.8.3 Indien de verweerder/belanghebbende in het incidentele cassatieberoep verzoekt om verlenging van de in artikel 3.2.8.2 bedoelde termijn, beslist de enkelvoudige civiele kamer, gehoord de wederpartij, of verlenging wordt verleend.

  • 3.2.8.4 Een verweerschrift in het incidentele cassatieberoep dat wordt ingediend buiten de in artikel 3.2.8.2 gestelde (of krachtens artikel 3.2.8.3 verlengde) termijn wordt terzijde gelegd, tenzij de Hoge Raad op grond van bijzondere omstandigheden anders beslist.

3.2.9 Beroep op niet-ontvankelijkheid
  • 3.2.9.1 Indien een verweerder/belanghebbende in het verweerschrift concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het (incidentele) beroep in cassatie anders dan op grond van artikel 80a RO, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld binnen drie weken na indiening van het verweerschrift te reageren op die conclusie.

3.2.10 Artikel 80a RO
  • 3.2.10.1 Indien aan de hand van de procesinleiding en de daarbij gevoegde berichten en documenten wordt geoordeeld dat geen toepassing wordt gegeven aan artikel 80a RO, deelt de enkelvoudige civiele kamer, gehoord de procureur-generaal, dit mede in beginsel op de derde vrijdag volgend op de vrijdag na de indiening van de procesinleiding.

  • 3.2.10.2 In plaats van de in artikel 3.2.10.1 bedoelde mededeling kan de enkelvoudige civiele kamer, gehoord de procureur-generaal, mededelen dat aan de hand van de dossiers uit de vorige instantie(s) zal worden onderzocht of toepassing dient te worden gegeven aan artikel 80a RO. De enkelvoudige civiele kamer verleent aan de procureur-generaal een termijn van ten minste twee weken om blijk te geven van zijn standpunt over de toepasselijkheid van artikel 80a RO.

  • 3.2.10.3 Indien de procureur-generaal in een schriftelijke conclusie van zijn standpunt heeft blijk gegeven, kunnen de verzoeker en de in cassatie verschenen verweerder/belanghebbende op de voet van artikel 44 lid 3 Rv daarop schriftelijk commentaar geven binnen twee weken nadat die conclusie is genomen.

  • 3.2.10.4 De uitspraak waarin toepassing wordt gegeven aan artikel 80a RO wordt aangetekend op het in artikel 15 Besluit orde van dienst gerechten bedoelde overzicht van zaken en geplaatst in het webportaal.

  • 3.2.10.5 Na de bekendmaking van het standpunt van de procureur-generaal wordt de zaak naar de meervoudige kamer verwezen voor de beslissing over de toepassing van artikel 80a RO, tenzij de enkelvoudige civiele kamer overeenkomstig het standpunt van de procureur-generaal oordeelt dat artikel 80a RO niet voor toepassing in aanmerking komt. In dit laatste geval bepaalt de enkelvoudige civiele kamer dat wordt voort geprocedeerd.

  • 3.2.10.6 Indien een verweerder/belanghebbende binnen de in artikel 426b Rv bedoelde termijn voor het indienen van een verweerschrift dit heeft verzocht, kan de enkelvoudige civiele kamer bepalen dat deze verweerder/belanghebbende de beslissing over de toepassing van artikel 80a RO kan afwachten. In dat geval stelt de enkelvoudige civiele kamer de termijn voor het indienen van een verweerschrift nader vast op drie weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van de beslissing dat artikel 80a RO niet voor toepassing in aanmerking komt.

3.2.11 Fourneren van stukken
  • 3.2.11.1 Na indiening van het (aanvullend) verweerschrift of het verstrijken van de termijn voor indiening daarvan wordt de zaak geplaatst op het in artikel 15 Besluit orde van dienst gerechten bedoelde overzicht en wordt een datum bepaald voor het fourneren van stukken, tenzij partijen dat voordien reeds hebben gedaan. Partijen dienen hun procesdossiers – vergezeld van een behoorlijke inventarislijst – waarin zich ook bevinden de stukken van de eerdere instanties (alsmede het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in vorige instantie) over te leggen.

3.2.12 Schriftelijke of mondelinge toelichting
  • 3.2.12.1 In gevallen als bedoeld in artikel 428 lid 1 Rv kan de Hoge Raad een schriftelijke dan wel mondelinge toelichting bevelen.

  • 3.2.12.2 De schriftelijke toelichting dient, door partijen gelijktijdig, gegeven te worden op de daartoe bepaalde datum. De inhoud van een in het webportaal geplaatste schriftelijke toelichting is niet vóór 10.00 uur op de voor het geven van de schriftelijke toelichting bepaalde datum zichtbaar.

  • 3.2.12.3 Na het geven van de schriftelijke toelichting krijgen partijen desgewenst gelegenheid tot re- en dupliek. Daartoe wordt een termijn gegeven van twee weken. Deze termijn kan alleen onder bijzondere omstandigheden worden verlengd. De inhoud van een in het webportaal geplaatste repliek of dupliek is niet vóór 10.00 uur op de voor repliek en dupliek bepaalde datum zichtbaar.

  • 3.2.12.4 De mondelinge toelichting vindt plaats voor de meervoudige kamer en zal – tenzij anders wordt bepaald – plaatsvinden op een vrijdag te 10.45 uur. De datum voor de mondelinge toelichting wordt – na voorafgaand overleg met de procureur-generaal – bepaald op of omstreeks de datum waarop anders de schriftelijke toelichting zou zijn bepaald. Voor de mondelinge toelichting wordt voor iedere partij ten hoogste 30 minuten gereserveerd. Indien de verwachting bestaat dat méér tijd nodig zal zijn, dient daartoe uiterlijk vier weken voor de datum van de mondelinge toelichting toestemming gevraagd te worden aan de voorzitter van de kamer ten overstaan waarvan de mondelinge toelichting wordt gehouden. Partijen krijgen daarenboven tijdens de zitting de gelegenheid voor mondelinge re- en dupliek.

3.2.13 Incidentele verzoeken
  • 3.2.13.1 Incidentele verzoeken kunnen worden gedaan bij (afzonderlijke) procesinleiding of (afzonderlijk) verweerschrift.

  • 3.2.13.2 Na indiening van het incidentele verzoek wordt de wederpartij in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in het incident in te dienen.

  • 3.2.13.3 Behoudens bijzondere omstandigheden en onverminderd het bepaalde in artikel 428 Rv wordt voor schriftelijke toelichting geen gelegenheid geboden. Na overlegging door partijen van de procesdossiers of het in artikel 3.2.11.1 bedoelde moment, wordt de zaak een week aangehouden voor bepaling van de datum van de conclusie van de procureur-generaal. Nadat de procureur-generaal heeft geconcludeerd, wordt de zaak verwezen naar de meervoudige kamer voor de beslissing in het incident.

3.2.14 Conclusie van de procureur-generaal
  • 3.2.14.1 Na het in artikel 3.2.11.1 bedoelde moment, respectievelijk nadat partijen de zaak schriftelijk of mondeling hebben doen toelichten, wordt de zaak verwezen naar een datum waarop wordt bepaald wanneer de conclusie van de procureur-generaal zal worden genomen. Op de datum waarop de conclusie van de procureur-generaal wordt genomen, bepaalt de enkelvoudige civiele kamer de datum waarop uitspraak zal worden gedaan en verwijst zij de zaak naar de meervoudige kamer.

  • 3.2.14.2 Partijen kunnen op de voet van artikel 44 lid 3 Rv schriftelijk commentaar op de conclusie geven binnen twee weken nadat de conclusie is genomen.

3.2.15 Prejudiciële vragen
  • 3.2.15.1 Indien de Hoge Raad prejudiciële vragen stelt, schorst hij het geding.

  • 3.2.15.2 Hervatting van het geding kan ambtshalve of op verzoek van een verzoeker en de in cassatie verschenen verweerder/belanghebbende geschieden. Na hervatting van het geding wordt op verzoek van de meest gerede partij een datum voor een nadere schriftelijke toelichting of andere proceshandeling bepaald. Indien een verzoeker en de in cassatie verschenen verweerder/belanghebbende afzien van nadere proceshandelingen, kunnen zij verzoeken dat de Hoge Raad terstond uitspraak doet.

3.2.16 Schikkingsonderhandelingen en intrekking van de procedure
  • 3.2.16.1 Op eenparig schriftelijk verzoek van verzoeker en de in cassatie verschenen verweerder/belanghebbende kan de enkelvoudige civiele kamer de behandeling van de zaak in verband met schikkingsonderhandelingen voor ten hoogste twaalf weken aanhouden. Tenzij een van deze partijen voor de afloop van de gestelde termijn verzoekt de behandeling voort te zetten, wordt de behandeling van de zaak gestaakt. Na staking van de behandeling kan ieder van hen hervatting van de behandeling van de zaak verzoeken.

  • 3.2.16.2 Zolang de Hoge Raad zijn beschikking niet heeft gegeven, kan de verzoeker zijn verzoek intrekken. Hij heeft daartoe geen toestemming van de verweerder nodig. De intrekking heeft slechts tot gevolg dat de door de verzoeker tot cassatie aangevoerde cassatiemiddelen niet meer kunnen worden onderzocht.

  • 3.2.16.3 Op eenparig schriftelijk verzoek van verzoeker en de in cassatie verschenen verweerder/belanghebbende wordt de behandeling van de zaak beëindigd.

3.2.17 Spoedbehandeling
  • 3.2.17.1 Op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van een partij kan de enkelvoudige civiele kamer, gehoord de procureur-generaal en de wederpartij, de procedure in cassatie verkorten. In het geval waarin zo’n verzoek is gehonoreerd zal de procureur-generaal zo spoedig mogelijk concluderen en zal de Hoge Raad zo spoedig mogelijk uitspraak doen.

  • 3.2.17.2 Procedures die naar hun aard een spoedbehandeling behoeven (bijvoorbeeld Wvggz/Wzd-, Kinderontvoerings-, Bewinds-, Faillissements-, WSNP-, Ondertoezichtstellingszaken en zaken van vrijheidsbeneming) worden versneld behandeld. In afwijking van het hiervoor bepaalde zullen termijnen in beginsel niet worden verlengd en dienen partijen hun procesdossiers tegelijk met dan wel binnen veertien dagen na de indiening van de procesinleiding onderscheidenlijk het verweerschrift over te leggen. In afwijking van artikel 3.2.11.1 en 3.2.14.1 kan de zaak vervolgens terstond in handen van de procureur-generaal worden gesteld voor conclusie.

3.2.18 Procedure in Caribische zaken
  • 3.2.18.1 Het bepaalde in deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op het geding in cassatie in zaken waarin in de voorafgaande instantie(s) door de rechter in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een beschikking is gegeven, tenzij de aard van de procedure zich tegen overeenkomstige toepassing verzet.

Naar boven