Besluit van de Minister voor Medische Zorg van 15 februari 2021, kenmerk 1825181-218196-MEVA, houdende verlening van mandaat en machtiging aan de Sociale verzekeringsbank (Besluit mandaat en machtiging pgb-zorgbonus voor pgb-zorgverleners COVID-19)

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op artikelen 10:3, eerste lid, 10:4, eerste lid en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 8 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

Gelezen de instemmingsbrief van 27 januari 2021 van de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank en de instemmingsbrief van 27 januari 2021 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister voor Medische Zorg;

b. mandaat:

de bevoegdheid om in naam van de minister besluiten te nemen;

c. machtiging:

de bevoegdheid om in naam van de minister handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

d. Sociale verzekeringsbank:

de Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen;

e. voorzitter:

de voorzitter van de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank.

Artikel 2

Aan de voorzitter wordt mandaat verleend tot:

  • a. het nemen van besluiten als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19;

  • b. het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld onder a, voor zover het besluit waartegen het bezwaar zich richt niet door hem in mandaat is genomen.

Artikel 3

Aan de voorzitter wordt machtiging verleend:

  • a. tot het verrichten van feitelijke handelingen en rechtshandelingen in verband met de uitvoering van hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID 19;

  • b. ten aanzien van verweer- en beroepschriften in administratiefrechtelijke procedures, ten behoeve van het vertegenwoordigen van de minister in deze procedures en tot het afdoen van alle stukken en het verrichten van alle feitelijke handelingen die daarop betrekking hebben.

Artikel 4

  • 1. De voorzitter kan ondermandaat en machtiging verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen tot het geheel of gedeeltelijk uitoefenen van zijn op grond van dit besluit toegekende bevoegdheden.

  • 2. Besluiten tot verlening van ondermandaat en machtiging worden in afschrift gezonden aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ten behoeve van het centraal register, bedoeld in artikel 17 van de Mandaatregeling VWS.

Artikel 5

Ondertekening van besluiten en stukken op grond van mandaat en machtiging vindt plaats op de volgende wijze:

De Minister voor Medische Zorg,

namens deze,

(handtekening)

(naam)

(functie)

De Sociale verzekeringsbank

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2021.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging pgb-zorgbonus voor pgb-zorgverleners COVID-19.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

TOELICHTING

Op 1 maart 2021 treedt de Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 15 februari met kenmerk 1825546-218196-MEVA, houdende wijziging van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 in verband met de uitbreiding van de regeling naar pgb-zorgverleners (Stcrt. 2021, 9384) in werking. Met de wijziging van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 wordt onder andere mogelijk gemaakt dat een budgethouder van een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) een pgb-zorgbonus kan aanvragen voor een pgb-zorgverlener die een uitzonderlijke prestatie heeft geleverd tijdens de COVID-19 uitbraak. Een pgb-zorgbonus is een netto bedrag van € 1.000 dat wordt uitbetaald aan de pgb-zorgverlener. Deze pgb-zorgbonus wordt (voorlopig) enkel verstrekt in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en de Wet langdurige zorg.

Met de wijziging van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 is hoofdstuk 3 toegevoegd, dat ziet op de pgb-zorgbonus. Uitvoerder van dit hoofdstuk is de Sociale verzekeringsbank (SVB). Met het onderhavige besluit wordt geregeld dat de voorzitter van de SVB namens de Minister voor Medisch Zorg besluiten neemt en feitelijke- en rechtshandelingen verricht op grond van de Kaderwet VWS-subsidies in het kader van hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 inzake de pgb-zorgbonus. Tevens wordt geregeld dat de voorzitter van de SVB ondermandaat en machtiging kan verlenen voor deze bevoegdheden. Voorts voorziet dit besluit erin dat de voorzitter van de SVB de bevoegdheid heeft te beslissen op bezwaar (voor zover het besluit waartegen het bezwaar zich richt niet door hem in mandaat is genomen) en de minister te vertegenwoordigen ten behoeve van verweer- en beroepschriften in administratiefrechtelijke procedures gericht tegen besluiten inzake de pgb-zorgbonus.

Besluiten die zien op de overige hoofdstukken deel van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, die gaan over de subsidie voor de uitkering van een bonus door een zorgaanbieder aan een zorgprofessional, blijven berusten bij de Minister voor Medische Zorg.

De Sociale verzekeringsbank voert reeds betalingen en het budgetbeheer van de budgethouder uit namens het Ministerie van VWS. De SVB heeft daarom de benodigde ervaring met de beoogde doelgroep en de daarbij benodigde beoordelings- en uitbetalingsprocessen. Bij de uitvoering van het mandaat, verwerkt de SVB de daarvoor benodigde gegevens met toestemming van de budgethouder en diens pgb-zorgverlener. Voor de verstrekking van de noodzakelijke persoonsgegevens aan de Minister voor Medische Zorg ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 verstrekt de SVB deze gegevens op grond van artikel 72 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

Naar boven