Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2021, 9180 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2021, 9180 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister voor Medische Zorg,
Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
activiteiten van de zorgaanbieder ten behoeve van een werknemer die dienen tot informatieverstrekking, instructie, ontwikkeling, werkbegeleiding, intervisie en supervisie, advisering en evaluatie, alsmede activiteiten tot bevordering van een optimale dienstbetrekking van een werknemer;
een collectieve arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst;
a. arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
b. uitzend- of detacheringsovereenkomst op basis waarvan een werknemer door een werkgever ter beschikking wordt gesteld van een zorgaanbieder om arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de zorgaanbieder;
tijdelijk ondersteunende corona-gerelateerde functie bij een zorgaanbieder;
de uitbraak van het coronavirus SARS-CoV-2 in Nederland;
gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid;
handelsregister als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007;
jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
Minister voor Medische Zorg;
de in de cao of in het contract vastgelegde financiële vergoeding voor het werken op onregelmatige uren;
code van de Standaard Bedrijfsindeling zoals gehanteerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek waarmee de economische hoofd- of nevenactiviteit van een bedrijf wordt weergegeven in het handelsregister;
transitievergoeding als bedoeld in artikel 673 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
verklaring, ondertekend door ten minste één tekenbevoegd persoon van de zorgaanbieder, waarin de zorgaanbieder aantoont:
a. dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn verricht, voorzien van een korte toelichting;
b. dat aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen is voldaan; en
c. wat het totale bedrag van de gerealiseerde kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en die werkelijk verricht zijn is;
een coronabaan die een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week omvat;
persoon die
a. op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek voor bepaalde tijd in dienst is bij een zorgaanbieder;
b. op basis van een uitzend- of detacheringsovereenkomst door de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een zorgaanbieder om arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de zorgaanbieder;
het minimumloon als bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
a. een privaatrechtelijke rechtspersoon die, een organisatorisch verband van natuurlijke personen dat of een natuurlijke persoon die:
1° bedrijfsmatig zorg verleent die wordt bekostigd op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet;
2° een zorgaanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg;
3° publieke gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet publieke gezondheid verleent of doet verlenen;
4° bedrijfsmatig jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet doet verlenen;
5° een aanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
6° een ADL-aanbieder is als bedoeld in artikel 1.1 van de Subsidieregeling ADL-assistentie;
7° ten laste van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ondersteuning verleent; of
8° door middel van opdracht van een aanbieder als bedoeld onder 5° onmiddellijk of middellijk een voorziening in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 levert;
b. degene die:
1° in een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg staat ingeschreven of een beroep uitoefent waarvan de opleiding krachtens artikel 34, eerste lid, van die wet is geregeld of aangewezen en
2° als solistisch werkende zorgverlener als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, zorg verleent als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg;
c. de GezondheidsZorg Asielzoekers Nederland B.V.;
d. een GGD;
e. een academisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing, met uitzondering van hoofdstuk 5.
1. De minister kan op aanvraag aan een zorgaanbieder een subsidie verstrekken voor het tewerkstellen en begeleiden van werknemers via coronabanen om de continuïteit van zorg tijdens de COVID-19 uitbraak te kunnen waarborgen.
2. De coronabanen die in aanmerking komen voor subsidie zijn:
a. coronabaan – gastheer of gastvrouw;
b. coronabaan – zorg-assistent of zorgbuddy;
c. coronabaan – ADL-ondersteuner;
d. coronabaan – welzijn-assistent;
e. coronabaan – ondersteuner zorgmedewerker; of
f. coronabaan – ondersteuner veiligheid.
3. Geen subsidie wordt verstrekt voor:
a. de kosten van het tewerkstellen van werknemers die met de prestatiebeschrijving ‘meerkosten’ worden vergoed op grond van:
1° de Beleidsregel continuïteitsbijdrage en meerkosten in verband met de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus;
2° de Beleidsregel SARS-CoV-2 virus extra kosten Wlz 2021;
3° de Beleidsregel SARS-CoV-2 virus doorlopende kosten Wlz 2021; of
4° de meerkostenregeling corona voor Jeugdwet en Wmo 2015;
b. de kosten van het tewerkstellen van werknemers die op grond van de Subsidieregeling opschaling curatieve zorg COVID-19 worden vergoed;
c. de kosten van het tewerkstellen en begeleiden van werknemers die op grond van het Kwaliteitsbudget Verpleeghuiszorg en de Transitiemiddelen Verpleeghuiszorg worden vergoed; en
d. andere kosten met betrekking tot het aannemen van werknemers die van overheidswege worden vergoed.
1. Subsidie wordt enkel verstrekt aan zorgaanbieders die op 1 januari 2021 in het handelsregister stonden ingeschreven met een hoofd- of nevenactiviteit met een SBI-code die in de Bijlage is opgenomen.
2. In afwijking van het eerste lid, kan subsidie worden verstrekt aan een zorgaanbieder indien uit de aanduiding waarmee de zorgaanbieder op 1 januari 2021 is ingeschreven in het handelsregister, naar het oordeel van de minister blijkt dat de zorgaanbieder een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in de Bijlage is opgenomen.
3. De activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijn subsidiabel voor zover zij worden verricht in de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021.
4. In afwijking van het derde lid is het tewerkstellen en begeleiden van werknemers die een eenheid volgen van een vakopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c en tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, waarvoor op grond van artikel 7.2.3, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs een certificaat is vastgesteld, subsidiabel voor maximaal zes maanden in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 augustus 2021.
5. Subsidie voor het tewerkstellen en begeleiden van werknemers wordt uitsluitend verstrekt indien:
a. de werknemer vanaf 1 januari 2021 wordt ingezet bij de zorgaanbieder;
b. het contract voor minimaal twee maanden en maximaal zes maanden wordt aangegaan; en
c. in het contract wordt vastgelegd dat de arbeidsduur in ieder geval gemiddeld 20 uur per week bedraagt.
6. De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien het aantal personen dat coronabanen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, verricht en waarvoor de zorgaanbieder subsidie aanvraagt, het aantal werkzame personen bij de zorgaanbieder met meer dan 100% doet toenemen.
7. In afwijking van het zesde lid kan een zorgaanbieder met maximaal 2 werkzame personen subsidie voor in totaal 3 coronabanen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanvragen.
1. Het subsidieplafond bedraagt € 80.000.000.
2. De minister verdeelt het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag:
a. in geval het subsidieplafond niet wordt uitgeput, conform de volledige subsidieaanvragen; of
b. in geval het subsidieplafond wel wordt uitgeput, evenredig over de ingediende volledige aanvragen.
3. Een subsidieaanvraag is volledig indien het aanvraagformulier is ingevuld, is ondertekend door een tekenbevoegd persoon van de aanvrager en de gevraagde documenten, bedoeld in artikel 6, derde lid, zijn overgelegd.
4. In het geval van een onvolledige aanvraag wordt de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken aan te vullen, krachtens artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.
1. De subsidieaanvraag kan worden ingediend in de periode van 1 maart 2021, 09:00 uur tot en met 31 maart 2021, 17:00 uur.
2. Voor de aanvraag tot verlening van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
3. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:
a. een opgave van:
1° het aantal werknemers per coronabaan, inclusief de kosten, bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid;
2° het gemiddeld aantal werkuren per werknemer per week overeenkomstig het contract;
3° het aantal werknemers dat een eenheid volgt van een vakopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 4, vierde lid; en
4° de periode waarin de werknemer werkzaamheden verricht bij de zorgaanbieder;
b. een verklaring waarin de zorgaanbieder verklaart dat:
1° deze met de werknemer een contract aangaat voor minimaal twee en maximaal zes maanden;
2° deze met de werknemer een contract aangaat op of na 1 januari 2021; en
3° de coronabanen niet reeds via andere bronnen als bedoeld in artikel 3, derde lid, gefinancierd worden;
c. een opgave van het nummer waarmee de zorgaanbieder geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel;
d. een opgave van het SBI-nummer waarmee de zorgaanbieder geregistreerd is in het handelsregister;
e. een opgave van het aantal werkzame personen bij de zorgaanbieder op 1 januari 2021;
f. een volmacht ingeval door een ander dan een tekenbevoegde persoon subsidie wordt aangevraagd; en
g. een bankafschrift op naam van de aanvrager, dat niet ouder is dan drie maanden.
4. Door het indienen van een aanvraag stemt de zorgaanbieder ermee in dat in ieder geval de volgende gegevens uit het subsidiedossier openbaar gemaakt kunnen worden:
a. de naam en de vestigingsplaats van de subsidieaanvrager;
b. het aantal werknemers dat coronabanen vervult;
c. het verstrekte voorschot; en
d. de verleende en vastgestelde subsidie.
1. Het subsidiebedrag per werknemer bestaat uit:
a. de voor hem verschuldigde loonkosten, tot een maximum van 120% van het wettelijk minimumloon;
b. verschuldigde onregelmatigheidstoeslag, verschuldigde eindejaarsuitkering, verschuldigd vakantiegeld, verschuldigde pensioenafdrachten en sociale zekerheidslasten, in verband met de kosten, bedoeld onder a; en
c. maximaal 20% van de kosten, bedoeld onder a, voor de begeleiding.
2. In aanvulling op het eerste lid bestaat het bedrag van de subsidie voor een werknemer met een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek tevens uit een transitievergoeding in verband met de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid.
3. Het maximum subsidiebedrag voor een voltijds coronabaan van zes maanden bedraagt € 25.440.
4. Het maximum subsidiebedrag per zorgaanbieder bedraagt € 4.000.000.
De minister verstrekt:
a. indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, een subsidie die ambtshalve wordt vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd;
b. indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, doch minder dan € 125.000 een subsidie waarbij op basis van een verklaring inzake werkelijke kosten wordt aangetoond dat de te subsidiëren activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen; of
c. indien de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, een subsidie waarbij wordt aangetoond dat de te subsidiëren activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen en waarbij tevens rekening en verantwoording wordt afgelegd in de jaarrekening omtrent de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende kosten en baten.
1. De minister besluit binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening.
2. Het besluit tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval:
a. het aantal werknemers en coronabanen waarvoor subsidie wordt verleend;
b. de hoogte van het subsidiebedrag;
c. de wijze van verantwoording;
d. de wijze waarop kan worden aangetoond dat de activiteiten verricht zijn; en
e. de termijn waarbinnen de vaststelling van de subsidie moet worden aangevraagd.
3. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de subsidie een voorschot van 100% dat in een keer wordt uitbetaald.
Onverminderd hoofdstuk 5 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is de subsidieontvanger verplicht:
a. de voor de sector van de zorgaanbieder betreffende cao van toepassing te verklaren; en
b. de werknemer in te schalen overeenkomstig de betreffende cao, bedoeld onder a, en de salarisschaal behorende bij de betreffende coronabaan.
1. De minister kan een steekproef uitvoeren voorafgaand aan de vaststelling van subsidies als bedoeld in artikel 8, onder a.
2. Indien een subsidieontvanger binnen de steekproef, bedoeld in het eerste lid, valt, toont hij op de in de beschikking aangegeven wijze aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.
3. De minister besluit uiterlijk 3 juni 2022 ambtshalve over de vaststelling van de subsidie.
4. De subsidie wordt vastgesteld op een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.
1. Bij subsidies als bedoeld in artikel 8, onder b, dient de zorgaanbieder uiterlijk 3 juni 2022 een aanvraag in voor de vaststelling van de subsidie.
2. Voor een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
3. De zorgaanbieder toont aan de hand van een verklaring inzake werkelijke kosten aan dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.
4. De minister kan een steekproef uitvoeren voorafgaand aan de controle van de verklaring inzake werkelijke kosten, bedoeld in het derde lid.
5. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling.
6. De subsidie wordt vastgesteld op een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.
1. Bij subsidies als bedoeld in artikel 8, onder c, dient de zorgaanbieder uiterlijk 3 juni 2022 een aanvraag in voor de vaststelling van de subsidie.
2. Voor een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
3. De zorgaanbieder legt rekening en verantwoording af aan de hand van een bijlage bij de jaarrekening die vergezeld gaat van een verklaring van een accountant, overeenkomstig een door de minister vastgesteld en bekendgemaakt accountantsprotocol.
4. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling.
5. De subsidie wordt vastgesteld op een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.
1. In afwijking van artikel 8, onder c, vraagt de GGD bij subsidies vanaf € 125.000 uiterlijk op 15 juli 2022 de vaststelling van de subsidie aan door verantwoordingsinformatie aan de minister te verstrekken op de wijze, bedoeld in artikel 27 van het Besluit financiële verhouding 2001.
2. Artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is van overeenkomstige toepassing op de verantwoordingsinformatie.
3. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling.
4. De subsidie wordt vastgesteld op een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.
De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark
Op grond van artikel 4 wordt subsidie enkel verstrekt aan zorgaanbieders die op 1 januari 2021 in het handelsregister stonden ingeschreven, met een hoofd- of nevenactiviteit met de daarbij behorende SBI-code die voorkomt op onderstaande lijst.
Omschrijving activiteit |
SBI-code |
---|---|
Ziekenhuizen en geestelijke gezondheids- en verslavingszorg met overnachting |
86.10 |
Universitair medisch centra |
86.10.1 |
Algemene ziekenhuizen |
86.10.2 |
Categorale ziekenhuizen |
86.10.3 |
Geestelijke gezondheids- en verslavingszorg met overnachting |
86.10.4 |
Praktijken van huisartsen |
86.21 |
Praktijken van medisch specialisten en medische dagbehandelcentra (geen tandheelkunde) |
86.22 |
Praktijken van medisch specialisten en medische dagbehandelcentra (geen tandheelkunde en psychiatrie) |
86.22.1 |
Praktijken van psychiaters en dagbehandelcentra voor geestelijke gezondheids- en verslavingszorg |
86.22.2 |
Tandartspraktijken |
86.23 |
Praktijken van tandartsen |
86.23.1 |
Praktijken van tandheelkundig specialisten |
86.23.2 |
Paramedische praktijken en overige gezondheidszorg zonder overnachting |
869 |
Praktijken voor verloskundigen en paramedici |
86.91 |
Praktijken van verloskundigen |
86.91.1 |
Praktijken van fysiotherapeuten |
86.91.2 |
Praktijken van psychotherapeuten, psychologen en pedagogen |
86.91.3 |
Overige paramedische praktijken (geen fysiotherapie of psychologie) en alternatieve genezers |
86.91.9 |
Gezondheidscentra |
86.92.1 |
Arbobegeleiding en re-integratie |
86.92.2 |
Preventieve gezondheidszorg (geen arbo begeleiding) |
86.92.3 |
Medisch laboratoria, trombosediensten en overig behandeling ondersteunend onderzoek |
86.92.4 |
Ambulancediensten en centrale posten |
86.92.5 |
Samenwerkingsorganen op het gebied van gezondheidszorg en overige gezondheidszorgondersteunende diensten |
86.92.9 |
Verpleeghuizen |
87.10 |
Huizen en dagverblijven voor verstandelijke gehandicapten |
87.20 |
Huizen en dagverblijven voor niet-verstandelijk gehandicapten en verzorgingshuizen |
87.30 |
Huizen en dagverblijven voor niet-verstandelijk gehandicapten |
87.30.1 |
Verzorgingshuizen |
87.30.2 |
Jeugdzorg en maatschappelijke opvang met overnachting |
87.90 |
Jeugdzorg met overnachting en dagverblijven voor jeugdzorg |
87.90.1 |
Maatschappelijke opvang met overnachting |
87.90.2 |
Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting gericht op ouderen en gehandicapten |
88.10 |
Thuiszorg |
88.10.1 |
Welzijnswerk voor ouderen |
88.10.2 |
Ondersteuning en begeleiding van gehandicapten |
88.10.3 |
Ambulante jeugdzorg, maatschappelijk werk en advies en lokaal welzijnswerk |
88.99 |
Ambulante jeugdzorg |
88.99.1 |
Maatschappelijk werk |
88.99.2 |
Lokaal welzijnswerk |
88.99.3 |
Overig maatschappelijk advies, gemeenschapshuizen en samenwerkingsorganen op het gebied van welzijn |
88.99.9 |
Apotheken |
47.73 |
Het coronavirus trekt een zware wissel op de economie en raakt ook cruciale (publieke) sectoren zoals zorg, onderwijs en toezicht- en handhaving. Deze sectoren hebben niet alleen te maken met het uitvallen van personeel, ook zijn er door de coronabeperkingen en -regels taken bijgekomen, waar geen of onvoldoende personeel voor beschikbaar is. Het gaat dan vaak om taken waar geen of beperkte scholing voor nodig is, maar die wel belangrijke verzwaring kunnen betekenen in de werkdruk. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het toezien op de mondkapjesplicht in het voorgezet onderwijs en mbo, (ondersteunende) werkzaamheden bij teststraten of het werken als gastheer of -vrouw in verpleeghuizen. Voor dit soort werkzaamheden zijn snel extra handen nodig en kunnen coronabanen een oplossing bieden.
Coronabanen zijn banen waar geen of beperkte scholing voor nodig is, maar die als voornaamste doel hebben om op korte termijn verlichting te bieden aan de cruciale sectoren die overbelast zijn. Er moet worden voorkomen dat deze sectoren stilvallen: dit zou namelijk een grote impact op de maatschappij hebben. Als gevolg van deze aanpak kunnen mensen die momenteel geen werk hebben of niet naar hun werk kunnen gaan als gevolg van de coronacrisis toch tijdelijk aan de slag.
Hiermee geeft de aanpak tevens invulling aan de motie Asscher/Palland, die oproept tot het creëren van tijdelijke crisisbanen1. Met de brieven van 16 november 20202 en 14 december 20203 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de coronabanen. In de sector onderwijs en de sector handhaving en toezicht zijn de daarvoor opgestelde subsidieregelingen reeds in werking getreden en is de realisatie van coronabanen in volle gang. Onderhavige Subsidieregeling coronabanen in de zorg (hierna: de Subsidieregeling) maakt de realisatie van coronabanen dus ook voor de zorgsector mogelijk. Het gaat daarbij om tijdelijk ondersteunende corona-gerelateerde functies bij een zorgaanbieder.
De zorgsector sluit voor de coronabanen aan op het initiatief ‘Extra Handen voor de zorg’ waar werkzoekenden en vrijwilligers met en zonder vooropleiding aan zorgorganisaties worden gekoppeld. Geïnteresseerden kunnen zich aanmelden op www.extrahandenvoordezorg.nl. In datzelfde systeem kunnen ook zorgorganisaties een aanvraag indienen. Op basis van de gevraagde competenties en vaardigheden worden zij aan elkaar gekoppeld, en daarna vindt een gesprek plaats tussen organisaties en kandidaten om tot een arbeidsovereenkomst te komen.
Mensen zonder zorgachtergrond die zich aanmelden bij ‘Extra Handen voor de Zorg’ krijgen een korte opleiding via de Nationale Zorgklas. De Nationale Zorgklas biedt korte opleidingen aan waarbij kandidaten worden klaargestoomd voor ondersteunende functies bij zorgorganisaties. Na het doorlopen van de Nationale Zorgklas zijn de kandidaten beschikbaar om via ‘Extra Handen voor de Zorg’ gekoppeld te worden aan zorgorganisaties waar vraag naar tijdelijke krachten is. Via ‘Extra Handen voor de Zorg’, de Nationale Zorgklas en diverse lokale initiatieven (zoals horecahelptdezorg.nl) zijn er sinds de coronacrisis een paar duizend mensen in de zorg aan de slag gegaan. Dit maakt duidelijk dat de vraag naar ondersteuning bij werkgevers in de zorg hoog is.
Tegelijkertijd kunnen zorgorganisaties meer uit de inzet van tijdelijke werknemers zonder zorgachtergrond halen. Dit heeft te maken met de verwachtingen van zowel werkgevers als deelnemers, het feit dat de werkpakketten voor mensen zonder zorgachtergrond niet altijd duidelijk zijn en er nog te weinig begeleiding is voor nieuwe instroom. Ervaringen met de inzet van personeel van de KLM en het Rode Kruis tijdens de eerste coronagolf laten zien dat een vergoeding sterk bijdraagt aan de effectiviteit van de matching.
Met de financiering van coronabanen is het mogelijke om de hele keten te bedienen:
1. ‘Extra Handen voor de Zorg’: het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van ondersteunende functies in de zorg, zoals gastheer of -vrouw en ondersteuning in zorg- en/of welzijnstaken;
2. Nationale Zorgklas: het in korte tijd opleiden van mensen voor deze ondersteunende functies;
3. De Subsidieregeling: een vergoeding van deze ondersteunende functies voor werkgevers in de zorgsector; en
4. De Subsidieregeling: een vergoeding voor de begeleiding van werknemers die worden ingezet voor de coronabanen.
Met de Subsidieregeling is een budget van € 80.000.000 beschikbaar om in 2021 tijdelijk onbenut arbeidspotentieel in te zetten in de zorgsector. Met dit budget kan de zorg, onder voorwaarden, circa 6.300 deeltijdbanen voor tijdelijk ondersteunend personeel aantrekken.
Er zijn drie centrale subsidievoorwaarden die gelden voor alle sectoren:
1. De compensatie bedraagt maximaal 120% van het wettelijk minimumloon. Het uitbetaalde loon ligt tevens op dit niveau. In de zorgsector wordt daarnaast een opslag van maximaal 20% van de loonkosten gehanteerd voor capaciteit van de zorgaanbieder om de werknemers te begeleiden. Ook zal de verschuldigde eindejaarsuitkering, vakantiegeld, pensioenafdrachten en sociale zekerheidslasten in verband met het wettelijk minimumloon worden gecompenseerd.
2. Het gaat om tijdelijke functies van maximaal zes maanden die lopen tot en met 30 juni 2021, of tot en met 31 augustus 2021 indien daarnaast een eenheid wordt gevolgd van een vakopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB), waarvoor op grond van artikel 7.2.3, eerste lid van de WEB een certificaat is vastgesteld.
3. Compensatie is voor coronabanen die worden opengesteld vanaf 1 januari 2021. Voor de zorgsector worden de functies vanwege uitvoerbaarheidsoverwegingen opengesteld vanaf 1 januari 2021.
Het doel van de Subsidieregeling is tweeledig. Enerzijds wordt de zorgsector ondersteund met tijdelijke coronabanen waardoor tijdelijk onbenut arbeidspotentieel ingezet kan worden. Anderzijds kan het onbenut arbeidspotentieel aan de slag en wordt de weg vrijgemaakt voor hun ontwikkeling. Het kabinet hanteert hierbij drie uitgangspunten:
1. De vraag van werkgevers in cruciale sectoren is bepalend.
2. Het gaat om tijdelijke ondersteunende banen die een directe link hebben met de impact van de coronacrisis.
3. Koppeling van vraag en aanbod dient snel plaats te vinden gezien de acute behoefte aan ondersteuning. Uitvoerbaarheid is daarbij een belangrijke randvoorwaarde.
Afstemming met het werkveld
Om tot een opzet te komen die door de zorgprofessionals en zorgaanbieders gedragen wordt, zijn bij de totstandkoming van de regeling de werkgevers- en werknemersorganisaties door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betrokken. Het gaat om onder meer ActiZ, Regioplus, FNV en het CNV.
Er is gekozen om een generieke regeling op te stellen, waarbij het aan zorgaanbieders is om te bepalen of zij werknemers willen aannemen op een coronabaan. De subsidie-criteria zijn helder en uniform voor de hele sector. Indien mensen vanuit een uitkeringssituatie op een coronabaan werkzaam worden, heeft dit inverdieneffecten voor de overheid. Ook zijn er inverdieneffecten indien een werkgever die gebruik maakt van de NOW zijn personeel uitleent aan zorgaanbieders. Voor wat betreft de uitleen is aangesloten bij de btw-vrijstelling voor inleen van zorgpersoneel. Btw is niet subsidiabel binnen deze regeling.
Het dubbel financieren van werkzaamheden via deze en andere regelingen is niet mogelijk. De werkgever dient dan te kiezen van welke financieringsbron gebruik wordt gemaakt.
De regeling wordt door de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (hierna: DUS-I) uitgevoerd. De aanvraag voor deze subsidie wordt elektronisch ingediend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld op www.dus-i.nl.
Het zorgveld wordt op verschillende manieren op de hoogte gesteld van deze regeling. Via onder meer nieuwsbrieven, brancheorganisaties, regionale werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en social media zal de benodigde informatie worden verstrekt. Voor de aanvraag en de verantwoording van de subsidie worden formats beschikbaar gesteld via DUS-i.
Voor het berekenen van de administratieve lasten van het aanvragen en verantwoorden van de subsidie in onderhavige regeling is het proces van de subsidieaanvraag en -verantwoording uiteengezet in een aantal verschillende taken. De subsidieaanvragen zijn onderverdeeld in drie categorieën, te weten:
1. subsidieaanvragen tot € 25.0000;
2. subsidieaanvragen van € 25.000 tot € 125.000; en
3. subsidieaanvragen vanaf € 125.000.
In onderstaande tabel zijn voor bovenstaande taken de administratieve lasten uitgedrukt in tijd en kosten. Hierbij is uitgegaan van 6.300 deeltijdbanen. Omdat grotere aanvragen meer coronabanen zullen creëren, is uitgegaan van een verdeling qua coronabanen van 1.500 aangevraagde deeltijdbanen in categorie 1, 2.400 aangevraagde deeltijdbanen in categorie 2 en 2.400 aangevraagde deeltijdbanen in categorie 3. Naar schatting komt dit neer op een aantal aanvragers van 1.500 zorgaanbieders in categorie 1, 600 zorgaanbieders in categorie 2 en 250 zorgaanbieders in categorie 3. Het proces ziet er als volgt uit.
Om voor de subsidie in aanmerking te komen moet de zorgaanbieder een aanvraag doen tot verlening van de subsidie, vergezeld van een opgave van:
– het aantal werknemers per coronabaan, inclusief de kosten, bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid;
– het gemiddeld aantal werkuren per werknemer per week overeenkomstig het contract;
– de periode waarin de werknemer werkzaamheden verricht bij de zorgaanbieder.
Ook moet de aanvraag vergezeld gaan van een verklaring waarin de zorgaanbieder verklaart dat:
– deze met de werknemers een contract aangaat voor minimaal twee maximaal 6 maanden;
– deze met de werknemers een contract aangaat op of na 1 januari 2021;
– voor aanvragen die tot 1 september 2021 lopen er een eenheid wordt gevolgd van een vakopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 4, vierde lid van de Subsidieregeling;
– de coronabanen niet reeds via andere bronnen als bedoeld in artikel 3, derde lid, gefinancierd worden.
Naast de bovengenoemde opgave en de verklaring dient de subsidieaanvraag vergezeld te gaan van de volgende documenten: een opgave van het nummer waarmee de zorgaanbieder geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel, een opgave van het SBI-nummer waarmee de zorgaanbieder geregistreerd is in het handelsregister, een opgave van het aantal werkzame personen bij de zorgaanbieder op 1 januari 2021, een volmacht ingeval door een ander dan een tekenbevoegde bestuurder subsidie wordt aangevraagd en een bankafschrift op naam van de zorgaanbieder dat niet ouder is dan drie maanden.
De activiteiten waarvoor de subsidie verleend wordt – namelijk voor het tewerkstellen en begeleiden van werknemers om tijdelijk ondersteunende functies te verrichten voor de zorgaanbieder om de continuïteit van zorg tijdens de COVID-19 uitbraak te kunnen waarborgen – moeten in ieder geval voor 1 juli 2021 uitgevoerd worden. Uitzondering hierop is de situatie waarbij een werknemer een eenheid van zes maanden volgt van een vakopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, van de WEB en waarvoor op grond van artikel 7.2.3, eerste lid, van de WEB een certificaat is vastgesteld. Dan moeten de activiteiten in ieder geval voor 1 september 2021 uitgevoerd worden.
Na afloop van het kalenderjaar waarin de activiteiten zijn verricht, moet de zorgaanbieder die een subsidie uit categorie 2 of categorie 3 ontvangt, een aanvraag doen voor de subsidievaststelling. Hieruit moet blijken dat er voldaan is aan de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie. De inhoud van de aanvraag tot vaststelling is afhankelijk van de categorie waarbinnen de subsidie valt. Zij kunnen vergezeld worden van (1) een op verzoek van de Minister voor Medische Zorg (hierna: de minister) in de beschikking aangegeven wijze onderbouwing dat voldaan is aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen, (2) een verklaring inzake werkelijke kosten en (3) een bijlage bij de jaarrekening die vergezeld gaat van een verklaring en het verslag van feitelijke bevindingen van een accountant, overeenkomstig een door de minister vastgesteld en bekendgemaakt accountantsprotocol.
Subsidie |
Taak |
Uitgevoerd per zorgaanbieder door |
Tarief p/u1 in € |
Eenheid2 (uren) |
Kosten (€) |
---|---|---|---|---|---|
< € 25.000 |
1, 2 |
Bestuurder |
80,3 |
7 |
562,10 |
1, 2 |
Hoge Manager |
80,3 |
8 |
642,40 |
|
1, 2 |
Hoog opgeleide kenniswerker |
56,8 |
18 |
1022,40 |
|
1, 2 |
Administratief personeel |
41,1 |
43 |
1767,30 |
|
Totaal per zorgaanbieder |
3994,20 |
||||
1.500 zorgaanbieders < € 25.000 |
5.991.300 (3994,20 x 1.500 zorgaanbieders) |
||||
€ 25.000–€ 125.000 |
1, 3 |
Bestuurder |
80,3 |
8 |
624,40 |
1, 3 |
Hoge Manager |
80,3 |
8 |
624,40 |
|
1, 3 |
Hoog opgeleide kenniswerker |
56,8 |
27 |
1533,6 |
|
1, 3 |
Administratief personeel |
41,1 |
69 |
2835,90 |
|
Totaal per zorgaanbieder |
5636,30 |
||||
Totaal alle zorgaanbieders € 25.000 – € 125.000 |
3.381.780 (5636,30 x 600 zorgaanbieders) |
||||
> € 125.000 |
1, 4 |
Bestuurder |
80,3 |
8 |
624,40 |
1, 4 |
Hoge Manager |
80,3 |
8 |
624,40 |
|
1, 4 |
Hoog opgeleide kenniswerker |
56,8 |
27 |
1533,6 |
|
1, 4 |
Administratief personeel |
41,1 |
69 |
2853,90 |
|
4 |
Accountant |
200 incl. BTW |
10 |
2000 |
|
Totaal per zorgaanbieder |
7636,30 |
||||
Totaal alle zorgaanbieders > € 125.000 |
1.909.075 (7636,30 x 250 zorgaanbieders) |
Voor het uurtarief is uitgegaan van bruto uurloon plus gemiddelde opslag voor werkgeverslasten: 47% (volgens jaarlijks CBS-onderzoek (2018: naar schatting is de opslag voor overhead 25%).
Voor de tijdsbesteding is uitgegaan van de ‘Guidelines on the identification and representation of compliance costs in legislative proposals by the federal government’, 2012, Statistisches Bundesamt, zoals beschreven in het Handboek meting reguldrukkosten.
Er is sprake van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:
– De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;
– De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;
– De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;
– De maatregel is selectief;
– De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de Europese Unie.
Zorgaanbieders zijn te beschouwen als ondernemingen. Indien zij financiële steun ontvangen van de overheid kan er daarom sprake zijn van staatssteun. Op 13 maart 2020 heeft de Europese Commissie een gecoördineerde Europese respons gepresenteerd om de economische gevolgen van COVID-19 tegen te gaan. Daarin heeft de Europese Commissie – onder meer – bepaald dat overheidssteun voor gezondheidsdiensten om COVID-19 het hoofd te bieden buiten de reikwijdte van de staatssteuncontrole door de Europese Commissie valt4. Aangezien de subsidiëring van de coronabanen tijdelijk is en uitsluitend bestemd is om COVID-19 het hoofd te bieden, valt de financiering ervan buiten de staatssteuntoetsing van de Europese Commissie.
In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd. De begrippen die nadere uitleg behoeven, bijvoorbeeld omdat ze niet zijn toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting, worden hieronder toegelicht.
Begeleiden
Naast compensatie van maximaal 120% van het wettelijk minimumloon wordt een opslag van maximaal 20% van de loonkosten vergoed voor capaciteit van de zorgaanbieder om de werknemer te begeleiden. Onder begeleiding vallen de volgende activiteiten die door de zorgaanbieder worden verricht ten behoeve van de werknemer: informatieverstrekking, instructie, ontwikkeling, het eigen maken van de beroepshouding, werkbegeleiding, intervisie en supervisie, advisering en evaluatie, alsmede activiteiten tot bevordering van een optimale dienstbetrekking van een werknemer. Het is van belang om op te merken dat onder begeleiding in deze Subsidieregeling niet wordt verstaan het volgen van een opleiding, zoals de beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, van de WEB. Bij de begeleiding van een werknemer heeft de zorgaanbieder de keuze om de begeleiding binnen de organisatie te regelen of een externe partij in te huren die de begeleiding op zich neemt. In het laatste geval kan gedacht worden aan een docent die naast de opleiding ook in de zorgpraktijk meekijkt. Bij een begeleider binnen de organisatie van de zorgaanbieder kan worden gedacht aan een ervaren kracht die wordt vrijgespeeld om een aantal mensen op coronabanen te begeleiden. Voor de verantwoording dient de zorgaanbieder desgevraagd facturen te kunnen overleggen van externe begeleiders. Indien de zorgaanbieder de begeleiding intern regelt, dient hij dit schriftelijk vast te leggen. Dit kan bijvoorbeeld door een verklaring tussen de begeleider en de werkgever op te stellen, waaruit blijkt dat de begeleider is vrijgespeeld voor begeleidingsactiviteiten of door een contractuitbreiding van de interne begeleider die specifiek is bedoeld voor de begeleiding van coronabanen.
Contract
Indien er in de Subsidieregeling wordt gesproken over een contract gaat het om twee verschillende type contracten. Het kan zowel gaan om een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW als om een uitzend- of detacheringsovereenkomst op basis waarvan een werknemer door een werkgever ter beschikking wordt gesteld van een zorgaanbieder om arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de zorgaanbieder. Onder laatstgenoemde detacheringsovereenkomst wordt bijvoorbeeld ook een overeenkomst voor de inhuur van tijdelijk personeel uit andere branches, zoals de horeca, geschaard. Voor de uniformiteit van de regeling is ervoor gekozen om de overkoepelende term contract op te nemen. Voor de coronabanen in de zorg zijn er door ActiZ modelcontracten opgesteld.
Coronabaan
In de Subsidieregeling is ervoor gekozen om het begrip coronabaan te definiëren. Bij een coronabaan gaat het om tijdelijk ondersteunende corona-gerelateerde functies bij een zorgaanbieder. Het zijn functies die als extra moeten worden beschouwd en een directe link hebben met de impact van de coronacrisis. Dit betekent concreet dat het een functie is die niet behoort tot de normale formatie van een zorgaanbieder. De functie is – met andere woorden – bovenformatief waarbij er meer werknemers worden ingezet bij een zorgaanbieder dan beschikbare formatieplaatsen. Het gebruik van de in onderhavige Subsidieregeling genoemde functienamen toont in principe aan dat de functie bovenformatief is.
Verklaring inzake werkelijke kosten
De verklaring inzake werkelijke kosten dient te worden ondertekend door de daartoe volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel bevoegde persoon of bevoegde personen (bij gezamenlijke bevoegdheid). Als iemand anders tekent, dient een rechtsgeldige volmacht (conform KvK) te worden meegestuurd.
Werknemer
Het begrip werknemer kent een tweevoudige uitleg. Enerzijds kan het gaan om een persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst is bij een zorgaanbieder. Voor deze arbeidsovereenkomst is aansluiting gezocht bij Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Anderzijds kan het gaan om een persoon die op basis van een uitzend- of detacheringsovereenkomst door de werkgever (niet zijnde de zorgaanbieder) ter beschikking wordt gesteld van een zorgaanbieder om arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de zorgaanbieder. Indien er in de Subsidieregeling wordt gesproken over het begrip werknemer omvat dit dus beide situaties.
Afbakening zorgaanbieders
Voor deze subsidie komen zorgaanbieders in aanmerking die (bedrijfsmatig) zorg verlenen bij of krachtens de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet, de Wet publieke gezondheid, de Jeugdwet of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Ook ADL-aanbieders behoren op grond van deze Subsidieregeling tot de zorgaanbieders. Een ADL-aanbieder is een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die ADL-assistentie verleent. ADL-assistentie is gedurende het gehele etmaal direct oproepbare assistentie bij algemene dagelijkse levensverrichtingen in en om de ADL-woning, waaronder alarmopvolging bij een noodoproep.
In de meeste gevallen zal een zorgaanbieder een privaatrechtelijke rechtspersoon zijn. Het is echter ook mogelijk dat een zorgaanbieder een organisatorisch verband van één natuurlijke persoon of meerdere natuurlijke personen is. Er is sprake van een organisatorisch verband van één natuurlijke persoon als een zorgaanbieder als eenmanszaak geregistreerd staat in het handelsregister. Er is sprake van een organisatorisch verband van meerdere natuurlijke personen als de zorgaanbieder een maatschap is.
Voor de invulling van het begrip zorgaanbieder is ook gebruik gemaakt van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) waar dit begrip wordt gehanteerd in artikel 1, eerste lid. Daar wordt een onderscheid gemaakt tussen instellingen en solistisch werkende zorgverleners. Deze laatste zijn zorgverleners die, anders dan in dienst of onmiddellijk of middellijk in opdracht van een instelling, beroepsmatig zorg verlenen, ofwel buiten een instelling werkzame zorgverleners.
De buiten een instelling werkzame zorgverlener wordt in deze Subsidieregeling beschreven als degene die staat ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg of een beroep uitoefent waarvan de opleiding krachtens artikel 34, eerste lid, van die wet is geregeld of aangewezen, en die als solistisch werkende zorgverlener (als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wkkgz) zorg verleent als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg.
Publiekrechtelijke rechtspersonen komen ook in aanmerking voor subsidie op grond van onderhavige regeling. Het gaat daarbij om GGD’en en academische ziekenhuizen als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Ook bij deze zorgaanbieders is tijdelijke ondersteuning tijdens de COVID-19 uitbraak gewenst. De corona-gerelateerde functies van de Subsidieregeling bieden hierbij uitkomst.
Op deze regeling is de Kaderregeling OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) niet van toepassing, met uitzondering van hoofdstuk 5. Voor afwijking van de Kaderregeling is gekozen om de volgende redenen.
Voor onderhavige regeling is het van groot belang dat de administratieve last voor de zorgaanbieder als aanvrager en de uitvoeringslast voor het Rijk beperkt wordt gehouden. Daarom is op basis van een zorgvuldige risicoafweging geconcludeerd dat de verantwoording na afloop van de subsidieperiode op een andere wijze kan worden ingericht dan voorzien in de Kaderregeling. Dat is onder andere gelegen in het feit dat stukken die veelal worden ingediend voor een subsidieaanvraag op grond van de Kaderregeling, minder relevant zijn voor de uitvoering van onderhavige regeling.
Ook worden op grond van artikel 10.1 van de Kaderregeling door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in principe geen subsidies onder de € 125.000 verstrekt. Voor onderhavige regeling is het echter wel wenselijk om subsidies onder dit bedrag te verstrekken.
Hoofdstuk 5 van de Kaderregeling is wel expliciet van toepassing verklaard. Dit hoofdstuk geeft een opsomming van de verplichtingen voor de subsidieontvanger, waaronder de meldingsplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling). Ingevolge de meldingsplicht is de subsidieontvanger verplicht te melden (1) wanneer de activiteiten waarvoor subsidie verleend is niet, niet tijdig of niet geheel worden verricht, (2) indien niet, niet tijdig of niet geheel wordt voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen en (3) wanneer zich andere wijzigingen in de omstandigheden voordoen die van belang zijn voor de subsidieverstrekking. Een evident voorbeeld van de derde situatie doet zich voor indien de subsidieontvanger in surseance van betaling is geraakt of haar faillissement wordt aangevraagd of uitgesproken. Ook een fusie of statutenwijziging kan tot een zodanige meldingsplicht leiden.
Als een van de drie hierboven beschreven situaties zich voordoet, is het van belang dat de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ melding doet. Dit betekent dat de melding onmiddellijk moet worden gedaan, of in ieder geval tijdens de subsidieperiode. De subsidieontvanger mag dus niet wachten tot hij dit nodig acht. Als niet wordt voldaan aan de meldplicht bestaat de mogelijkheid dat de subsidieontvanger wordt gekort op de verstrekte subsidie. Concreet betekent dit dat er een bepaald percentage in mindering moet worden gebracht op het bedrag van de verstrekte subsidie. Deze percentages en de voorwaarden waaronder de korting kan worden toegepast zijn te vinden in artikel 3a van de Beleidsregels handhaving subsidiebepalingen VWS.
Naast de verplichtingen uit hoofdstuk 5 van de Kaderregeling worden er in artikel 10 van de Subsidieregeling twee aanvullende subsidieverplichtingen gesteld (zie hiervoor verder de toelichting bij artikel 10).
De Subsidieregeling voorziet in subsidiëring van de kosten die zorginstellingen maken voor de extra tijdelijke capaciteit die nodig is om de gevolgen van de coronacrisis op te kunnen vangen. Deze capaciteit kan gevonden worden door werknemers tijdelijk in dienst te nemen of in te lenen door een zorgaanbieder. Bovendien kan een zorgaanbieder subsidie aanvragen voor de kosten van de capaciteit die een zorgaanbieder inzet voor de begeleiding van tijdelijke werknemers.
Er komen verschillende functies in aanmerking voor subsidie. Deze functies worden opgesomd in het tweede lid van artikel 3. Het gaat om de functies:
– coronabaan – gastheer of gastvrouw,
– coronabaan – zorg-assistent of zorgbuddy,
– coronabaan – ADL-ondersteuner (algemene dagelijkse levensverrichtingen),
– coronabaan- welzijn-assistent,
– coronabaan – ondersteuner zorgmedewerker of
– coronabaan – ondersteuner veiligheid.
Het is aan de zorgaanbieder om de taken binnen deze functies te bepalen. Dit mag echter niet tot verdringing van bestaande banen leiden. Coronabanen zijn formatieplaatsen die onder normale omstandigheden niet beschikbaar zijn. Het gaat om tijdelijke extra ondersteuning. Deze tijdelijke extra ondersteuning heeft een directe link met de impact van de coronacrisis. Op de website van ‘Extra Handen voor de Zorg’ en DUS-I worden de functies verder toegelicht en zijn ter illustratie taken beschreven. Voor de coronabanen in de zorg zijn er door ActiZ tevens model-arbeidsovereenkomsten opgesteld.
In het derde lid wordt geregeld dat de minister geen subsidie verstrekt voor de kosten van het tewerkstellen en begeleiden van werknemers die reeds van overheidswege (dat wil zeggen rijksoverheid, provincies en gemeenten) worden vergoed. De hoofdregel is dat er geen dubbelfinanciering mag plaatsvinden. Een zorgaanbieder komt daarom niet in aanmerking voor subsidie op grond van onderhavige regeling indien de kosten voor de tewerkstelling en begeleiding van werknemers reeds op grond van andere regelingen worden vergoed. Hierbij dient vooral oog te zijn voor vergoeding vanuit het Kwaliteitsbudget Verpleeghuiszorg, de Subsidieregeling opschaling curatieve zorg COVID-19 en de meerkostenregelingen in verband met de uitbraak van COVID-19.
Subsidie wordt enkel verstrekt aan zorgaanbieders die op 1 januari 2021 in het handelsregister stonden ingeschreven met een hoofd- of nevenactiviteit met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI)-code die in de Bijlage is opgenomen. Het gaat hierbij om zorgaanbieders die vallen binnen de sector gezondheid- en welzijnszorg. Voor de datum van 1 januari 2021 is gekozen omdat daarmee wordt aangesloten bij de start van de subsidieperiode van onderhavige regeling.
Het kan zich voordoen dat een zorgaanbieder zich abusievelijk niet heeft ingeschreven met een hoofd- of nevenactiviteit die overeenkomt met een SBI-code die opgenomen is in de Bijlage, terwijl de zorgaanbieder wel hoofd- of nevenactiviteiten uitoefent die in de Bijlage zijn opgenomen. Daarom geeft het tweede lid van dit artikel de mogelijkheid om in zulke gevallen toch subsidie aan te vragen, mits uit de aanduiding waarmee de onderneming op 1 januari 2021 is ingeschreven in het handelsregister, naar het oordeel van de minister voldoende blijkt dat de onderneming een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in de Bijlage is opgenomen. Vanzelfsprekend ligt het in rede dat de zorgaanbieder, ingeval dit zich voordoet, tevens de registratie van de SBI-code in het handelsregister aanpast. Dat kan door bij de Kamer van Koophandel een verzoek te doen tot herbeoordeling van de SBI-code.
In het derde lid wordt aangegeven wanneer de activiteiten van de Subsidieregeling in aanmerking komen voor subsidiëring. Deze periode loopt vanaf 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021. Er bestaat voor de werknemer ook de mogelijkheid om een eenheid te volgen van een vakopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, van de WEB en waarvoor op grond van artikel 7.2.3, eerste lid, van de WEB een certificaat is vastgesteld. Deze eenheid van een vakopleiding duurt zes maanden, waarbij de werknemer naast zijn of haar werkzaamheden voor de zorgaanbieder een opleiding volgt. Indien hiervan sprake is, zijn de activiteiten subsidiabel voor een periode van 1 januari 2021 tot en met 31 augustus 2021. Het in dienst nemen of inlenen van werknemers binnen die periode is subsidiabel voor een periode van maximaal zes maanden. Dit wordt geregeld in het vierde lid van artikel 4. Indien het contract de subsidiabele termijn overschrijdt, zijn de kosten slechts subsidiabel tot en met 30 juni 2021. Een zorgaanbieder kan iemand bijvoorbeeld aannemen voor een coronabaan op 1 mei 2021, met een contractduur van zes maanden. De coronabaan is in dit voorbeeld subsidiabel tot en met 30 juni 2021.
In het vijfde lid worden aanvullende subsidievoorwaarden gesteld. Zo moet de coronabaan waarvoor de werknemer wordt ingezet een duur hebben van minimaal twee maanden en moet het om een coronabaan van gemiddeld minimaal 20 uur per week gaan. Met de term ‘gemiddeld’ wordt aangegeven dat de werktijd per werkweek kan differentiëren. Dit moet worden vastgelegd in het contract dat de zorgaanbieder met de werknemer afsluit. Verder is het van belang dat de werknemer vanaf 1 januari 2021 wordt ingezet bij de zorgaanbieder. Dit betekent dat de werknemer op een coronabaan niet voorafgaand aan 1 januari 2021 in dienst mag treden, maar wel op of na 1 januari 2021. Indien de werknemer op een coronabaan reeds vóór 1 januari 2021 in dienst was bij de zorgaanbieder komt deze coronabaan niet voor subsidiëring in aanmerking.
Het zesde en zevende lid zien op het aantal coronabanen waarvoor een zorgaanbieder subsidie kan aanvragen. Bij de subsidieaanvraag dient de zorgaanbieder rekening te houden met het aantal werkzame personen binnen de organisatie. Indien het aantal coronabanen – uitgedrukt in het aantal werknemers – waarvoor de zorgaanbieder subsidie aanvraagt het aantal werkzame personen binnen de organisatie met meer dan 100% doet toenemen, wordt afwijzend op de aanvraag besloten. Een uitzondering hierop vormen zorgaanbieders met maximaal 2 werkzame personen. Zij kunnen subsidie voor in totaal 3 coronabanen, dat wil zeggen 3 werknemers, aanvragen. Daarbij kan het zowel gaan om voltijds coronabanen van 36 uur per week als om coronabanen vanaf 20 uur per week. Indien de zorgaanbieder een natuurlijke persoon is, wordt hij ook gezien als een bij de zorgaanbieder werkzame persoon.
Voor het verstrekken van subsidies op grond van onderhavige Subsidieregeling is een bedrag van € 80.000.000 beschikbaar. Overschrijding van dit subsidieplafond levert een verplichte weigeringsgrond op.
Indien het totaal aangevraagde subsidiebedrag van de volledige aanvragen lager is dan het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag, krijgen de aanvragende zorgaanbieders het door hen aangevraagde bedrag volledig toegekend. Dit op voorwaarde dat de volledige aanvraag aan alle overige eisen van deze regeling voldoet. In het geval van overtekening, dat wil zeggen wanneer het totaal aangevraagde subsidiebedrag hoger is dan het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag, wordt het subsidiebudget evenredig verdeeld over alle aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie. Dit betekent dat het subsidieplafond wordt gedeeld door de som van de toegekende aanvragen om de verhouding te bepalen. Evenredige verdeling bevordert de gelijke kans van aanvragers op honorering van hun aanvraag. De hoogte van het subsidiebedrag is echter niet vooraf vast te stellen en geen van de aanvragers zal in dat geval het volledige aangevraagde subsidiebedrag ontvangen. Deze verdeelwijze leidt er dus toe dat niet iedere aangevraagde coronabaan volledig gesubsidieerd kan worden.
Een aanvraag moet volledig zijn en voldoen aan de vereisten in de Subsidieregeling. Indien de situatie zich voordoet dat een zorgaanbieder een onvolledige aanvraag heeft ingediend, wordt deze in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken aan te vullen. Als de zorgaanbieder de aanvraag niet of niet volledig binnen deze termijn aanvult, kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld, overeenkomstig artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.
Een subsidie wordt alleen op aanvraag verstrekt. De aanvraag voor een subsidie kan worden ingediend in de periode van 1 maart 2021, 09:00 uur tot en met 31 maart 2021, 17:00 uur.
Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt. Dit formulier is te vinden op www.dus-i.nl. Uit dit formulier blijkt welke gegevens de zorgaanbieder dient aan te leveren, zoals de naam van de zorgaanbieder, het adres, het KvK-nummer, een bankafschrift op naam van de aanvrager (niet ouder dan drie maanden) en de gegevens van de contactpersoon.
Naast dit vastgestelde formulier schrijft het derde lid van dit artikel voor welke gegevens in ieder geval moeten worden ingediend. Het gaat dan onder andere om een opgave van het aantal werknemers per coronabaan, een opgave van de periode waarin de werknemer werkzaamheden verricht bij de zorgaanbieder, een verklaring waarin de zorgaanbieder verklaart dat deze met de werknemers een contract aangaat op of na 1 januari 2021 en een opgave van het SBI-nummer waarmee de zorgaanbieder is geregistreerd in het handelsregister.
Indien een zorgaanbieder een subsidieaanvraag indient, stemt deze er impliciet mee in dat gegevens uit het subsidiedossier openbaar gemaakt kunnen worden. Het gaat daarbij om de volgende gegevens: de naam en de vestigingsplaats van de subsidieaanvrager, het aantal coronabanen en het aantal werknemers, het verstrekte voorschot en de hoogte van de verleende en vastgestelde subsidie. Gegevens die de persoonlijke levenssfeer kunnen aantasten, zoals persoonsnamen, worden niet openbaar gemaakt. Er is ervoor gekozen om deze bepaling op te nemen in de Subsidieregeling omdat de overheid bij besteding van publieke middelen zoveel mogelijk transparantie betracht.
Het subsidiebedrag per werknemer is gerelateerd aan ‘personele kosten’ en bestaat uit verschillende componenten:
1. loonkosten;
2. toeslagen;
3. begeleidingskosten.
Het eerste component is de voor de werknemer verschuldigde loonkosten. Deze loonkosten worden vastgesteld op maximaal 120% van het wettelijk minimumloon als bedoeld in artikel 8 van de Wet op het minimumloon. In beginsel wordt voor werknemers die jonger dan 21 jaar zijn ook het maximum van 120% van het wettelijk minimumloon voor volwassenen (21 jaar en ouder) gehanteerd. Het is aan de zorgaanbieder om de werknemer in te schalen. Het is ook mogelijk dat de zorgaanbieder werknemers onder de 21 jaar inschaalt in een jeugdschaal. De zorgaanbieder dient hiervoor – conform de desbetreffende collectieve arbeidsovereenkomst (hierna: cao) een inschatting te maken.
Aangezien bij het aangaan van het contract bekend is dat de werknemer onregelmatig zal werken tijdens de periode waarin deze werkzaamheden verricht bij de zorgaanbieder, komt er bij de eerder genoemde loonkosten een onregelmatigheidstoeslag (hierna: ORT) van maximaal 20% bovenop. De ORT wordt over het basisloon berekend. De zorgaanbieder wordt daarom gevraagd een inschatting te maken van de verwachte ORT.
De personele kosten hebben betrekking op personeel dat vanaf 1 januari 2021 in dienst is getreden bij de zorgaanbieder. Deze werknemers krijgen – gelet op de beperkte duur van de vergoedbare kosten – een contract voor bepaalde tijd. De kosten van het loon, en daarmee verband houdende andere kosten, komen niet voor subsidie in aanmerking voor zover deze verschuldigd zijn na 30 juni 2021. Een uitzondering hierop vormt een werknemer die een eenheid volgt van zes maanden van een vakopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, van de WEB, waarvoor op grond van artikel 7.2.3, eerste lid, van de WEB een certificaat is vastgesteld. In deze situatie kunnen de activiteiten doorlopen tot en met 31 augustus 2021. De personele kosten zijn in deze periode subsidiabel voor een periode van maximaal zes maanden.
Als een zorgaanbieder tijdelijke werknemers in dienst neemt, draagt de zorgaanbieder daarvoor de werkgeverslasten. In het eerste lid, onder b, zijn de werkgeverslasten daarom tevens opgenomen als component van het subsidiebedrag. Het betreft het wettelijk verschuldigde vakantiegeld en eindejaarsuitkering, de pensioenafdrachten en de sociale zekerheidslasten. Deze worden uitsluitend vergoed voor de loonkosten, voor zover deze vallen onder het maximum van 120% van het wettelijk minimumloon. Onder sociale zekerheidslasten wordt verstaan de premie- en eigenrisico-afdracht op grond van de Werkeloosheidswet (WW), premie op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw), de kosten op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Werkhervattingkas (Whk) en de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA).
Tevens is subsidie mogelijk om de tijdelijke werknemer in te werken en verder te begeleiden. De kosten voor de capaciteit die een zorgaanbieder hiervoor vrijmaakt, wordt gesubsidieerd tot ten hoogste 20% van de loonkosten van de tijdelijke werknemer.
Naast de personele kosten als genoemd in het eerste lid wordt een transitievergoeding gerekend tot de kosten die voor subsidie in aanmerking komen. Het gaat daarbij uitsluitend om een transitievergoeding voor een werknemer met een arbeidsovereenkomst met de zorgaanbieder. De transitiekosten voor een werknemer die op basis van een uitzend- of detacheringsovereenkomst wordt ingeleend door een zorgaanbieder komen niet in aanmerking voor subsidie.
In het derde lid van artikel 7 wordt een maximum subsidiebedrag van € 25.440 per voltijds coronabaan van zes maanden genoemd en betreft een maximum voor de totaalsom van de drie componenten. Dit maximum is op de volgende manier tot stand gekomen. Per 1 januari 2021 ligt het wettelijk minimumloon bij een volledige werkweek voor 21 jaar en ouder op € 1.684,80 per maand. 120% van dit bedrag is € 2.021,76 per maand. Hierbij is uitgegaan van een opslag van maximaal 20% voor ORT. Bij de eindejaarsuitkering en het vakantiegeld is uitgegaan van de drempelbedragen die hiervoor gelden in de cao VVT, de grootste cao in de zorg. De sociale premies en pensioenlasten zijn in samenspraak met ActiZ berekend. Daarnaast is voor het maximum subsidiebedrag uitgegaan van een maximaal percentage voor begeleiding, namelijk 20%. Dit wordt berekend op basis van 120% van het wettelijk minimumloon en mogelijke kosten voor ORT. Tot slot is voor de transitievergoeding een maximum subsidiebedrag opgenomen. Deze is berekend op basis van de rekenhulp Transitievergoeding op www.rekenhulptransitievergoeding.nl.
Verder is er in het vierde lid een maximum subsidiebedrag per zorgaanbieder opgenomen. Dit maximum subsidiebedrag is vastgesteld op € 4.000.000, wat overeenkomt met een maximum van ongeveer 160 voltijd coronabanen per zorgaanbieder.
Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie na verlening ambtshalve vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd. Met deze wijze van subsidieverstrekking wordt aangesloten bij de gebruikelijke arrangementen op grond van de Kaderregeling en de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (ook wel het Uniform Subsidiekader Rijk genoemd, hierna: USK).
Voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 geldt dat bij de subsidie op basis van een verklaring inzake werkelijke kosten wordt aangetoond dat de te subsidiëren activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. In lijn met de Kaderregeling en het USK is dit het gebruikelijke arrangement voor subsidies tot € 125.000.
Voor subsidies vanaf € 125.000 geldt dat bij de subsidie op basis van de jaarlijks af te leggen verantwoording wordt aangetoond dat de te subsidiëren activiteiten hebben plaatsgevonden, overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. Binnen deze verantwoording dient de zorgaanbieder zowel de kosten als baten op te nemen die met de gesubsidieerde activiteiten samenhangen.
Er is bij de onderhavige regeling gekozen om binnen dit derde arrangement aan te sluiten bij de reeds door zorgaanbieders af te leggen jaarlijkse verantwoording om de administratieve lasten voor de zorgaanbieder als aanvrager zo veel mogelijk te beperken. Dit is een andere wijze van verantwoording dan waarvan wordt uitgegaan in de Kaderregeling. Zie hiervoor nader de toelichting bij artikel 13.
Binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag volgt een beslissing van de minister. Uiteraard wordt er zo snel mogelijk beslist op de aanvraag en kan de beslissing dus ook binnen de periode van 13 weken volgen.
De termijn van 13 weken vangt pas aan op het moment dat een volledige aanvraag is ontvangen. Bij ontvangst van een onvolledige aanvraag wordt de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken aan te vullen. Ook dan wordt zo snel mogelijk beslist op de aanvraag indien deze compleet is en kan de beslissing dus ook binnen de periode van 13 weken volgen.
De minister verstrekt een voorschot van 100% van het bedrag van de subsidieverlening. Dit voorschot wordt in één termijn betaald.
Dit artikel bevat subsidieverplichtingen die een aanvulling vormen op de verplichtingen die volgen uit hoofdstuk 5 van de Kaderregeling.
Ten eerste is de zorgaanbieder verplicht de voor de zorgaanbieder van toepassing zijnde cao toe te passen voor de tijdelijke werknemer. Ook moet de zorgaanbieder de werknemer inschalen overeenkomstig eerdergenoemde cao en in de salarisschaal die hoort bij de betreffende coronabaan.
Bij subsidies tot € 25.000 wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld. De zorgaanbieder hoeft alleen op verzoek (via een steekproef) van de minister aan te tonen dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen. De subsidieontvanger kan dan worden gevraagd om een overzicht van de administratie te overleggen waaruit blijkt hoeveel tijdelijke werknemers de zorgaanbieder heeft aangenomen en voor welke functie. Er kan ook gecontroleerd worden of de zorgaanbieder aan de voorwaarden van de Subsidieregeling voldoet en welke begeleidingsactiviteiten de zorgaanbieder heeft ondernomen. Daarbij kan bijvoorbeeld gevraagd worden om inzage te geven in de loonadministratie, facturen van uitleners of begeleiders te overleggen of een verklaring te tonen dat de medewerkers als begeleider is aangesteld. De steekproef zal medio november 2021 worden uitgevoerd.
Indien blijkt dat de subsidiabele activiteiten niet of slechts deels zijn uitgevoerd, wordt de subsidie lager vastgesteld.
De minister neemt uiterlijk 3 juni 2022 een besluit over de vaststelling van de subsidie.
Bij subsidies tussen de € 25.000 en € 125.000 moet elke subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indienen. Deze aanvraag moet uiterlijk 3 juni 2022 worden ingediend.
Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie kan pas worden ingediend op het moment dat alle subsidiabele activiteiten zijn afgerond.
De zorgaanbieder dient voor de vaststelling aan de hand van een verklaring inzake werkelijke kosten aan te tonen dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. De minister beoordeelt deze verklaring inzake de werkelijke kosten. Als hieruit blijkt dat er bijvoorbeeld minder subsidiabele activiteiten zijn verricht, kan de subsidie lager worden vastgesteld.
Daarnaast kan de minister steekproefsgewijs de verklaring inzake de werkelijke kosten nader onderzoeken. De subsidieontvanger kan dan worden gevraagd om een overzicht van de administratie te overleggen waaruit blijkt hoeveel tijdelijke werknemers of arbeidskrachten de zorgaanbieder heeft aangenomen en voor welke functie. Er kan ook gecontroleerd worden of de zorgaanbieder aan de voorwaarden van de Subsidieregeling voldoet en welke begeleidingsactiviteiten de zorgaanbieder heeft ondernomen. Daarbij kan bijvoorbeeld gevraagd worden om inzage te geven in de loonadministratie, facturen van uitleners of begeleiders te overleggen of een verklaring te tonen dat de medewerkers als begeleider is aangesteld.
De subsidievaststelling door de minister geschiedt na 22 weken na indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling. Vanwege het grote aantal aanvragen dat naar verwachting afgehandeld zal moeten worden, is gekozen voor deze lange beslistermijn.
Uit lid 6 volgt dat de subsidie wordt vastgesteld op een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag. Dit betekent dat het bedrag van de verleende subsidie het bedrag in de verleningsbeschikking niet kan overschrijden, maar wel minder kan zijn.
Ook bij subsidies boven de € 125.000 moet elke subsidieontvanger een aanvraag indienen tot vaststelling van de subsidie. Deze aanvraag moet uiterlijk 3 juni 2022 worden ingediend. Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie kan namelijk pas worden ingediend op het moment dat alle subsidiabele activiteiten zijn afgerond.
De zorgaanbieder legt rekening en verantwoording af aan de hand van een bijlage bij de jaarrekening die vergezeld gaat van een verklaring en het verslag van feitelijke bevindingen van een accountant, overeenkomstig een door de minister vastgesteld en bekendgemaakt accountantsprotocol.
Hiervoor is gekozen om de wijze van de verantwoording over onderhavige regeling aan te laten sluiten bij de stukken die jaarlijks al worden opgesteld in het kader van de reguliere verantwoording. Gezien de omvang van de zorgaanbieders die subsidie boven de € 125.000 ontvangen, rust op hen reeds de verplichting op grond van het Burgerlijk Wetboek een jaarrekening op te stellen met een daarbij horende accountantscontrole. De accountant kan bij deze jaarlijkse controle het oordeel over de bestede gelden in het kader van de subsidie meenemen in het reguliere beoordelingsproces. Dat brengt een verlichting van de uitvoeringslast voor de zorgaanbieder met zich mee, omdat er niet om een apart accountantsproduct gevraagd wordt. Er zal een apart accountantsprotocol worden opgesteld en bekendgemaakt door de minister ter ondersteuning.
Uit lid 5 volgt dat de subsidie wordt vastgesteld op een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag. Dit betekent dat het bedrag van de verleende subsidie het bedrag in de verleningsbeschikking niet kan overschrijden, maar wel minder kan zijn.
In artikel 14 is een afwijkende methode opgenomen voor vaststelling van en verantwoording over subsidies vanaf € 125.000 aan GGD’en.
De GGD’en in Nederland worden gefinancierd door de gemeente. De door de GGD’en af te leggen jaarverantwoording vindt daarom plaats via de gemeentelijke begroting. Gemeenten en provincies moeten elk jaar aan de rijksoverheid melden of en hoe ze het geld hebben besteed. Dit doen zij via de methodiek SiSa: Single information, Single audit. Dit betekent concreet eenmalige informatieverstrekking, eenmalige accountantscontrole. Deze verantwoording hoort als bijlage bij de jaarstukken die gemeenten en provincies maken.
Door aan te sluiten bij de SiSa-systematiek ten aanzien van de GGD’en, worden hun administratieve lasten zo laag mogelijk gehouden.
Deze bepaling bevat een hardheidsclausule. Toepassing van de hardheidsclausule is aan strenge eisen gebonden en er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient dan te gaan om onbillijkheden van overwegende aard.
In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving (zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving), treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiervoor is gekozen om zorgaanbieders zo snel mogelijk de gelegenheid te geven om tijdelijke werknemers aan te nemen.
De Subsidieregeling heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021. Dit is in lijn met de afspraken over de uitwerking van de coronabanen die op 14 december 2020 is gecommuniceerd met de Tweede Kamer5.
Gelet op het tijdelijke karakter van deze regeling vervalt deze met ingang van 31 december 2021.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark
Kamerbrief Stand van zaken ‘coronabanen’ - https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/11/16/tweede-kamerbrief-stand-van-zaken-coronabanen
Kamerbrief Uitwerking tijdelijke coronabanen – https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/12/14/uitwerking-coronabanen
Zie de vraag betreffende fondsen voor gezondheidsdiensten op pagina 7 onder het kopje ‘State aid’ op https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/qanda_20_458.
Kamerbrief Uitwerking tijdelijke coronabanen – https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/12/14/uitwerking-coronabanen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-9180.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.