TOELICHTING
Inleiding
Deze regeling is een onderdeel van de verkeersverdelingsregel. Er wordt een nadere
invulling gegeven aan de regels die daarover zijn gesteld in het Besluit verkeersverdeling
tussen de luchthavens Schiphol en Lelystad.
In deze regeling wordt op basis van een gekozen drempelwaarde voor het transferpercentage
geregeld welke vluchten als transfervluchten worden aangemerkt en welke als punt-tot-punt-vluchten
worden aangewezen.
Transfervluchten
Voor het aanwijzen van transfervluchten wordt aansluiting gezocht bij de bestemming.
Alle vluchten naar bestemmingen die zijn weergegeven in bijlage 1 bij de regeling,
worden aangemerkt als een transfervlucht.
In bijlage 1 worden ingevolge deze regeling bestemmingen opgenomen indien wordt voldaan
aan de volgende twee vereisten:
-
a. een gemiddeld transferpercentage van alle vluchten vanaf luchthaven Schiphol van ten
minste 10%, gemeten over de vijf kalenderjaren voorafgaand aan de publicatie van de
aanwijzing;
-
b. meer dan tien vluchten per jaar in de drie jaren voorafgaand aan de publicatie van
de aanwijzing.
Ad a.
Het transferpercentage is een onderscheidend criterium omdat de transfervluchten een
bijdrage leveren aan de hubfunctie van Schiphol. Het belang van transferverkeer is
voor Schiphol extra groot in verband met de beperkte thuismarkt. Door het bestaan
van transferverkeer kunnen bijvoorbeeld de intercontinentale langeafstandsvluchten
winstgevend geëxploiteerd worden.
Het transferpercentage is een bekend gegeven aangezien luchtvaartmaatschappijen die
van Schiphol gebruik maken verplicht zijn om voor iedere vlucht hun beladingsgegevens
aan te leveren aan de luchthaven. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in transferpassagiers
en niet-transferpassagiers. Voor de verschillende groepen (transfer of niet) wordt
los van de verkeersverdelingsregel ook een verschillend tarief geheven door de exploitant.
Ad b.
Tot slot wordt ook een minimumfrequentie gehanteerd. Bestemmingen die in totaal minder
dan tien keer per jaar worden aangedaan, zijn dermate incidenteel dat het vaak uitgeweken
vluchten betreft.
Een bestemming wordt ook aangemerkt als een transferbestemming voor de duur van een
verzocht aantal seizoenen indien een luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat de bestemming
(gedurende die seizoenen) wordt bediend door diens vluchten met een gemiddeld transferpercentage
van 10%. Dit gebeurt door middel van een onderbouwde aanvraag bij de Minister van
Infrastructuur en Waterstaat. Luchtvaartmaatschappijen zijn vrij in de manier waarop
zij dit aantonen. Bepaald is dat wanneer luchtvaartmaatschappijen kunnen aantonen
dat op een andere luchthaven in de EU wordt voldaan aan de criteria onder a en b,
dat deze bestemming dan ook voor Schiphol wordt geacht een transferbestemming te zijn.
Door deze mogelijkheid te bieden aan luchtvaartmaatschappijen is het mogelijk voor
maatschappijen om nieuwe bestemmingen met een transferkarakter te ontwikkelen op Schiphol.
Teneinde transparantie te bieden over het karakter van bestemmingen, wordt ook een
bestemming die op grond van het bovenstaande geacht wordt een transferbestemming te
zijn, gepubliceerd in de Staatscourant.
Punt-tot-punt-vluchten
Voor het aanwijzen van punt-tot-punt-vluchten wordt eveneens aansluiting gezocht bij
de bestemming. Punt-tot-punt-vluchten vormen als het ware het spiegelbeeld van de
transfervluchten. Het betreft alle vluchten naar bestemmingen die zijn weergegeven
in bijlage 2 bij de regeling.
Bestemmingen worden in bijlage 2 van de regeling opgenomen indien is voldaan aan de
volgende twee vereisten:
-
a. een gemiddeld transferpercentage van alle vluchten vanaf luchthaven Schiphol van minder
dan 10%, gemeten over de vijf kalenderjaren voorafgaand aan de publicatie van de aanwijzing;
-
b. meer dan tien vluchten per jaar in de drie jaren voorafgaand aan de publicatie van
de aanwijzing.
Risicovluchten
In de Aanwijzingsregeling risicovluchten zijn als risicovluchten aangewezen de verkeersvluchten
naar Nederland of met Nederland als tussenstation rechtstreeks afkomstig van elk punt
in: Suriname, Venezuela, Curaçao, Aruba, Bonaire en Sint Maarten. Schiphol is bij
ministerieel besluit aangewezen deze zogenoemde 'risicovluchten' te accommoderen.
Het is een ministerieel besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid. De gebieden
op dit moment zijn: Suriname, Venezuela, Bonaire, Curaçao, Aruba en Sint Maarten.
Daarom blijven deze vluchten op Schiphol, ook als ze niet voldoen aan de transferdrempel
van ten minste 10%.
Drempelwaarde transferpercentage
Om het onderscheid te maken tussen transfervluchten en punt-tot-punt-vluchten wordt
gewerkt met een drempelwaarde voor het transferpercentage.
De gekozen drempelwaarde van het transferpercentage bepaalt welke slots op Schiphol
worden aangemerkt als slots naar een punt-tot-punt-bestemming. Een luchtvaartmaatschappij
krijgt prioriteit bij de toekenning van slots op Lelystad Airport indien het op Schiphol
historische slots naar een punt-tot-punt-bestemming heeft overgedragen aan een andere
maatschappij of de slotcoördinator of als de betreffende luchtvaartmaatschappij voortaan
deze historische slots op Schiphol gebruikt voor een vlucht naar een transferbestemming.
De hoogte van het transferpercentage is daarmee van invloed op de effectiviteit en
de reikwijdte van de verkeersverdelingsregel. Onder effectiviteit wordt verstaan de
mate waarin de verkeersverdelingsregel verplaatsing van vliegverkeer naar Lelystad
Airport stimuleert en daarmee in hoeverre vrijgekomen slots op Schiphol worden ingezet
voor transferbestemmingen. Bij de effectiviteit is het aantal vliegtuigbewegingen
en het aantal bestemmingen dat onder invloed staat van de verkeersverdelingsregel
van belang. De reikwijdte heeft betrekking op het aantal maatschappijen en het aantal
bestemmingen in hun bestemmingennetwerk die invloed ondervinden van de werking van
de verkeersverdelingsregel. Volledigheidshalve wordt vermeld dat de verkeersverdelingsregel
geen verplichtend karakter heeft.
Het transferpercentage dient hoog genoeg te zijn om effectief te zijn en tegelijkertijd
mag het niet discriminerend uitwerken.
Een lage drempelwaarde zorgt daarentegen voor minder mogelijkheden om vluchten van
Schiphol naar Lelystad Airport te verplaatsen, aangezien in dat geval minder bestemmingen
daarvoor in aanmerking komen en/of een dusdanig klein deel van het bestemmingennetwerk
van luchtvaartmaatschappijen dat verplaatsing niet aantrekkelijk is. Bij een laag
transferpercentage zijn de effectiviteit en de reikwijdte van de verkeersverdelingsregel
daarmee kleiner dan bij een hoog transferpercentage.
Er is een analyse uitgevoerd om de effecten van de verkeersverdelingsregel bij verschillende
transferpercentages in kaart te brengen om op basis hiervan tot een keuze te komen
voor een drempelwaarde voor het transferpercentage.
Bij een drempelwaarde van 10% vallen voldoende bestemmingen uit het bestemmingenetwerk
van luchtvaartmaatschappijen die zowel op transfer als punt-tot-punt-bestemmingen
vliegen onder de reikwijdte van de verkeersverdelingsregel. Bij dit percentage kan
het grootste deel van de maatschappijen een punt-tot-punt bestemming omvormen tot
een transferbestemming en zijn er voldoende maatschappijen die de vrijkomende slots
op Schiphol kunnen opvullen. Een transferpercentage van 10% vormt daarmee een drempelwaarde
die de selectieve ontwikkeling van de hubfunctie van Schiphol ondersteunt.
Bij de toepassing van een lagere drempelwaarde komen minder vluchten op Schiphol in
aanmerking voor vrijwillige overheveling naar Lelystad Airport. Hiermee zal de verkeersverdelingsregel
aan onderscheidend vermogen inboeten en daarmee een minder selectieve uitwerking hebben.
Ook zullen bij een lagere drempelwaarde luchtvaartmaatschappijen die zowel op transfer-
als punt-tot-punt bestemmingen vliegen een kleiner aantal en een kleiner aandeel van
hun vluchten en bestemmingen vanaf Lelystad Airport kunnen bedienen. Dit zal afbreuk
doen aan de aantrekkelijkheid van Lelystad Airport als overloopluchthaven van Schiphol.
Aanleveren data met betrekking tot transferpercentage
Voor het bepalen van het transferpercentage wordt gebruik gemaakt van data van de
luchthavenexploitant. Maatschappijen betalen aan de exploitant een apart tarief voor
transferpassagiers en punt-tot-punt-passagiers. Er wordt gebruik gemaakt van één ticket
(of vervoersovereenkomst), waarmee eenvoudig kan worden aangetoond dat passagiers
transferpassagiers zijn. Op basis hiervan is duidelijk welk deel van de passagiers
kwalificeert als transferpassagier.
Het is mogelijk dat een passagier twee aparte tickets koopt en Schiphol gebruikt als
overstapluchthaven. Die passagiers worden in beginsel niet aangemerkt als transferpassagier,
ook niet als het aankomt op luchthavengelden. In de regeling wordt de mogelijkheid
geboden om data aan te leveren bij het ministerie waarmee wordt aangetoond dat ook
passagiers die Schiphol als overstapluchthaven gebruiken met meer dan één ticket.
Deze data worden dan gebruikt bij het bepalen van de transferpercentages. Van belang
is dat de data verifieerbaar zijn. De aanwijzing van een bestemming als transfer-
of punt-tot-punt-bestemming moet namelijk objectief kunnen worden onderbouwd. Een
luchtvaartmaatschappij kan gegevens die zij heeft over de zogenoemde self-transfer passagiers aan boord van haar vluchten met het ministerie delen opdat deze passagiers
kunnen worden meegenomen bij de bepaling van het gemiddelde transferpercentage naar
een bestemming.
Inwerkingtreding
De regeling vormt een onderdeel van de verkeersverdelingsregel en is onlosmakelijk
verbonden met het Besluit verkeersverdeling tussen de luchthavens Schiphol en Lelystad.
Daarom is de inwerkingtreding van deze regeling ook gekoppeld aan de inwerkingtreding
van dit besluit.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga