Besluit toepassing van de rijkscoördinatieregeling op 150 kV-onderdelen van hoogspanningsverbinding Zuid-West 380 kV Oost en hoogspanningsstation Tilburg, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

De Minister van Economische Zaken en Klimaat;

In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad,

Overwegende,

Dat het huidige hoogspanningsnet in Noord-Brabant ontoereikend is om in de toekomst de in Zeeland geproduceerde duurzame energie te transporteren naar de rest van Nederland en dat daarom een nieuwe hoogspanningsverbinding nodig is tussen Rilland en Tilburg, het project Zuid-West 380 kV Oost (hierna: ZWO380);

Dat de nieuwe hoogspanningsverbinding in de nabijheid komt van een aantal bestaande bovengrondse 150 kV-verbindingen;

Dat een nieuwe hoogspanningsverbinding van 220 kV en hoger waar mogelijk en zinvol met bestaande hoogspanningsverbindingen op één mast gecombineerd wordt (Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening, SEV III), in geval van ZWO380 door bestaande 150 kV-verbindingen bij de nieuwe 380 kV-verbinding in één mast te hangen waarna de bestaande bovengrondse 150 kV-verbinding geamoveerd kan worden;

Dat uitbreiding of aanpassing van bestaande 150 kV-stations en het ondergronds brengen van bestaande en nieuwe 150 kV-verbindingen noodzakelijk zijn voor de aansluiting van de nieuwe hoogspanningsverbinding ZWO380;

Dat tijdens de aanleg van de hoogspanningsverbinding ZWO380 tijdelijke 150 kV-verbindingen noodzakelijk zijn om elektriciteit te blijven leveren;

Dat een 380 kV-hoogspanningsstation nodig is nabij Tilburg (hierna: hoogspanningsstation Tilburg) om knelpunten in het 150 kV-net op te lossen die het gevolg zijn van de toename van zowel de vraag naar als de lokale opwekking van duurzame energie in die regio, en om de nieuwe hoogspanningsverbinding ZWO380 aan te sluiten op de landelijke 380 kV-ring;

Dat een ondergronds kabeltracé vanaf hoogspanningsstation Tilburg naar de bestaande 150 kV-stations Tilburg-Noord en Tilburg-West de schakel is tussen het 150 kV-hoogspanningsnet nabij Tilburg en de landelijke ring en daarmee een belangrijke bijdrage levert aan de oplossing van de bestaande knelpunten;

Dat ZWO380 en hoogspanningsstation Tilburg inclusief de hierboven beschreven 150 kV-onderdelen projecten zijn van nationaal belang;

Dat zowel ZWO380 als hoogspanningsstation Tilburg reeds onder de Rijkscoördinatieregeling valt gelet op artikel 20a, eerste lid, onder a, van de Elektriciteitswet 1998;

Dat de Rijkscoördinatieregeling niet van rechtswege van toepassing is op de 150 kV-verbindingen die deel uitmaken van deze projecten;

Dat het gewenst is dat de besluiten die zien op de 150 kV-onderdelen van de projecten ZWO380 en hoogspanningsstation Tilburg tegelijkertijd met de besluiten ten behoeve van de 380 kV-onderdelen en in samenhang worden genomen, omdat zij hier integraal deel van uitmaken;

Dat het, in aansluiting op artikel 20b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, wenselijk is dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt aangewezen als Minister die samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een inpassingsplan vaststelt en die met de coördinatie van overige benodigde besluiten is belast;

Gelet op:

artikel 3.35, eerste tot en met derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

Besluit:

Artikel 1

Herstructurering van de 150 kV-verbindingen die onderdeel zijn van ZWO380 maakt deel uit van het inpassingsplan voor ZWO380 als bedoeld in artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2

De voor de aanleg van hoogspanningsstation Tilburg noodzakelijke 150 kV-verbinding maakt deel uit van het inpassingsplan voor hoogspanningsstation Tilburg als bedoeld in artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 3

De Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt aangewezen als de Minister bedoeld in artikel 3.35, tweede en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking van dit besluit en werkt terug tot en met 12 oktober 2020.

Artikel 5

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

's-Gravenhage, 14 januari 2021

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Tegen dit besluit staat geen bezwaar en beroep open (artikel 7.1 in samenhang met artikel 8.5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van bijlage 2 bij deze wet).

TOELICHTING

Inleiding

De transitie van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energiebronnen zoals wind- en zonne–energie is in volle gang. Mede als gevolg van lokale opwekking van energie en zeker ook door de aanleg van grote windparken op zee wordt in Zeeland meer energie geproduceerd dan verbruikt. Het hoogspanningsnetwerk vanuit Borssele wordt benut voor transport van de in Zeeland geproduceerde energie naar het achterland. Op dit moment wordt reeds een uitbreiding gebouwd van de hoogspanningsverbinding tussen Borssele en Rilland.

Berekeningen van TenneT, op grond van de Elektriciteitswet 1998 beheerder van het landelijke hoogspanningsnet, laten zien dat de bestaande 380 kilovolt (kV)-verbinding tussen Rilland en Geertruidenberg vanaf 2020 overbelast kan raken. Deze overbelastingen nemen nog toe in het geval er gelijktijdig sprake is van import van elektriciteit vanuit België. Ook kunnen bij onderhoud aan de bestaande 380 kV-verbinding tussen Rilland en Geertruidenberg knelpunten ontstaan. De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft daarom besloten dat uitbreiding nodig is van de hoogspanningsverbinding tussen Rilland en Tilburg: het project Zuid-West 380 kV Oost (hierna: ZWO380). De Tweede Kamer is op 24 september 2019 geïnformeerd over de uitwerking van het voorgenomen tracé.1

Daarnaast zullen ook in de regio Tilburg knelpunten ontstaan. Zowel de vraag naar als de lokale duurzame productie van elektriciteit neemt daartoe. Dit vraagt om een koppeling van het 150 kV-net in die regio aan het 380 kV-net. Het hiervoor benodigde 380 kV-hoogspanningsstation zal tevens worden gebruikt om de nieuwe verbinding vanuit Rilland op de landelijke 380 kV-ring aan te sluiten. Omdat de knelpunten in de regio Tilburg al eerder kunnen optreden dan wanneer ZWO380 in gebruik wordt genomen, is in januari 2020 door TenneT en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat besloten om de realisatie van het hoogspanningsstation Tilburg onder te brengen in een aparte procedure onder de rijkscoördinatieregeling, met een zelfstandig inpassingsplan en een eigen besluitvormingstraject.

Rijkscoördinatieprocedure

Zowel ZWO380 als hoogspanningsstation Tilburg valt op grond van artikel 20a, eerste lid, onder a, van de Elektriciteitswet 1998 onder de rijkscoördinatieregeling (neergelegd in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening). Voor beide wordt op dit moment in afstemming met de omgeving gewerkt aan inpassingsplannen die naar verwachting in de loop van 2021 ter inzage worden gelegd. De rijkscoördinatieregeling is echter alleen van toepassing op netten met een spanningsniveau van 220 kV of hoger (zie artikel 20a, eerste lid, onder a van de Elektriciteitswet 1998), terwijl beide projecten ook onderdelen kennen van 150 kV. Daarmee ontbreekt op dit moment een juridische basis om deze 150 kV-onderdelen op te nemen in de inpassingsplannen en zouden aparte bestemmingsplannen moeten worden opgesteld. Dit zou de projecten onnodig complex, ondoorzichtig en inefficiënt maken, wat niet in het belang is van zowel de omgeving als TenneT.

Voor ZWO380 betreft het in ieder geval de volgende 150 kV verbindingen:

  • Uitbreiding 150 kV-hoogspanningsstation Oosteind

  • Uitbreiding en aanpassing 150 kV-hoogspanningsstation Zevenbergschenhoek

  • Het ondergronds brengen en amoveren van de 150 kV-verbinding Woensdrecht – Rilland

  • Het gedeeltelijk ondergronds brengen en gedeeltelijk bovengronds combineren alsmede het gedeeltelijk amoveren van de 150 kV-verbinding Roosendaal – Roosendaal/Borchwerf – Woensdrecht

  • Het gedeeltelijk ondergronds brengen en gedeeltelijk bovengronds combineren alsmede het gedeeltelijk amoveren van de 150 kV-verbinding Moerdijk – Roosendaal

  • Het gedeeltelijk ondergronds brengen en gedeeltelijk bovengronds combineren alsmede amoveren van de 150 kV-verbinding Geertruidenberg – Zevenbergschenhoek – Moerdijk

  • Het gedeeltelijk ondergronds brengen alsmede het gedeeltelijk amoveren van de 150 kV-verbinding Geertruidenberg – Breda voor zover gelegen in de gemeente Geertruidenberg

  • Het gedeeltelijk ondergronds brengen en gedeeltelijk bovengronds combineren alsmede het amoveren van de 150 kV-verbinding Geertruidenberg – Oosteind – Tilburg-West

  • Aanleg nieuwe ondergrondse 150 kV-kabel)verbinding tussen 150 kV-station Tilburg-West en hoogspanningsstation Tilburg (één circuit)

  • Aanleg tijdelijke 150 kV-verbinding nabij Zoomvliet – Bergen op Zoom

  • Aanleg tijdelijke 150 kV-verbinding nabij de Slotstraat/Kralen – Oud Gastel

  • Aanleg tijdelijke 150 kV-verbinding nabij de Pietseweg – Oud Gastel

  • Aanleg tijdelijke 150 kV-verbinding nabij de Sluissedijk – Standdaarbuiten

  • Aanleg tijdelijke 150 kV-verbinding nabij Bloemendaalse Zeedijk – Distelweg – westzijde Hooge Zwaluwe

  • Aanleg tijdelijke 150 kV-verbinding nabij de Zeedijk – Breede Vaart – oostzijde Hooge Zwaluwe

  • Aanleg tijdelijke 150 kV-verbinding bij de Donge/Gasthuiswaard – Geertruidenberg

  • Aanleg tijdelijke 150 kV-verbinding bij Kromgat/Beelaertsweg – Geertruidenberg en Oosterhout

Voor hoogspanningsstation Tilburg betreft het in ieder geval de volgende 150 kV-verbinding:

  • Ondergronds kabeltracé vanaf hoogspanningsstation Tilburg naar het bestaande 150 kV-station Tilburg-Noord

Artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening maakt het mogelijk de betreffende 150 kV-onderdelen onder de rijkscoördinatieregeling te brengen. Zij kunnen dan deel uitmaken van de respectievelijke inpassingsplannen. Zo worden alle besluiten die met elkaar samenhangen gelijktijdig in procedure gebracht en worden eventuele beroepsprocedures gelijktijdig doorlopen. Dit draagt bij aan de stroomlijning en versnelling van het proces zonder dat dit ten koste gaat van de zorgvuldigheid. Op de ontwerpbesluiten kan immers eenieder zienswijzen naar voren brengen.

Met dit besluit wordt de Minister van Economische Zaken en Klimaat aangewezen als Minister die samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de inpassingsplannen vaststelt en die met de coördinatie van overige benodigde besluiten is belast, zoals bedoeld in artikel 3.35, tweede en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Instemming Eerste en Tweede Kamer

Op grond van artikel 3.35, negende lid, van de Wet ruimtelijke ordening moeten de Eerste en Tweede Kamer hebben ingestemd met dit besluit voordat aan het besluit uitvoering kan worden gegeven. Met het besluit wordt geacht te zijn ingestemd indien de beide Kamers binnen vier weken na toezending geen besluit hebben genomen omtrent de behandeling ervan.


X Noot
1

Kamerstuk 29 023, nr. 249

Naar boven