Reisbranche inzake Sociaal Fonds 2021/2025

Verbindendverklaring cao-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 maart 2021 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Reisbranche inzake Sociaal Fonds

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij ter ener zijde: Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen;

Partijen ter andere zijde: FNV en CNV Vakmensen.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:

Artikel 1. Werkingssfeer en begripsbepalingen

In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. Reisbranche: de bedrijfstak waarin ondernemingen of onderdelen van ondernemingen werkzaam zijn die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van (online) reisorganisator of (online) reisagent, waarbij wordt verstaan onder:

    • a. (Online) Reisorganisator, degene die in de uitoefening van zijn bedrijf op eigen naam al dan niet van tevoren georganiseerde reizen aanbiedt. Hieronder wordt tevens verstaan degene die in Nederland ten behoeve van al dan niet uit Nederland afkomstige reizigers c.q. ten behoeve van niet in Nederland gevestigde reisondernemingen bemiddelt bij de uitvoering van reizen of onderdelen daarvan.

    • b. (Online) Reisagent, degene die in de uitoefening van zijn bedrijf bemiddelt bij het tot stand komen van overeenkomsten op het gebied van reizen in de ruimste zin des woords, waaronder worden begrepen overeenkomsten inzake vervoer, verblijf en pakketreizen.

  • 2. Van de werking van deze CAO zijn uitgesloten ondernemingen of onderdelen van ondernemingen voor zover daar op 1 januari 1993 een CAO van toepassing was, alsmede:

    • touringcarbedrijven;

    • luchtvaartmaatschappijen;

    • rederijen;

    • spoorwegmaatschappijen.

  • 3. Een onderneming of een onderdeel van een onderneming wordt geacht in hoofdzaak het bedrijf van reisorganisator en/of reisagent uit te oefenen, indien meer dan 50% van de loonsom van de desbetreffende onderneming (of een onderdeel van de onderneming) daaraan moet worden toegeschreven.

  • 4. Werkgever: Iedere natuurlijke of rechtspersoon die één of meer bedrijven exploiteert en die één of meer werknemers krachtens arbeidsovereenkomst in de reisbranche in dienst heeft.

  • 5. Werknemer: De man of de vrouw die met de werkgever een arbeidsovereenkomst in zin van artikel 610 Boek 7 Titel 10 Burgerlijk Wetboek heeft gesloten en zijn standplaats in Nederland heeft. Een werknemer wordt geacht zijn standplaats in Nederland te hebben als hij doorgaans na het begeleiden van de reis terugkeert in Nederland. Stagiaires en vakantiewerkers worden niet als werknemer aangemerkt in de zin van de CAO.

  • 6. Premieplichtig loon: twaalf maal het met de werknemer overeengekomen vaste bruto maandsalaris vermeerderd met vakantietoeslag, met een maximum gelijk aan het maximum premieloon van de werknemer in de zin van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen..

  • 7. de Stichting: de Stichting Reiswerk

Artikel 2. Doel

Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het binnen de reisbranche bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden, arbeidsmarktbeleid en de aansluiting van het beroepsonderwijs op de bedrijfspraktijk.

Deze activiteiten binnen het doel van de Stichting bestaan uit:

  • a. het bevorderen van arbeidsmarktbeleid, inhoudende inzicht in de arbeidsvoorwaarden, de bestaande en gewenste samenstelling van de arbeidsmarkt, alsmede het bevorderen van de gewenste kwalitatieve en kwantitatieve instroom van werknemers;

  • b. het bevorderen van de kwaliteit van het beroepsonderwijs en de aansluiting daarvan op de binnen de ondernemingen benodigde beroepscompetenties;

  • c. het bevorderen van de deelname aan opleidingen en cursussen ter verbetering van de vereiste beroepscompetenties, ten behoeve van de ondernemingen en (toekomstige) werknemers in de reisbranche;

  • d. het bevorderen van inzicht in de arbeidsomstandigheden, de oorzaken van arbeidsongeschiktheid en maatregelen ter voorkoming en beperking daarvan;

  • e. het bevorderen van employability;

  • f. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de reisbranche over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomsten voor de reisbranche;

  • g. het maken en in standhouden van een website, het houden van bijeenkomsten, de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de reisbranche;

  • h. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de stichting.

Artikel 3. De uitvoering

De realisatie van het in artikel 2 genoemde doel is opgedragen aan de Stichting, waarvan de statuten en de reglement als bijlage I en II aan deze overeenkomst zijn gehecht en maken daarvan onverbrekelijk onderdeel uit.

Artikel 4. Verplichtingen werkgever en werknemer

  • 1. Werkgevers zijn gehouden zich aan te melden bij de Stichting, gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat in dit opzicht in de statuten en het reglement van de Stichting is bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en het reglement van de Stichting.

  • 2. De stichting of de door de stichting aangewezen administrateur is gerechtigd gegevens inzake de loonsom, bedoeld onder artikel 6, op te vragen bij het UWV, de uitvoeringsinstellingen en de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche, ongeacht de vraag of de betreffende gegevens al dan niet na aanmaning bij de werkgever zijn opgevraagd.

  • 3. De werkgever en de werknemer zijn verplicht de inlichtingen te verschaffen die de Stichting noodzakelijk acht voor een goede uitvoering van haar taken. Indien de werkgever of de werknemer, ook na aanmaning niet aan deze verplichting voldoet, is de Stichting bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.

  • 4. Indien een werkgever gebruik wenst te maken van subsidies uit het Europees Sociaal Fonds of andere subsidies loopt de aanvraag in principe via de Stichting. De werkgever verstrekt een vrijwillige bijdrage aan de stichting teneinde het fonds in de gelegenheid te stellen zorg te dragen voor publiekrechtelijke cofinanciering.

Artikel 5. Rechten van werknemer en werkgever

Iedere werknemer en iedere werkgever heeft het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door de Stichting gefinancierde of gesubsidieerde activiteiten als bedoeld in artikel 2.

Artikel 6. Premie

De werkgever is aan de stichting een bijdrage verschuldigd die jaarlijks wordt geïnd. Deze bijdrage is vastgesteld op 0,25% van het premieplichtig loon. De werknemersbijdrage is op nihil vastgesteld.

BIJLAGE I.

Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Reisbranche inzake Sociaal Fonds.

STATUTEN VAN DE STICHTING REISWERK

Artikel 1 Begrippen

In deze statuten wordt verstaan onder:

‘Stichting’:

de stichting zoals bedoeld in artikel 1 lid 7 van de CAO;

‘CAO’:

de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Reisbranche inzake sociaal fonds;

‘werkgever’:

werkgever in de zin van artikel 1 lid 4 van de CAO;

‘werknemer’:

werknemer in de zin van artikel 1 lid 5 van de CAO;

‘werkgeversorganisatie’:

de werkgeversorganisatie die partij is bij de CAO;

‘werknemersorganisaties’:

de werknemersorganisaties die partij zijn bij de CAO.

Artikel 2 Naam en zetel
  • 1. De Stichting draagt de naam: ‘Stichting Reiswerk’, hierna te noemen de Stichting.

  • 2. Zij heeft haar zetel in Baarn.

Artikel 3 Duur

De Stichting is voor onbepaalde tijd opgericht.

Artikel 4 Doel

De Stichting stelt zich in de meest ruime zin ten doel het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het binnen de reisbranche bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden, arbeidsmarktbeleid, en de aansluiting van het beroepsonderwijs op de bedrijfspraktijk. Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de Stichting uit het bevorderen en financieren van:

  • a. het bevorderen van arbeidsmarktbeleid, inhoudende inzicht in de arbeidsvoorwaarden, de bestaande en gewenste samenstelling van de arbeidsmarkt, alsmede het bevorderen van de gewenste kwalitatieve en kwantitatieve instroom van werknemers;

  • b. het bevorderen van de kwaliteit van het beroepsonderwijs en de aansluiting daarvan op de binnen de ondernemingen benodigde beroepscompetenties;

  • c. het bevorderen van de deelname aan opleidingen en -cursussen ter verbetering van de vereiste beroepscompetenties, ten behoeve van de ondernemingen en (toekomstige) werknemers in de reisbranche;

  • d. het bevorderen van inzicht in de arbeidsomstandigheden, de oorzaken van arbeidsongeschiktheid en maatregelen ter voorkoming en beperking daarvan;

  • e. het bevorderen van employability;

  • f. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de reisbranche over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomsten voor de reisbranche;

  • g. het maken en in standhouden van een website, het houden van bijeenkomsten, de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de reisbranche;

  • h. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de Stichting.

Artikel 5 Geldmiddelen en beleggingen
  • 1. De geldmiddelen van de Stichting bestaan uit:

    • a. de bijdragen die werkgever en werknemer conform artikel 6 van de cao aan de Stichting verschuldigd zijn;

    • b. het afgezonderde stichtingskapitaal

    • c. alle andere onvoorziene baten en inkomsten;

    • d. subsidies en donaties;

    • e. schenkingen, erfstellingen en legaten.

  • 2. Gerede geldmiddelen van de Stichting worden gestort op een op haar naam gestelde bankrekening.

  • 3. Voor zover gelden van de Stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 4. Nalatenschappen kunnen alleen worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

  • 5. de uitgaven van de stichting bestaan uit:

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 4 omschreven doel;

    • b. de beheerskosten van de Stichting.

Artikel 6 Bestuur
  • 1. Het bestuur bestaat uit zes leden.

  • 2. De werkgeversorganisatie Algemeen Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen, verkorte naam ANVR, gevestigd te Baarn, benoemt drie leden.

  • 3. CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp, benoemt één lid.

  • 4. FNV, gevestigd te Utrecht, benoemt één lid.

  • 5. De Unie, gevestigd te Culemborg, benoemt één lid.

  • 6. De benoeming van een bestuurslid geschiedt voor onbepaalde tijd. In tussentijdse vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 7. Het bestuurslidmaatschap eindigt:

    • a. door schriftelijke ontslagneming door het bestuurslid;

    • b. door beëindiging door de organisatie, als bedoeld in de leden 2, 3, 4 of 5 van dit artikel, door welke organisatie het betrokken bestuurslid is benoemd;

    • c. indien de benoemende organisatie de benoeming intrekt;

    • d. door ontslag na schorsing door het bestuur, indien een meerderheid van ten minste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen van het bestuur dringende redenen aanwezig acht. De redenen van de schorsing dienen aan de benoemende organisatie onverwijld te worden meegedeeld waarna de benoemende organisatie binnen twee maanden tot het ontslag van dit bestuurslid, als bestuurslid kan overgaan. Indien de benoemende organisatie niet binnen twee maanden na voormelde mededeling aan de benoemende organisatie tot ontslag overgaat, is het bestuur tevens bevoegd tot ontslag van het betreffende bestuurslid. De benoemende organisatie dient vervolgens zo spoedig mogelijk in de vacature te voorzien;

    • e. door overlijden, onder curatelestelling of faillissement van het bestuurslid, of, indien het bestuurde benoemde organisatie daarom verzoekt, in het geval dat een bestuurslid onder de Wet schuldsanering natuurlijke personen valt/is komen te vallen.

Artikel 7 Voorzitter en vicevoorzitter
  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter, met dien verstande dat, indien de voorzitter voortkomt uit de organisatie, vermeld onder artikel 6 lid 2, de vicevoorzitter dient voort te komen uit de organisaties, vermeld onder artikel 6 lid 3, 4 of 5 en indien de voorzitter voortkomt uit de organisaties, vermeld onder artikel 6 onder 3, 4 of 5 de vicevoorzitter dient voort te komen uit de organisatie, vermeld in artikel 6 lid 2.

  • 2. De functies van voorzitter en vicevoorzitter worden voor de tijd van één jaar vervuld.

Artikel 8 Bestuurbureau
  • 1. Het bestuur heeft een bestuursbureau ingesteld.

  • 2. Het bestuursbureau is belast met de behartiging en afdoening van de lopende zaken en alle aangelegenheden, welke door het bestuur zijn opgedragen.

Artikel 9 Bestuursbevoegdheid en vertegenwoordiging
  • 1. De Stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur.

    Vertegenwoordigingsbevoegdheid komt tevens toe aan de voorzitter samen met de vicevoorzitter.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen.

  • 3. Het bestuur is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Een hiervoor genoemde overeenkomst kan alleen tot stand komen in een bestuursvergadering waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en unaniem vóór dat besluit stemmen.

  • 4. Bij bestuursbesluit kunnen bepaalde bevoegdheden van het bestuur geheel of gedeeltelijk worden gemandateerd, hetzij aan de voorzitter en/of aan de vicevoorzitter.

  • 5. Gemandateerde bevoegdheden van het bestuur worden uitgevoerd onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 10 Verplichtingen van het bestuur
  • 1. Het bestuur waakt over de handhaving van de statuten.

  • 2. De leden van het bestuur zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun in hun functie ter kennis is gekomen, behoudens ten aanzien van feiten en gegevens waarvan het bestuur heeft besloten dat ze geen vertrouwelijk karakter hebben.

Artikel 11 Waarnemers en deskundigen
  • 1. Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen de Minister en het bestuur van de Stichting een waarnemer in het bestuur toegelaten.

  • 2. Het bestuur kan nog andere waarnemers toelaten.

  • 3. Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en tot het voeren van het woord daarin; zij ontvangen alle voor de bestuursleden bestemde stukken.

  • 4. Waarnemers zijn geen lid van het bestuur.

  • 5. Het bestuur kan zich laten bijstaan door deskundigen. Deskundigen zijn geen lid van het bestuur. Zij zijn gerechtigd tot het bijwonen van vergaderingen, wanneer het bestuur hen daartoe uitnodigt. In de vergadering zijn zij bevoegd om het woord te voeren.

Artikel 12 Vergaderingen
  • 1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar of zo vaak de voorzitter of de helft van de bestuursleden dit noodzakelijk acht; in het laatste geval dient een schriftelijk verzoek met opgave van de te behandelen punten aan de voorzitter te worden gericht.

  • 2. De voorzitter stelt in overleg met het bestuursbureau de tijd en de plaats van de vergadering vast. Het bestuursbureau doet daarvan mededeling aan de andere bestuursleden.

  • 3. Behoudens in spoedeisende gevallen en voor zover deze statuten niet anders bepalen, wordt een vergadering schriftelijk bijeengeroepen op een termijn van ten minste zeven dagen.

  • 4. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een jaarlijks door het bestuur vast te stellen vacatiegeld. Reis- en verblijfkosten door leden van het bestuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regels.

Artikel 13 Besluitvorming
  • 1. Voor zover deze statuten niet anders bepalen, besluit het bestuur bij gewone meerderheid van stemmen in een vergadering, waarin ten minste twee/derde van het aantal zittende bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is.

  • 2. Indien een besluit niet genomen kan worden wegens het niet voldoen aan de hiervoor gestelde voorwaarde kan door schriftelijke voorlegging, het desbetreffende besluit worden genomen behoudens in de gevallen genoemd in deze statuten.

  • 3. Ter vergadering brengen de aanwezige door de in artikel 6 lid 2 bedoelde organisatie benoemde bestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als door de aanwezige in artikel 6 lid 3, 4 en 5 bedoelde organisaties benoemde bestuursleden worden uitgebracht. Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige, door de in artikel 6 lid 2 bedoelde organisatie enerzijds en de door de in artikel 6 lid 3, 4 en 5 bedoelde organisaties benoemde bestuursleden anderzijds even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Zijn de in de vorige zin vermelde aantallen ter vergadering aanwezige categorieën bestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 4. Over personen wordt schriftelijk gestemd en over zaken mondeling.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt in een volgende vergadering opnieuw over hetzelfde onderwerp gestemd; staken de stemmen dan wederom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen wanneer het zaken betreft en beslist het lot wanneer de stemming personen betreft.

  • 6. Besluiten kunnen ook buiten vergadering worden genomen, mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden.

Artikel 14 Boekjaar, begroting
  • 1. Het boekjaar van de Stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Jaarlijks voor één maart stelt het bestuur de begroting van de te financieren doelen als bedoeld in artikel 4 van de statuten voor het lopende boekjaar vast.

  • 3. De conceptbegroting wordt ter kennisneming gebracht van de werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties en wordt niet eerder dan een maand daarna vastgesteld door het bestuur.

  • 4. De begroting wordt op aanvraag beschikbaar gesteld aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 15 Jaarverslag, rekening en verantwoording
  • 1. Binnen zes maanden na afloop van een boekjaar maakt het bestuur de balans en een staat van baten en lasten op over het afgelopen boekjaar en stelt deze op papier. Dit verslag is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 4 van de statuten. Uit deze stukken en de verklaring van de externe accountant moet blijken dat de uitgaven overeenkomstig de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 4 van de statuten zijn gedaan. Tevens maken de in artikel 17 lid 3 van deze statuten genoemde verklaringen een geïntegreerd onderdeel uit van dit verslag. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 4 van de statuten zijn gedaan.

  • 2. Nadat de jaarrekening door een door het bestuur te benoemen externe registeraccountant blijkens een door hem uitgebracht schriftelijk rapport is gecontroleerd, wordt deze jaarrekening uiterlijk een juli door het bestuur vastgesteld.

  • 3. Vaststelling van de jaarrekening strekt de voorzitter en vice-voorzitter tot decharge van het door hem gevoerde financiële beheer.

  • 4. Jaarlijks brengt het bestuursbureau aan het bestuur verslag uit omtrent de werkzaamheden van de Stichting.

  • 5. De in dit artikel bedoelde stukken worden ter inzage voor de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de Stichting;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaats(en).

  • 7. De in dit artikel bedoelde stukken worden op aanvraag toegezonden aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers, tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 16 Inning van de bijdragen
  • 1. Het bestuur is bevoegd op het totaal per jaar door de werkgever en werknemer verschuldigd bedrag aan bijdragen aan de Stichting voorschotten te heffen tot zodanige bedragen en in zodanige termijnen als het nodig oordeelt.

  • 2. Wanneer de werkgever nalatig is hetgeen hij aan de Stichting is verschuldigd op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen, zal de werkgever bij niet betaling binnen de door het bestuur vastgestelde termijn door het enkele verloop daarvan in gebreke zijn.

  • 3. Het bestuur is bevoegd de vastgestelde bijdrage van de werkgever met tien procent (10%) te verhogen met een minimum van twaalf euro en vijftig cent, wanneer de werkgever op grond van het bepaalde in lid 2 van dit artikel in gebreke is.

  • 4. Bovendien is de werkgever in geval van nalatigheid als bedoeld in lid 2, verplicht op eerste vordering alle kosten te betalen, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt.

  • 5. Het bestuur kan een reglement vaststellen, dat voor het overige de wijze van inning van hetgeen de werkgever ingevolge lid 2 is verschuldigd, nader regelt.

Artikel 17 Besteding van de geldmiddelen
  • 1. Het bestuur bepaalt op welke wijze gelden binnen de in artikel 4 genoemde doelstellingen worden besteed.

  • 2. Ter besteding van gelden kan door de werkgeversorganisatie, de werknemersorganisaties, één werkgever of een groep van werkgevers een subsidieaanvraag bij de Stichting worden ingediend. Aanvragen om een subsidie dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend.

    Bij de aanvragen voor subsidies dient een projectomschrijving, achtergrondinformatie, planning en een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden, onderverdeeld naar de in artikel 4 genoemde bestedingsdoelen of activiteiten, te worden meegezonden, alsmede een realisatieplan. Structurele activiteiten van organisatorische aard ten behoeve van de administratieve ondersteuning en het financiële beheer van de Stichting worden op declaratiebasis vergoed.

  • 3. Ten behoeve van de in lid 2 genoemde subsidies, dient de gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de Stichting een door een registeraccountant of accountantsadministratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring over te leggen en zo verantwoording af te leggen omtrent de besteding van de ontvangen gelden, en wel

    • voor eenmalige subsidie: zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier maanden, na de besteding van de gelden;

    • voor periodieke subsidies: zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier maanden, na afsluiting van de periode waarop de subsidie betrekking heeft;

    • voor projectmatige subsidies: zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier maanden, na afsluiting van het project waarop de subsidie betrekking heeft;

    Deze verklaring dient ten minste te zijn gespecificeerd volgens de in artikel 4 van de statuten genoemde bestedingsdoelen of activiteiten en de projectbegroting. Deze verklaring zal een geïntegreerd onderdeel uitmaken van de financiële jaarrekening van de Stichting.

  • 4. Het bestuur controleert op basis van de door de aanvrager(s) afgelegde rekening en verantwoording of de besteding van de gelden conform de in artikel 2 gestelde doelen is geschied.

  • 5. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting casu quo de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

  • 6. Ten behoeve van de naleving van het in dit artikel bepaalde is het bestuur gerechtigd alle inlichtingen te vragen bij de aanvrager(s), alsmede inzage in begrotingen, rekeningen en verantwoordingen of accountantsrapporten en dergelijke stukken.

Artikel 18 Reglementen
  • 1. Het bestuur kan voorts reglementen vaststellen voor al zodanige personen en betreffende al zodanige onderwerpen als het nodig oordeelt en kan deze reglementen wijzigen.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststellen of wijzigen van reglementen is het bepaalde in de leden 2 en 3 van artikel 19 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een reglement mag geen bepaling bevatten in strijd met de wet of deze statuten.

Artikel 19 Wijzigingen van de statuten
  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten. Het besluit daartoe moet worden genomen in een speciaal daartoe belegde vergadering, waarvoor de voorstellen tot wijziging van de statuten bij de oproepingsbrief zijn gevoegd.

  • 2. Besluiten tot wijziging van deze statuten kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde der geldig uitgebrachte stemmen in een op een termijn van ten minste drie weken schriftelijk op te roepen vergadering waarin ten minste twee/derde van het totaal aantal bestuursleden aanwezig is.

  • 3. Voor de wijziging van het doel der Stichting is vooraf toestemming vereist van de in artikel 6 leden 2, 3, 4 en 5 genoemde organisaties.

  • 4. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen.

Artikel 20 Ontbinding van de stichting
  • 1. Het bestuur is bevoegd tot ontbinding van de Stichting.

  • 2. Met betrekking tot het besluit tot ontbinding van de Stichting is het bepaalde in lid 1, tweede zin, lid 2 en lid 3 van artikel 19 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Voor ontbinding der Stichting is vooraf toestemming vereist van de in artikel 6 leden 2, 3, 4 en 5 genoemde organisaties.

  • 4. Bij ontbinding der Stichting geschiedt de liquidatie door de bestuurders, tenzij daartoe bij het besluit tot ontbinding andere personen zijn aangewezen.

  • 5. Gedurende de liquidatie blijven de statuten zoveel mogelijk van kracht.

  • 6. Een eventueel batig saldo bij liquidatie wordt zoveel mogelijk overeenkomstig het doel van de Stichting besteed.

Artikel 21 Inschrijving in het handelsregister
  • 1. De leden van het bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het Handelsregister, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken, binnen welker gebied de Stichting haar zetel heeft.

  • 2. Het bestuur draagt zorg dat in bedoeld register steeds worden ingeschreven de naam, de voornamen, de woonplaats en het adres alsmede de geboortedatum van alle bestuursleden.

Artikel 22 Slotbepaling

In alle gevallen, waarin deze statuten of enig reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

BIJLAGE II.

Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Reisbranche inzake Sociaal Fonds respectievelijk als bedoeld in artikel 18 lid 1 van de statuten van de Stichting Reiswerk

REGLEMENT VAN DE STICHTING REISWERK

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. Fonds:

Stichting Reiswerk

b. CAO:

De collectieve arbeidsovereenkomst voor de reisbranche inzake sociaal fonds.

c. Werkgever:

Werkgever in de zin van artikel 1 lid 4 van de CAO.

d. Werknemer:

Werknemer in de zin van artikel 1 lid 5 van de CAO.

e. Loon:

twaalf maal het met de werknemer overeengekomen vaste bruto maandsalaris vermeerderd met vakantietoeslag, met een maximum gelijk aan het maximum premieloon van de werknemer in de zin van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen.

f. De Stichting:

Stichting Reiswerk

g. Bestuur:

Het bestuur van Stichting Reiswerk

h. Statuten:

De statuten van Stichting Reiswerk

Artikel 2 Financiering
  • 1. De werkgever is aan het fonds een bijdrage verschuldigd zoals genoemd in artikel 6 van de CAO.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt door CAO-partijen vastgesteld voor de duur van de looptijd van de CAO en uitgedrukt in een percentage van het loon.

Artikel 3 Loonsomopgave door de werkgever
  • 1. De werkgever is verplicht, op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door het fonds bepaald, de gegevens te verstrekken die het fonds nodig heeft om de door werkgever en werknemer verschuldigde bijdrage vast te stellen.

  • 2. Indien de werkgever weigert de gegevens zoals omschreven in lid 1 te verstrekken, is het fonds bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.

  • 3. Indien op enig tijdstip blijkt dat de gegevens zoals omschreven in lid 1 onjuist zijn opgegeven, heeft het fonds het recht een navordering in te stellen.

  • 4. Het fonds zal in de situaties omschreven in lid 2 en lid 3 een vergoeding voor de extra administratiekosten in rekening brengen bij de werkgever. Tevens is het fonds bevoegd een nader door het bestuur vast te stellen boete op te leggen.

  • 5. Het fonds of de door het fonds aangewezen administrateur is gerechtigd gegevens inzake het loon op te vragen bij het UWV en de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Reisbranche.

Artikel 4 Invordering
  • 1. De werkgever is verplicht de bijdrage over de periode waarover deze verschuldigd is, af te dragen binnen 14 dagen na dagtekening van de door het fonds toegezonden nota. Het fonds is bevoegd van de werkgever te vorderen dat hij op de door het fonds te bepalen tijdstippen de bijdrage zal betalen.

  • 2. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke. Het fonds is dan bevoegd de vastgestelde bijdrage te vorderen van alle kosten, welke naar het oordeel van het fonds tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt.

  • 3. Het bestuur bepaalt welke periode voor de in lid 1 vermelde afdracht dient te worden aangehouden.

  • 4. Het fonds draagt de invordering van de bijdrage op aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. te De Meern.

Artikel 5 Aanwending financiële middelen
  • 1. Het bestuur beslist over de aanwending van de financiële middelen van het fonds.

  • 2. De bijdrage, zoals bedoeld in artikel 6 van de CAO, na aftrek van de kosten voor premie-incasso en administratie zal worden besteed aan de projecten zoals omschreven in artikel 2 van de CAO.

Artikel 6 Inzage begroting

De begroting, genoemd in artikel 14 lid 2 van de statuten, ligt voor iedere betrokkene ter inzage ten kantore van de Stichting. Afschriften van deze begroting worden tegen kostprijs beschikbaar gesteld.

Artikel 7 Onvoorziene gevallen

In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 oktober 2025.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetgeving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Dictum IV

Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uit maakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassingspraktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.

Dictum V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 november 2025 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 4 maart 2021

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven