Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Logo Nijmegen

 

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Culemborg, Druten, Heumen, Maasdriel, Neder-Betuwe, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

Overwegende dat:

- Het algemeen bestuur op 28 juni 2018 besloten heeft om de directiestructuur te wijzigen en vanaf 1 januari 2019 een nieuwe tweehoofdige directie is aangetreden;

- De gemeenten Geldermalsen, Neerijnen en Lingewaal per 1 januari 2019 zijn heringedeeld tot een nieuwe gemeente, met de naam West Betuwe;

- De Wet normalisering rechtspositie ambtenaren per 1 januari 2020 in werking is getreden voor werknemers van de sector Ambulancezorg en mogelijk voor de overige medewerkers van de veiligheidsregio’s in werking treedt per 1 januari 2021;

- Dit aanleiding geeft om de vigerende gemeenschappelijke regeling op onderdelen aan te passen en te actualiseren.

Gelet op:

- de Wet veiligheidsregio’s (Wvr)

- de Gemeentewet (Gemw)

- de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr)

- Tijdelijke wet ambulancezorg (Twaz)

- Politiewet 2012 (PolW)

- Wet publieke gezondheid (Wpg)

- Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra, voor zover van toepassing)

Besluiten:

het Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, d.d. 25 juni 2020, vast te stellen waardoor de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid als volgt komt te luiden:

 

Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de veiligheidsregio: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

b. deelnemende gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

c. Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland;

d. regeling: de onderhavige gemeenschappelijke regeling;

e. wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, het gemeentebestuur, de raad, het college, de burgemeester en de secretaris onderscheidenlijk de veiligheidsregio, het bestuur van de veiligheidsregio, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de directeur Crisisbeheersing.

 

Artikel 2 Openbaar lichaam

1. Er is een openbaar lichaam, genaamd Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is ingesteld op grond van artikel 9 van de Wet veiligheidsregio's.

2. De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid is een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Heumen, Maasdriel, Neder-Betuwe, Nijmegen, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel.

3. De veiligheidsregio is gevestigd in Nijmegen.

 

Artikel 3 Bestuursorganen

De veiligheidsregio kent de volgende bestuursorganen:

a. het algemeen bestuur;

b. het dagelijks bestuur;

c. de voorzitter;

d. de bestuurscommissies als bedoeld in artikel 17 van deze regeling.

 

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

 

Artikel 4 Belangen

De veiligheidsregio behartigt de belangen van de deelnemende gemeenten op de volgende terreinen:

a. Brandweerzorg;

b. Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR);

c. Rampenbestrijding en crisisbeheersing;

d. Ambulancezorg;

e. Het voorzien in de meldkamerfunctie;

f. Sociale veiligheid, voor zover het gaat over onderwerpen waarover regionale afstemming gewenst is.

Artikel 5 Taken en bevoegdheden

Ter behartiging van de in artikel 4 genoemde belangen is de veiligheidsregio belast met de uitvoering van de volgende taken en beschikt zij - onverminderd het bepaalde in artikel 30 van de wet - over de daarbij behorende bevoegdheden:

a. het in stand houden van een brandweer;

b. het in stand houden van een bureau GHOR;

c. het in stand houden van een Regionale Ambulance Voorziening (RAV);

d. het in stand houden van een gemeenschappelijke meldkamer;

e. het waarschuwen van de bevolking, het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting, het adviseren van andere overheden en organisaties op het gebied van de brandpreventie, brandbestrijding en het voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen met gevaarlijke stoffen, zoals bedoeld in artikel 25 van de Wet veiligheidsregio's;

f. het opstellen, vaststellen en uitvoeren van een beleidsplan, gebaseerd op een risicoprofiel, en een crisisplan;

g. het daadwerkelijk verlenen of doen verlenen van ambulancezorg- en vervoer;

h. het inventariseren van risico's van branden, rampen en crises;

i. het adviseren van het bevoegd gezag over risico's van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de Wet veiligheidsregio's aangewezen gevallen alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald;

j. het adviseren van het bevoegde college van Burgemeester en Wethouders over de taak bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio's;

k. het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing, inclusief de advisering over de gemeentelijke voorbereidingen daarop;

l. het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;

m. het aanwijzen van een inrichting als bedrijfsbrandweerplichtig, als bedoeld in artikel 31 van de Wet veiligheidsregio's;

n. het maken van schriftelijke afspraken en het - zo nodig - in overleg treden met instellingen, zorgaanbieders en ambulancevervoerders, zoals bedoeld in artikel 33 en 34 van de Wet veiligheidsregio's;

o. het sluiten van convenanten met de politie, andere overheden en derden over de afstemming, voorbereiding of uitvoering van taken die betrekking hebben op de hulpverlening en veiligheid;

p. het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de in dit artikel genoemde taken;

q. het verschaffen van informatie en het zorg dragen voor de communicatie over rampen en crises, als bedoeld in de artikelen 46 en 49 van de Wet veiligheidsregio's;

r. het geven van een bevel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio's.

s. het zorg dragen voor een periodieke kostenevaluatie en visitatie, als bedoeld in artikel 56 van de Wet veiligheidsregio's;

t. het aanwijzen van ambtenaren die zijn belast met toezicht, als bedoeld in artikel 61 van de Wet veiligheidsregio's en het daarvan mededeling doen door plaatsing in de Staatscourant;

u. het aanwijzen van een functionaris die is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis;

v. het opleggen van een last onder bestuursdwang, als bedoeld in artikel 63 van de Wet veiligheidsregio's;

w. het bespreken van onderwerpen op het terrein van sociale veiligheid waarvoor afstemming raadzaam is;

y. het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, alsmede het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen, anders dan door brand, in de gemeenten;

z. het oprichten van of deelnemen in stichtingen, vennootschappen, en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming overeenkomstig artikel 31a Wet gemeenschappelijke regelingen;

aa. alle overige taken en bevoegdheden, die - nu of in de toekomst - op grond van de wet- en regelgeving worden opgedragen aan het bestuur van de veiligheidsregio.

 

Artikel 6 Vervallen

 

Artikel 7 Dienstverlening

1. De veiligheidsregio is bevoegd tot het verrichten van (extra) diensten voor een of meer deelnemende gemeenten of voor andere gemeenten of openbare lichamen, indien deze daar om verzoeken.

2. De dienstverlening geschiedt op basis van een overeenkomst tussen de veiligheidsregio en de gemeente of het openbaar lichaam dat het aangaat. In deze dienstverleningsovereenkomst (dvo) wordt neergelegd welke prestaties de veiligheidsregio zal leveren, de kosten die daarvoor in rekening worden gebracht en de voorwaarden waaronder tot dienstverlening wordt overgegaan.

 

Artikel 8 Wijziging van ondergeschikt belang

Vervallen.

 

HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

 

Artikel 9 Taken en bevoegdheden

1. Aan het algemeen bestuur behoren de taken en bevoegdheden toe die in deze regeling en bij wet aan dit bestuur zijn opgedragen, alsmede alle bevoegdheden die niet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie zijn opgedragen.

2. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur of aan een bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, met uitzondering van de bevoegdheid tot:

a. het vaststellen en wijzigen van de begroting;

b. het vaststellen van de jaarrekening;

c. het vaststellen van verordeningen, tenzij de verordening een rechtspositionele regeling betreft die slechts van toepassing is op het personeel van de veiligheidsregio met een publiekrechtelijke aanstelling;

d. het vaststellen van het beleidsplan als bedoeld in artikel 14 van de Wet veiligheidsregio's;

e. het vaststellen van een crisisplan als bedoeld in artikel 16 van de Wet veiligheidsregio's;

f. het instellen van bestuurscommissies;

g. het oprichten van of deelnemen in stichtingen, vennootschappen, en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming.

 

Artikel 10 Samenstelling en zittingsduur

De burgemeesters van de deelnemende gemeenten zijn lid van het algemeen bestuur.

 

Artikel 11 Vergaderorde en besloten vergaderingen

1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of ten minste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt.

2. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

3. Het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen, waarbij elk lid in de

vergadering één stem heeft, behoudens het bepaalde in lid 10. Indien de stemmen

staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

4. Vervallen

5. Tot het sluiten van de deuren en het vergaderen in beslotenheid kan worden overgegaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 van de wet.

6. De hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland, een

vertegenwoordiger van de politie Oost Nederland, de Regionaal Militair Commandant West en de voorzitter van het waterschap Rivierenland ontvangen een uitnodiging om deel te nemen aan vergaderingen van het algemeen bestuur. Zij hebben geen stemrecht.

7. Andere functionarissen worden uitgenodigd om - zonder stemrecht - aan de vergadering deel te nemen, indien hun aanwezigheid van belang is in verband met de te behandelen onderwerpen.

8. De commissaris van de Koning wordt uitgenodigd om bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig te zijn.

9. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

a. het beleidsplan en het beleidsprogramma;

b. de begroting, de wijzigingen daarvan en de jaarrekening;

c. het liquidatieplan.

d. een voorstel tot het wijzigen van deze regeling.

10. Behoudens het bepaalde in lid 10 van dit artikel heeft elke gemeente in de vergadering van het algemeen bestuur gelijk stemrecht.

11. Besluiten betreffende de begroting, de wijzigingen daarvan en de rekening en besluiten tot het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd is goedgekeurd, alsmede besluiten betreffende het regionaal beleidsplan worden genomen op basis van gewogen stemrecht, waarbij elke gemeente voor iedere 20.000 inwoners of gedeelte daarvan één stem heeft.

12. Het stemgewicht voor elke gemeente wordt jaarlijks bepaald op basis van het inwonertal op 1 januari van het voorafgaande jaar zoals dit is opgenomen in de bevolkingsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

 

HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

 

Artikel 12 Taken en bevoegdheden

Aan het dagelijks bestuur is in elk geval opgedragen:

a. het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio, voor zover niet bij of krachtens de wet of de

regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

b. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter beraadslaging en

besluitvorming wordt voorgelegd;

c. het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

d. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

e. ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan, totdat de Wet

normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking treedt voor ambtenaren in

dienst van de veiligheidsregio op grond van een publiekrechtelijke aanstelling;

f. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de veiligheidsregio te besluiten, waaronder alle beslissingen met betrekking tot (arbeids-)overeenkomsten met medewerkers die vallen onder de Wnra, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31A van de wet;

g. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

h. te besluiten namens de veiligheidsregio rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

i. het voorstaan van de belangen van de veiligheidsregio bij andere overheden, instellingen

en diensten waarmee, of personen met wie contact met de veiligheidsregio van belang is;

j. het beheer van activa en passiva van de veiligheidsregio;

k. de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding;

l. het houden van een voortdurend toezicht op al hetgeen de veiligheidsregio aangaat en voorts de taken en bevoegdheden die in deze regeling aan dit bestuur zijn opgedragen;

 

Artikel 13 Samenstelling en zittingsduur

1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en minimaal twee andere leden, aan te wijzen door en uit het algemeen bestuur.

2. De zittingsperiode van de leden van het dagelijks bestuur die geen voorzitter zijn, is maximaal vier jaar. Het algemeen bestuur kan over de volgorde van aftreden regels vastleggen in een schema. Na een zittingsperiode kan een bestuurslid opnieuw worden benoemd.

3. Degene die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

4. Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid benoemd.

 

Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde

1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee leden van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoeken, in welk laatste geval de vergadering binnen twee weken plaatsvindt.

2. Het dagelijks bestuur beslist bij meerderheid van stemmen, waarbij elk lid in de vergadering één stem heeft. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

3. De artikelen 54, 56, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten ter zake mee aan het algemeen bestuur.

 

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

 

Artikel 15 Taken voorzitter

1. De voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur wordt, in afwijking van artikel 13, negende lid, van de wet, bij koninklijk besluit, gehoord het algemeen bestuur, benoemd uit de burgemeesters van de gemeenten in de regio. De voorzitter kan bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen.

2. Hij is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

3. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door de burgemeester die is aangewezen als plaatsvervanger.

4. Hij tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan. Deze stukken worden door de secretaris medeondertekend.

5. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen besluiten dat een ander lid van het bestuur, de directeur Crisisbeheersing of een andere ambtenaar van de veiligheidsregio de stukken die uitgaan ondertekenen of medeondertekenen.

6. De voorzitter vertegenwoordigt de veiligheidsregio in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

7. Aan de voorzitter komen de taken en bevoegdheden toe, als bedoeld in artikel 24, 34, 39, 40, 60 en 62 van de Wet veiligheidsregio's, alsmede de taken die in enige andere wet- of regelgeving worden opgedragen aan de voorzitter van de veiligheidsregio.

 

HOOFDSTUK 6 DE COMMISSIES

 

Artikel 16 Commissies van advies

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, met inachtneming van artikel 24 van de wet.

 

Artikel 17 Bestuurscommissies

1. Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis te brengen van het algemeen bestuur.

3. Het algemeen bestuur regelt, met inachtneming van artikel 25 van de wet, hun bevoegdheden en samenstelling.

 

HOOFDSTUK 7 DE SECRETARIS

 

Artikel 17a De secretaris

1. De directeur Crisisbeheersing is de secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur.

2. De secretaris staat het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter in de uitoefening van hun taak terzijde en is in de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig.

3. De directeur Crisisbeheersing wordt door een ambtelijk secretaris bijgestaan.

4. Stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris medeondertekend.

 

HOOFDSTUK 8 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

 

Artikel 18 Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur

1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

3. Zij geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

4. Uitgezonderd de voorzitter kan een lid van het dagelijks bestuur door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

5. Het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter, voor het door hem gevoerde bestuur.

 

Artikel 19 Het algemeen en dagelijks bestuur ten opzichte van raden

1. Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

2. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.

 

Artikel 20 De leden en de voorzitter van het algemeen bestuur ten opzichte van raden

1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan zijn raad, met inachtneming van artikel 19 van de wet alle inlichtingen, die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

2. Een lid van het algemeen bestuur is aan zijn raad , met inachtneming van artikel 19 van de wet, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

3. De voorzitter van het algemeen bestuur verstrekt na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, aan de raden van de getroffen gemeenten informatie over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij heeft genomen. Met inachtneming van artikel 40 van de Wet veiligheidsregio's geschiedt de informatieverstrekking door middel van een verslag, het schriftelijk beantwoorden van vragen en/of het in de raadsvergadering verstrekken van mondelinge inlichtingen.

 

HOOFDSTUK 9 REGLEMENT VAN ORDE

 

Artikel 21 Reglement van orde algemeen bestuur

1. Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de artikelen 22 en 23 van de wet voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

2. In het reglement van orde worden onder meer regels gegeven omtrent

a. het horen van belanghebbenden ten aanzien van door het algemeen bestuur te nemen besluiten;

b. de wijze van het verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in de artikelen 19 en 20 van deze regeling.

 

Artikel 22 Reglement van orde dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststellen, dat aan het algemeen bestuur wordt overgelegd.

 

HOOFDSTUK 10 AMBTELIJKE ORGANISATIE

 

Artikel 23 Personeel

1. Ten behoeve van de veiligheidsregio kan personeel in dienst worden genomen. Voor personeel dat niet valt onder de werking van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) gebeurt dat op basis van een ambtelijke aanstelling en voor personeel dat valt onder de werking van de Wnra gebeurt dat op basis van een privaatrechtelijke (arbeids-) overeenkomst.

2. Op het personeel van de veiligheidsregio dat werkzaam is op grond van een publiekrechtelijke aanstelling is een vooraf aan te wijzen rechtspositieregeling van toepassing tot inwerkingtreding van de Wnra. Voor personeel dat werkzaam is op grond van een privaatrechtelijke (arbeids-) overeenkomst geldt het private arbeidsrecht, met inachtneming van het overgangsrecht zoals opgenomen in de Wnra.

 

Artikel 24 Samenstelling directie

1. De directie van de VRGZ bestaat uit de directeur Crisisbeheersing en de directeur Brandweer- en ambulancezorg. De directie is ambtelijk eindverantwoordelijk voor de voorbereiding, organisatie en uitvoering van de taken van de veiligheidsregio.

2. De directie is belast met de integrale dagelijkse leiding over de organisatie en de procesvoering ten aanzien van de geïntegreerde voorbereiding en uitvoering van de taken zoals bedoeld in artikel 5.

 

Artikel 25 Beslissingen omtrent personeel, directie en directeur publieke gezondheid

1. Het dagelijks bestuur beslist over alle rechtspositionele aspecten met betrekking tot het in dienst nemen, benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel van de VRGZ.

2. Het dagelijks bestuur besluit omtrent het in dienst nemen, benoemen, schorsen en ontslaan van de directiefunctionarissen zoals aangeduid in artikel 24 met inachtneming van de opvatting van het algemeen bestuur.

3. Over het in dienst nemen, benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur publieke gezondheid - voor zover deze functionaris is belast met de operationele leiding van de GHOR als bedoeld in artikel 32 van de Wet veiligheidsregio’s – beslist het algemeen bestuur in overeenstemming met het bestuur van de GGD Gelderland-Zuid.

 

HOOFDSTUK 11 KLACHTEN

 

Artikel 26 Klachtenregeling

1. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht en - voor zover van toepassing - de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een klachtenregeling vast.

2. De Nationale ombudsman is bevoegd om klachten, als bedoeld in hoofdstuk 9, titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht, af te handelen.

 

HOOFDSTUK 12 VERGOEDINGEN

 

Artikel 27 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden

1. Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de artikelen 21 en 25 van de wet voor de leden van een commissie als bedoeld in artikel 17 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder of secretaris vervullen in een deelnemende gemeente, een regeling inzake de vergoeding van hun werkzaamheden, respectievelijk voor het bijwonen van vergaderingen een tegemoetkoming in de kosten vaststellen.

2. Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 24 van de wet bepalen dat de leden van een commissie als bedoeld in artikel 16 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder, raadslid of secretaris vervullen in een deelnemende gemeente, een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ontvangen.

3. Het bepaalde in de vorige leden is niet van toepassing op ambtenaren die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd.

4. De in het eerste en tweede lid bedoelde regelingen worden aan Gedeputeerde Staten gezonden.

 

HOOFDSTUK 13 HET BELEIDSPLAN , HET CRISISPLAN EN HET BELEIDSPROGRAMMA

 

Artikel 28 Beleidsplan

1. Het algemeen bestuur stelt een beleidsplan, mede gebaseerd op het risicoprofiel, vast waarin het beleid dat het bestuur van de veiligheidsregio voornemens is uit te voeren, in grote lijnen wordt aangegeven. Het algemeen bestuur kan een of meer onderdelen van het beleidsplan afzonderlijk vaststellen.

2. Het algemeen bestuur stelt een crisisplan vast, waarin in ieder geval de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing worden beschreven.

3. Het beleidsplan en het crisisplan beslaan een periode van maximaal vier jaar. Jaarlijks kan het algemeen bestuur besluiten over bijstelling van deze plannen.

 

Artikel 29 Beleidsprogramma

Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een beleidsprogramma vast, waarin de activiteiten van de veiligheidsregio worden aangegeven. Het beleidsprogramma bevat voorts in ieder geval een overzicht van de voor de verwezenlijking van de activiteiten benodigde financiële middelen.

Artikel 30 Totstandkoming

De totstandkoming van het beleidsplan, het crisisplan en het beleidsprogramma geschiedt op overeenkomstige wijze als in artikel 32, eerste tot en met vijfde lid van deze regeling, voor de begroting is aangegeven.

 

HOOFDSTUK 14 FINANCIËLE BEPALINGEN

 

Artikel 31 Administratie en controle

1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. Artikel 212 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

2. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst. Artikel 213 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 32 Begrotingsprocedure

1. Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 april een ontwerpbegroting van de veiligheidsregio voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

2. Het dagelijks bestuur houdt bij het opstellen van de ontwerpbegroting rekening met begrotingsrichtlijnen.

3. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede lid en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

5. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast vóór 1 juli van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

6. Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

7. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli aan Gedeputeerde Staten.

8. Het bepaalde in dit artikel is, met uitzondering van de genoemde termijnen, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

9. Op besluiten van het algemeen bestuur tot begrotingswijzigingen die niet leiden tot een extra financiële bijdrage van gemeenten en niet leiden tot verschuivingen tussen reeds door het bestuur goedgekeurde programma’s is dit artikel niet van toepassing.

 

Artikel 33 Bijdragen van de gemeenten

1. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke afzonderlijke gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

2. Voor de berekening van de bijdragen van de gemeenten wordt rekening gehouden met bijdragen van het Rijk, de Nederlandse Zorgautoriteit en van anderen.

3. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en 16 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdrage.

4. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de veiligheidsregio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

5. Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemende gemeente weigert de in de vorige leden van dit artikel bedoelde bijdragen in zijn begroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

 

Artikel 34 Jaarrekening

1. Het dagelijks bestuur biedt de jaarrekening over het afgelopen jaar en het jaarverslag, met daarbij gevoegd de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid van de Gemeentewet, jaarlijks vóór 1 april ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan onder gelijktijdige toezending aan de besturen van de gemeenten.

2. De raden van de gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de jaarrekening naar voren brengen.

3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast vóór 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

4. Zij wordt binnen twee weken, doch in ieder geval vóór 15 juli, met alle bijbehorende stukken en het jaarverslag aan Gedeputeerde Staten aangeboden.

5. Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

6. In de jaarrekening wordt het door elk van de deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

7. De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, over de deelnemende gemeenten verdeeld conform de bij de begroting vastgestelde systematiek.

8. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 33 van deze regeling bepaalde en het werkelijk verschuldigde, vindt plaats terstond na de mededeling van de vaststelling van de jaarrekening.

 

HOOFDSTUK 15 HET ARCHIEF

 

Artikel 35 Zorgplicht archiefbescheiden

1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de veiligheidsregio, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening, die aan gedeputeerde staten wordt medegedeeld.

2. Het dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de gedelegeerde taken. Het dagelijks bestuur stelt voor het beheer van de archiefbescheiden van de veiligheidsregio nadere regels vast, met inachtneming van het bepaalde in de archiefverordening zoals genoemd in lid 1.

3. De archivaris is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden die niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats alsmede het beheer van de naar de archiefbewaarplaats overgebrachte archiefbescheiden en documentaire verzamelingen.

4. De archivaris doet jaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag inzake de in lid 3 hiervoor vermelde uitoefening van het toezicht en het gevoerde beheer.

5. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

 

HOOFDSTUK 16 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

 

Artikel 36 Toetreding en uittreding

1. Toetreding van gemeenten tot de gemeenschappelijke regeling of uittreding van gemeenten uit de gemeenschappelijke regeling is slechts mogelijk na wijziging van de verdeling van gemeenten in veiligheidsregio’s, als bedoeld in de wet- en regelgeving.

2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding.

 

Artikel 37 Wijziging en opheffing

1. De regeling kan worden gewijzigd of - indien de wet dat toelaat - opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de besturen van twee derden van het aantal deelnemende gemeenten.

2. Elke deelnemende gemeente en het algemeen bestuur is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel van het algemeen bestuur toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten.

3. De bij de wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten geschiedt door de zorg van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen

4. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen maakt de besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling bekend in alle deelnemende gemeenten door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant.

 

Artikel 38 Liquidatie

1. Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

2. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de gemeenten gehoord, vastgesteld.

3. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel.

4. Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van de veiligheidsregio.

5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

6. Zonodig blijven de organen van de veiligheidsregio ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

 

Artikel 39 Geschillencommissie

1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.

2. De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers, aangewezen door elk der bij het geschil betrokken partijen, alsmede een door deze vertegenwoordigers aangewezen onafhankelijke voorzitter.

3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

4. De geschillencommissie brengt aan het algemeen bestuur advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

 

HOOFDSTUK 17 SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 40 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 41 Inwerkingtreding

Deze gewijzigde regeling treedt, na een daartoe strekkend besluit van de besturen van twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, in werking na bekendmaking van het besluit, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.

 

Artikel 42 Citeertitel

De regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

De aanhef wordt gewijzigd.

Conform artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s treffen de colleges van burgemeester en wethouders de gemeenschappelijke regeling voor de veiligheidsregio. De raden en burgemeesters zijn daardoor vanaf 1-1-2016 geen deelnemer meer in de gemeenschappelijke regeling. Bij eventuele nieuwe wijzigingen in de toekomst zijn de colleges bevoegd om wijzigingen aan te brengen. De raden dienen op grond van artikel 1, lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen overigens wel goedkeuring te verlenen voor het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling, alvorens het college daartoe kan overgaan. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

In dit artikel zijn enkele termen die in de gemeenschappelijke regeling regelmatig terugkomen, uiteen gezet. De begripsomschrijvingen a t/m e spreken voor zich.

De verwijzing in artikel 1, lid 2 naar de algemeen directeur vervalt, omdat nu sprake is van een tweehoofdige directie, namelijk een directeur Crisisbeheersing en een directeur Brandweer- en ambulancezorg Deze tweehoofdige directie is verantwoordelijk voor de ambtelijke organisatie. De directeur Crisisbeheersing vervult tevens de rol van secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur.

 

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

 

Artikel 2 Openbaar lichaam

In dit artikel wordt het openbaar lichaam geïntroduceerd. Ingevolge artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: wet) is het openbaar lichaam rechtspersoon.

In dit artikel komt tot uiting de samenvoeging van de (oude) gemeenten Geldermalsen, Neerijnen en Lingewaal tot de nieuwe gemeente West Betuwe per 1 januari 2019.

 

Artikel 3 Bestuursorganen

In artikel 12 van de wet is bepaald dat het bestuur van het openbaar lichaam uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter bestaat. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam. Zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur wordt voorgezeten door de voorzitter.

Indien er een bestuurscommissie wordt ingesteld, ontstaat er een vierde bestuursorgaan. In artikel 16 van de regeling wordt daartoe de mogelijkheid geboden.

 

Artikel 4 Belangen

In artikel 10 lid 1 van de wet is bepaald dat de regeling het belang of de belangen waarvoor zij is getroffen vermeldt.

Overeenkomstig de Wet veiligheidsregio's, behartigt de veiligheidsregio allereerst de belangen op het gebied van de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en het voorzien in de meldkamerfunctie. Daarnaast is er in Gelderland-Zuid voor gekozen dat de veiligheidsregio - als publieke ambulancedienst - ook de belangen op het gebied van de ambulancezorg behartigt.

Omdat landelijk een ontwikkeling gaande is waarbij de veiligheidsregio ook op andere veiligheidstaken een steeds belangrijkere taak krijgt, is in de regeling opgenomen dat de veiligheidsregio ook de belangen inzake sociale veiligheid behartigt. Het gaat hier met name over onderwerpen, waarvan de deelnemende gemeenten vinden dat regionale afstemming nodig is. Dan gaat het bijvoorbeeld over afspraken over de ontwikkeling van het veiligheids-huis, evenementen, anti-discriminatievoorziening, aanpak hennepteelt en de aanpak van overlastgevende en kwetsbare personen.

 

Artikel 5 Taken en bevoegdheden

De in artikel 4 genoemde belangen worden behartigd door uitvoering te geven aan de in dit artikel genoemde taken. Daarbij beschikt de veiligheidsregio over de bevoegdheden die hier zijn opgesomd.

Op grond van artikel 10 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) en de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AB 2002, 209 en AB 2002, 210) is ervoor gekozen om de bevoegdheden zo precies mogelijk te beschrijven.

In de beschrijving zijn zowel de bevoegdheden opgenomen, die rechtstreeks bij wet aan het bestuur van de veiligheidsregio worden geattribueerd, als de bevoegdheden die door de deelnemende gemeenten aan het bestuur zijn overgedragen. De opgesomde bevoegdheden worden uitgeoefend door het algemeen bestuur, die er uiteraard voor kan kiezen om bepaalde bevoegdheden te delegeren aan het dagelijks bestuur.

Bevoegdheden die een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid van rechtswege bezit om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer, zoals privaatrechtelijke bevoegdheden (o.a. sluiten overeenkomsten) en de bevoegdheid tot het oprichten van een stichting, zijn in dit artikel niet opgenomen.

In onderstaand schema is opgenomen welke taken en bevoegdheden - op grond van de Wet veiligheidsregio's (Wvr) - rechtstreeks aan het bestuur van de veiligheidsregio zijn geattribueerd. Voor wat betreft de precieze inhoud van deze taken en bevoegdheden wordt verwezen naar de wet en de daarbij horende Memorie van toelichting.

Art. 5 sub a GR (brandweer) Art. 10 sub e Wvr

Art. 5 sub b GR (bureau GHOR) Art. 10 sub f Wvr

Art. 5 sub d GR (GMK) Art. 10 sub g Wvr

Art. 5 sub e GR (verplichte taken van brandweer in veiligheidsregio) Art. 25 lid 1 Wvr

Art. 5 sub f GR (beleidsplan en crisisplan) Art. 14 - 16 Wvr

Art. 5 sub h GR (inventariseren risico's) Art. 10 sub a Wvr

Art. 5 sub i (advisering over risico's) Art. 10 sub b Wvr

Art. 5 sub j (advisering B&W inzake brandweerzorg) Art. 10 sub c Wvr

Art. 5 sub k (voorbereiden op de brandbestrijding en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing) Art. 10 sub d Wvr

Art. 5 sub l (gemeenschappelijk materieel) Art. 10 sub h Wvr

Art. 5 sub m (bedrijfsbrandweer) Art. 31 Wvr

Art. 5 sub n (afspraken en overleg met zorgaanbieders en ambulancevervoerders) Art. 33 en 34 Wvr

Art. 5 sub o (sluiten convenant) Art. 19 Wvr

Art. 5 sub p (informatievoorziening intern) Art. 10 sub i Wvr

Art. 5 sub q (informatieverstrekking en communicatie over rampen en crises) Art. 46 en 49 Wvr

Art. 5 sub r (bevel informatieverstrekking) Art. 48 Wvr

Art. 5 sub s (kostenevaluatie- en visitatie) Art. 56 Wvr

Art. 5 sub t (aanwijzen ambtenaren belast met toezicht) Art. 61 Wvr

Art. 5 sub u (aanwijzen coördinerend functionaris) Art. 36 Wvr

Art. 5 sub v (opleggen last onder bestuursdwang) Art. 63 Wvr

Art. 5, z (oprichten van stichting, etc.) Art. 31a Wgr

De taken en bevoegdheden die samenhangen met de Regionale Ambulancevoorziening zijn genoemd in artikel 5 sub c en g van de regeling.

In artikel 5 sub w is tot uitdrukking gebracht dat de veiligheidsregio zaken aan de orde kan stellen waarvan de deelnemende gemeenten vinden dat afstemming nodig is. Deze belangen zijn genoemd in artikel 4 sub f. Met name voor het subterrein 'sociale veiligheid' kan dit een belangrijk instrument zijn.

Artikel 5 sub aa is een kapstokartikel, waarmee duidelijk wordt gemaakt dat ook andere taken en bevoegdheden - bijvoorbeeld als die in toekomstige wet- en regelgeving aan de veiligheidsregio worden opgedragen - kunnen worden uitgeoefend, zonder dat daarvoor de gemeenschappelijke regeling gewijzigd hoeft te worden.

Artikel 5 sub y: overdracht brandweertaken

Per 1 januari 2013 is door de regionalisering van de brandweer de veiligheidsregio verantwoordelijk voor het voorkomen, beperken, en bestrijden van brand, alsmede voor het beperken en het bestrijden van gevaar voor mensen en dieren, anders dan door brand.

Artikel 5 sub z is de mogelijkheid beschreven om in overeenstemming met artikel 31a van de wet tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappijen, etc. te besluiten indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Zo’n besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

 

Artikel 7 Dienstverleningsovereenkomst

De veiligheidsregio levert een aantal diensten (basispakket) voor alle gemeenten op hetzelfde kwaliteitsniveau. Het is mogelijk dat gemeenten het wenselijk achten dat daarnaast ook andere diensten worden verricht (pluspakket), dan wel dat de dienstverlening op bepaalde onderdelen op een hoger kwaliteitsniveau wordt verricht.

Artikel 7 biedt de mogelijkheid om met een gemeente een dienstverleningsovereenkomst af te sluiten, waarin concrete afspraken worden gemaakt over de activiteiten die de veiligheidsregio ten behoeve van een gemeente verricht. Ook met andere openbare lichamen, zoals de politieregio of het waterschap, kan een dienstverleningsovereenkomst worden afgesloten.

 

HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

 

Artikel 9 Taken en bevoegdheden

Ingevolge artikel 12 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) staat het algemeen bestuur aan het hoofd van het openbaar lichaam. Bevoegdheden die niet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie zijn overgedragen behoren het algemeen bestuur toe, alsmede bevoegdheden die in de regeling expliciet aan het algemeen bestuur zijn opgedragen.

In het tweede lid is opgenomen dat het algemeen bestuur - naast de gebruikelijke voorbehouden - ook de bevoegdheid om het beleidsplan en het crisisplan vast te stellen, niet kan delegeren aan het dagelijks bestuur. Hiervoor is gekozen omdat deze plannen dermate essentieel zijn voor de veiligheidsregio, dat het van belang is dat alle deelnemers zich hierover kunnen uitspreken.

In artikel 9 lid 2 sub c staat de bevoegdheid genoemd van het vaststellen van rechts-positionele regelingen die van toepassing zijn op het personeel van de veiligheidsregio. Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) bestaan er geen verordeningen over rechtspositionele aangelegenheden meer. De huidige verordeningen worden dan naar verwachting vervangen door de Cao-gemeenten en een personeels-handboek waarvan de inhoud wordt geïncorporeerd in de arbeidsovereenkomst.

De Wnra is thans (peildatum januari 2020) reeds van toepassing op personeel dat werkzaam is binnen de sector Ambulancezorg van de VRGZ. Op hen is het private arbeidsrecht van toepassing waaronder de sector cao Ambulancezorg. Voor het overige personeel van de VRZG is de Wnra nog niet in werking getreden.

 

Artikel 10 Samenstelling en zittingsduur

Op grond van artikel 11 van de Wet veiligheidsregio's bestaat het algemeen bestuur van de veiligheidsregio uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Het is dus niet mogelijk om een wethouder als vertegenwoordiger aan te wijzen. De reden daarvoor is dat de portefeuille openbare orde altijd tot de verantwoordelijkheid van de burgemeester behoort, die ook het gezag heeft bij calamiteiten. Indien de burgemeester verhinderd is, wordt zijn plaats overigens ingenomen door de loco-burgemeester.

 

Artikel 11 Vergaderorde en besloten vergaderingen

In dit artikel wordt de werkwijze van het algemeen bestuur globaal beschreven. De meeste bepalingen spreken voor zich.

Uit artikel 11, lid 3 van de regeling blijkt dat het algemeen bestuur beslist bij gewone meerderheid van stemmen, waarbij elk lid één stem heeft.

Alleen bij besluiten betreffende de begroting, de wijzigingen daarvan en de rekening en besluiten tot het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd is goedgekeurd, alsmede besluiten betreffende het regionaal beleidsplan is voorzien in de mogelijkheid om op basis van stemgewicht te stemmen, waarbij elke gemeente voor iedere 20.000 inwoners één stem heeft. Zie artikel 11, lid 10.

Het oud lid 4 kan vervallen in verband met de regionalisering van de brandweer.

De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar (artikel 22 lid 3 Wgr). Het vierde en vijfde lid van artikel 22 van de wet regelen de procedure die moet worden gevolgd om een vergadering in beslotenheid te laten plaatsvinden. Artikel 11, lid 9 bevat een lijst van onderwerpen waarover in ieder geval niet in beslotenheid vergaderd of besloten mag worden. Deze lijst is gebaseerd op artikel 24 van de Gemeentewet.

Op grond van artikel 12 van de Wet veiligheidsregio's dienen de hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap een uitnodiging te ontvangen voor alle vergaderingen. In de regio Gelderland-Zuid is het daarnaast gewoonte dat ook de districtschef Gelderland-Zuid en regionaal militair commandant West worden uitgenodigd voor vergaderingen. Dit is tot uitdrukking gebracht in artikel 11, lid 5. Deze functionarissen kunnen actief deelnemen aan de vergaderingen, maar hebben geen stemrecht.

Artikel 13 van de Wet veiligheidsregio's maakt duidelijk dat ook de Commissaris van de Koning dient te worden uitgenodigd om bij vergaderingen aanwezig te zijn. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen. Formeel gezien heeft deze functionaris geen recht om deel te nemen aan de vergadering. Indien de leden van het algemeen bestuur daartegen geen bezwaren uiten, is actieve deelname aan de vergadering uiteraard wel mogelijk. Ook deze functionaris heeft overigens geen stemrecht.

 

HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

 

Artikel 12 Taken en bevoegdheden

De inhoud van dit artikel spreekt voor zich. De inhoud van dit artikel is redactioneel aangepast conform het huidige artikel 33b van de wet. Daarnaast zijn in de onderdelen i, j, k en l aanvullende bevoegdheden beschreven die al in de huidige regeling zijn genoemd.

In het kader van de Wet normalisatie rechtspositie ambtenaren (Wnra) vindt op grond van de Aanpassingswet Wnra een wijziging plaats van onder meer artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Kamerstukken EK, nr. 35.073; artikel 2.13; zie ook de toelichting in paragraaf 4.2 van de bijbehorende Memorie van toelichting nr. 35.073-3). De bevoegdheid van het dagelijks bestuur tot het (éénzijdig) benoemen, schorsen en ontslaan van ambtenaren die onder de Wnra vallen wordt geschrapt. Daarmee komt te zijner tijd ook de bevoegdheid zoals opgenomen in artikel 12 onder e te vervallen, omdat artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen de grondslag daarvoor vormt.

Met de inwerkingtreding van de Wnra voor de veiligheidsregio’s (naar verwachting op 1 januari 2021) worden ambtenaren in dienst genomen door de veiligheidsregio als rechtspersoon op grond van privaatrechtelijke arbeidsovereenkomsten. De bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten is thans reeds geduid in artikel 33b lid 1 sub e van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 12 onderdeel f van deze regeling.

Voor de sector Ambulancezorg is de Wnra reeds van kracht geworden per 1 januari 2020. Medewerkers van de sector Ambulancezorg vallen derhalve onder het private arbeidsrecht en worden in dienst genomen op grond van een arbeidsovereenkomst tussen medewerker en de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.

 

Artikel 13 Samenstelling en zittingsduur

In dit artikel is geregeld hoe het dagelijks bestuur wordt samengesteld. Vastgesteld is dat de zittingsduur van de leden - met uitzondering van de voorzitter - maximaal vier jaar is. Daarbij is het aan te raden om een aftreedschema te hanteren, zodat vooraf inzichtelijk is wanneer een vacature ontstaat. Overigens is in de regeling voorzien in de mogelijkheid dat een lid van het dagelijks bestuur zich na het verstrijken van die periode opnieuw verkiesbaar stelt. Een zittingsperiode van langer dan 8 jaar zal in het algemeen echter niet wenselijk worden geacht, omdat dit de doorstroming kan blokkeren.

 

Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde

In dit artikel wordt de werkwijze van het dagelijks bestuur globaal beschreven. De bepalingen spreken voor zich.

 

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

 

Artikel 15 Taken voorzitter

De reden van dit nieuwe artikellid 1 is artikel 11, lid 2 van de Wet veiligheidsregio’s.

Als plaatsvervangend voorzitter is de burgemeester van Tiel aangewezen door het algemeen bestuur.

Aan de voorzitter komen de gebruikelijke bevoegdheden toe, zoals het leiden van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, het ondertekenen van stukken en het in rechte vertegenwoordigen van de veiligheidsregio.

Daarnaast is in artikel 15, lid 7 van de regeling opgenomen in welke artikelen van de Wet veiligheidsregio's, rechtstreeks taken en bevoegdheden aan de voorzitter worden geattribueerd. Het gaat hierbij om de volgende bevoegdheden:

Art. 24 Wvr Het geven van informatie aan de minister over de wijze waarop de veiligheidsregio haar taken uitvoert

Art. 34 Wvr Het geven van een schriftelijke aanwijzing aan instellingen en zorgaanbieders, indien de GHOR tekortschiet en het - zo nodig - indienen van een verzoek om maatregelen bij de Minister van VWS.

Art. 39 Wvr In geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis bij uitsluiting toepassing geven aan bevoegdheden op grond van de Wet veiligheidsregio's, de Politiewet 2012 en de Gemeentewet.

Art. 40 Wvr Het na een ramp van of crisis van meer dan plaatselijke betekenis uitbrengen van een verslag aan de raden van de getroffen gemeenten.

Art. 60 Wvr Het verstrekken van inlichtingen aan de commissaris van de Koning in geval van toezicht.

Art. 62 Wvr Het betreden van plaatsen en meenemen van uitrustingsstukken van hulpmiddelen, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is ter vervulling van de taak van voorzitter.

 

HOOFDSTUK 6: DE COMMISSIES

Artikel 16 Commissies

In artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) is bepaald dat het algemeen bestuur van het openbaar lichaam commissies van advies kan instellen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling. In het tweede lid van bedoeld artikel is bepaald dat de instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter eveneens geschiedt door het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter dienen hiertoe voorstellen in.

Andere commissies van advies (ad hoc commissies) aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden, volgens artikel 24 lid 3 van de Wgr door het dagelijks bestuur, onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

 

Artikel 17 Bestuurscommissies

In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden om bestuurscommissies in te stellen. Aan dergelijke commissies kunnen bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden overgedragen, met uitzondering van de bevoegdheden die op grond van artikel 9 lid 2 van deze regeling ook niet aan het dagelijks bestuur overgedragen mogen worden.

Op dit moment wordt nog geen gebruik gemaakt van bestuurscommissies. Omdat niet uit te sluiten is dat dit in de toekomst wel gewenst kan zijn, is in de regeling de mogelijkheid geopend om bestuurscommissies in te stellen.

De bevoegdheden van het dagelijks bestuur kunnen niet dan op voorstel van het dagelijks bestuur worden overgedragen. Voordat het algemeen bestuur overgaat tot het instellen van een bestuurscommissie dienen de raden van de deelnemende gemeenten - op grond van artikel 25, lid 2 van de wet – van dit voornemen op de hoogte te zijn gesteld en in de gelegenheid te zijn hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen conform artikel artikel 25, lid 2 van de nieuwe (gewijzigde) wet. In de oude Wet gemeenschappelijke regelingen moest aan de raden om een verklaring van geen bezwaar worden gevraagd.

 

HOOFDSTUK 7 DE SECRETARIS

 

Artikel 17a De secretaris

De directeur Crisisbeheersing staat als secretaris het algemeen en dagelijks bestuur en de voorzitter terzijde in de uitoefening van hun taak. Stukken die van het bestuur uitgaan worden door de secretaris medeondertekend.

 

HOOFDSTUK 8 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Intergemeentelijke samenwerking is verlengd lokaal bestuur. De doelstelling van de Wet gemeenschappelijke regelingen is daarom het aanhalen van de bestuurlijke en financiële banden tussen het samenwerkingsverband en de deelnemende gemeenten. Onderdeel hiervan vormt de politieke controle. De artikelen 16 en 17 van de wet bepalen dat de regeling bepalingen inhoudt met betrekking tot het verstrekken van inlichtingen, het afleggen van verantwoordelijkheid en over de terugroepingsmogelijkheid. In hoofdstuk 8 van de regeling zijn deze artikelen opgenomen.

 

Artikel 18 DB en voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur

Dat de leden van het dagelijks bestuur, zowel tezamen als ieder afzonderlijk, desgevraagd verantwoording dienen af te leggen over het door hen gevoerde bestuur, vloeit voort uit artikel 16 lid 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Hoewel de wet hiertoe niet verplicht, bepaalt de regeling dat de leden van het dagelijks bestuur ongevraagd alle informatie aan het algemeen bestuur geven die nodig is voor een juiste beoordeling van het te voeren en gevoerde bestuur.

In de regeling is tevens bepaald dat de leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, kunnen worden ontslagen, indien een lid niet langer het vertrouwen bezit van het algemeen bestuur. Aansluiting is gezocht bij de vertrouwensregel en de procedure tot opzeggen van het vertrouwen van wethouders zoals vastgelegd in de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet.

Omdat de voorzitter via een koninklijk besluit wordt benoemd, kan het algemeen bestuur hem niet ontslaan. Mocht de voorzitter het vertrouwen van het algemeen bestuur verliezen, dan resteert de mogelijkheid om bij de Minister van Justitie en Veiligheid aan te dringen op ontslag, waarbij het ontslag slechts gebaseerd kan zijn op artikel 11, lid 2 Wet veiligheidsregio's.

 

Artikel 19 AB en DB ten opzichte van de raden

Ook in artikel 19 is ervoor gekozen - ondanks dat de Wet gemeenschappelijke regelingen daartoe niet verplicht - dat het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur de raden ongevraagd alle informatie verstrekken die nodig is voor een juiste beoordeling van het te voeren en gevoerde bestuur.

In geval van een verzoek om informatie, wordt er naar gestreefd om binnen één maand na een verzoek om inlichtingen, de informatie te verstrekken. Afwijking van deze termijn is mogelijk door daarvan schriftelijk mededeling te doen onder opgaaf van de redenen die tot de vertraging hebben geleid.

 

Artikel 20 Leden ten opzichte van raden

De burgemeester is op grond van artikel 11, lid 1 van de Wet veiligheidsregio’s lid van het algemeen bestuur. In artikel 19 lid 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt vermeld dat als de regeling wordt getroffen door colleges van burgemeester en wethouders artikel 16 eerste, tweede, derde en vijfde lid uit de Wet gemeenschappelijke regelingen van overeenkomstige toepassing is. Ter uitwerking van het bepaalde in artikel 16, lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen geeft een lid van het algemeen bestuur zijn raad alle inlichtingen, die door de raad of één of meer leden van die raad worden verlangd.

Ter uitwerking van het bepaalde in artikel 16, lid 1 van de wet legt een lid van het algemeen bestuur aan de raad, verantwoording af over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

Gelet op het bepaalde in artikel 11, lid 1 van de Wet veiligheidsregio's - waarin imperatief is bepaald dat het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten - is niet voorzien in de mogelijkheid dat de raad bevoegd is om de burgemeester te ontslaan als lid van het algemeen bestuur. Artikel 11, lid 1 van de Wet veiligheidsregio's (lex specialis) heeft immers voorrang op artikel 16, lid 4 van de wet (lex generalis).

Uiteraard staat het de gemeenteraad wel vrij om het vertrouwen in de burgemeester op te zeggen, indien sprake is van een zodanig ernstige vertrouwensbreuk dat verder functioneren niet wenselijk wordt geacht.

In dit artikel is ten slotte opgenomen dat de voorzitter verplicht is om, na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, aan de raden van getroffen gemeenten informatie te verschaffen. Artikel 40 van de Wet veiligheidsregio's schrijft voor dat de voorzitter na afloop van zo'n ramp of crisis een schriftelijk verslag uitbrengt aan de raden van de getroffen gemeenten, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam. Voorts dienen de schriftelijke vragen die de raden na ontvangst van het verslag stellen te worden beantwoord. Ten slotte bestaat de mogelijkheid dat de voorzitter - indien een raad daaraan behoefte heeft - in een vergadering mondeling inlichtingen verstrekt over de besluiten die hij heeft genomen.

De voorzitter legt niet rechtstreeks verantwoording af aan de raad. Wel heeft de raad de mogelijkheid om zijn standpunt over het door de voorzitter genomen besluit schriftelijk kenbaar te maken aan de Minister van Justitie en Veiligheid , door tussenkomst van de commissaris van de Koning.

 

HOOFDSTUK 9 REGLEMENT VAN ORDE

 

Artikel 21 Reglement van orde algemeen bestuur

In artikel 22, lid 1 van de wet is geregeld dat het algemeen bestuur voor zijn vergaderingen een reglement van orde vaststelt.

 

Artikel 22 Reglement van orde dagelijks bestuur

Ook het dagelijks bestuur kan een reglement van orde vaststellen. Daartoe bestaat echter geen verplichting.

 

HOOFDSTUK 10 AMBTELIJKE ORGANISATIE

 

Artikel 23 Personeel

Dit artikel biedt de veiligheidsregio de mogelijkheid om personeel in dienst te nemen. In het kader van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) is het van belang daarop te anticiperen in dit artikel. Tot inwerkingtreding van de Wnra gebeurt het in dienst nemen van personeel op basis van een ambtelijke aanstelling en na inwerkingtreding van de Wnra gebeurt dat op basis van het aangaan van arbeidsovereenkomsten met medewerkers. Naar verwachting treedt de Wnra voor de veiligheidsregio’s in werking op 1 januari 2021.

Op het personeel van de veiligheidsregio is een vooraf aan te wijzen rechtspositieregeling van toepassing tot inwerkingtreding van de Wnra. Na inwerkingtreding van de Wnra geldt het private arbeidsrecht, met inachtneming van het overgangsrecht zoals opgenomen in de Wnra. Zie ook de toelichting op artikel 9 en artikel 12 van deze regeling.

Voor (werknemers binnen) de sector Ambulancezorg is de Wnra reeds van kracht geworden per 1 januari 2020. Werknemers binnen de sector Ambulancezorg vallen derhalve per 1 januari 2020 onder het private arbeidsrecht en worden in dienst genomen op grond van een arbeidsovereenkomst tussen medewerker en de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.

 

Artikel 24 Samenstelling directie

In dit artikel wordt de samenstelling van de (tweehoofdige) directie van de VRGZ beschreven. De directie van de VRGZ bestaat uit de directeur Brandweer- en ambulancezorg, die verantwoordelijk is voor de sectoren brandweer (incl. Meldkamer brandweer) en ambulancezorg (incl. Meldkamer ambulancezorg) én de directeur Crisisbeheersing, die verantwoordelijk is voor de sectoren Bedrijfsvoering en Crisisbeheersing, met uitzondering van de GHOR en tevens fungeert als secretaris en eerste aanspreekpunt van het bestuur.

 

Artikel 25 Beslissingen omtrent personeel, directie en directeur publieke gezondheid

Conform het huidige artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen is het dagelijks bestuur bevoegd om alle rechtspositionele beslissingen te nemen met betrekking tot het in dienst nemen, het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel.

In het algemeen bestuur is eerder uitgesproken dat ten aanzien van de belangrijkste rechtspositionele maatregelen met betrekking tot de directeur Crisisbeheersing en de directeur Brandweer- en ambulancezorg zij hierover een besluit wil nemen. Om aan deze wens tegemoet te komen zal het dagelijks bestuur haar voornemen met betrekking tot benoeming, ontslag en schorsing van de voornoemde twee directiefunctionarissen aan het algemeen bestuur kenbaar maken. Met inachtneming van de opvatting van het algemeen bestuur neemt het dagelijks bestuur vervolgens een besluit.

De gemeentelijke gezondheidsdienst staat onder leiding van een directeur publieke gezondheid, die wordt benoemd door het algemeen bestuur van de gemeentelijke gezondheidsdienst in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio.

 

HOOFDSTUK 11 Klachten

 

Artikel 26 Klachtenregeling

Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (klachtbehandeling) is ook van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Dit betekent dat in een klachtenregeling moet worden geregeld hoe omgegaan wordt met klachten over de veiligheidsregio en haar personeel.

Op grond van Stb. 1999, 241 zijn de Awb-bepalingen over het intern klachtrecht (titel 1 van hoofdstuk 9) niet in werking getreden, ten aanzien van klachten die zien op een beleidsterrein dat wordt bestreken door de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Dit zal met name het geval zijn als wordt geklaagd over (de medische hulpverlening van) ambulancemedewerkers. De afhandeling van dit soort klachten moet plaatsvinden met inachtneming van de bepalingen in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).

Titel 9.2 van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht gaat over klachtbehandeling door een ombudsman (extern klachtrecht). Deze titel is van toepassing op alle ingediende klachten, dus ook op klachten die zijn afgehandeld met toepassing van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).

Er bestaan derhalve twee categorieën van klachten: klachten in het kader van het aanbieden van zorg (de RAV als zorgaanbieder en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg die daarop van toepassing is; verplicht een schriftelijke regeling te treffen) én klachten regulier (VRGZ minus RAV waarop de voornoemde wet niet van toepassing is omdat de VRGZ minus de RAV geen zorgaanbieder is). Voor de eerste categorie moet een klachtenregeling worden opgesteld die voldoet aan het gestelde in paragraaf 1 hoofdstuk 3 Wkkgz. Voor de tweede categorie is de klachtafhandeling conform de Awb voldoende, maar aan deze categorie is wel een registratieplicht verbonden (artikel 9:12a Awb).

Voor de eerste categorie (RAV als zorgaanbieder) vervolgt het proces zich bij de Geschillencommissie Ambulancezorg. Voor de tweede categorie (VRGZ minus RAV) vervolgt het proces zich bij de Nationale Ombudsman.

Het vaststellen van een klachtenregeling voor de RAV is op dit moment (maart 2020) verbonden aan een advies van de cliëntenraad op grond van artikel 3 lid 1 sub k Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ). Deze wet komt per 1 juli 2020 te vervallen en wordt dan opgevolgd door de WMCZ 2018. In deze laatste wet is een klachtenregeling verbonden met instemming van de cliëntenraad op grond van artikel 8 lid 1 sub a WMCZ 2018. Er is dus in beide gevallen een vorm van overleg met de medezeggenschap noodzakelijk.

In artikel 26 wordt ervoor gekozen dat de Nationale ombudsman bevoegd is om klachten als bedoeld in hoofdstuk 9, titel 2, af te handelen. De veiligheidsregio kiest er niet voor om aan te sluiten bij een ombudsman- of commissie van één van de deelnemende gemeenten, omdat die niet over expertise beschikken inzake alle beleidsterreinen waarin de veiligheidsregio opereert. Van de Nationale ombudsman mag deze expertise wel verwacht worden.

 

HOOFDSTUK 12 VERGOEDINGEN

 

Artikel 27 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden

Dit artikel biedt de mogelijkheid een regeling vast te stellen op grond waarvan aan de leden van commissies van advies en bestuurscommissies voor hun werkzaamheden, respectievelijk voor het bijwonen van vergaderingen, een vergoeding kan worden verleend en een tegemoetkoming in de kosten kan worden verleend. De hoogte van de vergoeding dient in redelijke verhouding te staan tot de aan het lidmaatschap verbonden werkzaamheden,

In overeenstemming met de vaste praktijk in deze regio, is bepaald dat slechts commissieleden die niet de functie van burgemeester, wethouder of (gemeente)secretaris vervullen, voor een vergoeding in aanmerking komen.

 

HOOFDSTUK 13 HET BELEIDSPLAN, HET CRISISPLAN EN HET BELEIDS- PROGRAMMA

 

Artikelen 28, 29 en 30

Het is belangrijk dat de veiligheidsregio tijdig duidelijk maakt welk beleid zij voornemens is te voeren, zodat de deelnemende gemeenten daar rechtstreeks invloed op kunnen uitoefenen. In hoofdstuk 13 is voorzien in een procedure voor een beleidsplan (het beleid op hoofdlijnen) met daaraan gekoppeld een crisisplan en een beleidsprogramma (de in enig jaar voorgenomen concrete activiteiten en benodigde middelen). In de artikelen 14 t/m 16 van de Wet veiligheidsregio's zijn de eisen opgenomen waaraan het beleidsplan en crisisplan in elk geval moet voldoen.

De procedure is identiek aan de begrotingsprocedure. Aldus kunnen desgewenst beleid en begroting tegelijk in een en dezelfde procedure worden behandeld. In deze opzet is het echter ook mogelijk om het beleidsprogramma geheel los te koppelen van de begrotingsprocedure. Evenzeer denkbaar is een regeling, waarin het beleidsprogramma onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de begroting.

 

HOOFDSTUK 14 FINANCIELE BEPALINGEN

 

Artikelen 31, 32, 33 en 34

De artikelen 34 en 35 van de wet bevatten een regeling met betrekking tot de vaststelling van de begroting. In artikel 31 is een procedure opgenomen die voldoet aan de door deze wet gestelde eisen. Hierdoor is het voor de gemeenten mogelijk om in hun eigen begroting rekening te houden met de bijdrage aan de veiligheidsregio.

De raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun zienswijze doen blijken. In verband hiermee bepaalt de wet dat het dagelijks bestuur de ontwerpbegroting (minimaal) 8 weken voor de aanbieding aan het algemeen bestuur, toezendt aan de raden van de deelnemende gemeenten. In artikel 32 is bepaald dat deze toezending jaarlijks dient plaats te vinden vóór 1 april. De raden van de deelnemende gemeenten krijgen vervolgens twee maanden de gelegenheid om op de ontwerpbegroting te reageren. Er blijft nog circa 1 maand over om de commentaren door het dagelijks bestuur bij de ontwerpbegroting te laten voegen en aan het algemeen bestuur toe te zenden en om de begroting vast te stellen.

Binnen twee weken na vaststelling, moet de begroting aan Gedeputeerde Staten worden toegezonden. Aan deze wettelijke termijn (artikel 34, tweede lid, van de wet) valt niet te ontkomen. Met het oog daarop bepaalt artikel 32, vijfde lid, dat de vaststelling van de begroting door het algemeen bestuur jaarlijks uiterlijk 1 juli van het voorafgaande jaar dient plaats te vinden.

In artikel 32, lid 2 staat opgenomen dat rekening moet worden gehouden met begrotingsrichtlijnen.

In de begroting van de veiligheidsregio moet duidelijk zijn hoe de verdeling van de kosten over de gemeenten plaatsvindt. Tot op heden wordt het inwonertal van de deelnemende gemeenten als verdeelsleutel gehanteerd. Het algemeen bestuur heeft echter de mogelijkheid om in de toekomst een andere verdeelsleutel te hanteren, bijvoorbeeld indien het wenselijk is een differentiatie aan te brengen indien taken niet voor alle gemeenten, of niet voor alle gemeenten op een gelijkwaardig dienstenniveau, worden verricht. Hier wordt in elk geval gedoeld op de taken die voortvloeien uit de regionalisering van de gemeentelijke brandweer.

In artikel 32, lid 9 is beschreven dat besluiten van het bestuur met betrekking tot begrotingswijzigingen die niet leiden tot een verhoging van de gemeentelijke bijdrage en niet leiden tot verschuivingen tussen reeds door het bestuur goedgekeurde programma’s niet naar de raden hoeven voor een zienswijze.

Bij circulaire van 8 juli 1999 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties er voor gepleit om de gegoedheid van openbare lichamen ten behoeve van hun krediet-waardigheid te accentueren, door vast te leggen dat de gemeenten te allen tijde zullen voorzien in de middelen die het openbaar lichaam nodig heeft om zijn schulden te voldoen. Formeel gesproken is dit overbodig, zoals de minister in zijn circulaire aangeeft. Niettemin is besloten om dit expliciet op te nemen in artikel 33, lid 6 van de regeling, omdat in de praktijk is gebleken dat banken soms terughoudend zijn in het verstrekken van leningen aan gemeenschappelijke regelingen, omdat zij niet bekend zijn met het vereiste dat gemeenten te allen tijde dienen te voorzien in de middelen die nodig zijn om de schulden te voldoen.

De wet bevat een summiere regeling met betrekking tot de vaststelling van de jaarrekening. De wet bepaalt alleen, dat de vaststelling van de jaarrekening door het algemeen bestuur geschiedt in het jaar volgend op dat waarop deze betrekking heeft, en dat het dagelijks bestuur de rekening binnen twee weken na vaststelling, doch uiterlijk op 15 juli, naar Gedeputeerde Staten stuurt (Conform artikel 34, lid 2 van de wet).

In artikel 34, lid 2 van de regeling is aanvullend opgenomen dat de raden van de deelnemende gemeenten twee maanden de gelegenheid hebben om hun zienswijze over de jaarrekening naar voren te brengen.

 

HOOFDSTUK 15 HET ARCHIEF

 

Artikel 35 Zorgplicht archiefbescheiden

In verband met de inwerkingtreding van de Wnra wordt de archivaris niet meer benoemd maar aangewezen.

Lid 1

De tekst van dit lid is gebaseerd op het bepaalde in artikel 40 van de Archiefwet 1995. Een door het algemeen bestuur vastgestelde archiefverordening vormt de basis waarop de aan het dagelijks bestuur toebedeelde zorg zoals aangegeven in artikel 41 lid 1 onder a van de Archiefwet 1995 nader wordt vormgegeven.

Lid 2

De bedoelde regels zijn opgenomen in het Besluit Informatiebeheer VRGZ.

Lid 3

De aanwijzing van de archiefbewaarplaats is opgenomen in het Besluit Informatiebeheer VRGZ evenals de aanwijzing van de beheerder.

Lid 4

De verslaglegging door de archivaris aan het dagelijks bestuur is de basis voor de verantwoording van het dagelijks bestuur jegens het algemeen bestuur.

 

HOOFDSTUK 16 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

 

Artikel 36 Toetreding en uittreding

In artikel 9, lid 1 van de wet is bepaald dat de voor een onbepaalde tijd getroffen regeling bepalingen inhoudt omtrent wijziging, opheffing, toetreding en uittreding. Omdat de indeling in veiligheidsregio's bij wet is bepaald, is in artikel 36 opgenomen dat toetreding en uittreding slechts is toegestaan als in de wet- en regelgeving de landelijke verdeling in veiligheidsregio's wordt gewijzigd. Het is dan aan het algemeen bestuur om daarvan de gevolgen te regelen.

 

Artikel 37 Wijziging en opheffing

In artikel 37 is opgenomen dat de regeling kan worden gewijzigd of opgeheven bij daartoe strekkend besluit van de besturen van twee derden van het aantal deelnemende gemeenten. Het algemeen bestuur kan een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt dit voorstel toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten. Een deelnemende gemeente kan ook zelf een voorstel tot wijziging doen. In dat geval kan een overeenkomstige procedure gevolgd worden als beschreven in artikel 37, tweede lid. Opgemerkt moet worden dat het opheffen van de regeling slechts mogelijk is, als de wet dat toelaat. Dat is op dit moment niet het geval.

Conform artikel 26 van de wet zorgt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen voor de bekendmaking van wijzigingen, verlenging of opheffing van de regeling. Tevens zorgt zij voor verzending naar Gedeputeerde Staten.

 

Artikel 38 Liquidatie

Artikel 38 regelt de liquidatie. De tweede volzin van het eerste lid van dit artikel richt zich met name op afwijkingen van procedurebepalingen van de regeling. Het bij opheffing van de regeling vast te stellen liquidatieplan dient onder meer te voorzien in de gevolgen die de beëindiging voor het eventuele personeel heeft, alsmede in de vereffening van het vermogen en de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen voor de deelnemende gemeenten.

 

Artikel 39 Geschillencommissie

Op grond van artikel 28 van de wet, worden geschillen over de toepassing van een regeling door Gedeputeerde Staten beslist, voor zover die geschillen niet onder de competentie van de bestuursrechter of civiele rechter vallen. Het is daarnaast mogelijk en in voorkomende situaties aan te bevelen om een kwestie, voordat deze de formele fase van een geschil bereikt, via bijvoorbeeld arbitrage of mediation op te lossen. Artikel 39 voorziet in een algemene procedurebeschrijving die daarvoor wenselijk wordt geacht.

 

HOOFDSTUK 17 SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 40 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 41 Inwerkingtreding

De gewijzigde regeling is aangenomen indien twee-derde van het aantal gemeenten daarmee heeft ingestemd. Een gemeente heeft ingestemd met de wijzigingen, indien daartoe door het college is besloten.

Op grond van artikel 1, lid 2 van de wet besluit het college echter niet tot wijziging, dan nadat zij toestemming heeft verkregen van de gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

 

Artikel 42 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Aldus besloten door de raden resp. de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, op de data, zoals hierna vermeld:

De raad d.d. 1 oktober 2020, het college d.d. 15 september 2020 van de gemeente Culemborg;

De raad d.d. 29 oktober 2020, het college d.d. 29 september 2020 van de gemeente Wijchen;

De raad d.d. 29 oktober 2020, het college d.d. 29 september 2020 van de gemeente Berg en Dal;

De raad d.d. 12 november 2020, het college d.d. 29 september 2020 van de gemeente Druten;

De raad d.d. 12 november 2020, het college d.d. 29 september 2020 van de gemeente West Maas en Waal;

De raad d.d. 17 november 2020, het college d.d. 13 oktober 2020 van de gemeente Beuningen;

De raad d.d. 24 november 2020, het college d.d. 6 oktober 2020 van de gemeente West Betuwe;

De raad d.d. 26 november 2020, het college d.d. 6 oktober 2020 van de gemeente Heumen;

De raad d.d. 26 november 2020, het college d.d. 6 oktober 2020 van de gemeente Zaltbommel;

De raad d.d. 10 december 2020, het college d.d. 8 december 2020 van de gemeente Maasdriel;

De raad d.d. 10 december 2020, het college d.d. 3 november 2020 van de gemeente Neder-Betuwe;

De raad d.d. 16 december 2020, het college d.d. 27 oktober 2020 van de gemeente Tiel;

Naar boven