Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 januari 2021,2021-0000005816, tot vaststelling van een beleidsregel ten behoeve van uitoefening van de bevoegdheid om als fout of onzeker aangemerkte kosten voor bijstand op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers te vergoeden indien het niet vergoeden tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden (Beleidsregel hardheidsclausule Tozo 1)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21, derde lid, van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Bestuursverklaring:

de verklaring die voldoet aan de in artikel 4 gestelde eisen;

Hardheidsclausule:

de bevoegdheid, bedoeld in artikel 21, derde lid, van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;

Het besluit:

de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;

Tozo 1:

de periode, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op het gebruik van de hardheidsclausule met betrekking tot algemene bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van het besluit aangevraagd in de periode tot en met 31 mei 2020.

Artikel 3. Voorwaarden toepassing hardheidsclausule

  • 1. Kosten die als fout of onzeker zijn aangemerkt worden met toepassing van hardheidsclausule volledig vergoed indien:

    • a. de kosten als fout of onzeker zijn aangemerkt als gevolg van onvoldoende naleving van belangrijke rechtmatigheidseisen, vermeld in de tabel opgenomen in Bijlage I;

    • b. uit de bestuursverklaring blijkt dat het verlenen van algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal, ondanks dat de kosten als fout of onzeker zijn aangemerkt, zorgvuldig heeft plaatsgevonden; en

    • c. de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de bestuursverklaring, via de elektronische weg in de daarvoor opengestelde postbus, ontvangt.

  • 2. Indien niet aan de voorwaarden, genoemd in het eerste lid, wordt voldaan wordt geacht dat het niet vergoeden van als fout of onzeker aangemerkte kosten niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 4. De bestuursverklaring

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad verklaren, met gebruikmaking van het in Bijlage II opgenomen model, schriftelijk dat de uitvoering gedurende Tozo 1 ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, zorgvuldig heeft plaatsgevonden.

  • 2. Indien de uitvoering van het besluit gedurende Tozo 1 was overgedragen aan een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen verklaart het algemeen bestuur, met gebruikmaking van het in Bijlage III opgenomen model, schriftelijk dat de uitvoering gedurende Tozo 1 ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, zorgvuldig heeft plaatsgevonden.

  • 3. In de overweging om overeenkomstig het eerste en tweede lid te verklaren betrekken het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad, respectievelijk het algemeen bestuur, in ieder geval de ondernomen en, gegeven de omstandigheden, redelijkerwijs te vergen inspanningen en maatregelen om:

    • a. geconstateerde fouten en onzekerheden in de wijze waarop het besluit is uitgevoerd op te heffen; en

    • b. fouten en onzekerheden ten aanzien van belangrijke rechtmatigheidseisen, vermeld in de tabel opgenomen in Bijlage I, te reduceren.

  • 4. De verklaring wordt ondertekend:

    • a. bij toepassing van het eerste lid: het college en de gemeenteraad, indien de uitvoering van Tozo 1 heeft plaatsgevonden door een individuele gemeente, waarbij één handtekening volstaat van de burgemeester als lid van het college en tevens als voorzitter van de raad;

    • b. bij toepassing van het tweede lid: algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 6. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel hardheidsclausule Tozo 1.

Deze beleidsregel zal met toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 januari 2021

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

De Tozo als specifieke uitkering

De vergoeding voor de kosten van de uitvoering en het verlenen van bijstand op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers1 (Tozo) is een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet. Met betrekking tot de financiering en verantwoording betekent dit dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeenten voorschotten verstrekt voor de te maken kosten van bijstand en uitvoeringskosten en dat hij zich voor de vaststelling van de rijksvergoeding baseert op de verantwoordingsinformatie die de gemeente via de zogeheten SiSa-systematiek verstrekt. Ten aanzien van de kosten van bijstand geldt dat alleen die kosten voor rijksvergoeding in aanmerking komen waarvan de gemeente de rechtmatige besteding heeft verantwoord. Kosten die, blijkens het verslag van bevindingen van de accountant, in de tabel met fouten en onzekerheden, als fout of onzeker zijn aan te merken komen in beginsel niet in aanmerking voor vergoeding.

Zware opgave voor gemeenten

Op de Tozo, bedoeld om de financiële gevolgen van de coronacrisis voor zelfstandig ondernemers te verzachten via een aanvullende uitkering voor levensonderhoud en/of een lening voor bedrijfskapitaal, kon aanvankelijk een beroep worden gedaan in de periode van 1 maart tot 1 juni 2020. Later is de Tozo verlengd en zijn aanpassingen aangebracht in de eisen om voor uitkering in aanmerking te kunnen komen. Om deze redenen worden de afzonderlijke Tozo-tijdvakken aangeduid als Tozo 1 (1 maart tot 1 juni 2020), Tozo 2 (1 juni tot 1 oktober 2020), Tozo 3 (1 oktober 2020 tot 1 april 2021) respectievelijk Tozo 4 (1 april tot 1 juli 2021).

Vanwege de urgentie van de coronacrisis en de oproep vanuit de Rijksoverheid, zijn gemeenten al in maart 2020 voortvarend aan de slag gegaan met de uitvoering van Tozo 1. Door de tijdsdruk bij gemeenten en het feit dat de Tozo, in de vorm van een algemene maatregel van bestuur, pas tijdens de looptijd van Tozo 1 kon worden gepubliceerd (21 april 2020), konden gemeenten bij de start niet altijd volledig zijn in de beoordeling van uitkeringsrechten aan de hand van alle voorwaarden voor Tozo 1 en is de dossiervorming daarbij niet altijd op orde. Gelet op het grote maatschappelijk belang dat gediend werd met een voortvarende uitvoering van Tozo 1, vindt de Minister van SZW het onbillijk om de financiële gevolgen van de achteraf geconstateerde onrechtmatigheden (fouten en onzekerheden ten aanzien van de rechtmatigheid van bestedingen en baten) volledig voor rekening van de gemeenten te laten.

In deze toelichting is de uitvoering van Tozo 1 door de gemeenten als uitgangspunt genomen. In de situatie waarin verschillende gemeenten de uitvoering daarvan hebben overgedragen aan een samenwerkingsverband waarbij wordt aan alle voorwaarden, als verderop vermeld onder het kopje ‘Positie samenwerkingsverbanden’, kan voor ‘de gemeente’ gelezen worden ‘het samenwerkingsverband’.

Bevoegdheid Minister SZW om af te wijken van dwingende wetgeving

In artikel 21, tweede lid, van de Tozo, is dwingend geregeld dat geen vergoeding wordt verstrekt voor de kosten van algemene bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal, waarvan de gemeente de rechtmatigheid niet kan verantwoorden. In het derde lid van genoemd artikel is een hardheidsclausule opgenomen, waardoor de betreffende kosten wel geheel of gedeeltelijk vergoed kunnen worden indien anders sprake zou zijn van een onbillijkheid van overwegende aard.

Via deze beleidsregel maakt de Minister van SZW duidelijk op welke wijze en onder welke voorwaarden hij toepassing geeft aan de bevoegdheid om af te wijken van de dwingende wetgeving ten aanzien van de vaststelling van rijksvergoeding in het kader van de Tozo.

Gelet op het maatschappelijk belang om de door de Covid-19 maatregelen getroffen zelfstandigen snel en adequaat financieel te ondersteunen en de moeilijke omstandigheden waaronder gemeenten hieraan uitvoering hebben moeten geven, is het niet billijk dat gemeenten daarbij grote financiële risico’s lopen. Dit geldt in het bijzonder voor de uitvoering van Tozo 1. Maar ook onder moeilijke omstandigheden is het wel redelijk te eisen dat gemeenten op juiste en volledige wijze uitvoering hebben gegeven aan een beperkte set fundamentele basiscriteria en dat zij zich naar vermogen inzetten om eventuele onjuistheden in de uitvoering te corrigeren en te reduceren.

Afbakening

Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de uitvoering van Tozo 1. De aanvraag voor een uitkering op grond van Tozo 1 kon worden ingediend in de periode 1 maart 2020 tot 1 juni 2020, waarbij de toekenning van bijstand voor de kosten van levensonderhoud kon plaatsvinden tot 1 september 2020.

De rechtvaardiging om deze beleidsregel, waarmee een ruimhartige invulling aan de hardheidsclausule wordt gegeven, alleen van toepassing te verklaren op de uitvoering van Tozo 1 en niet tevens op alle daaropvolgende tijdvakken, is erin gelegen dat gemeenten bij het begin van de opvolgende tijdvakken bekend waren met de rechtmatigheidseisen voor die tijdvakken en zich dan ook beter konden voorbereiden op de uitvoering dan mogelijk was ten tijde van de start van Tozo 1. Van gemeenten kan redelijkerwijs worden verlangd dat zij eventuele onvolkomenheden in het aanvraag- en beoordelingsproces hebben hersteld. Vanaf Tozo 2 moeten de verstrekte uitkeringen, om in aanmerking te komen voor rijksvergoeding, voldoen aan alle rechtmatigheidseisen. Het onderscheid -zoals dat hieronder wordt toegelicht- tussen fundamentele en belangrijke rechtmatigheidseisen, geldt uitsluitend voor Tozo 1 en niet voor de daaropvolgende tijdvakken.

Rechtmatigheidseisen

Het juridisch kader voor de uitvoering: algemeen

Het juridisch kader voor een rechtmatige uitvoering van de Tozo bestaat uit de daarover opgenomen voorschriften in de Tozo zelf en uit de relevante bepalingen van de Participatiewet, voor zover daarvan niet is afgeweken in de Tozo. Afhankelijk van de verschillende tijdvakken, kunnen de in de Tozo opgenomen rechtmatigheidseisen verschillen.

In het kader van het gebruik van de hardheidsclausule door de Minister van SZW geldt voor Tozo 1 een strikt onderscheid tussen fundamentele rechtmatigheidseisen, belangrijke rechtmatigheidseisen en formele rechtmatigheidseisen. Het onderscheid tussen fundamentele en belangrijke rechtmatigheidseisen is gemaakt omdat fouten en onzekerheden ten aanzien van deze eisen verschillende consequenties hebben voor de rijksvergoeding.

Voor de rechtmatigheidscontrole van de gemeentelijke jaarrekening an sich speelt het onderscheid tussen fundamentele en belangrijke rechtmatigheidseisen geen rol. Bijlage I bij deze beleidsregel bevat een volledig overzicht van de te onderscheiden rechtmatigheidseisen met betrekking tot de uitvoering van Tozo 1.

Fundamentele rechtmatigheidseisen

Bij de fundamentele rechtmatigheidseisen gaat het om:

  • Rechtmatigheidseisen die zien op het vaststellen of iemand behoort tot de kring der rechthebbenden. Het gaat hierbij om de volgende vijf basiscriteria: identiteit, domicilie, inschrijving Kamer van Koophandel, het opgegeven verwachte inkomen in de periode waarover bijstand wordt gevraagd, en toets voldoen urencriterium en/of verklaring urencriterium2.

  • Rechtmatigheidseisen die zien op het juist vaststellen van het recht. Daarvoor is vereist dat de gemeente bij de toekenning van de bijstand op de juiste wijze rekening houdt met relevante aspecten zoals de ingangsdatum (te weten de juiste aanvraag- en toekenningsperiode), de maximale uitkeringsduur, de juiste norm, verrekening van opgegeven inkomsten, het maximumbedrag voor een lening voor een bedrijfskapitaal3.

Het voldoen aan de fundamentele rechtmatigheidseisen is essentieel voor zowel de beoordeling van de rechtmatigheid als het in aanmerking komen voor vergoeding vanuit het Rijk. Aan nakoming hiervan wordt onverkort vastgehouden. Onder voorwaarden zal een uitzondering zal worden gemaakt voor de wijze waarop gemeenten -bij aanvragen op afstand- de controle op de identiteit hebben uitgevoerd. Deze uitzondering zal separaat van deze beleidsregel kenbaar worden gemaakt.

Belangrijke rechtmatigheidseisen

De belangrijke rechtmatigheidseisen zien op het verdiepend vaststellen of iemand behoort tot de kring van rechthebbenden, zoals het uitvragen van verklaringen ten aanzien van het leeftijdscriterium, bedrijf/werkzaamheden in Nederland, bedrijf geraakt door Covid-19, beschikken over vereiste vergunningen, DGA>50% van de aandelen, aannemelijkheid verklaring behoefte bedrijfskapitaal, verklaring voldoen aan de-minimis eis en aanvaarding hoofdelijke aansprakelijkheid.

Los van de toepassing van de hardheidsclausule, maar daarom niet minder belangrijk voor gemeenten is dat eventueel resterende fouten en onzekerheden ten aanzien van de belangrijke rechtmatigheidseisen meetellen bij het bepalen van de omvang van de onrechtmatigheden in de gemeentelijke jaarrekening. Om (omvangrijke) onrechtmatigheden in de jaarrekening zoveel mogelijk te voorkomen, is een tijdig herstel op deze eisen dan ook van groot belang.

Formele rechtmatigheidseisen

Tot slot zijn er formele rechtmatigheidseisen. Op deze eisen wordt door accountants gecontroleerd voor het vaststellen van de rechtmatigheid, maar hierover wordt niet gerapporteerd aan SZW. Wel is het al dan niet voldoen aan deze eisen van invloed op het oordeel van de accountant over het financieel beheer. Deze eisen hebben geen invloed op de vergoeding vanuit het Rijk. Bij formele rechtmatigheidseisen gaat het om het aanwezig zijn van handtekeningen van de zelfstandige zelf en de partner, maar ook om de vaststelling van de identiteit van de aanvrager door middel van DigiD in combinatie met BRP of Suwinet. Over deze laatste formele eis rapporteert de accountant wel.

Toepassing hardheidsclausule

Niet ten aanzien van de fundamentele rechtmatigheidseisen

De als fout of onzeker aangemerkte kosten ten aanzien van de fundamentele rechtmatigheidseisen worden niet vergoed, ook niet met toepassing van de beleidsregel. Hieraan ligt ten grondslag dat het redelijk is te eisen dat gemeenten ook onder moeilijke omstandigheden op juiste en volledige wijze uitvoering gegeven aan een beperkte set fundamentele basiscriteria. De eerder vermelde vijf basiscriteria raken de kern (het doel) van de regeling. Deze zien namelijk op het vaststellen of de aanvrager een Nederlandse zelfstandige is die financieel getroffen is door de coronacrisis. Rechtmatigheidseisen die zien op het juist vaststellen van het recht vallen evenmin onder de werking van de hardheidsclausule, omdat gemeenten vanuit de uitvoering van de Participatiewet en het Bbz 2004 reeds bekend zijn met de toepassing van deze eisen.

Wel ten aanzien van de belangrijke rechtmatigheidseisen

De als fout of onzeker aangemerkte kosten ten aanzien van de belangrijke rechtmatigheidseisen kunnen, met toepassing van de beleidsregel, worden vergoed. Hiermee kan worden voorkomen dat deze fouten en onzekerheden leiden tot lagere vaststelling van de rijksvergoeding. Voorwaarde voor de toepassing van de hardheidsclausule is dat door het bevoegde gezag een bestuursverklaring is afgegeven. Als onderdeel van het ruimhartige beleid zal de Minister van SZW, wanneer hij toepassing geeft aan de hardheidsclausule, de als fout of onzeker aangemerkte kosten volledig vergoeden en zal hij geen gebruik maken van zijn bevoegdheid om deze kosten slechts gedeeltelijk te vergoeden.

Gebruik van hardheidsclausule ten aanzien van formele rechtmatigheidseisen niet nodig

Op deze eisen wordt door accountants gecontroleerd voor het vaststellen van de rechtmatigheid, maar hierover wordt, via de Tabel fouten en onzekerheden, niet gerapporteerd aan SZW. Dit houdt in dat een niet goede naleving van de formele rechtmatigheidseisen per definitie niet kan leiden tot een lagere rijksvergoeding. Zodoende is het gebruik van de hardheidsclausule voor dit type tekortkomingen niet nodig.

Separaat van deze beleidsregel zal bekend worden gemaakt hoe omgegaan zal worden met de situaties van identificatie op afstand, waarbij die heeft plaatsgevonden door middel van DigiD, als dan niet in combinatie met BRP of Suwinet. Zoals reeds vermeld moeten de accountants over deze situatie wel rapporteren.

De bestuursverklaring

Strekking van de bestuursverklaring

Voor de toepassing van de hardheidsclausule is het vereist dat de gemeente (of een samenwerkingsverband) een bestuursverklaring zendt aan de Minister van SZW, inhoudende dat de uitvoering van Tozo 1 zorgvuldig heeft plaatsgevonden, als bedoeld in deze beleidsregel. Formeel heeft deze verklaring betrekking op de gehele uitvoering van Tozo 1, maar de facto is de verklaring alleen van belang met betrekking tot de uitvoering van de in Bijlage I opgenomen ‘belangrijke rechtmatigheidseisen’. Immers: de hardheidsclausule is niet van toepassing op de als fout of onzeker verantwoorde kosten die betrekking hebben op fundamentele rechtmatigheidseisen en fouten en onzekerheden met betrekking tot formele rechtmatigheidseisen worden, met uitzondering van de identificatie op afstand, door de accountant niet opgenomen in de SiSa- Tabel fouten en onzekerheden en het verslag van bevindingen.

Het is aan de verantwoordelijke bestuursorganen om te bepalen of de van belang zijnde overwegingen de conclusie rechtvaardigen dat de uitvoering zorgvuldig heeft plaatsgevonden. In de beleidsregel is alleen aangegeven welke overwegingen het college en de gemeenteraad hierbij in ieder geval moeten betrekken. Het gaat om overwegingen met betrekking tot de ondernomen en, gegeven de omstandigheden, redelijkerwijs te vergen inspanningen en maatregelen om geconstateerde fouten en onzekerheden in de wijze waarop het besluit is uitgevoerd op te heffen en om fouten en onzekerheden ten aanzien van belangrijke rechtmatigheidseisen te reduceren. Indien het college en de gemeenteraad de voorgeschreven aspecten in hun overwegingen hebben betrokken, zijn er verder geen eisen waaraan voldaan moet zijn om tot een zorgvuldige uitvoering te kunnen concluderen. Het college en de gemeenteraad bepalen zelf of, en zo ja welke andere overwegingen nog meer van belang zijn.

Zonder dat daarvoor een expliciete bepaling nodig is, is het evident dat geen sprake kan zijn van een zorgvuldige uitvoering indien de gemeente er in het geheel geen werk van heeft gemaakt de vermelde fouten en onzekerheden op te heffen en te reduceren.

Horizontale verantwoording als uitgangspunt

Vanuit het beginsel dat de horizontale verantwoording leidend is, steunt de Minister van SZW op de uitkomsten van de verantwoording van het college aan de gemeenteraad. Dit geldt voor de zogeheten SiSa-verantwoording, maar ook voor de bestuursverklaring dat de gemeente, ondanks de verantwoorde fouten en onzekerheden, Tozo 1 zorgvuldig heeft uitgevoerd.

De wijze waarop de horizontale verantwoording plaatsvindt en de argumenten die daarbij voor gemeente van belang zijn, behoort tot de volledige verantwoordelijkheid van de gemeente. Dit geldt ook voor de beoordeling of de gemeente zich naar vermogen heeft ingespannen om herstelacties uit te voeren. De Minister van SZW geeft geen oordeel over de wijze waarop, via de horizontale verantwoording, de bestuursverklaring tot stand komt. Dit laat onverlet dat de Minister het wel belangrijk vindt er kennis van te nemen op grond van welke overwegingen de bestuursorganen tot hun gezamenlijke oordeel zijn gekomen en waaruit de zorgvuldige uitvoering heeft bestaan. Om die reden dient de bestuursverklaring voorzien te zijn van een – vormvrije – toelichting op hoofdlijnen. De gemeente kan in de toelichting bijvoorbeeld aandacht besteden aan de volgende aspecten:

  • Hoe verhoudt de gemeentelijke uitvoering zich tot hetgeen is opgenomen in de Beleidsregel hardheidsclausule Tozo 1, in het bijzonder voor wat betreft het onderscheid tussen fundamentele rechtmatigheidseisen, belangrijke rechtmatigheidseisen en formele rechtmatigheidseisen.

  • Op welke wijze is het herstel van opgetreden onrechtmatigheden door de gemeente aangepakt.

  • In welke periode zijn de herstelwerkzaamheden uitgevoerd.

  • Welke belangrijke overwegingen hebben een rol gespeeld voor de conclusie dat sprake is geweest van een zorgvuldige uitvoering van de Tozo.

  • Eventuele interne en/of externe belemmeringen die van invloed zijn geweest op de uitvoering van de Tozo en het herstel van opgetreden onrechtmatigheden.

Indien een bestuursverklaring niet voorzien is van een toelichting, zal de verstrekker ervan gevraagd worden die toelichting alsnog te geven en indien de bestuursverklaring, inclusief de beknopte toelichting, meer bedraagt dan 4 pagina’s, kan de verstrekker verzocht worden tot inkorting over te gaan.

De bestuursverklaring is een gezamenlijk product van het college en de gemeenteraad. Om deze reden wordt de verklaring ondertekend door beide bestuursorganen. Een bestuursverklaring hoeft niet te worden voorzien van een oordeel door de accountant.

Samenvattend dient de bestuursverklaring te voldoen aan de volgende eisen:

  • zij heeft alleen betrekking op Tozo 1;

  • zij heeft betrekking op fouten en onzekerheden, zoals vermeld in het verslag van bevindingen van de accountant, in de tabel fouten en onzekerheden;

  • zij is gebaseerd op een toetsing van de gemeentelijke situatie aan Beleidsregel hardheidsclausule Tozo 1;

  • zij is de uitkomst van de horizontale verantwoording, blijkend uit ondertekening door het college en de raad.

Positie samenwerkingsverbanden

Gemeenten kunnen de uitvoering van de Tozo overdragen aan een samenwerkingsverband op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). De Wgr kent verschillende samenwerkingsvormen, zoals een openbaar lichaam, een gemeenschappelijk orgaan en een bedrijfsvoeringsorganisatie. Indien wordt voldaan aan alle onderstaande voorwaarden, kan het samenwerkingsverband de bestuursverklaring afgeven, in de plaats van de colleges en gemeenteraden van de deelnemende gemeenten. De voorwaarden zijn:

  • het betreft een samenwerkingsverband waarbij een openbaar lichaam is ingesteld als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wgr;

  • het betreft een regeling waaraan zowel de colleges als de gemeenteraden deelnemen;

  • het betreft een samenwerkingsverband waaraan zowel de colleges als gemeenteraden hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot de uitvoering van de Tozo gedelegeerd hebben.

Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, en het samenwerkingsverband bevoegd is de bestuursverklaring af te geven, gelden dezelfde regels als voor de verklaring door een individuele gemeente. Echter met een uitzondering. Omdat het openbaar lichaam een monistisch bestuursmodel kent -in afwijking van gemeenten met een duaal model- kan volstaan worden met ondertekening door het algemeen bestuur.

Indien sprake is van gemeentelijke samenwerking waarbij niet voldaan wordt aan alle vermelde voorwaarden, zijn uitsluitend de individuele gemeenten bevoegd tot het afgeven van de bestuursverklaring.

Procedure

Geen aanvraag, geen onderdeel SiSa-verantwoording

De gemeente hoeft geen apart verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule in te dienen. De ontvangst van een door het college en de gemeenteraad afgegeven bestuursverklaring over de zorgvuldige uitvoering van Tozo 1, is voor de Minister van SZW voldoende reden om, ten behoeve van de vaststelling van de rijksvergoeding, te beoordelen of in de situatie van de betreffende gemeente aanleiding bestaat over te gaan tot toepassing van de hardheidsclausule.

De bestuursverklaring maakt geen deel uit van de wettelijk geregelde SiSa-verantwoording. De toezending van de bestuursverklaring aan SZW kan dan ook niet plaatsvinden via de indiening van de verantwoordingsdocumenten in het kader van SiSa.

Toezending van de bestuursverklaring aan SZW geschiedt separaat en via de aparte SZW-postbus: financieringtozo@minszw.nl.

Inzending van bestuursverklaring

Voor de inzending van de bestuursverklaring maakt de gemeente gebruik van een door de Minister van SZW aangeboden model (Bijlage II). Het gebruik van een, met gemeenten afgestemd, model beoogt te bevorderen dat de toepassing van de hardheidsclausule snel, correct en eenduidig plaatsvindt.

In de gevallen waarin gemeenten de uitvoering van in ieder geval Tozo 1 hebben overgedragen aan een samenwerkingsverband en voldaan aan alle vermelde voorwaarden (onder het kopje ‘Positie samenwerkingsverbanden’), kan worden volstaan met een door het algemeen bestuur ondertekende bestuursverklaring, met gebruikmaking van een door de Minister van SZW aangeboden model (Bijlage III). In een dergelijke uitvoeringssituatie kunnen afzonderlijke deelnemende gemeenten geen bestuursverklaring afgeven, ook niet indien de gemeenschappelijke regeling geen aanleiding ziet een bestuursverklaring af te geven.

Het is niet nodig bevonden een termijn te regelen voor de inzending van een bestuursverklaring. Omdat zowel de gemeente als het ministerie gebaat is bij voortvarende en soepele vaststelling van de rijksvergoeding, is het van belang dat de inzending snel ter hand wordt genomen. Verklaringen die uiterlijk 30 september 2021 door de Minister van SZW worden ontvangen, kunnen zonder meer betrokken worden bij de vaststelling van de rijksvergoeding 2020, in het bijzonder de bestuurlijke weging of sprake is van onbillijkheid van overwegende aard. Voor verklaringen die later worden ontvangen zal SZW een praktische oplossing zoeken.

Informatievoorziening

De toepassing van de hardheidsclausule met betrekking tot Tozo 1 en het daarbij van belang zijnde onderscheid tussen fundamentele, belangrijke en formele rechtmatigheidseisen, vergt dat de gemeente hierop afgestemde informatie verstrekt. Dit krijgt vorm in zowel de door de gemeente in te vullen SiSa-bijlage als de door de accountant in te vullen Tabel fouten en onzekerheden. Via de ‘Nota Verwachtingen Accountantscontrole’ worden de accountants geïnformeerd over de specifieke verwachtingen van de controle van Tozo 1 en andere Tozotijdvakken. De nadere communicatie hierover met gemeenten, accountants en andere belanghebbenden verloopt via het Ministerie van BZK.

Bijlagen

  • I. Tabel te onderscheiden rechtmatigheidseisen bij Tozo 1.

  • II. Format bestuursverklaring omtrent zorgvuldige uitvoering door gemeente van Tozo 1.

  • III. Format bestuursverklaring omtrent zorgvuldige uitvoering door Wgr-verband van Tozo 1.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

BIJLAGE I: TABEL RECHTMATIGHEIDSEISEN TOZO 1

Deze tabel geeft inzicht in de verschillende rechtmatigheidseisen van de Tozo 1:

  • Fundamentele rechtmatigheidseisen: Uitkering is onrechtmatig (fout) bij niet voldoen aan de rechtmatigheidseis en onrechtmatig (onzeker) bij het ontbreken van bewijsstukken. Herstelactie van de gemeente is vereist. De gemeenten moeten de signalen die hieronder vallen ten minste afhandelen, hier wordt door de accountant op gecontroleerd. De accountant controleert ook de naleving van de eisen en rapporteert hierover.

  • Belangrijke rechtmatigheidseisen: Uitkering is onrechtmatig (fout) bij niet voldoen aan de rechtmatigheidseis en onrechtmatig (onzeker) bij het ontbreken van bewijsstukken. Herstelactie van de gemeente is vereist. De gemeenten moeten de signalen die hieronder vallen ten minste afhandelen, hier wordt door de accountant op gecontroleerd. De accountant controleert ook de naleving van de eisen en rapporteert hierover. Bij de vaststelling van de gemeentevergoeding door SZW bestaat de mogelijkheid onder voorwaarden van het gebruik van de hardheidsclausule.

  • Formele rechtmatigheidseisen: Er is niet voldaan aan een formele eis. Een bewijsstuk ontbreekt, maar dit bewijsstuk is niet essentieel voor de rechtmatigheid van de uitkering. Herstel door de gemeente is niet noodzakelijk. Op de eis wordt door de accountant gecontroleerd, maar niet als onrechtmatigheid gerapporteerd. Voor de formele rechtmatigheidseis ‘identiteit’ geldt een andere toepassing, die alleen geldt bij Tozo 1, 2 en 3. Indien niet is voldaan aan art. 17 lid 3 Pw maar de identiteit is vastgesteld middels DigiD én BRP of suwinet, dan mag dit worden geïnterpreteerd als een formele onrechtmatigheid. De accountant dient hierover wél te rapporteren. Als de identiteit niet is vastgesteld door middel van een ID-bewijs of Digid én BRP of suwinet, dan is er sprake van een fundamentele onrechtmatigheid (basiscriterium 1).

Let op: Voor Tozo 2, 3 en 4 geldt het onderscheid tussen fundamentele en belangrijke rechtmatigheidseisen niet. Deze eisen worden allen fundamenteel. Voor de formele eisen geldt hetzelfde als onder Tozo 1 (afgezien van identiteit).

Rechtmatigheidseis Tozo 1

Grondslag

Participatiewet (Pw), Tozo en Trozo

– – – Fundamenteel – – –

Aanvraag vóór 1 juni 2020

Art. 3 lid 2 Tozo

Basiscriterium 1: Nederlander / gelijkgesteld aan Nederlander (= ID bewijs / geldige verblijfstitel)

Art. 11 Pw

Basiscriterium 2: Woonachtig in NL; woonplaats of feitelijke ligplaats (dan wel in ander land conform Trozo en premieplichtig in NL1

Art. 40 Pw en art. 3 lid 3 Tozo (dan wel art. 2 sub a Trozo2

Basiscriterium 3: Datum inschrijving KvK en start onderneming (dan wel datum inschrijving handelsregister etc. conform Trozo3

Art. 2 Tozo (dan wel art. 3 Trozo4

Basiscriterium 4: Aanwezigheid verklaring m.b.t. verwacht inkomen

Art. 2 jo. art. 5 Tozo

Basiscriterium 5: Aanwezigheid verklaring m.b.t. urencriterium en/of gemeente heeft voldoen aan urencriterium zelf vastgesteld

Art. 1 Tozo

Vaststelling gezinssamenstelling / norm bijstand

Art. 3 en 4 jo. art. 20, 21 en 24 Pw

Inkomstenverrekening

Art. 5 en 6 Tozo

Toekenning vanaf 1 maart 2020

Art. 3 lid 2 Tozo

Maximale duur en periode van de uitkering levensonderhoud

Art. 9 Tozo

Eisen aan de beschikking / verlening (vorm bijstand en rente, looptijd en verplichtingen lening)

Art. 13, 14 en 16 Tozo

Maximale bedrag lening bedrijfskapitaal

Art. 15 Tozo

Aantal besluiten levensonderhoud

Art. 19 lid 1b Tozo

Aantal besluiten kapitaalverstrekking (dan wel daadwerkelijke kosten bijstand bedrijfskapitaal conform Trozo5

Art. 19 lid 1b Tozo (dan wel art. 4a lid 2 Trozo6

Totaal bedrag ingestelde vorderingen levensonderhoud (2020)

-

– – – Belangrijk – – –

Leeftijdscriterium: t.a.v. (1) levensonderhoud en (2) bedrijfskapitaal

(1) Art. 11 Pw en art. 1 Tozo

(2) Art. 2 lid 2b Trozo

 

Bedrijf / werkzaamheden in NL (of buitenland)

Art. 1 Tozo (art. 2 lid 1 Trozo)

Aanwezigheid verklaring bij aanvraag dat het bedrijf of zelfstandig beroep financieel geraakt is door Covid-19

Art. 2 jo. art. 12 Tozo

Voorliggende voorzieningen (o.a. continuïteitsbijdrage zorgaanbieders)

Art. 15 Pw

Uitsluitingsgronden levensonderhoud

Art. 13 Pw en art. 2 lid 2 Tozo

Uitsluitingsgrond bedrijfskapitaal

Art. 11 lid 3 Tozo

Vergunningen

Art. 1 Tozo

DGA: > 50% aandelen

Art. 1 Tozo

Aannemelijkheid verklaring behoefte bedrijfskapitaal

Art. 10 lid 1 Tozo en art. 12 Tozo

Verklaring voldoen aan de minimis eis

Art. 10 lid 2 en art. 12 Tozo

Aanvaarding hoofdelijke aansprakelijkheid

Art. 11 lid 1 en 2 Tozo

– – – Formeel – – –

Handtekening aanvrager/zelfstandige

-

Handtekening partner

-

ID-bewijs (identiteit vastgesteld d.m.v. Digid én BRP of suwinet)

Art. 17 lid 3 Pw (vanaf Tozo 4 is dit weer fundamenteel)

Bijstand om niet

Art. 8 Tozo

X Noot
1

Deze rechtmatigheidsaspecten wijken enigszins af ten aanzien van grenswerkers die woonachtig zijn buiten Nederland.

De Tozo ten aanzien van deze rechthebbenden (conform Trozo) wordt enkel uitgevoerd door de gemeente Maastricht.

X Noot
2

Deze rechtmatigheidsaspecten wijken enigszins af ten aanzien van grenswerkers die woonachtig zijn buiten Nederland.

De Tozo ten aanzien van deze rechthebbenden (conform Trozo) wordt enkel uitgevoerd door de gemeente Maastricht.

X Noot
3

Deze rechtmatigheidsaspecten wijken enigszins af ten aanzien van grenswerkers die woonachtig zijn buiten Nederland.

De Tozo ten aanzien van deze rechthebbenden (conform Trozo) wordt enkel uitgevoerd door de gemeente Maastricht.

X Noot
4

Deze rechtmatigheidsaspecten wijken enigszins af ten aanzien van grenswerkers die woonachtig zijn buiten Nederland.

De Tozo ten aanzien van deze rechthebbenden (conform Trozo) wordt enkel uitgevoerd door de gemeente Maastricht.

X Noot
5

Deze rechtmatigheidsaspecten wijken enigszins af ten aanzien van grenswerkers die woonachtig zijn buiten Nederland.

De Tozo ten aanzien van deze rechthebbenden (conform Trozo) wordt enkel uitgevoerd door de gemeente Maastricht.

X Noot
6

Deze rechtmatigheidsaspecten wijken enigszins af ten aanzien van grenswerkers die woonachtig zijn buiten Nederland.

De Tozo ten aanzien van deze rechthebbenden (conform Trozo) wordt enkel uitgevoerd door de gemeente Maastricht.

BIJLAGE II BIJ DE BELEIDSREGEL HARDHEIDSCLAUSULE TOZO 1

Gemeente: .....

BESTUURSVERKLARING MET HET OOG OP DE TOEPASSING VAN DE HARDHEIDSCLAUSULE TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING VAN TOZO 1

Betekenis hardheidsclausule als bedoeld in artikel 21, derde lid, Tozo

In artikel 21, derde lid, Tozo, is voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de bevoegdheid geregeld dat hij de als fout of onzeker verantwoorde kosten toch geheel of gedeeltelijk kan vergoeden, indien het buiten aanmerking laten van die kosten naar zijn oordeel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Deze hardheidsclausule vergt een bestuurlijke weging, welke mede geschiedt in de context dat gemeenten de Tozo 1-regeling al voortvarend ter hand moesten nemen zonder dat de regeling was uitgewerkt. Daarbij is tevens van belang dat de Staatssecretaris van SZW bij brief van 27 maart 2020 de Tweede Kamer heeft gemeld dat het snel helpen van ondernemers centraal staat, dat de administratieve lasten voor ondernemers en gemeenten beperkt moeten blijven en dat, hoewel zorgvuldigheid en het beperken van frauderisico’s belangrijk zijn, de nadruk op snelheid mogelijk impliceert dat niet al het misbruik en oneigenlijk gebruik ondervangen kan worden en dat het kabinet ernaar streeft om snelheid en zorgvuldigheid op een goede manier te combineren.

De Beleidsregel hardheidsclausule Tozo 1 voorziet erin dat de hardheidsclausule wel van toepassing is op verantwoorde fouten en onzekerheden ten aanzien van de belangrijke rechtmatigheidseisen maar niet op die ten aanzien van de fundamentele rechtmatigheidseisen. In Bijlage I bij de beleidsregel zijn beide soorten rechtmatigheidseisen nader gespecificeerd. Een belangrijke voorwaarde voor toepassing van de hardheidsclausule is de aanwezigheid van een bestuursverklaring, waarin de gemeente verklaart dat de uitvoering van Tozo 1, ondanks de verantwoorde fouten en onzekerheden, zorgvuldig heeft plaatsgevonden.

Vanuit het beginsel dat de horizontale verantwoording leidend is, steunt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de uitkomsten van de verantwoording van het college aan de gemeenteraad. Dit geldt niet alleen voor de zogeheten SiSa-verantwoording, maar ook voor genoemde bestuursverklaring. Deze bestuursverklaring is dan ook een gezamenlijk product van het college en de gemeenteraad. Om deze reden wordt de verklaring ondertekend door beide bestuursorganen. Om praktische reden is geregeld dat één handtekening volstaat van de burgemeester, als lid van het college en tevens als voorzitter van de raad.

Bij de bestuurlijke weging ten aanzien van een eventuele onbillijkheid van overwegende aard beoordeelt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of van de gemeente een bestuursverklaring is ontvangen.

Het is aan het college en de gemeenteraad om te concluderen dat de uitvoering, ondanks de door hen verantwoorde fouten en onzekerheden, zorgvuldig heeft plaatsvonden. Om te bewerkstelligen dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich hierop kan baseren, is het belangrijk dat het college en de gemeenteraad hun conclusie mede baseren op overwegingen ten aanzien van de gemeentelijke inspanningen en maatregelen om geconstateerde tekortkomingen in het proces van uitkeringsverstrekking op te heffen en om het aantal fouten en onzekerheden ten aanzien van de belangrijke rechtmatigheidseisen zoveel mogelijk te reduceren, rekening houdend met de lokale omstandigheden. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid treedt niet in de uitkomst van de overwegingen van het college en de gemeenteraad.

Zonder dat daarvoor een expliciete bepaling nodig is, is het evident dat geen sprake kan zijn van een zorgvuldige uitvoering indien de gemeente er in het geheel geen werk van heeft gemaakt om de vermelde fouten en onzekerheden op te heffen en te reduceren.

Voor het verkrijgen van een goed beeld, is het voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wenselijk dat de verklaring op hoofdlijnen een toelichting bevat op grond van welke overwegingen het college en de raad tot hun gezamenlijke oordeel zijn gekomen en waaruit de zorgvuldige uitvoering heeft bestaan. Bij voorkeur blijft de bestuursverklaring, inclusief de beknopte toelichting, beperkt tot maximaal 4 pagina’s. Bij een uitgebreider document kan verzocht worden tot inkorting over te gaan.

Procedure

De wijze waarop de gezamenlijke verklaring tot stand komt, behoort tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. Hoewel dat niet verplicht is, is denkbaar dat de totstandkoming van de verklaring parallel plaatsvindt met de vaststelling van de gemeentelijke jaarrekening.

De gemeente hoeft geen expliciet verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule in te dienen. De ontvangst van de bestuursverklaring is voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voldoende reden om te beoordelen of in de situatie van de betreffende gemeente aanleiding bestaat tot toepassing van de hardheidsclausule ten aanzien van de uitvoering van de belangrijke rechtmatigheidseisen met betrekking tot Tozo 1. Toezending van de bestuursverklaring is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Wanneer bij het vaststellingsproces door SZW wordt vastgesteld dat een bestuursverklaring niet is ontvangen, verbindt SZW daaraan de conclusie dat de gemeente geen aanleiding heeft gezien tot afgifte van bedoelde verklaring en dat om die reden voor SZW geen aanleiding bestaat om de hardheidsclausule toe te passen.

Voor de inzending van een bestuursverklaring geldt geen formele termijn. Toch geldt dat het voor een voortvarende en soepele vaststelling van de rijksvergoeding van belang is dat de gemeente de inzending van de bestuursverklaring snel ter hand neemt. Door een verklaring uiterlijk 30 september 2021 in te zenden is verzekerd dat die verklaring betrokken wordt bij de primaire vaststelling van de rijksvergoeding en wordt voorkomen dat een zware wissel wordt getrokken op de het vaststellingsproces van SZW.

De indiening van de bestuursverklaring geschiedt, separaat van de SiSa-verantwoording, door toezending aan de aparte SZW-postbus: financieringtozo@minszw.nl.

De verklaring

Het college en de raad van de gemeente ..... verklaren dat de uitvoering van Tozo 1 zorgvuldig heeft plaatsgevonden, als bedoeld in de Beleidsregel hardheidsclausule Tozo 1.

Beknopte toelichting op de verklaring

De toelichting is vormvrij. Om u eventueel op weg te helpen kan in de toelichting aandacht worden besteed aan de volgende aspecten:

  • Hoe verhoudt de gemeentelijke uitvoering zich tot hetgeen is opgenomen in de Beleidsregel hardheidsclausule Tozo 1, in het bijzonder voor wat betreft het onderscheid tussen fundamentele rechtmatigheidseisen, belangrijke rechtmatigheidseisen en formele rechtmatigheidseisen.

  • Op welke wijze is het herstel van opgetreden onrechtmatigheden door de gemeente aangepakt.

  • In welke periode zijn de herstelwerkzaamheden uitgevoerd.

  • Welke belangrijke overwegingen hebben een rol gespeeld voor de conclusie dat sprake is geweest van een zorgvuldige uitvoering van de Tozo.

  • Eventuele interne en/of externe belemmeringen die van invloed zijn geweest op de uitvoering van de Tozo en het herstel van opgetreden onrechtmatigheden.

Eventuele beschikbare beleids- en/of projectplannen kunnen als bijlage worden toegevoegd, maar vereist is dat niet.

Ondertekening college en gemeenteraad

Datum: .....

 

De secretaris,

De griffier,

   
   

Naam van de ondertekenaar:

Naam van de ondertekenaar:

Namens het college van burgemeester en wethouders en namens de gemeenteraad van de gemeente .....

de burgemeester, tevens voorzitter van de raad,

 
 

Naam van de ondertekenaar:

BIJLAGE III BIJ DE BELEIDSREGEL HARDHEIDSCLAUSULE TOZO 1

Naam gemeenschappelijke regeling: .....

Betreffende de gemeenten: .....

BESTUURSVERKLARING MET HET OOG OP DE TOEPASSING VAN DE HARDHEIDSCLAUSULE TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING VAN TOZO 1

Betekenis hardheidsclausule als bedoeld in artikel 21, derde lid, Tozo

In artikel 21, derde lid, Tozo, is voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de bevoegdheid geregeld dat hij de als fout of onzeker verantwoorde kosten toch geheel of gedeeltelijk kan vergoeden, indien het buiten aanmerking laten van die kosten naar zijn oordeel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Deze hardheidsclausule vergt een bestuurlijke weging, welke mede geschiedt in de context dat gemeenten de Tozo 1-regeling al voortvarend ter hand moesten nemen zonder dat de regeling was uitgewerkt. Daarbij is tevens van belang dat de Staatssecretaris van SZW bij brief van 27 maart 2020 de Tweede Kamer heeft gemeld dat het snel helpen van ondernemers centraal staat, dat de administratieve lasten voor ondernemers en gemeenten beperkt moeten blijven en dat, hoewel zorgvuldigheid en het beperken van frauderisico’s belangrijk zijn, de nadruk op snelheid mogelijk impliceert dat niet al het misbruik en oneigenlijk gebruik ondervangen kan worden en dat het kabinet ernaar streeft om snelheid en zorgvuldigheid op een goede manier te combineren.

De Beleidsregel hardheidsclausule Tozo 1 voorziet erin dat de hardheidsclausule wel van toepassing is op verantwoorde fouten en onzekerheden ten aanzien van de belangrijke rechtmatigheidseisen maar niet op die ten aanzien van de fundamentele rechtmatigheidseisen. In Bijlage I bij de beleidsregel zijn beide soorten rechtmatigheidseisen nader gespecificeerd. Een belangrijke voorwaarde voor toepassing van de hardheidsclausule is de aanwezigheid van een bestuursverklaring, waarin de gemeenschappelijke regeling verklaart dat de uitvoering van Tozo 1, ondanks de verantwoorde fouten en onzekerheden, zorgvuldig heeft plaatsgevonden.

Vanuit het beginsel dat de horizontale verantwoording leidend is, steunt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de uitkomsten van de verantwoording van het college aan de raad. Het steunen op de horizontale verantwoording geldt ook indien de bevoegdheid tot afgifte van de bestuursverklaring bij een samenwerkingsverband berust. Het samenwerkingsverband is bevoegd de bestuursverklaring af te geven, in de plaats van de colleges en gemeenteraden van de deelnemende gemeenten, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • het betreft een samenwerkingsverband waarbij een openbaar lichaam is ingesteld als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wgr;

  • het betreft een regeling waaraan zowel de colleges als de gemeenteraden deelnemen;

  • het betreft een samenwerkingsverband waaraan zowel de colleges als gemeenteraden hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot de uitvoering van de Tozo gedelegeerd hebben.

Analoog aan de wetsuitvoering door individuele gemeenten, geldt dat de bestuursverklaring een gezamenlijk product is van het dagelijks- en algemeen bestuur. Omdat het openbaar lichaam, anders dan de gemeente, een monistisch bestuursmodel kent, volstaat ondertekening door het algemeen bestuur.

Bij de bestuurlijke weging ten aanzien van een eventuele onbillijkheid van overwegende aard beoordeelt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of van het samenwerkingsverband een bestuursverklaring is ontvangen.

Het is aan het dagelijks- en algemeen bestuur om te concluderen dat de uitvoering, ondanks de door hen verantwoorde fouten en onzekerheden, zorgvuldig heeft plaatsvonden. Om te bewerkstelligen dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich hierop kan baseren, is het belangrijk dat het dagelijks- en algemeen bestuur hun conclusie mede baseren op overwegingen ten aanzien van de hun inspanningen en maatregelen om geconstateerde tekortkomingen in het proces van uitkeringsverstrekking op te heffen en om het aantal fouten en onzekerheden ten aanzien van de belangrijke rechtmatigheidseisen zoveel mogelijk te reduceren, rekening houdend met de lokale omstandigheden van de bij de gemeenschappelijke regeling aangesloten gemeenten. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid treedt niet in de uitkomst van de overwegingen van het dagelijks- en algemeen bestuur.

Zonder dat daarvoor een expliciete bepaling nodig is, is het evident dat geen sprake kan zijn van een zorgvuldige uitvoering indien het samenwerkingsverband er in het geheel geen werk van heeft gemaakt om de vermelde fouten en onzekerheden op te heffen en te reduceren.

Voor het verkrijgen van een goed beeld, is het voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wenselijk dat de verklaring op hoofdlijnen een toelichting bevat op grond van welke overwegingen het dagelijks- en algemeen bestuur tot hun gezamenlijk oordeel zijn gekomen en waaruit de zorgvuldige uitvoering heeft bestaan. Bij voorkeur blijft de bestuursverklaring, inclusief de beknopte toelichting, beperkt tot maximaal 4 pagina’s. Bij een uitgebreider document kan verzocht worden tot inkorting over te gaan.

Procedure

De wijze waarop de gezamenlijke verklaring tot stand komt, behoort tot de verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband. Hoewel dat niet verplicht is, is denkbaar dat de totstandkoming van de verklaring parallel plaatsvindt met de vaststelling van de jaarrekening.

Het samenwerkingsverband hoeft geen expliciet verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule in te dienen. De ontvangst van de bestuursverklaring is voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voldoende reden om te beoordelen of in de situatie van het betreffende samenwerkingsverband aanleiding bestaat tot toepassing van de hardheidsclausule met betrekking tot de uitvoering van Tozo 1. Toezending van de bestuursverklaring is een verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband. Wanneer bij het vaststellingsproces blijkt dat in de situatie van het samenwerkingsverband geen bestuursverklaring is ontvangen, verbindt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daaraan de conclusie dat het samenwerkingsverband geen aanleiding heeft gezien tot afgifte van bedoelde verklaring en dat om die reden voor de minister geen aanleiding bestaat om de hardheidsclausule toe te passen.

Voor de inzending van een bestuursverklaring geldt geen formele termijn. Toch geldt dat het voor een voortvarende en soepele vaststelling van de rijksvergoeding van belang is dat het samenwerkingsverband de inzending van de bestuursverklaring snel ter hand neemt. Door een verklaring uiterlijk 30 september 2021 in te zenden is verzekerd dat die verklaring betrokken wordt bij de primaire vaststelling van de rijksvergoeding en wordt voorkomen dat een zware wissel wordt getrokken op de het vaststellingsproces van SZW.

De indiening van de bestuursverklaring geschiedt, separaat van de SiSa-verantwoording, door toezending aan de aparte SZW-postbus: financieringtozo@minszw.nl.

De verklaring

Mede namens het dagelijks bestuur, verklaart het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling ..... dat de uitvoering van Tozo 1 zorgvuldig heeft plaatsgevonden, als bedoeld in de Beleidsregel hardheidsclausule Tozo 1.

Beknopte toelichting op de verklaring

De toelichting is vormvrij. Om u eventueel op weg te helpen kan in de toelichting aandacht worden besteed aan de volgende aspecten:

  • Hoe verhoudt de uitvoering door de gemeenschappelijke regeling zich tot hetgeen is opgenomen in de Beleidsregel hardheidsclausule Tozo 1, in het bijzonder voor wat betreft het onderscheid tussen fundamentele rechtmatigheidseisen, belangrijke rechtmatigheidseisen en formele rechtmatigheidseisen.

  • Op welke wijze is het herstel van opgetreden onrechtmatigheden door de gemeenschappelijke regeling aangepakt.

  • In welke periode zijn de herstelwerkzaamheden uitgevoerd.

  • Welke belangrijke overwegingen hebben een rol gespeeld voor de conclusie dat sprake is geweest van een zorgvuldige uitvoering van de Tozo.

  • Eventuele interne en/of externe belemmeringen die van invloed zijn geweest op de uitvoering van de Tozo en het herstel van opgetreden onrechtmatigheden.

Eventueel relevante beleids- en/of projectplannen kunnen als bijlage worden toegevoegd, maar vereist is dat niet.

Ondertekening algemeen bestuur

Datum: .....

Ondertekening

De voorzitter,

Naam van de ondertekenaar:

De secretaris,

Naam van de ondertekenaar:


X Noot
1

Stb. 2020, 118.

X Noot
2

Op grond van artikel 2, tweede lid, onder a, van de Trozo kan de zelfstandige die rechtmatig woonachtig is in een ander land van de EU of EER of in Zwitserland, maar die zijn eigen bedrijf of zelfstandig beroep in Nederland uitoefent, een beroep doen op leenbijstand voor bedrijfskapitaal. De uitvoering van de Trozo voor deze kring der rechthebbenden is belegd bij één gemeente: Maastricht. De aanvullende rechtmatigheidseisen (specifiek artikel 2, onder a, van de Trozo en artikel 3 van de Trozo) zijn vergelijkbaar met rescpectievelijk basiscriteria 2 en 3 van de ‘reguliere’ Tozo. Deze zijn als dusdanig opgenomen in Bijlage I. De eisen raken de kern van de Tozo-regeling. Met die reden worden de rechtmatigheidseisen, in lijn met de reguliere kring der rechthebbenden bij Tozo 1, aangemerkt als fundamentele rechtmatigheidseis waarvoor de gemeente Maastricht geen beroep kan doen op de hardheidsclausule uit onderhavige beleidsregel. Hetzelfde geldt voor art. 4a, tweede lid, van de Trozo, waarin wordt bepaald dat, in afwijking van art. 19, eerste lid, onder b van de Tozo, de daadwerkelijke kosten die zijn verbonden aan het verlenen van bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal worden vergoed.

X Noot
3

In de tabel in Bijlage I is een uitputtende opsomming van de fundamentele rechtmatigheidseisen opgenomen.

Naar boven