TOELICHTING
1. Algemeen
Strekking
Deze regeling wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm). Deze regeling
is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm) geldende
bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg).
Pijlers van de bestrijding van de epidemie
Vanwege het virus geldt over de periode van ruim anderhalf jaar reeds ingrijpende
maatregelen, die zijn gebaseerd op drie pijlers:
-
– een acceptabele belasting van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede zorg
kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere
zorg;
-
– het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;
-
– het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.
Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt. Daarnaast
geldt als uitgangspunt het sociaalmaatschappelijk perspectief dat is gericht op het
beperken van economische en maatschappelijke schade op korte termijn, aandacht voor
structurele maatschappelijke en economische schade en het voorkomen dat de lasten
onevenredig neerslaan bij bepaalde groepen.
2. Epidemiologische situatie
Het Outbreak Management Team (OMT) heeft naar aanleiding van de 133e bijeenkomst geadviseerd
over het algemene beeld van de epidemiologische situatie, de ontwikkeling van het
reproductiegetal en de verwachting voor de komende weken, ook ten aanzien van de verwachte
ziekenhuis- en intensivecare- (IC-)bezetting en mede gelet op de ontwikkeling van
de vaccinatiegraad en de verwachtingen ten aanzien van de verschillende virusvarianten.
Aan dat advies wordt het volgende ontleend.
Verloop van de epidemie
In de afgelopen zeven kalenderdagen (2 tot 9 december 2021) is het aantal meldingen
van SARS-CoV-2-positieve personen ongeveer gelijk (-4%) gebleven in vergelijking met
de zeven dagen ervoor. Er werden landelijk 800 personen per 100.000 inwoners gemeld
met een positieve test voor SARS-CoV-2 (het virus), vergeleken met 834 per 100.000
inwoners in de week daarvoor. Er is nog steeds een grote regionale variatie in het
aantal positieve testen, van 580 tot 1.094 per 100.000 inwoners. De regio’s met het
hoogste aantal meldingen per 100.000 inwoners (≥1.000) in de afgelopen week waren
Zeeland en Limburg-Zuid.
Het regionale beeld van de hoge incidentie van positieve testen komt in grote lijnen
overeen met de gemeten virusvrachten in de rioolwatersurveillance. In week 48 (29 november
tot en met 5 december 2021) is de landelijk gewogen gemiddelde virusvracht (gebaseerd
op 313 meetlocaties) met 27,6% gedaald ten opzichte van week 47. Daarmee is een omkering
gekomen van de overwegend stijgende trend die tot en met week 47 werd waargenomen.
Wel blijven de virusvrachten in het hele land nog steeds op een heel hoog niveau.
In de infectieradar werd een afname van het aandeel personen met covid-19-achtige
klachten waargenomen. Het aantal infectieradar-deelnemers met covid-19-achtige klachten
ligt momenteel op het niveau van december 2020.
Het aantal meldingen per 100.000 inwoners daalde in alle leeftijdsgroepen licht in
de afgelopen kalenderweek vergeleken met de week ervoor. Het aantal meldingen per
100.000 inwoners was net als een week eerder het hoogst in de leeftijdsgroep 0 tot
en met 12 jaar, gevolgd door de leeftijdsgroepen 30 tot en met 39 en 40 tot en met
49 jaar (>1.000 per 100.000 inwoners). Bij de leeftijdsgroepen vanaf 50 jaar was het
aantal meldingen per 100.000 inwoners wederom minder hoog dan in andere leeftijdsgroepen
(<650 per 100.000).
Het aantal meldingen bij personen die bekend zijn als bewoners van verpleeghuizen
en woonzorgcentra voor ouderen nam niet verder toe. Echter, vanaf begin november 2021
wordt door de GGD niet gestructureerd nagevraagd of iemand in een instelling woont,
vanwege de afschaling van het bron- en contactonderzoek. Bewoners van een verpleeghuis
of woonzorgcentrum voor ouderen worden nu merendeels als zodanig geclassificeerd op
basis van postcode en leeftijd. Dit kan echter leiden tot een onderregistratie van
besmettingen in verpleeghuizen en woonzorgcentra. Voor instellingen voor de gehandicaptenzorg
is dit zeker het geval.
Het aantal testen bij de GGD-testlocaties nam sinds eind vorige week plotseling af.
Dit is waarschijnlijk het gevolg van het veranderd beleid waarbij zelftesten bij milde
klachten gebruikt kunnen worden door mensen die niet kwetsbaar zijn of met kwetsbare
anderen in aanraking komen. Dit leidt ook tot een toename van het aandeel mensen dat
naar de GGD-testlocatie komt vanwege een positieve zelftest, en hiermee tot een toename
in het percentage positieve testen. In de lopende kalenderweek is tot nu toe 55% van
alle positieve testen afkomstig van personen van wie bekend is of zij voor een bevestigingstest
naar de GGD kwamen na een positieve zelftest. Voor 19% van de mensen was dit niet
bekend, omdat dit niet geregistreerd wordt bij personen die bellen voor een testafspraak.
In totaal was het percentage positieve testen 22,8% voor alle personen die zich lieten
testen bij de GGD in de afgelopen zeven dagen. Dit is een lichte stijging ten opzichte
van de week daarvoor.
Bij personen die zijn getest in het kader van het coronatoegangsbewijs (CTB) steeg
het percentage positieve testen licht; het betrof 1,7% in de afgelopen kalenderweek
vergeleken met 1,3% in de week ervoor. Het is mogelijk dat een deel van de mensen
die zich hier lieten testen, dit niet deden vanwege een CTB maar vanwege kortere wachttijden
dan bij de GGD of ter bevestiging van een positieve zelftest.
De instroom in het ziekenhuis en op de IC van personen met een positieve test op het
virus lijkt over de piek heen. De bezetting neemt nog niet af, maar loopt natuurlijk
achter. Gemiddeld werden over de laatste week 272 personen per dag opgenomen op een
verpleegafdeling en 38 op de IC. Op 9 december 2021 was de totale bedbezetting volgens
het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding 2.830: 2.204 op de verpleegafdelingen
in het ziekenhuis en 626 op een IC in Nederland, naast 18 op een IC in Duitsland.
De oversterfte was volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verhoogd in
de periode 29 november tot en met 5 december 2021, in totaal overleden 4.300 personen,
1.250 meer dan verwacht op basis van de gemiddelde sterfte in de jaren vóór corona.
De oversterfte werd gezien zowel bij gebruikers als bij niet- gebruikers van de Wet
langdurige zorg. De absolute oversterfte is het hoogst bij de oudere leeftijdsgroepen
(≥80 jaar). Volgens RIVM-analyses van de CBS-data was de sterfte in alle leeftijdsgroepen
vanaf 45 jaar verhoogd in de laatste week van november (25 november tot en met 1 december)
2021.
De geschatte opkomst voor ten minste één vaccinatie bedroeg tot en met 8 december
2021 88,8% voor de volwassen bevolking. 85,5% had de volledige vaccinatieserie afgerond.
Voor de bevolking vanaf 12 jaar was dit respectievelijk 87,0% en 83,7%. Bij personen
met een positieve test tot nu toe gemeld in december 2021 was van 65% de vaccinatiestatus
bekend. Van hen was 52% zeker niet gevaccineerd. Voor november zijn deze percentages
71% en 49%, en voor oktober 86% en 50%, respectievelijk.
Reproductiegetal, prognoses ziekenhuizen, IC en omikronvariant
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
de meldingen van positieve gevallen, is voor 25 november 2021 op basis van Osiris:
gemiddeld 0,97 (95%-interval 0,96-0,99) besmettingen per geval. Dit is vergelijkbaar
met de waarde die vorige week werd gerapporteerd. De schatting van het reproductiegetal
op basis van het aantal nieuwe ziekenhuisopnames per dag kent een aanzienlijk grotere
onzekerheid, omdat ze berekend wordt op veel geringere aantallen. Dit reproductiegetal
valt hoger uit voor 24 november 2021, het is gemiddeld 1,00 (95%-interval 0,89-1,13).
Het reproductiegetal berekend op basis van nieuwe IC-opnames is gemiddeld 0,99 (95%-interval
0,71-1,30).
De prognose op korte termijn op basis van het regressiemodel dat uitgaat van het beloop
van de meldingen, toont dat de komende week het aantal ziekenhuis- en IC-opnames gaat
dalen. Deze statistische prognose geeft een orde van grootte aan voor het aantal opnames
per dag in de komende week van 150 tot 300 en een orde van grootte voor het aantal
IC-opnames van 20 tot 50.
De simulaties met een transmissiemodel dat wekelijks gefit wordt op het aantal waargenomen
IC-opnames per dag, en waar de beschikbare informatie over vaccinaties (COVID-vaccinatie
Informatie- en Monitoringsysteem, GGD’en), de effectiviteit van vaccins en de geschatte
opbouw van immuniteit door doorgemaakte infectie in wordt meegenomen, toont dat de
bezetting van ziekenhuizen en de IC met covid-19-patiënten een piek bereikt heeft.
Een verkenning van de mogelijke implicaties van toename van de nieuwe omikronvariant
laat zien dat er nog veel onzekerheid is. Die geldt allereerst voor de relatieve toenamesnelheid
ten opzichte van de deltavariant. Er worden verdubbelingstijden van twee tot drie
dagen gerapporteerd uit Zuid-Afrika en het Verenigd Koninkrijk en dat duidt op een
mogelijk zeer snelle toename van het aandeel van de omikronvariant in het aantal infecties.
In die landen zijn relatief weinig maatregelen genomen die de snelheid van verspreiding
beogen te beperken. Er is onzekerheid of die relatieve groei wordt bereikt door ontsnapping
aan de immuniteit die is opgewekt door natuurlijke infectie of vaccinatie of door
een hoger besmettend vermogen of door een combinatie van deze twee. De eerste simulaties
waarin mogelijke combinaties worden berekend, suggereren dat de omikronvariant, ook
bij voortzetting van de huidige maatregelen, een mogelijke golf van infecties kan
veroorzaken in de komende maanden met een grotere omvang dan de golf die we achter
de rug hebben. Echter, er is nog grote onzekerheid hoe ernstig infecties door de omikronvariant
verlopen en wat de kans op ziekenhuisopname is na infectie met de omikronvariant.
Als vaccinatie minder goed beschermt tegen ziekenhuisopname na infectie met de omikronvariant
dan bij de deltavariant, is belangrijk in welke mate de bescherming is afgenomen en
hoe een en ander zich vertaalt naar een nieuwe golf van ziekenhuisopnames. Het OMT
hoopt de komende week over meer gegevens te beschikken om voor de Nederlandse situatie
en context een meer gedetailleerd beeld te kunnen geven over deze ontwikkelingen.
3. Hoofdlijnen van deze regeling
Het kabinet heeft besloten tot verlenging van het maatregelenpakket dat vanaf 28 november
2021 van kracht is.
Om in aanloop naar de kerst het aantal contactmomenten en reisbewegingen te beperken,
is besloten tot een tijdelijke fysieke schoolsluiting van het primair onderwijs en
de sluiting van buitenschoolse opvang (BSO) van 20 (uiterlijk 21) tot en met 24 december
2021. Dit zorgt enerzijds voor verminderde contactmomenten tussen leerlingen en hun
leraren en pedagogisch medewerkers, en anderzijds voor verminderde reisbewegingen
van leerlingen, leraren en pedagogisch medewerkers en ouders met kinderen in een instelling
voor primair onderwijs en de BSO. De opvang van kinderen voor ouders met cruciale
beroepen en voor kinderen voor wie vanwege bijzondere problematiek of een moeilijke
thuissituatie maatwerk nodig is, is uitgezonderd. Deze kinderen kunnen gebruik maken
van noodopvang op school en de BSO.
Dit is in lijn met het 133e OMT-advies en het aanvullend advies naar aanleiding van de 133e bijeenkomst van het OMT waarin het OMT adviseert om de basisscholen in december 2021
een week voor de kerstvakantie te sluiten en in deze week over te gaan op het geven
van afstandsonderwijs. De schoolsluiting in het primair onderwijs in de dagen voorafgaand
aan de kerstdagen draagt volgens het OMT bij om de overdracht van het virus te vertragen
en dus de besmettingskans van kinderen richting oudere familieleden te verminderen
in aanloop naar de kerstvakantie.
4. Noodzakelijkheid en evenredigheid
De noodzaak om maatregelen te treffen volgt uit het recht op gezondheidszorg zoals
dit voortvloeit uit artikel 22 van de Grondwet. Dit artikel waarborgt dat het kabinet
maatregelen treft ter bevordering en bescherming van de volksgezondheid. Dit sociale
grondrecht komt overeen met wat in internationale verdragen is bepaald (artikel 12
van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR),
artikel 11 van het Europees Sociaal Handvest, artikel 35 van het EU-Handvest). Er
is dus een grond- en mensenrechtelijke opdracht voor het kabinet om op te treden ter
bescherming van de volksgezondheid.
De maatregelen die het kabinet neemt in de strijd tegen de epidemie van covid-19 raken
aan diverse mensenrechten. Zo wordt het recht op eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer van betrokkenen beperkt (artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)) alsmede het recht op eigendom
geraakt (artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM) nu bepaalde ondernemingen
de sluitingstijden uit deze regeling tijdelijk dienen te hanteren. Deze grond- en
mensenrechten hebben met elkaar gemeen dat ze niet absoluut zijn. Beperkingen daarop
zijn toegestaan indien zij een wettelijke basis hebben en in een democratische samenleving
noodzakelijk zijn. De inperking van grondrechten wordt ook afgewogen tegen de grondwettelijke
plicht van het kabinet om de volksgezondheid te beschermen.
Verder worden met deze regeling beperkingen gesteld aan het geven van onderwijsactiviteiten
in onderwijsinstellingen. Hiermee wordt het recht beperkt om onderwijs (te doen) geven
als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de Grondwet. Zoals ook in de memorie van
toelichting bij de Twm1 is opgemerkt, is de beperkingssystematiek – dat een grondrecht enkel beperkt kan
worden als de betreffende bepaling in de Grondwet hiertoe de bevoegdheid biedt – niet
van toepassing op artikel 23, tweede lid, van de Grondwet. Dit betekent dat algemene
beperkingen van deze vrijheid, gebaseerd op neutrale eisen van volksgezondheid en
preventie die ook op andere instellingen toepassing vinden, met inachtneming van noodzakelijkheid
en proportionaliteit, kunnen worden aangebracht, ook al zijn ze niet te herleiden
tot een beperkingsclausule in de Grondwet. Het voorgaande neemt niet weg dat artikel
58q Wpg voorziet in een wettelijke basis om beperkende maatregelen op het gebied van
onderwijsactiviteiten te kunnen nemen. Het recht op onderwijs is daarnaast vastgelegd
in artikel 2 van het Eerste Protocol bij het EVRM, artikel 13 IVESCR en artikel 28
van het Verdrag inzake de rechten van het kind. Beperkingen daarop kunnen worden aangebracht
indien hiervoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Ook hier geldt
de proportionaliteiteis waarop in het vervolg van deze paragraaf nader zal worden
ingegaan.
Beperkingen van grondrechten dienen volgens vaste jurisprudentie betreffende het EVRM
en andere internationale mensenrechtenverdragen noodzakelijk en proportioneel te zijn.
De maatregelen die worden genomen, zijn gebaseerd op het OMT-advies naar aanleiding
van de 133e bijeenkomst. Op basis van dit advies mag het kabinet aannemen dat de maatregelen
geschikt zijn. Uit het OMT-advies volgt ook de noodzaak om snel geschikte maatregelen
te nemen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het OMT niet per maatregel specifiek
kan aantonen wat de bijdrage is aan het verminderen van het aantal besmettingen. Op
het vraagstuk van proportionaliteit wordt in het onderstaande ingegaan.
OMT-advies
Gezien de hierboven geschetste ontwikkelingen adviseert het OMT om de maatregelen
zoals die nu gelden in stand te houden tot ten minste na de feestdagen van 2021 en
de eerste week van januari 2022. De effecten van de maatregelen van 28 november 2021
zijn nog niet volledig zichtbaar en deze zijn zeker nodig om het huidige hoge aantal
meldingen, ziekenhuis- en IC-opnames naar beneden te brengen.
Naast de huidige maatregelen adviseert het OMT – naast de aanscherping van diverse
adviezen – onder meer om te heroverwegen de basisscholen in december 2021 toch een
week eerder te sluiten en in deze week over te gaan op het geven van online thuisonderwijs.
Zo wordt de in het vorige OMT-advies genoemde thuisbubbel voor de Kerst en de feestdagen
bereikt om zoveel mogelijk besmettingen tijdens de kerstdagen naar oudere familieleden
te voorkomen. Uiteraard is het nut van een gezinsbubbel afhankelijk van de wijze van
opvang van de kinderen. Die opvang zou dan zeker niet bij de grootouders belegd moeten
worden, aldus het OMT. Verder zou er, net zoals bij eerdere keren, aandacht moeten
zijn voor opvang van kinderen voor ouders met cruciale beroepen en de eerdere adviezen
met betrekking tot de uitzondering voor de kwetsbare kinderen in het speciaal onderwijs.
In een aanvullend advies naar aanleiding van de 133e bijeenkomst heeft het OMT gelet op de opkomst van de omikronvariant het belang van
schoolsluiting in het primair onderwijs onderstreept teneinde de overdracht van het
virus te vertragen en dus de besmettingskans van kinderen te verminderen.
Sociaalmaatschappelijke reflectie en maatschappelijk beeld en uitvoeringstoets
Voor de besluitvorming over deze regeling is opnieuw rekening gehouden met het maatschappelijk
beeld volgens de inzichten van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), dat ook
aan de eerdere besluitvorming ten grondslag heeft gelegen en onverminderd van belang
blijft. Bovendien zijn bij de voorbereiding de reflecties van het SCP op de gevolgen,
een sociaalmaatschappelijke en economische weging van de gevolgen door de Ministeries
van Financiën, van Economische Zaken en Klimaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(gezamenlijk: de Trojka) en uitvoeringstoetsen op de maatregelen door andere departementen,
de gedragsunit van het RIVM, de Nationale Politie, inspecties, de Veiligheidsregio’s
en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) betrokken. Aan deze reflecties wordt
het volgende ontleend.
Sociaalmaatschappelijke reflectie en maatschappelijk beeld
Het SCP stelt dat veel maatregelen ingrepen op de kern van het sociale leven van jongeren,
terwijl contacten met leeftijdsgenoten juist voor hen belangrijk zijn vanwege de ontwikkeling
van hun identiteit. De afname in het psychisch welbevinden en toename van enige tot
sterke eenzaamheidsgevoelens was bij jongeren en jongvolwassenen het grootst. Het
SCP verwacht dat nieuwe forse beperkingen een versterkt negatief effect kunnen hebben,
omdat de effecten van eerdere maatregelen nog niet geheel zijn hersteld. Het SCP geeft
aan dat scholen een belangrijke sociaalmaatschappelijke functie hebben. Dit geldt
vooral voor de kinderen in zorgwekkende gezinssituaties. Juist de laatste week voor
de kerstvakantie staat in de meeste scholen in het teken van sociale activiteiten
en gezelligheid. Tegelijkertijd zijn er ook grote zorgen onder docenten, ouders en
sommige leerlingen zelf vanwege het hoge aantal besmettingen onder kinderen, en de
veilige leer- en werkomgeving. Het verlengen van de kerstvakantie zal op deze korte
termijn voor een deel van de werkende ouders lastig op te vangen zijn. Niet iedereen
heeft de mogelijkheid om een week extra vakantie van het werk op te nemen.
Het SCP geeft aan dat er veel zorgen zijn over de gevolgen van de crisis voor jongeren
en jongvolwassenen. De gezondheidsrisico’s van het virus zijn voor hen tot nu toe
lager gebleken dan voor oudere leeftijdsgroepen, maar de gevolgen van de genomen maatregelen
blijken aanzienlijk. Het is belangrijk dat jongeren, onderwijzend personeel en ouders
steun krijgen bij hun zorgen of mentale klachten. Hier wordt tot nu toe onvoldoende
op geanticipeerd volgens het SCP. Er verschijnt tevens steeds meer onderzoek dat wijst
op problemen rond toegenomen isolement, drugs- en alcoholgebruik en gebrek aan perspectief
onder jongeren en jongvolwassenen. Het SCP refereert aan onderzoek van het RIVM naar
de voorkeuren van mensen over mogelijke opschaling van maatregelen dit najaar. Volgens
het RIVM volgen drie belangrijke principes uit de redeneringen van mensen: kies effectieve
maatregelen, kies maatregelen die tot weinig negatieve (langetermijn)effecten leiden
en kies generieke maatregelen in plaats van maatregelen die een specifieke groep of
gebied raken. De gevolgen van de maatregelen kunnen wel groter zijn voor specifieke
groepen. Daarom adviseert het SCP om gericht flankerend beleid te voeren en om daarbij
lokale partners (gemeenten, instellingen, bedrijven, sociaal domein) te steunen om
op een verantwoorde manier werk, voorzieningen of hulp zoveel mogelijk overeind te
houden. Voor aanbevelingen en goede praktijken op dit gebied verwijst het SCP naar
de advisering door de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving en de rapportages
van onder meer de commissie-Halsema (2020) en de VNG-commissie-Depla (2021).
Het SCP wijst er tevens op dat bij eerdere forse ingrepen een gezamenlijke dreiging
werd ervaren in het rondwaren van het virus. Die dreiging wordt momenteel door een
deel van de bevolking in mindere mate ervaren (o.a. vanwege de vaccinatiegraad). Dit
zet de naleving van maatregelen onder druk, maar kan ook de wrijving in de samenleving
doen toenemen. In combinatie met in eerdere adviezen gesignaleerde stigmatisering
van groepen kunnen de sociale spanningen toenemen. Het SCP adviseert hiermee rekening
te houden, zodat tegenstellingen niet onbedoeld worden aangewakkerd, en om in naleving
en communicatie een duidelijke en voorspelbare overheid te zijn. Het SCP noemt het
belangrijk dat maatregelen gedragen worden door de samenleving en dat er gedeeld eigenaarschap
wordt ervaren (het collectieveactievraagstuk dat het SCP meermaals aan de orde stelde).
Indien dit niet gebeurt, is het risico groot dat mensen de regels, vooral als zij
minder dreiging voor hun gezondheid ervaren, nog minder vanuit zichzelf zullen naleven.
Het is tevens van belang dat maatregelen vooraf en samen met sectoren worden besproken,
en worden getoetst op uitvoerbaarheid.
Het SCP geeft mee dat bij veel onderwerpen, zoals bijvoorbeeld opvattingen over vaccinatieplicht
of de mate waarin de overheid al dan niet strenger moet ingrijpen, de Nederlandse
bevolking niet in twee kampen (voor of tegen) in te delen is. Er is een grote variëteit
aan meningen, maar het is de meest scherpe tegenstelling die snel naar voren komt
in het publieke debat. Veelal is er ook een grote groep die in het midden zit. Het
SCP verzoekt daar in uitingen over polarisatie in de samenleving rekening mee te houden.
Polarisatie veronderstelt twee tegenover elkaar staande groepen. Het SCP stelt dat
de werkelijkheid ingewikkelder in elkaar zit dan dat en ook woordkeuze van belang
is.
Het SCP benadrukt het advies om helder en transparant te communiceren over de besluitvorming,
meer voorspelbaar te zijn in gehanteerde oplossingsrichtingen die ten grondslag liggen
aan de te nemen besluiten als het virus opleeft, en de aanpak van de maatschappelijke
effecten van corona onderdeel te maken van langetermijnbeleid dat zich richt op reeds
bestaande maatschappelijke vraagstukken die door corona nog zichtbaarder zijn geworden.
Het SCP wijst op verschillende onderzoeken die hebben laten zien dat mensen het steeds
lastiger vinden om te begrijpen waarom sommige gedragsregels in de ene situatie wel
gelden en in de andere situatie niet. Het blijft tevens belangrijk het doel en de
effectiviteit van bestaande of nieuwe maatregelen helder te onderbouwen. Daarbij dienen
alle afwegingen bij de keuzes inzichtelijk te zijn, ook inzichten over gedrag en samenleving,
zeker als effectiviteit van maatregelen onzeker is. Deze informatie moet voor iedereen
te begrijpen en toegankelijk zijn. Als dit niet het geval is, kan dit het draagvlak
voor beleid ondermijnen en kan toenemend onbegrip maatschappelijke tegenstellingen
verscherpen.
Ten aanzien van afstandsonderwijs geeft het SCP aan dat de maatschappelijke effecten
van het afstandsonderwijs groot zijn. Het adviseert daarom het open houden van scholen
zoveel mogelijk te prioriteren. Over een eventuele vervroeging of verlenging van de
kerstvakantie op scholen adviseert het SCP nadrukkelijk de uitvoerbaarheid en gevolgen
ervan te toetsen bij de onderwijssector.
Tot slot wijst het SCP op de risico’s van stigmatisering van groepen die in crisissituaties
ontstaat. Stigmatisering kan tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen verder verscherpen
en leiden tot grotere spanningen en sociale wrijving in de samenleving. Het adviseert
om ook de opvattingen van de grote middengroep in ons land serieus te nemen en nadrukkelijk
mee te nemen in de communicatie en informatievoorziening.
Sociaalmaatschappelijke en economische reflectie Trojka
Uit de sociaalmaatschappelijke en economische reflectie van de Trojka blijkt dat verlenging
van de kerstvakantie in het onderwijs vanuit sociaalmaatschappelijk en economisch
perspectief onwenselijk is. Zij geeft aan dat veel leerlingen eerder achterstanden
hebben opgelopen en onderwijs niet kunnen missen. De structurele schade is reeds groot
op het vlak van onderwijs en psychische gezondheid. Met name de leerachterstanden
zijn niet zomaar te herstellen met flankerend beleid. Daarnaast stelt de Trojka dat
een langere kerstvakantie leidt tot extra belasting van ouders en kinderopvanginstellingen.
Uit eerdere ervaringen blijkt dat ongeveer 50% van de kinderen toch opgevangen moet
worden op school vanwege cruciale beroepen, wat de effectiviteit van de maatregel
ondergraaft. Het alternatief van opvang thuis maakt dat ouders met jonge kinderen
lastig thuis kunnen werken. Zij zullen andere oplossingen zoeken zoals opvang door
de grootouders of in andere verbanden, hetgeen de doelstelling verder ondergraaft.
De Trojka concludeert dat het vanuit sociaalmaatschappelijk en economisch perspectief
niet proportioneel is om scholen te sluiten en daarmee thuisbezoek door ouderen tijdens
de kerstdagen mogelijk te maken. Vanuit sociaalmaatschappelijk en economisch perspectief
is het wenselijker om familiediners uit te stellen tot nieuwjaarsavond en tevens in
te zetten op het gebruik van zelftests.
De Trojka stelt ten aanzien van een verruiming van de sluitingstijden dat deze grote
sociaalmaatschappelijk en economisch baten heeft, mits deze verruiming duurzaam is.
De huidige avondlockdown brengt hoge sociaalmaatschappelijk en economisch kosten met
zich, constateert de Trojka. Het hele economische en sociale leven buiten de thuissituatie
is immers stilgelegd na een reguliere werkdag. Veel ondernemers kunnen niet meer op
volle kracht ondernemen. Sluiting om 17.00 uur betekent voor veel ondernemers doordeweeks
een feitelijke sluiting, omdat zij het moeten hebben van de avonduren. Ook zijn de
mogelijkheden voor sociaal verkeer, sport en ontspanning aanzienlijk ingeperkt, vooral
voor werkenden met weinig flexibiliteit in de werkuren. Het mentaal welzijn van veel
mensen staat al onder druk (met name jongeren) en dat werkt door op andere terreinen.
Kwetsbare jongeren zijn meer gaan drinken en blowen tijdens de pandemie, door eenzaamheid,
stress, angst of recalcitrantie, zo blijkt uit de Antenne Regiomonitor. Een kwart
van de jongeren is psychisch ongezond, blijkt uit cijfers van het CBS. De Trojka pleit
voor een verruiming van de sluitingstijden naar 20.00 uur vanwege grote sociaalmaatschappelijk
en economisch baten en tevens een betere spreiding van bezoekersstromen. Tegelijkertijd
constateert de Trojka dat de schade van jojobeleid groot is. Nu versoepelen om vervolgens
op korte termijn weer aan te moeten scherpen leidt tot extra sociaalmaatschappelijk
en economisch kosten. De Trojka geeft daarom aan dat versoepelen vanuit sociaalmaatschappelijk
en economisch perspectief alleen wenselijk is als dit vanuit epidemiologisch perspectief
duurzaam kan. De samenleving heeft behoefte aan rust en stabiliteit en steeds weer
omschakelen vergt mentaal veel van de samenleving. Ditzelfde geldt voor ondernemers
die steeds weer hun bedrijfsvoering moeten aanpassen en personeel moeten inroosteren.
Jojobeleid doet daarom ook afbreuk aan het draagvlak voor huidige en toekomstige maatregelen.
Uitvoeringstoets
Nationale Politie, Openbaar Ministerie (OM), buitengewoon opsporingsambtenaren (Rijk)
De politie en het OM nemen opnieuw een verdieping en verbreding van maatschappelijk
ongenoegen waar, waarbij meer dan voorheen geweld plaatsvindt dat is gericht tegen
politie, handhavers en hulpverleners. Daarbij wordt gesteld dat bij nieuwe maatregelen
demonstraties en verstorende en potentieel ontwrichtende acties voorzien worden en
de woede en frustratie van actievoerders zich waarschijnlijk nog meer op de politie
als handhavend verlengstuk van de overheid zal richten. Niet alleen wordt online moedwillig
(vermeend buitensporig) politiegeweld geframed, maar ook zullen actievoerders zich
mogelijk nog meer dan anders op offensief dan wel defensief geweld prepareren.
Met betrekking tot het sluiten van scholen en het daarmee verlengen van de kerstvakantie
wordt, vanuit handhavingsperspectief, gesteld dat dit rondom oud en nieuw waarschijnlijk
kan leiden tot meer overlastsituaties door de jeugd. Ook wordt door de politie en
het OM meegegeven dat de beschikbaarheid van handhavend personeel verder onder druk
komt te staan vanwege de zorg voor kinderen thuis.
Ten aanzien van de sluitingstijden merken de politie en het OM op dat het afschalen
hiervan zorgt voor een meer en breder perspectief aan de samenleving en dit te prefereren
is boven een situatie waarbij mensen na 17:00 uur ongecontroleerd bij elkaar komen,
iets wat zeker bij het sluiten van scholen meer aan de orde zal zijn. Een afwijkende
sluitingstijd bij Kerst of op oudjaarsavond is, volgens de politie en het OM verder
niet wenselijk. Daarentegen zou versoepeling van het advies over het aantal personen
dat elkaar mag bezoeken tijdens de feestdagen enige verlichting kunnen bieden of frustraties
kunnen wegnemen, wat in zijn algemeenheid de naleving ten goede komt.
Ook benadrukken de politie en het OM dat inzicht en ervaringen leren dat in de periode
van Kerst en oud en nieuw de prioriteit van de politie zal verschuiven naar openbare
orde en veiligheid van hulpverleners. Het invoeren van de sluitingstijden heeft er
tevens toe geleid dat politie-inzet op coronamaatregelen in sommige delen van het
land nagenoeg versmald is tot noodhulp (sterke arm) en het beteugelen van maatschappelijke
onrust. Doordat er sprake is van uitputting van medewerkers en middelen (gewonden,
overbelasting, vernielde voertuigen), kan de politie geen extra handhavingslast dragen
op de handhaving van de maatregelen omtrent covid-19.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Veiligheidsregio’s
De VNG en Veiligheidsregio’s stellen dat vanuit naleving en handhaafbaarheid heldere
en uitlegbare regels van belang zijn. Verder wijzen zij ook op heldere communicatie
omtrent de maatregelen. Bij het verlengen of verzwaren van maatregelen stelt de VNG
dat er voldoende compensatie binnen afzienbare tijd beschikbaar wordt gesteld aan
de getroffen sectoren. In het kader van de consistentie vragen de Veiligheidsregio’s
maatregelen niet tegelijkertijd aan te scherpen en op andere punten te versoepelen.
Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid merken de Veiligheidsregio’s op
dat de maatregelen weerstand (demonstraties) kunnen oproepen.
De VNG en Veiligheidsregio’s benadrukken verder het belang om de jeugd zoveel mogelijk
te ontzien, bijvoorbeeld op het gebied van sport. Er zijn ook grote zorgen over leerachterstanden
van kinderen, jongeren en jongvolwassenen. De VNG heeft daarom meermaals aangegeven
dat een sluiting van de scholen een laatste redmiddel moet zijn. Dit geldt ook voor
een verlenging van de kerstvakantie/een week thuisonderwijs, zodat verdere leerachterstanden
voorkomen kunnen worden. Daarom dient rekening te worden gehouden met voldoende voorbereidingstijd
om ook afstandsonderwijs te geven. Verder merken de Veiligheidsregio’s op dat de sluiting
van scholen tot problemen kan leiden bij werkende ouders.
Ten aanzien van het continueren van de sluitingstijden signaleren de Veiligheidsregio’s
en VNG dat de sluitingstijd van 17.00 uur tot meer mensen (grotere drukte) in kortere
tijd zal leiden, waarbij ook aandacht dient te zijn voor de kerstvakantie en mogelijk
bijbehorende aanzuigende werking hiervan. Ook geven zij aan dat de sluitingstijden
tot een verplaatsing van activiteiten naar overdag en achter de voordeur hebben geleid.
Verruimingen van sluitingstijden leiden volgens de Veiligheidsregio’s tot meer activiteiten
en festiviteiten en zijn om deze reden slecht uitlegbaar.
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) benadrukt het belang van de continuïteit
van andere zorg zoals dagbesteding en hulp en ondersteuning (op basis van de jeugdwet/Wet
langdurige zorg/Wet maatschappelijke ondersteuning 2015) én andere activiteiten, zoals
onderwijs, dagopvang en dagbesteding voor kwetsbare doelgroepen. Daarbij dient volgens
de IGJ aandacht te zijn voor de impact van verregaande beperkende maatregelen voor
mensen in kwetsbare situaties. Zo wordt het zicht op kinderen en jeugdigen in kwetsbare
gezinnen minder als kinderopvang en onderwijs wegvallen, juist als spanningen thuis
door beperkende maatregelen kunnen oplopen.
Ten aanzien van het sluiten van scholen/verlengen van de kerstvakantie verdient het
volgens de IGJ de voorkeur om school zoveel mogelijk door te laten gaan, met name
voor de impact die uitbreiding van de vakantie heeft op kwetsbare kinderen. Ook heeft
deze maatregel gevolgen voor personele capaciteit in de zorg doordat kinderen thuis
opgevangen moeten worden.
Coronagedragsunit van het RIVM
De Coronagedragsunit van het RIVM (gedragsunit) merkt in algemene zin op dat transparante,
rechtvaardige en goed onderbouwde besluitvorming en communicatie van belang zijn voor
vertrouwen, draagvlak en naleving. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen
de korte termijn en lange termijn. Om draagvlak en uitvoerbaarheid van beleid beter
te borgen, is het daarnaast volgens de gedragsunit van het RIVM ook wenselijk om voldoende
tijd voor wetenschappelijke onderbouwing te bieden en het toetsen van voorliggend
beleid bij burgers, branches en sectoren in het proces in te bouwen. Hierover communiceren
kan verder bijdragen aan de ervaren rechtvaardigheid van beleid.
Heldere, consistente en herhaalde communicatie over nut, noodzaak, effectiviteit en
uitvoerbaarheid van naleving van de (basis)maatregelen, ook voor gevaccineerde mensen,
blijft volgens de gedragsunit van het RIVM essentieel (zowel vanuit oogpunt van welbegrepen
eigenbelang, belang van bedrijven en organisaties als voor de samenleving als geheel).
Het verlengen van de kerstvakantie/sluiten van de scholen is volgens de gedragsunit
uitlegbaar als dit effectief en noodzakelijk is bij het terugdringen van de viruscirculatie
en het onder controle krijgen van de pandemie. Daarbij wordt opgemerkt dat het draagvlak
voor het sluiten van scholen daarentegen laag is en er aandacht moet zijn voor kinderen
en ouders in kwetsbare posities. Verder dient volgens de gedragsunit rekening te worden
gehouden met de voorbereidingstijd voor het realiseren van thuisonderwijs en de belasting
van ouders.
Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie
Het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC) merkt op dat het huidige epidemiologische
beeld en de druk op de zorg en in de ziekenhuizen ertoe hebben geleid dat het besef
van urgentie van maatregelen in de samenleving volop aanwezig is. Het draagvlak voor
maatregelen is daarom hoog. Uit de gedragsexpertise blijkt dat mensen bereid zijn
om offers te maken als de urgentie hoog is en ook als datgene wat hun wordt gevraagd
daadwerkelijk bijdraagt aan het collectieve doel. Daarbij geeft het NKC aan dat duidelijke
communicatie over maatregelen en het inzichtelijk maken van de effecten hiervan bijdragen
aan een goede naleving.
Ten aanzien van de duur van de continuering van de sluitingstijden wordt opgemerkt
dat deze uitgelegd en geduid dient te worden. Verder stelt het NKC dat er rekening
gehouden mee dient te worden dat een deel van de samenleving de feestdagen op een
andere wijze had willen vieren en dat deze periode voor verschillende sectoren, zoals
horeca en detailhandel, belangrijk is. In het kader van de naleving is het van belang
om ook hier aandacht aan te besteden.
Specifiek voor het onderwijs stelt het NKC dat al enkele malen door het kabinet helder
is aangegeven dat sluiting alleen in een uitzonderlijke situatie een oplossing is.
De uitzonderlijkheid dient daarom, onder meer in het kader van het draagvlak, goed
onderbouwd te worden.
Afweging
Met inachtneming van het OMT-advies, de sociaalmaatschappelijke reflectie, het maatschappelijk
beeld en de uitvoeringstoets heeft het kabinet besloten om de sectorbrede avondsluiting
met een zo beperkt mogelijk aantal uitzonderingen te continueren tot en met 15 januari
2022, 05.00 uur.
In dit kader is met name relevant dat het OMT in zijn advies naar aanleiding van de
133e bijeenkomst heeft aangegeven dat het pakket van maatregelen van 28 november 2021,
bovenop de effecten van de maatregelen van 14 november 2021, het reproductiegetal
verder kan doen dalen. Uiteraard hangt dit sterk af van de mate waarin er opvolging
aan de maatregelen wordt gegeven. Echter ziet het OMT ook dat het aantal nieuwe meldingen,
de belasting van de hele zorgketen en de opnames in de ziekenhuizen en op de IC’s
nog steeds te hoog zijn.
Bij de bestuurlijke afweging om tot maatregelen te komen worden naast de signaalwaarden
zoals het aantal IC-opnames (7-daags gemiddelde) alsook ziekenhuis opnames (7-daagsgemiddelde)
verschillende contextfactoren betrokken zoals het aantal opgenomen gevaccineerde en
niet gevaccineerde personen, de immuniteitsontwikkeling in de maatschappij, de beschikbare
ruimte op de IC van dat moment (bijvoorbeeld wel of geen griep), de druk op de zorgketen
en de sociaal maatschappelijke en economische situatie. Ook wordt daarbij informatie
uit de dijkbewaking betrokken, bijvoorbeeld over het aantal besmettingen.
Daarbij houdt het kabinet verschillende bepalende factoren rekening, waaronder, de
mate van transmissieremming door vaccinatie; de hoogte en homogeniteit van de vaccinatiegraad;
het gedrag van mensen; de introductie vanuit het buitenland door terugkerende reizigers;
het seizoenseffect; de afname van antistoffen; en mutaties die zich onttrekken aan
immuniteitsopbouw.
Zoals uit bovenstaande ook blijkt is de ontwikkeling van de epidemie van verschillende
uiteenlopende en soms lastig te kwantificeren factoren afhankelijk. Het verloop van
de epidemie is tot nu toe grillig en zal dan ook nooit exact te voorspellen zijn.
Dat maakt het lastig, zo niet onmogelijk, om exact aan te geven met welk percentage
het aantal besmettingen afgenomen dient te zijn, hoe zich dat exact vertaalt naar
de afname van de druk op de zorg en op welke termijn deze effecten exact moeten zijn
bereikt.
Bovendien geeft het OMT een zorgwekkend signaal over de ontwikkeling van mogelijke
implicaties van de omikronvariant, waarbij benadrukt wordt dat er nog veel onzekerheden
zijn. Daarom neemt het kabinet het advies van het OMT over om de maatregelen zoals
die nu gelden in stand te houden. Daarbij spreekt het voor zich dat maatregelen die
op basis van deze adviezen worden getroffen, niet langer dan strikt noodzakelijk gelden
teneinde de inperkingen die daarvan het gevolg zijn voor de samenleving zo kort mogelijk
zijn.
Bovendien adviseert het OMT om te heroverwegen de basisscholen in december 2021 een
week eerder te sluiten. Het kabinet heeft dit advies van het OMT na ampel beraad overgenomen.
Om in aanloop naar de kerst het aantal contactmomenten en reisbewegingen te beperken,
is besloten tot een tijdelijke fysieke schoolsluiting van het primair onderwijs en
ook de sluiting van BSO van 20 (uiterlijk 21) tot en met 24 december 2021. Hoewel
het kabinet zich terdege bewust is dat het sluiten van de scholen een week voor de
kerstvakantie voor bepaalde groepen leerlingen in het primair onderwijs nadelige gevolgen
kan hebben op zowel sociaal vlak als op het gebied van leerachterstanden, dwingt de
huidige epidemiologische situatie, waaronder de zorgwekkende signalen ten aanzien
van de omikronvariant, het kabinet ertoe dit besluit te nemen.
Doordat de relatief korte sluiting van het primair onderwijs en de BSO aansluit bij
de kerstvakantie, blijft de schade voor leerlingen die eerder achterstanden hebben
opgelopen en de psychische gezondheid van leerlingen beperkter dan bij een langere
sluiting die niet aansluit bij een vakantie. Waar mogelijk kunnen scholen ook onderwijs
op afstand aanbieden. Ook kan maatwerk worden geleverd voor kinderen in een kwetsbare
positie, opdat leerachterstand of andere omstandigheden in individuele gevallen kunnen
worden ondervangen. Daarnaast wordt noodopvang geboden aan kinderen met een ouder
of een voogd werkzaam in een cruciaal beroep waardoor de opvang – in lijn met het
OMT-advies – er in die gevallen niet de opvang bij de grootouders gelegd hoeft te
worden.
Scholen worden geadviseerd vanaf maandag 20 december 2021 te sluiten. De regeling
bepaalt dat de sluiting van scholen in gaat per aanstaande dinsdag 21 december 2021.
Dit geeft scholen en kinderopvangorganisaties weinig tijd om alle voorbereidingen
te treffen voor het sluiten van het primair onderwijs en de BSO. Er zijn vier werkdagen
en het weekend om de sluiting te realiseren. Er kan weliswaar worden geput uit de
ervaring van eerdere sluitingen, maar het gaat om grote inspanningen voor een relatief
korte periode. Maandag 20 december 2021 kunnen basisscholen waar nodig gebruiken voor
een wisseldag. De basisscholen die maandag 20 december dicht zijn, organiseren dan
ook de noodopvang voor kinderen van een ouder of voogd met een cruciaal beroep. De
BSO zal maandag 20 december 2020 regulier geopend zijn om zowel kinderen van de scholen
die gebruik maken van de wisseldag en kinderen die gebruik maken van de noodopvang.
Scholen zijn niet aan het onmogelijke gehouden en het kabinet vraagt scholen zelf
een afweging te maken over afstandsonderwijs, waarbij scholen de mogelijkheid hebben
om de organiseerbaarheid mee te wegen bij het tot stand brengen van alternatief onderwijs.
Het realiseren van noodopvang voor ouders met een cruciaal beroep en van kinderen
in een kwetsbare positie wordt door het kabinet als mogelijk ervaren, gezien de beperkte
sluitingsduur van één week, de ervaring van eerdere sluiting en het feit dat personeel
zonder sluiting óók aan het werk zou zijn. Bij eerdere landelijke schoolsluiting is
ook overgestapt op afstandsonderwijs. Het is aan de onderwijsinstelling om te bepalen
of voor deze week wordt overgestapt op afstandsonderwijs of dat de leerlingen vrij
krijgen. Ook binnen de BSO is ervaring opgedaan met eerdere sluitingen. Tegelijk beseft
het kabinet zich dat deze maatregel veel van betrokkenen vraagt.
De sluiting van scholen geeft ook lasten voor ouders. Zij worden op korte termijn
geconfronteerd met zorgtaken. Werkgevers kunnen hier ook gevolgen van ondervinden.
Daarbij is ten aanzien van de BSO de inschatting dat het enkel open zijn voor kwetsbare
leerlingen en kinderen van ouders met cruciale beroepen vooral financiële consequenties
heeft voor deze organisaties.
Het kabinet vraagt ouders om met de kinderopvangorganisatie samen een oplossing te
vinden voor de kinderopvanguren van deze vier dagen. Daar het vooralsnog gaat om maximaal
vier dagdelen buitenschoolse opvang, wordt niet voorzien in een tegemoetkomingsregeling
voor deze sluitingsperiode.
Mocht het kabinet besluiten om de BSO gedurende een langere periode te sluiten, dan
zal het kabinet onderzoeken of ouders – naar analogie van de eerder tegemoetkomingsregelingen
tijdens de twee sluitingen van de kinderopvang – een tegemoetkoming kunnen ontvangen.
Het kabinet roept ouders op om wijzigingen in hun kinderopvanggebruik door te blijven
geven aan Toeslagen. Dit om terugvorderingen of nabetalingen achteraf te minimaliseren.
5. Regeldruk
Van de maatregelen moet kennis worden genomen en de impact van de maatregelen voor
de eigen organisatie moet worden bepaald. Deze regeling heeft dan ook enige gevolgen
voor de regeldruk voor burgers, bedrijven, instellingen of professionals. Deels betreft
het de continuering van de reeds geldende maatregelen.
De kennisnamekosten van de verlenging van maatregelen zijn voor burgers en bedrijven
nihil. Hoewel het een groot aantal geraakte burgers en bedrijven betreft, is de benodigde
tijd om hier kennis van te nemen bij een integrale verlenging van bestaande maatregelen
nihil en zijn de kosten dat dus ook.
Het verlengen van de beperkingen ten aanzien van de openingstijden levert regeldruk
op. De grote onzekerheid ten aanzien van de maatregelen maakt dat een deel van de
ondernemers geanticipeerd zal hebben op het aflopen van de beperkingen ten aanzien
van sluitingstijden en deze ondernemers zullen opnieuw handelingen moeten verrichten
om aan de sluitingstijden te voldoen, zoals het omzetten van schema’s of het afbellen
van reserveringen.
De maatregelen die met deze regeling worden verlengd lopen automatisch af op 15 januari
2022 om 05.00 uur. Het volgende besluitvormingsmoment is thans voorzien op 14 januari
2022. Met het oog op de benoemde onzekerheid ten aanzien van de ontwikkeling van de
omikronvariant geeft het OMT aan dat voortschrijdend inzicht ten aanzien van de omikronvariant,
zoals besmettelijkheid, ziekmakend vermogen en verminderde bescherming van vaccinatie
of doorgemaakte infectie, ertoe kan leiden dat eerder dan nu de planning is, door
het OMT al specifieke adviezen over bestrijding worden uitgebracht. Het kabinet zal
deze situatie nauw blijven monitoren en indien noodzakelijk op een eerder moment besluiten
tot aanvullende maatregelen.
Overigens wordt voor het doelbereik van de maatregelen verwezen naar paragraaf 4.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
In artikel 3.1 was per abuis geen vervaltermijn opgenomen. Deze omissie wordt hierbij
hersteld. De regels omtrent groepsvorming boven vier personen vervallen net als de
rest van het maatregelenpakket dat sinds 28 november 2021 van kracht is op 15 januari
2022 om 05.00 uur.
Onderdeel B
Zoals in het algemene deel van de toelichting is toegelicht, worden de huidige maatregelen
verlengd tot en met 15 januari 2022 (05.00 uur). In een aantal bepalingen is de werkingsduur
van de maatregelen opgenomen. Deze werkingsduur moet, gelet op de verlenging van de
maatregelen, aangepast worden. Onderdeel B strekt ertoe dit te regelen.
Onderdeel C
Het derde lid verbiedt het geven van onderwijs in instellingen voor primair onderwijs
van 21 december 2021 tot en met 24 december 2021. Dit verbod geldt enkel voor instellingen
in het primair onderwijs (basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs,
met uitzondering van voortgezet speciaal onderwijs). In het vierde lid wordt een aantal
uitzonderingen op dit verbod genoemd. Deze uitzonderingen zijn vergelijkbaar met de
uitzonderingen die golden bij de sluiting van onderwijsinstellingen in december 2020.
Allereerst is geregeld dat onderwijs op afstand kan worden georganiseerd. Of dit gebeurt
is een keuze van de desbetreffende school. Bij onderwijs op afstand kan het gaan om
lesgeven langs elektronische weg. Onder afstandsonderwijs wordt ook verstaan het meegeven
van lespakketten aan leerlingen met contactmomenten.
De onderdelen b en c maken een uitzondering voor het kleinschalig begeleiden van leerlingen
voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig
is en leerlingen met een ouder of voogd met een cruciaal beroep. Wat kwalificeert
als een cruciaal beroep is geregeld in bijlage 1.
Onderdeel D
De buitenschoolse opvang als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang wordt gesloten van 21 tot en met 24 december 2021 met uitzondering voor kinderen
van een ouder of een voogd die werkt in een cruciaal beroep als bedoeld in bijlage 1, of kinderen voor wie vanwege bijzondere problematiek of een moeilijke thuissituatie
maatwerk nodig is.
Opvang voor kinderen van ouders met een cruciaal beroep en voor kwetsbare kinderen
wordt dus op de reguliere locatie tijdens reguliere openingstijden aangeboden in de
BSO. Organisaties voor kinderopvang werken mee aan openstelling ten behoeve van de
opvang van kinderen van ouders met een cruciaal beroep en voor kwetsbare kinderen.
De voorzieningen voor gastouderopvang blijven open. Dit heeft als voordeel dat er
geen 24-uurs noodopvang georganiseerd hoeft te worden, omdat van de reguliere gastouderopvang
gebruikgemaakt kan worden. De gastouderopvang wordt veel gebruikt door mensen die
in cruciale beroepen werken, omdat de gastouderopvang ook (onregelmatige) opvang kan
bieden voor avond, nacht en weekend. Ook kunnen kinderen dan bij vertrouwde gezichten
terecht. Dit zorgt ervoor dat ouders in de zorg en andere cruciale beroepen kunnen
blijven werken. Wel wordt er op aangedrongen alleen gebruik te maken van gastouderopvang
als ouders werkzaam zijn in een cruciaal beroep.
Onderdeel E
Vergelijkbaar met het sluiten van de onderwijsinstellingen in december 2020 wordt
met dit onderdeel een bijlage opgenomen waarin cruciale beroepen staan opgenomen.
Een kind in het primair onderwijs van een ouder of een voogd die een dergelijk cruciaal
beroep uitoefent, kan naar de onderwijsinstelling toe om onderwijs te volgen of naar
de buitenschoolse opvang. De lijst is mede op grond van ervaringen van de vorige sluiting
van onderwijsinstellingen op enkele punten aangepast om mogelijke onduidelijkheden
weg te nemen. Zo zijn beroepen in de post- en pakketbezorging en ten behoeve van het
verkrijgen van officiële documenten, zoals fotografen en fotostudio’s, aan de lijst
cruciale beroepen toegevoegd. Ook is de opsomming van voorbeelden van noodzakelijke
overheidsprocessen uitgebreid met personen betrokken bij de uitgifte van vergunningen,
reclassering, gerechtsdeurwaarders en betrokkenen bij het democratisch proces.
Artikel II Inwerkingtreding
De inwerkingtreding van deze regeling is vastgesteld op 19 december 2021. Het kabinet
doet daarbij een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg. Het
doorlopen van de standaardprocedure, zoals opgenomen in artikel 58c, tweede lid, Wpg
zou tot gevolg hebben dat de regeling op haar vroegst een week na vaststelling en
gelijktijdige overlegging aan beide Kamers in werking kan treden op 22 december 2021.
De huidige maatregelen vervallen echter van rechtswege met ingang van 19 december
2021. Naar het oordeel van het kabinet kan daarom de uitgestelde inwerkingtreding
van ten minste een week – die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen
op basis van hoofdstuk Va Wpg – in deze zeer dringende omstandigheden niet worden
afgewacht.
Vanwege de vereiste spoed wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De regeling wordt binnen twee dagen
na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling vervalt
van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending besluit niet
in te stemmen met de regeling.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge