TOELICHTING
1. Aanleiding en doel
De vergunningen voor landelijke commerciële radio in de FM-band worden verlengbaar
gemaakt op grond van het algemeen economisch belang, als bedoeld in artikel 18, tweede
lid, onderdeel a, van het Frequentiebesluit 2013.1.
Op grond van artikel 3.15 van de Telecommunicatiewet kan voor het gebruik van frequentieruimte
een bedrag in rekening worden gebracht teneinde een optimaal gebruik van die frequentie-ruimte
te bevorderen.
Met deze regeling wordt voor bepaalde vergunningen voor landelijke commerciële radio-omroep
een bedrag in rekening gebracht. Meer concreet wordt met deze regeling het bedrag
vastgelegd voor de ongeclausuleerde landelijke FM-vergunningen (kavels A1, A3, A6
en A7) en de daaraan gekoppelde vergunningen voor digitale radio-omroep. De FM-vergunningen
betreffen frequentieruimte in de 87,5-108 MHz-band. De vergunningen voor digitale
radio-omroep betreffen het recht op het gebruik van 1/9e deel van de capaciteit in het frequentieblok 11C (219,584 MHz – 221,120 MHz).
2. Uitgangspunten en proces
2.1 Algemeen
Het in rekening brengen van een bedrag is in het bijzonder van belang bij schaarse
frequentieruimte. Indien vergunningen worden verdeeld door middel van een veiling
of een vergelijkende toets met een financieel bod geeft het resultaat van de bieding
in beginsel een objectief beeld van de marktwaarde van de vergunning op dat moment.
Bij de verlenging van de huidige FM-vergunningen voor commerciële radio ontbreekt
een dergelijk prijsmechanisme en dient de economische waarde van de vergunningen op
een andere manier te worden bepaald. De economische waarde dient (geheel) in het bedrag
te worden uitgedrukt, zowel met het oog op doelmatig frequentiegebruik als om te voorkomen
dat de verlenging kan worden aangemerkt als een verboden vorm van staatssteun aan
de huidige vergunninghouders. Daarnaast is het belangrijk om verstoring van een gelijk
speelveld (level playing field) te voorkomen. Om dit te bereiken, zijn de voordelen contant gemaakt die gedurende
de looptijd van de vergunning vanuit het perspectief van een gemiddeld efficiënte
toetreder uit de exploitatie van de vergunningen zouden kunnen worden verwacht, overeenkomstig
artikel 3.15, tweede lid, van de Telecommunicatiewet. Ingevolge artikel 42 van de
Telecomcode2 is van belang dat de verschuldigde bedragen zodanig worden bepaald dat zij objectief
gerechtvaardigd, transparant, niet-discriminerend en proportioneel zijn en rekening
houden met de doelstellingen van de Telecomcode.
SEO Economisch Onderzoek, het Instituut voor informatierecht van de Universiteit van
Amsterdam en Atlas Research (hierna samen te noemen: SEO) hebben in opdracht van het
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (hierna te noemen het Ministerie van EZK)
daarom onderzoek verricht naar de economische waarde van de landelijke commerciële
FM-vergunningen, gecombineerd met de daaraan gekoppelde vergunningen voor digitale
radio-omroep. Daartoe heeft SEO bij wijze van tussenstap een viertal mogelijke waarderingsmethoden
in kaart gebracht. Dit heeft geresulteerd in een advies voor de te hanteren methode,
dat door het ministerie is overgenomen. Het advies is opgenomen in het rapport van
SEO van 31 augustus 20213 en maakt daar integraal deel van uit.
Op grond van het advies van SEO is gekozen voor het modelleren van de waarde van de
verlenging door te kijken hoeveel waarde de verlengingsjaren voor een nieuwkomer toevoegen
aan de huidige vergunningen. Daarbij is gebruik gemaakt van de regressiemodellen die
zijn ontwikkeld voor de verlenging per 2017, waarbij alle invoergegevens zijn geactualiseerd
op basis van de informatie per augustus 2021. Voor een uitgebreide uiteenzetting van
de methoden, de vergelijking tussen de methoden en de weging aan de opgestelde criteria
wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van het rapport van SEO.
2.2 Procedure
Alvorens het rapport van SEO definitief is vastgesteld zijn de landelijke commerciële
partijen in de gelegenheid gesteld om in een informele consultatie hun reactie te
geven op het conceptrapport van SEO. Na een informeel overleg, waarin de gekozen systematiek
nader uiteen is gezet, hebben partijen op 16 juli 2021 een gezamenlijke schriftelijke
reactie gegeven namens de Vereniging van Commerciële Radio (VCR).
Daar waar deze reactie betrekking heeft op de inhoud van het rapport is het rapport
aangescherpt of zo nodig gewijzigd. Conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft
het ministerie zich ervan vergewist dat het rapport van SEO op een zorgvuldige wijze
tot stand is gekomen. De gekozen methodiek is daarom gehandhaafd en de in het rapport
berekende landelijke verlengingsprijzen zijn overgenomen en opgenomen in deze regeling.
2.3 Korte algemene beschrijving van de gevolgde methodiek
De gekozen methodiek heeft als vertrekpunt dat bij een verlenging met een korte duur
van twee of drie jaar een waardering op basis van een zelfstandige businesscase voor
de duur van de verlenging, zoals toegepast bij de verlengingen in 2011 en 2017, geen
juist referentiepunt is. Bij zo’n korte verlenging is een zelfstandige businesscase
niet realistisch, en een uitgifte van de vergunningen met een dergelijke korte periode
na afloop van de huidige vergunningsduur in 2022 zou geen reëel beleidsalternatief
voor een verlenging vormen. Voor een dergelijke korte duur hebben SEO en IViR ten
behoeve van de verlenging van vergunningen voor mobiele telecommunicatie in de 900,
1800 en 2100 MHz-band de afgelopen jaren een verwante methodiek ontwikkeld en toegepast,
waarbij de verlenging als onderdeel wordt gezien van een potentieel langere vergunning.*
Het Ministerie van EZK heeft SEO gevraagd zowel de verlengingsprijzen te berekenen
voor twee jaar als voor drie jaar. Ten tijde van de opdrachtverstrekking aan SEO was
nog niet duidelijk voor welke periode de commerciële radiovergunningen verlengd zouden
worden. Bij besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van (PM)
is besloten om de landelijke commerciële radiovergunningen verlengbaar te maken voor
een periode van drie jaar.
Voor de verlenging van de radiovergunningen betekent het bovenstaande dat twee hypothetische
situaties met elkaar worden vergeleken: de situatie waarin een efficiënte toetreder
de mogelijkheid heeft om in 2017 een licentie aan te schaffen met een duur van 5 jaar,
of een licentie met een duur van acht jaar. Het verschil is het bedrag dat de toetreder
bereid is te betalen voor de extra jaren ten opzichte van een vijfjarige licentie.
Dit bedrag is gelijk aan de waarde voor de verlenging vanuit het perspectief van die
toetreder. Deze waarde wordt bij deze verlenging berekend met de bestaande modellen
voor de kosten en inkomsten die zijn gebruikt voor de waardering in 2017.
Bij de waardering van die extra jaren wordt in de berekeningen van SEO rekening gehouden
met de verslechterde marktomstandigheden als gevolg van de coronacrisis, door gebruik
te maken van de meest recente gegevens over de marktontwikkelingen. Dit betekent dat
alle inputvariabelen voor de modellen, zoals de kavelkenmerken, de afdrachten aan
Agentschap Telecom en aan het Commissariaat voor de Media, de marktverwachtingen en
ander ‘exogene variabelen’ waarvan bekend is dat en hoe ze zijn veranderd, geactualiseerd
zijn op basis van de kennis per augustus 2021.
Wellicht ten overvloede wordt nog opgemerkt, dat de houders van een vergunning voor
analoge radio-omroep ook dienen te beschikken over een vergunning voor digitale radio-omroep.
Om te komen tot deze koppeling wordt een gecombineerde aanvraagprocedure gevolgd voor
enerzijds verlenging van de FM-vergunningen en anderzijds voor uitgifte van een vergunning
voor digitale radio-omroep.4 De verlengingsprijs heeft derhalve betrekking op de combinatie van deze beide vergunningen.
Dit betekent dat de waarde van de verlengde vergunningen, voor zover toe te schrijven
aan de FM/DAB-vergunning, contant wordt gemaakt op de startdatum van de verlengingsperiode
en geldt als verlengingsprijs.
3. Berekeningsmethode
3.1 Uitgangspunten van de methode
Zoals hierboven reeds is aangegeven heeft SEO de waarde van de verlenging met de duur
van drie jaar berekend als het verschil in de netto kasstromen voor een hypothetische
gemiddeld efficiënte toetreder bij een vergunningsduur van vijf jaar en een vergunningsduur
van acht jaar.
Uitgangspunt voor de gekozen methodiek is het berekenen van de waarde van de verschillende
vergunningen voor een gemiddeld efficiënte toetreder. Dit betekent dat de zogenaamde
‘opportuniteitskosten’ worden berekend voor de zittende vergunninghouders, oftewel
de kosten van het in gebruik houden van een vergunning. Deze kosten zijn gelijk aan
de waarde die een gemiddeld efficiënte toetreder met die vergunning zou kunnen genereren
(de uitkomst van een hypothetische veiling). In een efficiënte markt had de huidige
vergunninghouder immers precies die prijs kunnen krijgen wanneer hij de vergunning
had verkocht aan een dergelijke toetreder. Hij derft deze inkomsten door het spectrum
zelf in bezit te houden: de opportuniteitskosten.
Om de waarde van de verschillende vergunningen voor een gemiddeld efficiënte toetreder
te berekenen is een kasstroombenadering gevolgd. Dit betekent dat voor elk van de
vergunningen alle opbrengsten, kosten, en (des)investeringen zijn bepaald met behulp
van voorspelmodellen. De resulterende netto kasstromen heeft SEO vervolgens contant
gemaakt op de startdatum van de verlengingsperiode, te weten 1 september 2022. SEO
heeft dit gedaan voor de looptijd van vijf jaar (2017-2022 en acht jaar (2017-2025).
Het verschil tussen de waarde bij vijf en acht jaar is de verlengingsprijs voor drie
jaar. Conceptueel bepalen de netto kasstromen in de drie extra jaren dus de verlengingsprijzen
– de eerste vijf jaren worden immers in de berekening meegeteld en er vervolgens weer
van afgetrokken.
3.2 Regressiemodellen
Bij de vorige verlengingen van de commerciële radiovergunningen heeft SEO gebruik
gemaakt van regressiemodellen5 om de kasstromen te voorspellen. Deze modellen voor de waardering van de verlenging
van 2017-2022 (Kerste et al, 2016) zijn ook gebruikt ten behoeve van de verlenging
met drie jaar per 2022 tot 2025, waarbij alle exogene inputvariabelen zijn geactualiseerd
en gecorrigeerd naar het prijsniveau van 2022. Hierdoor verschillen de berekende kasstromen
en waarden voor de jaren 2017-2022 van de resultaten uit 2016 (Kerste et al., 2016)
en komen de nadelige gevolgen van de coronacrisis gedurende de looptijd van de verlenging
voor de radiomarkt dus tot uitdrukking in de verlengingsprijzen.
Voor een volledige beschrijving van deze regressiemodellen wordt verwezen naar Kerste
et al. (2016) dan wel naar een korte beschrijving daarvan in hoofdstuk 3.1.2 van het
rapport “Waardering verlenging commerciële radiovergunningen per 2022”.
3.3 Synergiefactor
Bij de waardering in 2016 is rekening gehouden met de verruiming per 1 januari 2016
van de destijds geldende eigendomsbeperkingen van twee (één ongeclausuleerde en één
geclausuleerde) naar vier ongeclausuleerde landelijke vergunningen.6 Het verwachte effect van de verruiming op de waarde van de vergunningen, i.c. de
synergie-effecten hiervan, is in BCCF (2016)7 vastgesteld als fractie van de totale kosten. Kerste et al. (2016) berekenden aan
de hand van de bevindingen in BCCF (2016) een gemiddeld synergie-effect van 0,119
procent als fractie van de gemiddelde kosten en implementeerden deze voor de kavels
met een positieve waarde.
Aangezien de kostenmodellen van Kerste et al. (2016) gehanteerd worden zonder deze
opnieuw te schatten, is ook het gemiddelde synergie-effect van 0,119 procent gehandhaafd.
Op dit punt is derhalve geen aanvullend onderzoek noodzakelijk.
3.4 Afschrijftermijn
SEO heeft bij de berekeningen een afschrijftermijn voor non-distributie activa van
vijf jaar gehanteerd, ongeacht de looptijd van de vergunning. De termijn is gebaseerd
op de data-uitvraag van Kerste et al. (2016), en deze uitvraag heeft geen aanleiding
gegeven om voor genoemde activa een langere afschrijftermijn te hanteren. De langere
vergunningsduur maakt hierbij derhalve geen verschil. Er dient bij een langere vergunningsduur
na vijf jaar te worden geherinvesteerd in nieuwe activa. Ook de overige uitgangspunten
uit Kerste et al. (2016) zijn in de gekozen methodiek gehandhaafd.
3.5 Geactualiseerde gegevens
In het concept van een theoretische veiling, waarvan de wetgever uitgaat, is het vertrekpunt
dat gebruik moet worden gemaakt van actuele gegevens, tenzij er een goede rechtvaardiging
is voor gebruik van oudere gegevens.
Zoals hierboven uiteen is gezet, zijn de landelijke verlengingsprijzen berekend aan
de hand van de bestaande modellen voor de kosten en inkomsten die zijn gebruikt voor
de waardering in 2017. Hierbij is het uitgangspunt gekozen dat ondanks de grote neergang
van de advertentiemarkt in 2020 de regressiemodellen voor de kosten en inkomsten van
een efficiënte toetreder – die een reflectie vormen van het bedrijfsmodel van die
toetreder – niet wezenlijk zijn veranderd en daarom niet geactualiseerd hoeven te
worden. Dat uitgangspunt wordt gerechtvaardigd door het gegeven dat de regressiemodellen
relatieve verhoudingen voorspellen: de bedrijfsopbrengsten worden op basis van kavelkenmerken
en de anciënniteit van de bespeler in de markt voorspeld als aandeel van de totale
netto radioadvertentiemarkt, zodat de ontwikkelingen in die markt – onder meer als
gevolg van negatieve economische omstandigheden zoals tijdens de coronacrisis – automatisch
worden meegenomen. De kosten zijn in de modellen (mede) afhankelijk van die voorspelde
advertentieopbrengsten en bewegen dus ook – voor zover relevant – mee met de marktontwikkeling.
Daarbij is bovendien van belang dat deze regressiemodellen zijn afgeleid op basis
van bedrijfsgegevens van de vergunninghouders over de jaren 2004-2015, waarin de financiële
crisis uit 2008-2009 valt. Die crisis leidde tot een krimp van de totale markt met
16% in één jaar, wat in omvang vergelijkbaar is met de krimp in 2020 (17%). De implicaties
van een dergelijke crisis komen dus tot uitdrukking in de gebruikte bedrijfsgegevens
en daarmee dus ook in deze modellen. Uit het bovenstaande volgt dat het effect van
de actualisatie van de bedrijfsgegevens op de waardering waarschijnlijk verwaarloosbaar
is. Het zou een licht opwaarts of neerwaarts effect kunnen hebben op de waarde. Ook
de doorlooptijd van het waarderingsonderzoek is aanzienlijk versneld door voor deze
methode te kiezen waarbij de modellen niet worden geactualiseerd.
Bij de waardering van die extra jaren wordt in de berekeningen van SEO wel rekening
gehouden met de verslechterde marktomstandigheden als gevolg van de coronacrisis,
door gebruik te maken van de meest recente gegevens over de marktontwikkelingen. Dit
betekent dat alle inputvariabelen voor de modellen (waaronder de kavelkenmerken),
de afdrachten aan Agentschap Telecom en aan het Commissariaat voor de Media, de marktverwachtingen
en ander ‘exogene variabelen’ waarvan bekend is dat en hoe ze zijn veranderd, geactualiseerd
zijn. Hieronder wordt op deze geactualiseerde inputvariabelen nader ingegaan.
3.5.2 Kavelkenmerken met betrekking tot distributie
SEO heeft de kavelkenmerken waarvan uit eerdere berekeningen gebleken is dat die een
voorspellende waarde hebben voor de distributiekosten: de gemiddelde zendmasthoogte
per kavel en het aantal zendmasten per kavel eveneens geactualiseerd aan de hand van
gegevens die door Agentschap Telecom in het kader van het onderzoek zijn verstrekt.
Het gaat hier om de technische parameters uit de geconsolideerde vergunningen die
zijn afgegeven in november en december 2020.
3.5.3 Netto advertentie-opbrengsten en inflatie
Algemeen
Om voorspellingen te kunnen doen over de verwachte ontwikkeling van de verschillende
kosten en inkomsten is het daarnaast nodig om voorspellingen te doen over de verwachte
ontwikkeling van de inflatie en de totale netto advertentieopbrengsten in de radiomarkt
(hierna: NAO).
Voor de ontwikkeling van de marktbrede NAO zijn door SEO – net als ten behoeve van
de verlenging per 2017 – eenvoudige econometrische modellen gehanteerd om deze te
schatten.8 In die modellen wordt de marktontwikkeling verklaard uit de economische groei op
basis van het nominale bruto binnenlands product (hierna: bbp) in dat jaar en de ontwikkeling
van de NAO dan wel het bbp in het jaar ervoor. Deze modellen bleken de sterke neergang
van de markt in 2009 als gevolg van de economische crisis zeer goed te verklaren.
Ten behoeve van de Quick-scan “Noodverlenging commerciële radiovergunningen” van eind
augustus 2020 heeft SEO prognoses opgesteld voor de netto-advertentieopbrengsten (NAO)
voor de jaren 2020-2023. Deze prognoses zijn uitgevoerd aan de hand van de twee modellen
die ook in 2017 zijn gebruikt.
Ten behoeve van de berekening van de waarde van een verlenging met drie jaar zijn
deze modellen geactualiseerd op basis van de marktcijfers en de ontwikkeling van het
bbp tot en met 2020. Vervolgens zijn met de geactualiseerde modellen voorspellingen
gedaan aan de hand van de meest recente projecties van het CPB voor de groei van het
bbp (en het bijbehorende prijspeil) in de periode tot en met 2025.9
Deze handelwijze resulteerde in het rapport van SEO in vier mogelijke modelvarianten
voor de NAO. Al deze vier modelvarianten gaan uit van een gedeeltelijk herstel van
de markt in 2021 en daarna.
Voor de waardering van de vergunningen per 2017 is het model gebaseerd op de NAO-ontwikkeling
na zerobase (dus na 2004) als uitgangspunt genomen, op grond van de iets betere prestaties van
dat voorspelmodel en de geobserveerde trendbreuk in de NAO-ontwikkeling vanaf 2004.
Ook na doorvoering van actuele gegevens ten behoeve van de verlenging met een termijn
van drie jaar is de verklaringskracht van dat model10 het grootste en zijn de onzekerheden van de geschatte parameters het kleinst. Bovendien
geeft dit model de meest conservatieve voorspellingen weer. Ook in vergelijking met
de verwachtingen van andere partijen in de media en de realisaties in de eerste helft
van 2021 zijn de voorspellingen uit deze modelvariant conservatief te noemen11. In 2025 is de markt op basis van dit voorspelmodel pas slechts op 94% van het niveau
van 2019.
De voorspellingen van dit (geactualiseerde) model zijn daarom door SEO wederom als
uitgangspunt genomen bij de waardering van de verlenging.
Voor de ontwikkeling van de marktbrede netto-advertentieopbrengsten (NAO) zijn door
SEO – net als ten behoeve van de verlenging per 2017 – eenvoudige econometrische modellen
gehanteerd om deze te schatten.12 In die modellen wordt de marktontwikkeling verklaard uit de economische groei op
basis van het nominale bruto binnenlands product (hierna: bbp) in dat jaar en de ontwikkeling
van de NAO dan wel het bbp in het jaar ervoor. Deze modellen bleken de sterke neergang
van de markt in 2009 als gevolg van de economische crisis zeer goed te verklaren.
3.5.4 WACC
Met de discontovoet worden bedragen verdisconteerd naar een eerder (of later) moment
in de tijd. Deze wordt ook wel aangeduid als de weighted average cost of capital,
oftewel de WACC. De WACC is voor onderzoek naar de waarde van de verlenging nodig
om toekomstige kasstromen uit te drukken in euro’s van de startdatum van de vergunningsperiode.
De in eerdere SEO/IViR-rapporten uiteengezette methodiek om de WACC te bepalen wordt
ook hier gevolgd.
Om de WACC te kunnen vaststellen is bepaald wat de verhouding tussen vreemd en eigen
vermogen is waarmee radiostations worden gefinancierd (‘leverage’), en wat de kostenvoet
van die beide typen vermogen is. Daarvoor is het nodig om te bepalen wat de hoogte
is van de risicovrije rentevoet, de marktrisicopremie, de bèta volgens het Capital
Asset Pricing Model, de opslag voor kredietrisico, en de belastingdruk.
De formule voor vaststelling van een WACC is als volgt:
WACC = % eigen vermogen x (risicovrije rentevoet + bèta x marktrisicopremie) + % vreemd
vermogen x ((risicovrije rentevoet + kredietopslag) x (1-belastingdruk))
Voor een uitgebreide toelichting op de bepaling van de voor de WACC relevante inputvariabelen
zoals hierboven in de formule weergegeven, wordt verwezen naar de eerdere rapporten
van SEO/IViR en naar hoofdstuk 3.4 van het rapport van SEO van 31 augustus 2021.
Zoals hierboven reeds is aangeven, wordt de WACC gebruikt om kasstromen te verdisconteren
in de tijd. Voor de vaststelling van de waarde van de verlenging voor drie jaar, is
er door SEO gebruik gemaakt van twee vergunningentermijnen: 2017-2022 (de huidige
licentieperiode, zonder verlenging) en 2017-2025 (de licentieperiode bij verlenging
voor 3 jaar). De extra waarde die de verlenging oplevert wordt verdisconteerd naar
de startdatum van de verlenging in 2022.
Het bovenstaande komt erop neer dat er in feite een WACC moeten worden vastgesteld
die representatief is voor ieder van de jaren in de verschillende perioden. Om dit
te bereiken heeft SEO in de waardebepaling gekozen voor een gemiddelde WACC. De WACC
die is gehanteerd bij de waardering in 2016 (4,70%) wordt daartoe gemiddeld met de
huidige WACC, op basis van de meeste recente informatie (3,82%), zodat een zo veel
mogelijk voor de gehele periode representatieve WACC resulteert.
Bij het verdisconteren van kasstromen wordt door SEO daarom gebruik gemaakt van deze
gemiddelde WACC van 4,26% (4,70% + 3,82%: 2).
3.5.5 Verdeling over platforms
De meeste radiostations zijn niet alleen via de ether (FM/AM en DAB+ samen) te beluisteren,
maar ook via andere platforms zoals internet, kabel en satelliet. Dit betekent dat
de waarde die stations genereren, en die in het rapport van SEO wordt berekend op
basis van regressiemodellen, tot stand komt via verschillende platforms. De te verlengen
vergunningen hebben echter slechts betrekking op de ether. Voor de prijs van de verlenging
is dan ook alleen dat deel van de waarde relevant dat wordt gegenereerd via de ether.
Daartoe moet bepaald worden welk deel van waarde kan worden toebedeeld aan de ether
en welk percentage aan andere distributievormen zoals internet, satelliet en kabel.
2011 is door SEO verondersteld dat ongeveer 60% van de luistertijd via de ether plaatsvindt.
Voor de verlenging per 2017 is SEO – op basis van het toen beschikbare cijfermateriaal13 – uitgegaan van 55,6% in 2015 aflopend naar 50,0% in 2022.
Bij eerdere verlengingen kon er een beroep worden gedaan op de Audio-monitor van het
Nationaal Luisteronderzoek, na 2019 is er echter geen nieuwe editie van de Audiomonitor
beschikbaar en ook later in 2021 zal dit onderzoek niet verschijnen. Wel zijn van
het Nationaal Luister Onderzoek meer grofmazige cijfers beschikbaar over de platformverdeling
van de luistertijd in 2020 en de eerste twee maanden van 2021. In deze cijfers wordt
slechts onderscheid gemaakt tussen FM/kabel (58,1%), internet (24,5%), DAB+(11,2%),
anders/weet niet en onbekend (samen 6,2%).
FM en kabel zijn in die laatste beschikbare meting dus samengevoegd, waardoor het
niet goed mogelijk is er een precies aandeel van FM uit af te leiden. Wel is het mogelijk
een schatting te maken van het deel dat via de kabel radio luisterde en zo het aandeel
FM af te leiden, hetgeen SEO in zijn laatste rapport ook gedaan heeft.
Uit de Audiomonitor van 2017 en 2019 en bovengenoemde analyse van cijfers over 2020
en 2021 blijkt dat de cijfers die ten behoeve van de verlenging in 2017 door SEO zijn
gehanteerd een onderschatting gaven van de blijvende rol van de ether (FM en DAB+ samen) voor de radio. Voor 2017
komt het geschatte marktaandeel van FM en DAB+ op 57 tot 60,0%, voor 2019 komt het
geschatte markaandeel op 63 tot 65,6%. Voor 2020 komt dit op 60,3 tot 64,3%, waarbij
dus moet worden aangetekend dat voor de berekening van die cijfers meer aannames moeten
worden gemaakt. Voorts geldt dat de cijfers over 2020 minder representatief zijn voor
toekomstige jaren, omdat veel mensen thuis werkten en derhalve minder in de auto zaten,
waar ze in de meeste gevallen radio zouden luisteren via de FM of DAB+.
Voor de verlenging van drie jaar is daarom door SEO uitgegaan van een constant blijvend
marktaandeel van FM en DAB+ samen van 63,0%. Dat zit aan de onderkant van de – voor
de toekomst meest representatief geachte – bandbreedte die is afgeleid voor 2019,
en iets boven het midden van de bandbreedte voor 2020 (62,3%), waarbij aangetekend
wordt dat die laatste waarde naar de toekomst toe een onderschatting kan zijn gelet
op het feit dat veel mensen door de coronacrisis thuis hebben gewerkt de afgelopen
periode.
3.5.6 Afdrachten Agentschap Telecom en Commissariaat voor de Media
Agentschap Telecom
Agentschap Telecom brengt vergunninghouders toezichtkosten in rekening aan de hand
van het aantal opstelpunten en het zendvermogen per kavel, uitgesplitst naar FM en
DAB. Voor de jaren 2017-2020 heeft SEO gebruik gemaakt van de daadwerkelijk gefactureerde
bedragen door Agentschap Telecom. Voor projecties over de ontwikkeling van de afdrachten
aan het agentschap in de vergunningsjaren vanaf september 2022, heeft SEO gebruik
gemaakt van de gemiddelde historische tariefstijging (per kW zendvermogen FM) over
de periode 2016-2021 van 1,21 procent per jaar.
Commissariaat voor de Media
De jaarlijkse tarieven van het Commissariaat voor de Media zijn gebaseerd op de informatie
op de website van het Commissariaat. Op deze website staat tevens vermeld dat de tarieven
jaarlijks worden bijgesteld met het Consumentenprijsindexcijfer zoals beraamd door
het CPB. Het jaarlijks verschuldigde bedrag hangt voor radio af van het technisch
(potentieel) bereik en het aantal uitzenduren. Voor alle landelijke kavels is door
SEO- net als de eerdere verlengingen in 2011 en 2017 – uitgegaan van de hoogste bereikcategorie
van meer dan 3 miljoen huishoudens en van meer dan 12 uitzenduren per dag. Het bijbehorende
tarief was in 2016 13.240 euro. Dit bedrag heeft SEO jaarlijks met inflatie geïndexeerd.
3.6 Conclusie
Het rapport van SEO geeft de resultaten weer voor de waardering van de verlenging
met drie jaar voor alle landelijke commerciële vergunningen. De waarde is daarbij
door SEO bepaald door het verschil te nemen tussen de waarde bij de verlengde licentieduur
van acht jaar, en de waarde bij een licentieduur van vijf jaar, berekend voor het
moment dat de verlenging ingaat (1 september 2022).
Uit de berekening van SEO blijk dat er voor de vier ongeclausuleerde landelijke commerciële
vergunningen, A1, A3, A6 en A7 een verlengingsprijs berekend kan worden. Deze verlengingsprijzen
zijn opgenomen in deze regeling.
Verlenging van de geclausuleerde vergunningen heeft – uitgaande van hetzelfde kavelafhankelijke
‘clausuleringseffect’ op de inkomsten als bepaald in het rapport van SEO uit 2016
– in alle gevallen waarde nihil aangezien geen van deze vergunningen voor een nieuwkomer
een positieve businesscase geeft bij een looptijd van acht jaar.
4. Consultatie
Een ontwerp van deze regeling is van 25 september 2021 tot en met 27 oktober 2021
ter inzage gelegd zodat eenieder zijn of haar zienswijze hierop kon geven. Hieronder
wordt op de gegeven zienswijzen ingegaan voor zover zij betrekking hebben op de onderhavige
regeling en de daarbij behorende bijlagen. Dit betekent dat niet nader zal worden
ingegaan op zienswijzen die betrekking hebben op andere onderwerpen.
Een respondent geeft aan zich te kunnen vinden in de regeling en de daarin opgenomen
bedragen. De Minister neemt deze reactie voor kennisgeving aan.
Een andere respondent geeft aan van mening te zijn dat het ontwerp van deze regeling
aangemerkt moet worden (en bij de Europese Commissie gemeld moet worden) als staatssteunmaatregel,
omdat, zo stelt deze respondent, het volgen van de uitkomsten van het SEO-onderzoek
nog niet betekent dat geen sprake is van verboden staatssteun. Op grond van artikel
108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna:
VWEU) dient de Commissie van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen
tijdig op de hoogte te worden gebracht en volgens deze respondent is alleen ter beoordeling
van de Europese Commissie óf er sprake is van staatssteun. Het vorenstaande brengt
volgens de respondent met zich mee dat de onderhavige regeling niet tot uitvoering
mag worden gebracht, voordat de Commissie daarover een eindoordeel heeft geveld.
Op de stelling van de respondent wordt als volgt gereageerd. Alleen wanneer een onderneming
een economisch voordeel ontvangt dat onder normale marktvoorwaarden niet zou zijn
gegeven, is er sprake van ongeoorloofde staatssteun. Dat is in dit geval niet aan
de orde. Immers, uit gedegen onderzoek van een onafhankelijk expert14 komt naar voren dat onder de gegeven omstandigheden voor de vier ongeclausuleerde
landelijke vergunningen een verlengingsprijs aan de orde is, die ligt tussen € 6,9
en € 11,4 miljoen. Op basis van hetzelfde onderzoek komt naar voren dat de verlengingsprijs
van de geclausuleerde vergunningen in alle gevallen nihil is15 aangezien geen van deze vergunningen voor een nieuwkomer een positieve businesscase
oplevert. Op deze wijze wordt conform het vereiste in artikel 3.15 van de Telecommunicatiewet
de reële economische waarde in rekening gebracht voor de betreffende verlengingsperiode
(een bedrag van € 40,6 miljoen).
Er is derhalve geen sprake van een economisch voordeel dat onder normale omstandigheden
niet zou zijn gegeven. Er is daarom naar het oordeel van de Minister evenmin sprake
van een steunmaatregel in de zin van artikel 108, derde lid, van het VWEU. De Minister
hoeft de Commissie dan ook niet op de hoogte te stellen van het (voornemen tot het)
vaststellen van deze regeling hetgeen betekent dat de regeling na weging van de ingebrachte
zienswijzen kan worden vastgesteld.
Een respondent vraagt zich of de berekeningen voor wat betreft de verlengingsprijzen
voor de geclausuleerde kavels wel juist berekend zijn, nu in 2015 het College van
beroep voor het bedrijfsleven (CBb) destijds ten aanzien van kavel A2 heeft geoordeeld
dat het clausuleringseffect niet juist was meegenomen in de waardebepaling.
Hierover wordt het volgende opgemerkt. Naar aanleiding van de aangehaalde uitspraak
van het CBb uit 2015 over de verlengingsprijs van het geclausuleerde kavel A2 voor
de periode 2011 tot 2017 heeft er een nieuwe waardebepaling met een aangepaste methode
plaatsgevonden. In die nieuwe methodiek is het clausuleringseffect16 wel meegewogen.De aangepaste methodiek voor de bepaling van het clausuleringseffect
heeft geleid tot een nieuwe, lagere verlengingsprijs voor dit kavel voor de periode
2011 tot 2017. De vergunninghouder van kavel A2 heeft ook tegen dat verlaagde bedrag
beroep en hoger ingesteld. Bij uitspraak van 7 januari 202017 heeft het CBb geoordeeld dat de nieuwe verlengingsprijs van kavel A2 juist is vastgesteld,
waarmee ook deze berekening door de hoogste bestuursrechter is geaccordeerd. Bij het
berekenen van de huidige verlengingsprijzen is door middel van deze aangepaste methode
rekening gehouden met het clausuleringseffect. De waarde van de geclausuleerde vergunningen,
waaronder die van kavel A2, is voor de periode 2022 tot 2025 is dus wel degelijk op
de juiste wijze berekend.
Deze respondent geeft eveneens aan dat bij het bepalen van de verlengingsprijs voor
kavel A2 rekening dient te worden gehouden met het feit dat de vergunninghouder van
kavel A2 samen met Radio 538, Sky Radio en Radio 10 onderdeel uitmaakt van Talpa Network.
De respondent veronderstelt dat er synergie-effecten zijn waarmee geen rekening is
gehouden in de waardebepaling van deze kavels. Bij de waardebepaling voor de periode
2022 tot 2025 heeft SEO wél rekening gehouden met de mogelijke synergie-effecten die
op kunnen treden. De veronderstelling dat dit niet gebeurd zou zijn, is derhalve onjuist.
Bij de vaststelling van de verlengingsprijzen voor de periode 2017 tot 2022 heeft
Boer & Croon Corporate Finance18 hier een uitgebreid onderzoek naar gedaan en aangegeven hoe in het SEO-model voor
berekening van de verlengingsprijzen rekening moet worden gehouden met de synergie-effecten
van het mogen hebben van maximaal 4 vergunningen in een concern. Nu de huidige verlengingsprijzen
berekend zijn met een methode die voortbouwt op de wijze van berekenen van de verlengingsprijzen
voor de periode 2017-2022, blijkt daaruit dat ook voor de periode 2022-2025 rekening
wordt gehouden met mogelijke synergie-effecten. Dit staat ook expliciet vermeld in
paragraaf 3.1.3 van het SEO-rapport “Waardering verlenging commerciële radiovergunningen
per 2022”19.
Een respondent geeft aan van mening te zijn dat door het aantrekken van de advertentiemarkt
het niet (meer) aannemelijk is dat alle geclausuleerde kavels zonder meer geen enkele
waarde
vertegenwoordigen voor een potentiële nieuwe toetreder.
Ten onrechte gaat deze respondent bij de bovengenoemde stelling ervan uit dat in de
berekeningen van SEO geen rekening is gehouden met toekomstige ontwikkelingen. De
verlengingsprijzen moeten echter juist zijn gerelateerd aan omzet die nog moet worden
gerealiseerd over een toekomstige periode.20 De waarde van de vergunningen is daarom door SEO mede bepaald aan de hand van projecties
van het Centraal Plan Bureau (CPB) voor de groei van het bruto binnenlands product
(en het bijbehorende prijspeil) in de periode tot en met 2025. In het verleden is
gebleken dat de voorspellingen van het CPB goed bruikbaar zijn om de ontwikkeling
van de radioadvertentiemarkt in te schatten. Door gebruik te maken van de voorspelingen
van het CPB, komt derhalve ook het aantrekken van de advertentiemarkt in de berekende
bedragen tot uitdrukking. Een extra inschatting va de radioadvertentiemarkt, is op
dit punt dan ook niet nodig, omdat de waardebepaling al met het vizier op de toekomst
heeft plaatsgevonden.
Een respondent geeft aan van mening te zijn dat de huidige bedragen excessief zijn
en indruisen tegen de genoemde redenen waarom verlengbaarheid wordt voorgesteld.
Hoewel de reden van de verlenging bij de vaststelling van verlengingsprijs niet expliciet
aan de orde is, wordt hier het volgende over opgemerkt.
Het doel van de verlenging is om voor die partijen die dit nodig hebben de mogelijkheid
creëren om additionele financiering aan te trekken. Dit blijkt ook uit de motie van
het lid Van den Berg c.s., de verlengbaarheidsbesluiten en de Kamerbrieven die daaraan
vooraf zijn gegaan21. Ten onrechte gaat deze respondent er dus van uit dat het doel van de verlenging
gelegen is in het compenseren van geleden schade. Het tijdelijk verlengen van de commerciële
radiovergunningen is geen geschikt middel om geleden verliezen c.q. geleden schade
uit het verleden te vergoeden. De Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde jurisprudentie
bieden hiervoor geen ruimte.
Een respondent geeft aan dat het feit dat er niets is gedaan met de schriftelijke
reactie van de landelijke partijen op het conceptrapport van SEO onzorgvuldig is en
in strijd is en de Motie Grinwis c.s. die de regering oproept tot overleg. Hieruit
volgt volgens deze respondent dat de ontwerpregeling in de huidige vorm onrechtmatig
is en in strijd is met artikel 3.15 van de Telecommunicatiewet en artikel 42 van de
Telecomcode (richtlijn 2018/1972/EU).
Conform de procedure die ook gevolgd is bij de eerdere verlengingen van deze vergunningen
zijn betrokken partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het conceptrapport
van SEO door middel van een zogenoemde preconsultatie. Door het volgen van deze procedure
krijgen partijen – naast de officiële consultatiefase – een extra gelegenheid om te
reageren. Daar waar de reactie van de landelijke partijen betrekking had op de inhoud
van het conceptrapport, is het rapport aangescherpt of zo nodig gewijzigd. Conform
de Algemene wet bestuursrecht heeft de toenmalige Staatssecretaris voor definitieve
vaststelling van het rapport van SEO zich ervan vergewist dat het rapport op een zorgvuldige
wijze tot stand is gekomen. Dat de reactie van de landelijke partijen geen aanleiding
heeft gevormd om af te zien van de door SEO toegepaste methodiek, maakt nog niet dat
hieruit volgt dat de (ontwerp)regeling onzorgvuldig is voorbereid of anderszins onrechtmatig
is.
Ten aanzien van artikel 42 van de Telecomcode wordt opgemerkt dat deze bepaling zo
goed als gelijkluidend is aan het oude artikel 13 van de Machtigingsrichtlijn, de
richtlijn die gold voordat de Telecomcode van kracht was. De toetsingscriteria die
relevant waren voor toetsing aan de Machtigingsrichtlijn zijn dus ook van toepassing
voor de beoordeling van verlengingsprijzen in het licht van artikel 42 van de Telecomcode.
Deze criteria zijn vanzelfsprekend in acht genomen bij het vaststellen van de verlengingsprijzen
zoals opgenomen in deze regeling. De methodiek die gebruikt is, is namelijk grotendeels
gebaseerd op eerder gebruikte methoden die voldoen aan de criteria genoemd in het
oude artikel 13 van de Machtigingsrichtlijn. De hoogste bestuursrechter heeft de methode
die eerder gebruikt is voor het bepalen van de verlengingsprijzen voor de radiovergunningen,
vastgelegd in het zogenaamde SEO-model, meermaals geaccordeerd. Nu wederom gebruikt
is gemaakt van die geaccordeerde methode voldoen daarmee de verlengingsprijzen voor
de periode 2022 tot 2025 eveneens aan de toetsingscriteria van artikel 42 van de Telecomcode.
Deze respondent geeft aanvullend aan van mening te zijn dat de gestelde strijd met
de Telecomcode en de Telecommunicatiewet mede voortvloeit uit de hoogte van de berekende
verlengingsprijzen. In de eerste plaats wordt hierover nogmaals opgemerkt dat de methodiek
die gebruikt is grotendeels is gebaseerd op eerder gebruikte methoden. De hoogte van
het bedrag is overigens geen criterium dat grond van Europose of nationale regelgeving
relevant is. Vanzelfsprekend moet het bedrag wel in verhouding staan tot het beoogde
doel. Uit artikel 3.15 van de Telecommunicatiewet volgt dat dat de houder van een
vergunning een bedrag verschuldigd kan zijn, om op deze wijze een optimaal frequentiegebruik
te waarborgen. Teneinde een optimaal gebruik van frequentieruimte te waarborgen wordt
de hoogte van het te betalen bedrag voor een vergunning gerelateerd aan de economische
waarde van de gedurende de looptijd van de vergunning uit het gebruik van de desbetreffende
frequentieruimte te verwachten voordelen, overeenkomstig de overwegingen die behoren
bij artikel 42 van de Telecomcode en de Telecommunicatiewet. De berekende waarden
op basis van de eerder toegepaste methodieken uit het SEO-rapport voldoen daaraan.
Het is om die reden dat het advies van SEO de basis vormt voor de ministeriële regeling
waarin de bedragen zijn opgenomen.
Voor zover deze respondent daarbij aanvullend opmerkt dat de berekende bedragen niet
zijn gerelateerd aan de verwachte voordelen, aangezien ook de voorafgaande periode
in de berekening is betrokken, wordt daarover nog het volgende opgemerkt.
In de gekozen methodiek van SEO wordt wel degelijk vooruitgekeken en worden de inkomsten
en kosten gemodelleerd voor de toekomstige verlengingsperiode. Inkomsten en kosten
worden dus gemodelleerd voor de drie toekomstige jaren na afloop van de huidige vergunningen
per 31 augustus 2022. Daartoe heeft SEO gebruik gemaakt van de meest actuele economische
vooruitzichten om de radioadvertentiemarkt voor die toekomstige jaren te voorspellen.
De modellen die worden gebruikt om die toekomstige kosten en opbrengsten te voorspellen
zijn wel gebaseerd op (daadwerkelijk gerealiseerde) gegevens over kosten en opbrengsten
uit het verleden. Dit was ook zo in de door het CBb goedgekeurde methode.
Verder stelt deze respondent dat de waarde van de landelijke ongeclausuleerde kavels
gebaseerd moet zijn op een zelfstandige businesscase voor drie jaar en dat bij die
verlengingsduur de waarde nihil is. Deze zienswijze komt er in essentie op neer dat
bij een korte verlenging, de verlengingsprijs altijd nihil is. Die stelling is uiteraard
niet juist. Dit zou betekenen dat als schaarse vergunningen worden verlengd voor een
paar jaar, geen verlengingsprijs betaald hoeft te worden. Niet alleen voor de FM,
maar ook voor 4G- en 5G-spectrum. Dit laatste voorbeeld maakt duidelijk dat de methode
van een zelfstandige businesscase voor een korte verlengingsperiode niet geschikt
is voor de waardebepaling. Daarom heeft SEO economisch onderzoek voor dit aspect teruggegrepen
op een methodiek die al eerder is toegepast voor de 900, 1800 en 2100 MHz-vergunningen.
Respondenten hebben geen argumenten aangedragen waarom die methodiek niet ook hier
toegepast zou mogen worden.
Een respondent is van mening dat er geen sprake is van schaarse vergunningen en dat
daarom ook de noodzaak om voor de voorgenomen verlenging een bedrag in rekening te
brengen ontbreekt. De Minister deelt deze mening niet. Allereerst gaat deze respondent
eraan voorbij dat de noodzaak of mogelijkheid om voor een verlenging een bedrag in
rekening te brengen op zichzelf niet afhangt van de eventuele schaarste van de vergunning, maar van de waarde van de vergunning. Daarnaast is overigens redelijkerwijs niet te verwachten dat de
beschikbare frequentieruimte voldoende zou zijn om aan de vraag te voldoen, als zou
zijn besloten tot het houden van een veiling. Met andere woorden: de vergunningen
zijn wel degelijk schaars. Daarbij is van belang dat het gaat om vergunningen die,
zo blijkt ook uit het SEO-rapport, substantiële bedragen waard zijn, en dat ook uit
de consultatiereacties is gebleken dat er daadwerkelijk toetreders geïnteresseerd
zouden zijn geweest in het verwerven van één of meer FM-vergunningen, als zou zijn
besloten tot veiling van de betreffende vergunningen.
Voor zover deze respondent aangeeft dat de verleningsprijzen voor de periode kunnen
worden afgeleid van de verleningsprijzen zoals die gelden voor de periode 2017 tot
2022 is de Minister van oordeel dat deze stelling evenmin correct is. Immers, de reële
economische waarde van de vergunningen dient ook bij een verlenging (geheel) in het
bedrag te worden uitgedrukt, zowel met het oog op doelmatig frequentiegebruik als
om te voorkomen dat de verlenging kan worden aangemerkt als een verboden vorm van
staatssteun aan de huidige vergunninghouders. De waarde van de vergunningen wordt
daarom mede bepaald aan de hand van recente toekomstige gegevens van het Centraal Plan Bureau voor de nieuw vast te stellen periode waarvoor de verlenging gaat gelden.
5. Regeldruk
Deze regeling heeft geen effecten op de administratieve lasten van de vergunninghouders.
De verplichting zekerheid te verschaffen bij de aanvraag om verlenging van de FM-vergunning
en de aanvraag om verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep is gebaseerd
op de Regeling verlenging en digitalisering landelijke commerciële radio-omroep 2021.
Deze administratieve lasten worden in de toelichting op die regeling beschreven.
6. Inwerkingtreding
Deze regeling hangt samen met de Regeling verlenging en digitalisering landelijke
commerciële radio-omroep 2021. Deze regelingen strekken gezamenlijk tot uitvoering
van de (nood)verlenging van de landelijke commerciële radiovergunningen met een termijn
van drie jaar. De huidige FM-vergunningen voor landelijke commerciële radio en de
daaraan gekoppelde vergunningen voor digitale radio-omroep lopen af op 31 augustus
2022. Het is van groot belang voor de huidige vergunninghouders dat zij ruim voor
deze datum duidelijkheid hebben over de (voorwaarden voor) verlenging onderscheidenlijk
verlening van deze vergunningen. Deze duidelijkheid is nodig om bijvoorbeeld tijdig
contracten ten behoeve van reclame-opbrengsten te kunnen afsluiten of voortzetten.
Met het oog hierop is afgeweken van het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten;
de uitzonderingsgrond ‘hoge c.q. buitensporige private of publieke voor- en nadelen
van vertragingen of vervroeging van invoering’ is hier van toepassing. Deze regeling
treedt een dag na de publicatie in de Staatscourant in werking.
II. Artikelsgewijs
Artikel 1
Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen, waaronder de omschrijving van de vergunningen
waarop deze regeling betrekking heeft. Ten eerste betreft het de FM-vergunningen,
te weten de vergunningen voor landelijke commerciële radio-omroep met betrekking tot
een aantal kavels in de FM-band. Hierbij is wat de kavels A1, A3 en A6 betreft verwezen
naar de vergunningen zoals verleend op grond van de Regeling aanvraag en vergelijkende
toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003. Na de verlening van de oorspronkelijke
vergunningen zijn de technische parameters van deze vergunningen op onderdelen gewijzigd,
hetgeen ook gevolgen had voor het voorspelde maximale demografisch bereik van de desbetreffende
kavel. Deze wijzigingen vonden onder meer plaats om ontvangstproblemen op te lossen.
Er hebben ook dergelijke wijzigingen plaatsgevonden in het kader van de Gedragslijn
netverbetering FM-omroepband. Daarom heeft, voor zover van dergelijke bijstellingen
sprake is, de verlenging betrekking op de vergunning voor de gewijzigde kavel. De
vergunning voor kavel A7 is verleend op basis van een in 2013 gehouden veiling. In
de begripsbepaling is dus verwezen naar de betrokken veilingregeling.
Ten tweede betreft het de omschrijving van de vergunning voor digitale radio-omroep.
Het betreft het gebruik van een negende deel van een zogenaamde multiplex, gelet op
het feit dat dit multiplex bestemd is voor de houders van de negen landelijke commerciële
FM-vergunningen. Deze bestemming volgt uit nationale voetnoot HOL007 van het Nationaal
Frequentieplan 2014.
Artikel 2
Blijkens het eerste lid is het bedrag steeds van toepassing als de vergunningen zijn
verlengd respectievelijk verleend met toepassing van de Regeling verlenging en digitalisering
landelijke commerciële radio-omroep 2021, dus op basis van aanvragen die zijn ingediend
binnen de in die regeling bepaalde termijn. Deze regeling is ook van toepassing in
geval van overdracht van krachtens een van deze regelingen verleende vergunningen.
Indien gedurende de looptijd van deze vergunningen een aan de overheid teruggevallen
vergunning opnieuw wordt verdeeld, is deze regeling niet van toepassing.
Artikel 3
Met deze regeling wordt bepaald welk bedrag voor de verlenging onderscheidenlijk verlening
van de afzonderlijke vergunningen verschuldigd is. De betalingsverplichting zal aan
de afzonderlijke vergunninghouders bij besluit worden opgelegd. In dit artikel is
ook bepaald dat het verschuldigde bedrag in zijn geheel dient te worden betaald op
een bij beschikking te bepalen datum. Zo nodig kan een vergunninghouder op grond van
artikel 4:94 van de Awb verzoeken om betaling in termijnen.
Het vierde lid geeft de Minister de bevoegdheid in voorkomend geval een geldschuld
jegens de vergunninghouder met de vordering inzake het verschuldigde bedrag te verrekenen.
Verrekening is op grond van artikel 4:93 van de Awb slechts mogelijk met een expliciete
wettelijke grondslag. Deze bepaling biedt een grondslag voor verrekening in het geval
een vergunninghouder in gebreke blijft het verschuldigde bedrag te betalen maar anderzijds
wel een vordering jegens de staat heeft die verband houdt met de uitvoering van het
frequentiebeleid.
Artikel 4
Na de aanvraagprocedure blijkt welke aanvragers vergunningen verkrijgen en welke niet.
In het laatstbedoelde geval wordt de verstrekte zekerheid teruggegeven. Indien zekerheid
was gesteld door middel van een waarborgsom wordt de aanvrager op grond van het tweede
lid de rente vergoedt over het gestorte bedrag. De rente wordt ook vergoed indien
de aanvraag wordt toegewezen en de in het kader van de aanvraag gestorte waarborgsom
wordt aangewend voor de betaling van het bedrag, zo is bepaald in het derde lid.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok