TOELICHTING
Algemeen deel
1. Inleiding
In de periode 2021–2027 maken de Interreg-programma’s opnieuw
onderdeel uit van het Europese cohesiebeleid dat gericht is op duurzame, slimme
en inclusieve groei. De transnationale programma’s waaraan Nederland deelneemt
zijn in deze zesde programmaperiode niet van naam veranderd en heten: North Sea
Region (NSR) en North West Europe (NWE). Het Interregionale projectenprogramma
blijft Interreg Europe heten. De doelstellingen van deze programma’s sluiten
aan op nationale Rijksdoelstellingen en grotendeels op de drie transities van
IenW, te weten klimaatadaptatie, slimme en groene mobiliteit en circulaire
economie. Mede daarom onderschrijft het Ministerie van Infrastructuur en
Waterstaat deze doelen en wenst zij deelname van in Nederland gevestigde
partijen aan deze programma’s te bevorderen. De subsidieregeling
Projectstimuleringsregeling Interreg V is in 2017 vervallen. Deze was bedoeld
als stimulans om een projectvoorstel in te dienen bij de programmasecretariaten
van de transnationale Interreg VB programma’s Noordzee Regio of Noordwest
Europa of het Interregionale programma Interreg VC. Bij deze programma’s stond
duurzame, slimme en inclusieve groei centraal. In 2021 zijn de effectiviteit en
doeltreffendheid van de regeling geëvalueerd.
2. De Projectstimuleringsregeling
Interreg V bood Nederlandse Lead Partners de mogelijkheid om een
financiële bijdrage in de kosten voor het voorbereiden van een
Interreg-aanvraag te krijgen. Aanvragers konden hiermee reiskosten en externe
ondersteuning inzetten om een consortium en een gezamenlijk projectvoorstel te
ontwikkelen. Uit de evaluatie bleek dat de bestaande regeling leidde tot meer
projectindieningen binnen de Interreg-programma’s. Ook werd in de evaluatie
door de Programma Secretariaten de actieve rol van Nederlandse partners erkend
in de ontwikkelingsfase van projecten. Ruim de helft van de deelnemers die aan
de evaluatie deelnamen, gaf aan dat ze zonder de regeling niet tot een aanvraag
waren overgegaan en dat dankzij de subsidie projectvoorstellen van hogere
kwaliteit konden worden ingediend.
Projectvoorbereiding vergt een flinke inzet in tijd en
(financiële) middelen. Door een bijdrage vanuit de regeling wordt de drempel
tot deelname verlaagd. Met het oog op het stimuleren van het indienen van
projectvoorstellen en de positieve conclusies uit genoemde evaluatie, is
besloten een nieuwe regeling vast te stellen ter stimulering van
projectdeelname aan Interreg NSR, NWE en Europe voor een periode van drie jaar.
Hiertoe strekt onderhavige regeling.
3. Doelstellingen Europe, NWE en NSR
Het meerjarig financieel kader 2021–2027 bevat de
meerjarenbegroting van de Europese Unie. Het heeft als hoofddoel van Europese
inspanningen gekozen voor duurzame, slimme en inclusieve groei. Het Europese
cohesiebeleid werkt dat verder uit in doelstellingen voor verduurzaming, groei
en banen en wordt hiervoor gevoed vanuit het Europees fonds voor regionale
ontwikkeling (EFRO) en het Europees sociaal fonds (ESF). Het EFRO en daarbinnen
de Interreg-programma’s dragen bij aan regionaal ontwikkelingsbeleid,
territoriale ontwikkeling en investeringen in een duurzame en klimaatadaptieve
economie. Interreg is derhalve een instrument van het Europese cohesiebeleid en
biedt de mogelijkheid tot uitvoering van gezamenlijke projecten en
beleidsuitwisseling tussen nationale, regionale en lokale partijen uit
verschillende EU-lidstaten. Voor deze regeling zijn de programma’s NWE, NSR en
Europe relevant. Door deelname in internationale samenwerkingsprojecten wordt
ook bijgedragen aan de drie transities klimaatadaptatie, slimme en groene
mobiliteit en circulaire economie van het Ministerie van Infrastructuur en
Waterstaat. Daarnaast hebben eerdere Interreg-projecten bijgedragen aan
Rijksbeleid zoals beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu uit
2012 en de Aanpak Modernisering Milieubeleid van 2014. In de
samenwerkingsprogramma’s voor de zesde programmaperiode (2021–2027) zijn de
prioriteiten van de Interreg-programma’s beschreven en uitgewerkt in
thematische en specifieke doelen. Deze sluiten grotendeels aan bij de drie
transities van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Hieronder volgt een kwalitatieve opsomming van de specifieke
doelen van de Interreg NSR-, NWE-en Europe-programma's. Deze zijn indicatief.
Voor de exacte doelen, zie de betreffende EU programma teksten en bijbehorende
toelichtingen. De doelstellingen van deze programma’s zijn breder dan de drie
transities van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en komen niet
per definitie in aanmerking voor subsidie in het kader van deze regeling.
Voor Interreg NSR zijn de specifieke doelen waaraan wordt
gewerkt:
-
– Ontwikkeling van nieuwe of verbeterde kennis partnerschappen
tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheden en eindgebruikers met het
oog op lange termijn samenwerking (ook na het project) bij het ontwikkelen van
producten en diensten;
-
– Versterking van de capaciteit om regionale innovatie te
stimuleren om daarmee het lange termijn innovatieniveau te verhogen en slimme
specialisatie strategieën te ondersteunen;-Stimulering van de publieke sector
om vraag naar innovatie te genereren en te werken aan innovatieve oplossingen
voor het verbeteren van de levering van publieke diensten;
-
– Bevordering van de ontwikkeling en adoptie van producten,
diensten en processen die gericht zijn op versnelling van de vergroening van
economieën in de Noordzee regio;
-
– Stimulering van de adoptie van nieuwe producten, diensten en
processen gericht op reductie van de ecologische voetafdruk van regio’s rond
de
Noordzee.
-
– Demonstreren van nieuwe en/of verbeterde methoden voor het
verbeteren van klimaatbestendigheid van doellocaties;
-
– Ontwikkeling van nieuwe methoden voor lange termijn duurzaam
beheer van ecosystemen in de Noordzee;
-
– Ontwikkeling van demonstraties van innovatieve en/of
verbeterde transport en logistieke oplossingen met het potentieel om grote
volumes vracht weg te leiden van lange afstand wegtransport;
-
– Stimulering van het oppikken en toepassen van groene
transportoplossingen voor het stedelijke en regionale vracht- en
personenvervoer
-
– Het versterken van 'governance' en samenwerkingscapaciteit
van overheden, instituten en burgers, voor het realiseren van de thematische
prioriteiten van het programma ('Interreg Specific Objective 1: Better
Cooperation Governance').
-
– Het stimuleren van projecten met speciale aandacht voor: de
ontwikkeling van digitalisering, de verbinding van stedelijk en landelijk
gebied, en voor de kansen en uitdagingen van het Noordzee bekken.
Voor Interreg NWE zijn de specifieke doelen:
-
– Slimme klimaatbestendige NWE gebieden (versterken
natuurbescherming, biodiversiteit en terugdringen vervuiling; bevorderen
klimaatadaptatie en risicobeheersing);
-
– Slimme en rechtvaardige energietransitie (bevorderen
energie-efficiency en verminderen van uitstoot broeikasgassen; bevorderen
hernieuwbare energie);
-
– Overgang naar een ‘place-based’ circulaire economie
(bevorderen van de overgang naar een circulaire en grondstofefficiënte
economie);
-
– Bevorderen van de innovatiecapaciteit in NWE regio’s
(versterken onderzoeks- en innovatiecapaciteit en het gebruik van geavanceerde
technologie);
-
– Overgang naar een sociaal-inclusieve, duurzame en weerbare
samenleving (bevorderen effectiviteit en inclusiviteit van de arbeidsmarkt,
toegang tot goede werkgelegenheid; zorgen voor gelijke toegang tot
gezondheidszorg door het ontwikkelen van infrastructuur, met inbegrip van
eerstelijnszorg, en het bevorderen van de overgang van institutionele naar
gezins- en gemeenschapszorg; versterken van de rol van cultuur en duurzaam
toerisme in economische ontwikkeling, sociale inclusie en sociale
innovatie).
Voor Interreg Europe zijn de specifieke doelen:
Verbetering van de implementatie van regionaal
ontwikkelingsbeleid en -programma’s, in het bijzonder programma’s voor
investeringen voor groei en banen en – waar relevant – programma’s voor
Europese territoriale samenwerking:
-
– op het terrein van infrastructuur en capaciteit voor
onderzoek en innovatie;
-
– ketens op terreinen als slimme specialisatie en innovatie
kansen;
-
– die MKB-ondernemingen ondersteunen in alle fasen van hun
levenscyclus om zich te ontwikkelen, groei te bereiken en zich bezig te houden
met innovatie,
-
– die zich richten op de transitie naar een koolstofarme
economie;
-
– op het terrein van bescherming en ontwikkeling van natuurlijk
en cultureel erfgoed;
-
– gericht op het versterken van efficiënt gebruik van
hulpbronnen, groene groei en eco-innovatie en management van
milieuprestaties.
Interreg Europe projecten kunnen ontwikkeld worden op alle EU
doelstellingen voor 2021–2027, met de nadruk op verduurzaming ('a greener
Europe'), slimme oplossingen ('a smarter Europe'), en thema's gericht op het
bevorderen van sociale inclusie en weerbaarheid ('a more social Europe'). Ook
Interreg Europe ondersteunt projecten voor het versterken van 'governance' en
samenwerkingscapaciteit van overheden, instituten en burgers, voor het
realiseren van de thematische prioriteiten van het programma ('Interreg
Specific Objective 1: Better Cooperation Governance').
Deze doelen sluiten grotendeels, maar niet per definitie aan bij
de transities van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat die in de
toelichting op artikel 8 zijn beschreven.
Andere thema’s waarvoor PSR beschikbaar wordt gesteld zijn de
transities naar een duurzame en gezonde leefomgeving, de energietransitie en de
doorontwikkeling naar leefbare en bereikbare steden, net als voor reguliere
milieu onderwerpen als bodem, water en luchtkwaliteit (incl. geluid).
Al deze doelstellingen komen terug in de doelstellingen van de
hierboven genoemde Interreg-programma’s.
4. Hoofdlijnen Projectstimuleringsregeling Interreg VI
De Projectstimuleringsregeling PSR Interreg VI is bedoeld als
stimulans voor het uitwerken van een projectidee tot een voldragen
projectaanvraag voor de transnationale samenwerkingsprogramma’s Interreg NSR en
Interreg NWE en het interregionale programma Interreg Europe. De uiteindelijke
projectaanvragen beogen bij te dragen aan het realiseren van de
beleidsdoelstellingen van de EU, met nadruk op de Europese Green Deal en
leveren een bijdrage aan de in die programma’s gekozen prioriteiten.
Ontwikkeling van een projectidee tot een daadwerkelijk ingediende aanvraag is
een iteratief proces. Dit proces bestaat onder andere uit het afbakenen van het
project-idee, het zoeken van partners om samen te werken aan projectvoorstel en
toekomstige -uitvoering, en het schrijven en indienen van een projectvoorstel.
Contactpersonen voor de Interreg-programma’s bij de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (RVO) en de Programma Secretariaten in Lille (NWE- en
Europe-programma) en Viborg (NSR-programma) kunnen in deze eerste fasen
faciliteren. Een aanvraag voor Projectstimulering kan worden ingediend door een
beoogd 'Lead Partner'. Met een subsidie voor projectstimulering kan de
aanvrager potentiële projectpartners zoeken en kan een voorstel voor een
project worden geschreven dat moet worden ingediend bij Interreg NWE, NSR of
Europe. De stimulering bestaat uit een lumpsumbijdrage van € 25.000,– die
definitief wordt op het moment dat door het Programma Secretariaat geoordeeld
wordt dat de 'full application' ontvankelijk is voor het desbetreffende
Interreg VI-programma. Dit wordt in de regeling ‘geschikt’ genoemd, een tijdig
ingediend projectvoorstel dat aan de administratieve voorwaarden voor
beoordeling voldoet ('an eligible project proposal'). Omdat de periode van
voorbereiding tot aan formele goedkeuring door het Interreg-programma lang is
–
kan variëren van een half tot anderhalf jaar – en dit voor veel indieners te
lang is om voor te schieten, is ervoor gekozen om de bijdrage als voorschot te
verstrekken. De indiener dient het ontvangen voorschot te retourneren indien
hij niet voldoet aan de verplichtingen van deze regeling. De programma’s
Interreg NSR en NWE kennen een indieningsproces dat bestaat uit twee stappen.
Indien slechts in de eerste fase een geschikte, ontvankelijke aanvraag wordt
ingediend en in de tweede fase niet, wordt een lagere subsidie voor
projectstimulering vastgesteld. Voor het Interreg Europe-programma bestaat geen
gefaseerde indiening. Ook de Interreg NSR- en NWE-programma's kunnen besluiten
om (een deel van) de project-indieningsmomenten ('calls for project proposals')
uit één fase te laten bestaan.
Voor toekenning van projectstimulering is het een vereiste dat er
contact is geweest over het projectidee tussen de aanvrager en de
contactpersonen voor Interreg bij RVO. Deze contactpersonen hebben specifieke
kennis over de Interreg-programma’s en de doelstellingen ervan en kunnen via
het internationale netwerk van contactpersonen adviseren over mogelijke
projectpartners.
5. Administratieve lasten
De regeling wordt uitgevoerd door RVO. Op de website van RVO
wordt bekendgemaakt wanneer de regeling is opengesteld en daar is een
aanvraagformulier te verkrijgen. Daar staat ook op vermeld hoe en waar de
aanvraag moet worden ingediend. Ingediende aanvragen voor een subsidie vanuit
deze regeling worden door RVO, namens de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat, beoordeeld. De verschillende Interreg-programma’s publiceren
zogeheten ‘calls for project proposals’. Vóór een bepaalde datum kunnen
projectaanvragen worden ingediend. Om deze projectvoorstellen te kunnen
voorbereiden, kan een aanvraag voor de regeling Projectstimulering Interreg VI
worden ingediend. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst totdat
het budgetplafond is bereikt. De regeling kent voor 2022, 2023 en 2024 een
subsidieplafond van € 1.375.000,– per jaar. Voor projectstimulering wordt bij
verlening een lumpsum bedrag beschikbaar gesteld van € 25.000,–. Deze bijdrage
wordt definitief wanneer binnen 19 maanden na toekenning een Interreg
projectaanvraag is ingediend bij een van de Interreg-programma’s, welke
vervolgens geschikt is verklaard door het Programma Secretariaat voor verdere
beoordeling en eventuele goedkeuring. Indien RVO bericht ontvangt van het
Programma Secretariaat dat het project niet geschikt is verklaard, zal RVO
overgaan tot terugvordering van de subsidie. Indien een gefaseerde twee-staps
indiening van projectvoorstellen wordt gehanteerd door een Interreg-programma
(Interreg, NSR en NWE), kan een deel van de PSR stimuleringsbijdrage (50%)
worden teruggevorderd. Indien het projectvoorstel binnen de daartoe gestelde
tijd werd ingediend én vervolgens geschikt is verklaard in Stap 1 en vervolgens
Stap 2:
-
– niet werd ingediend, of
-
– niet binnen de gestelde termijn werd ingediend, of
-
– niet geschikt wordt verklaard door het Programma
Secretariaat,
dan zal RVO de stimuleringsbijdrage gedeeltelijk terugvorderen
(50%).
De aanvrager heeft als verantwoordingsplicht voor de
projectstimulering:
De administratieve lasten bij de PSR bestaan uit de inspanning
die de aanvrager moet doen om een aanvraagformulier volledig ingevuld aan te
leveren aan RVO. Ten eerste betreft dat het invullen van het aanvraagformulier
waarmee alle informatie die voor de PSR-aanvraag benodigd is aan RVO wordt
aangeleverd. Daarnaast dient de aanvrager te hebben gesproken met een National
Contact Point van RVO van het betreffende Interreg-programma en het beoogde
project te hebben toegelicht. Ingeschat wordt dat het invullen en aanleveren
van het aanvraagformulier en het gesprek met RVO samen in vier uur kan worden
afgerond. Uitgaande van het standaard bedrag voor professionals van € 37,– komt
de administratieve last per aanvraag op € 148,–. Bij een subsidiebedrag van
€ 25.000,– bedraagt dit 0,6% van de individuele subsidiekosten.
In de voorgaande programmaperiode werden er in 2014 en 2015 in
totaal 124 PSR-aanvragen ingediend terwijl er ruimte was voor 80. In 2022–2024
is er PSR beschikbaar voor 165 aanvragen en is het reëel om rekening te houden
met 250 aanvragers over drie jaar. Dat betekent dat de totale administratieve
kosten € 37.000,– bedraagt.
6. Aanvullende regelgeving
De algemene subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
is van toepassing voor deze regeling. Zo zijn onder meer de afdelingen 4.2.1
tot en met 4.2.7 van de Awb van toepassing. Deze afdelingen bevatten bepalingen
over de subsidievaststelling, zoals ten aanzien van de intrekking of wijziging
ten nadele van de subsidieontvanger en ten aanzien van betaling en
terugvordering van (teveel of onterecht betaalde) subsidie.
7. Internetconsultatie
Tijdens de internetconsultatie zijn er reacties binnengekomen
over de datum van de inwerkingtreding van deze regeling. De inwerkingsdatum is
1 januari 2022. Dat is een vast moment voor inwerkingtreding. Hiervan wordt
niet afgeweken. De andere reacties hadden betrekking op verduidelijkingen van
een aantal artikelen. Naar aanleiding van deze reacties is artikel 2 van deze
regeling beter toegelicht. In de toelichting is opgenomen dat de
energietransitie en CO2-reductie onder de beleidsdoelen en
transities van het Ministerie van I en W vallen. In artikel 4, tweede lid, is
aan het einde van de zin ‘per jaar’ toegevoegd. Dit verduidelijkt dat het
bedrag dat genoemd is als subsidieplafond per jaar geldt. Aan artikel 5, het
vijfde lid, zijn de data toegevoegd wanneer de aanvragen ingediend kunnen
worden. De opening voor het indienen vanaf 3 januari in 2022, 2 januari in 2023
en 2024 heeft te maken met het creëren van een gelijk speelveld voor de
aanvragers.
8. Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking per 1 januari 2022.
Voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van de
minimale invoeringstermijn van twee maanden. De reden daarvoor is dat de
subsidieaanvragers gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding van de
regeling. Daarmee is aanwijzing 174, vierde lid, onder a, van de Aanwijzingen
voor de Regelgeving van toepassing: door af te wijken van de invoeringstermijn,
gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private nadelen voorkomen. Het
is een tijdelijke regeling, in lijn met artikel 24a van de Compatibiliteitswet
2001.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 Begripsbepalingen
In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. Hieronder
worden enkele bepalingen toegelicht.
Interreg VI: Dit is een Europees
structuurfondsprogramma en bestaat uit verschillende deelprogramma’s. Doel is
om projecten met grens- en regio-overschrijdende samenwerking te ondersteunen.
Voor Nederland zijn de programma’s Europe, North West Europe (NWE) en North Sea
Region (NSR) van belang. Daarom richt de regeling zich op deze
programma’s.
Lead Partner, of 'lead beneficiary':
trekker en hoofdbegunstigde van een project zijnde een overheidsinstelling, een
kennisinstelling als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek, een stichting, een vereniging of een regionale
ontwikkelingsmaatschappij. De voorliggende programma's staan niet toe dat een
private organisatie met winstoogmerk Lead Partner is. De Lead Partner is in het
Interreg project hoofdaansprakelijke en verantwoordelijk voor de indiening van
het projectvoorstel en (na goedkeuring) voor het overkoepelende
projectmanagement, rapportages en financieel management.
projectvoorstel Interreg Europe:
verplichte volledige uitwerking van een projectvoorstel ('full application')
met betrekking tot een project zoals vastgelegd in het aanvraagformulier om een
bijdrage van Interreg Europe;
projectvoorstel Interreg NWE of NSR:
voorstel met betrekking tot een project zoals vastgelegd in het
aanvraagformulier om een bijdrage van Interreg NWE of NSR;
Stap 1: verplichte beschrijving van
een project op hoofdlijnen voor een aanvraag om een bijdrage bij Interreg NWE
of NSR;
Stap 2: verplichte volledige
uitwerking van een projectvoorstel ('full application') voor een aanvraag om
een bijdrage bij Interreg NWE of NSR, die plaatsvindt nadat Stap 1 is
goedgekeurd door het Programma Secretariaat; in afwijking daarvan kunnen deze
Interreg-programma's ook besluiten een deel van de indieningsmomenten
ongefaseerd in één keer open te stellen.
Programma Secretariaat: een Programma
Secretariaat is door de in Interreg Europe, NWE of NSR samenwerkende landen
ingesteld om het programma te beheren en uit te voeren. De secretariaten voor
Interreg Europe en Interreg North West Europe bevinden zich in Lille
(Frankrijk) bij de Region Hauts-de-France. Het Programma Secretariaat voor
Interreg North Sea Region is gevestigd in Viborg (Denemarken).
Artikel 2 Doel van de regeling
De regeling beoogt nadrukkelijk om bij te dragen aan het
initiëren van Interreg Europe, NWE en NSR projectvoorstellen die bijdragen aan
de beleidsdoelen van het Ministerie van I en W. De transities op het gebied van
Klimaatadaptatie, Slimme en groene mobiliteit en Circulaire economie zijn een
voorwaarde. Onder deze transities vallen ook de onderwerpen aangaande de
energietransitie en CO2-reductie. Dat betekent ook dat geschikte
Interreg projectvoorstellen die wél passen op de thematische prioriteiten van
de respectievelijke Interreg-programma's, maar niet op de bovengenoemde
beleidsdoelen/transities van het Ministerie van I en W buiten deze regeling
vallen en niet subsidiabel zijn.
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
Deze regeling ziet op activiteiten die niet economisch zijn in de
zin van het staatssteunrecht.
Artikel 4 Hoogte van de subsidie en subsidieplafond
Subsidieaanvragers ontvangen maximaal € 25.000,–. Daarbij gaat
het om een vast bedrag (lump sum). De subsidie kan op grond van artikel 11 en
12 ook op een bedrag van € 12.500,– vastgesteld worden. Daarom staat in de
regeling dat de subsidie maximaal € 25.000,–
bedraagt. Het subsidieplafond voor 2022, 2023, 2024 wordt in artikel 5, tweede
lid, van deze regeling vastgesteld. Daarbij wordt tevens de volgorde voor
verdeling vastgesteld. Daarnaast kan de Minister aanvraag-perioden vaststellen
waarbinnen de aanvragen moeten worden ingediend. Overschrijding van het
subsidieplafond leidt tot verplichte weigering van de subsidieaanvraag (artikel
4:25 Algemene wet bestuursrecht).
Artikel 5 Aanvraag tot verlening
Deze regeling betreft de stimulering van activiteiten die ten
goede komen aan de Nederlandse maatschappij en economie. Daarom geldt voor het
in aanmerking komen voor subsidie dat de Lead Partner een vestiging of filiaal
in Nederland heeft. Dit houdt bijvoorbeeld een moeder- of dochterorganisatie
in. Het moet in ieder geval meer zijn dan het hebben van een postbusnummer in
Nederland. Hiermee wordt voorkomen dat met deze regeling aan dezelfde
projectvoorbereidingskosten dubbel subsidie wordt verleend. De subsidie van
deze regeling is een lumpsum bedrag voor het opstarten van de
projectontwikkeling, vanaf de prille idee-fase en consortiumvorming. Dit is van
belang om organisaties en partnerschappen te activeren en projectideeën te
initiëren, nog voordat zicht is op de uiteindelijke goedkeuring van het
volledige projectvoorstel. De projectontwikkeling duurt vanaf dat moment over
het algemeen een half tot anderhalf jaar en nog langer wanneer een
indieningsmoment moet worden overgeslagen, of een projectvoorstel moeten worden
her-ingediend voor goedkeuring. De lumpsum bijdrage van de Interreg-programma's
voor het opstellen van een goedgekeurd Interreg volledig projectvoorstel is
vooral gericht op de laatste fase van schrijven, budgettering, consortium- en
contractvorming. In tijd en omvang overlappen deze bijdragen niet en zijn
complementair als tegemoetkoming in de begin- en eindfase van
projectvoorbereiding. In het tweede lid is ook bepaald dat een aanvraag om
subsidie enkel gedaan kan worden indien niet reeds eerder op grond van deze
regeling subsidie is verleend voor het voorbereiden, opstellen en indienen van
eenzelfde projectvoorstel Interreg Europe, NWE of NSR. Indien dat wel het geval
zou zijn dan is een subsidie ter stimulering immers niet noodzakelijk. Wanneer
naar aanleiding van een eerdere aanvraag voor hetzelfde projectvoorstel geen
subsidie is verleend, blijft het wel mogelijk opnieuw een aanvraag te
doen.
Daarnaast dient de aanvrager een aantal verklaringen af te
leggen.
De aanvraag bevat:
-
a. een verklaring dat het initiatief voor een project is
besproken met een medewerker van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland bij
wie aanvragers van subsidie terecht kunnen voor informatie over Interreg VI
en
de daarbij behorende deelprogramma’s;
Met dit contact wordt beoogd dat de aanvragen goed aansluiten
op de doelstellingen van het Interreg-programma, op de beleidsdoelstellingen
van Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en een reële kans maken om als
'geschikt' beoordeeld te worden en zo mogelijk ook goedgekeurd door de
programma stuurgroep ('monitoring committee') Tijdens deze bespreking zijn ook
onderstaande punten aan de orde.
-
b. een verklaring dat de aanvraag is ingediend voorafgaand aan
de indiening van het projectvoorstel bij het Programma Secretariaat van
Interreg Europe, NWE of NSR;
De regeling is expliciet bedoeld voor het stimuleren en
initiëren van projectvoorstellen vanaf de vroegste fase. Projectvoorstellen
die
voorafgaand aan de PSR-aanvraag werden ingediend bij een Interreg-programma
konden blijkbaar ook zonder die bijdrage tot stand komen.
-
c. een verklaring dat het Projectvoorstel Interreg Europe, NWE
of NSR meer dan € 600.000 zal bedragen;
Deze verklaring is opgenomen om te bewerkstelligen dat
projectstimulering wordt aangevraagd voor projecten die een substantiële
bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van de Interreg-programma’s en
voldoende transnationale meerwaarde hebben. Daarom wordt een ondergrens van
€ 600.000,– gesteld. Wanneer Interreg NSR en NWE zouden besluiten om ook
voorstellen voor zogenaamde 'small scale projects' te vragen, is deze PSR
regeling daar in principe niet voor bedoeld: de voorbereidingskosten voor
dergelijke kleine projecten met minder partners en kortere looptijd zijn lager
en behoeven in het algemeen geen aanvullende projectstimuleringsbijdrage zoals
beoogd met deze regeling.
en:
-
d. een korte beschrijving van het project met ten minste de
volgende onderdelen:
-
i. eerste transnationale consortiumpartners;
Dit is een noodzakelijke projectontwikkelingsstap om te
komen tot een geschikt en succesvol projectvoorstel. Het is belangrijk gebleken
om een projectidee al in een vroeg stadium met transnationale partners verder
te ontwikkelen;
-
ii. doel en beschrijving van het projectidee die aansluiten
op de eisen van de programma’s;
Dit behelst een eerste informele controle op zowel de
passendheid van het projectidee op de Interreg doelstellingen, als de
beleidsdoelen van Min. I en W. Een beknopte beschrijving is ook nodig om te
testen of de doorontwikkeling tot een realistisch projectvoorstel mogelijk is.
Wanneer dat in dit stadium nog niet mogelijk lijkt, wordt alsnog later indienen
van een PSR subsidieaanvraag aangeraden;
-
iii. voorlopige planning voor de voorbereidende
werkzaamheden.
Er is met de indieningstermijnen rekening gehouden met
een ruim projectontwikkelingstraject én met het eventueel overslaan van een
projectindieningsmoment, en/of met het herindienen van een afgewezen
projectvoorstel. Om te voorkomen dat de gestelde termijnen alsnog worden
overschreden, moet een PSR subsidie worden aangevraagd op het moment dat er
realistisch zicht is op het traject en de planning van de projectontwikkeling.
Wanneer dat in dit stadium nog niet mogelijk lijkt, wordt later indienen van
een PSR subsidieaanvraag aangeraden. Zie ook Artikel 10 Verplichtingen.
De uitvoering van deze regeling is gemandateerd aan RVO. De tekst
van het subsidieprogramma en de aanvraagformulieren die digitaal ingevuld
kunnen worden, zijn verkrijgbaar via RVO.nl/Interreg. Informatie over de
Interreg NWE-, NSR- en Europe-programma’s is te vinden op respectievelijk
www.northsearegion.eu,
www.nwEurope.eu en
www.InterregEurope.eu.
Artikel 8 Afwijzingsgronden
Er zijn twee mogelijke afwijzingsgronden die apart van elkaar of
cumulatief tot een afwijzing kunnen leiden.
De drie transities van het Ministerie van Infrastructuur en
Waterstaat houden in:
-
– Klimaatadaptatie:
Zorgen voor een klimaatbestendige inrichting van ons land,
waarin de gevolgen van klimaatverandering tot een minimum beperkt blijven. Zo
wordt er gewerkt aan een veilig laagland in een waterrijke omgeving, goed
voorbereid op periodes van droogte, hitte of hevige regenval. Deze transitie
naar een klimaatadaptieve leefomgeving draagt bij aan de klimaatopgave en
indirect ook aan de biodiversiteitsopgave.
-
– Slimme en duurzame mobiliteit:
Een infrastructuur van hoge kwaliteit en een goede
bereikbaarheid, met daarvoor benodigde investeringen, waaronder de ontwikkeling
naar smart mobility. Met een transitie naar duurzame mobiliteit wordt
bijgedragen aan de klimaatopgave en grondstoffenopgave, door
CO2-reductie en afnemend grondstoffengebruik.
-
– Circulaire economie:
In 2050 worden alle grondstoffen optimaal ingezet en
hergebruikt. Producten en materialen zijn al vanaf het ontwerp herbruikbaar.
We
zijn minder afhankelijk van de productie en winning van nieuwe materialen en
grondstoffen. De productie van nieuwe grondstoffen gebeurt op duurzame wijze.
Deze transitie naar een circulaire economie draagt bij aan de
grondstoffenopgave, en ook aan de klimaatopgave (mitigatie).
Onderdeel van deze drie transities zijn de thema’s, waarvoor PSR
beschikbaar wordt gesteld, de transities naar een duurzame en gezonde
leefomgeving, de energietransitie en de doorontwikkeling naar leefbare en
bereikbare steden, net als voor reguliere milieu onderwerpen als bodem, water
en luchtkwaliteit (incl. geluid), zoals ook CO2-reductie.
Al deze doelstellingen komen terug in de doelstellingen van de
hierboven genoemde Interreg-programma’s.
Artikel 9 Verplichtingen
Aan de subsidieontvanger worden verplichtingen opgelegd. Deze
verplichtingen zijn in dit artikel beschreven. Conform artikel 4:49 van de
Algemene wet bestuursrecht kan de subsidievaststelling ingetrokken of gewijzigd
worden indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft
voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Indien een Programma
Secretariaat geen gebruik maakt van twee stappen, geldt de verplichting zoals
omschreven in het derde lid. De subsidieontvanger is dan verplicht om het
projectvoorstel Interreg NWE of NSR binnen 28 maanden na subsidieverlening in
te dienen bij het Programma Secretariaat van Interreg NWE respectievelijk
NSR.
Bij een projectindiening in twee stappen geldt indiening van stap
1 binnen 19 maanden en van stap 2 binnen 28 maanden na de PSR
subsidieverlening. De rationale hier achter is dat op moment van vaststelling
van deze regeling sommige Interreg-programma's een ritme van indieningsmomenten
van 9 maanden overwegen. Vanaf het moment van PSR subsidieverlening start een
periode van projectontwikkeling (bijvoorbeeld 9 maanden) en het indienen van
stap 1 en 2 op de juiste momenten ('deadlines calls for project proposals').
Mocht onvoorzien een indieningsmoment moeten worden overgeslagen, dan rest nog
een extra 9 + 1 maanden voor het alsnog indienen van een geschikt voorstel stap
1 of 2. De beoordeling óf een ingediend voorstel geschikt is, door het
Programma Secretariaat, valt buiten de termijn van de laatste stap.
Bovenstaande maakt ook dat zorgvuldig bepaald moet worden wanneer een
projectstimuleringssubsidie wordt aangevraagd. Daartoe dienen de
aanvraagvoorwaarden van artikel 6, die beschrijven wat een aanvraag moet
bevatten.
Artikel 10 Voorschot
Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt. Een
aparte aanvraag tot bevoorschotting is dus niet nodig. Een voorschot betreft
100% van de subsidie. Dit is in lijn met de Aanwijzingen voor de
subsidieverstrekking. Dit hoge percentage is tevens wenselijk, omdat de
regeling bedoeld is als stimulering om goede projectvoorstellen met een
Nederlandse Lead Partner in te kunnen dienen bij de Interreg-programma’s.
Artikel 11 Vaststelling subsidie Europe
Aangezien het gaat om de vaststelling van subsidiebedragen tot
€ 25.000,–, is ervoor gekozen de subsidie ambtshalve vast te stellen.
Artikel 12 Vaststelling subsidie NWE of NSR
Voor de vaststelling van de subsidie voor projectstimulering voor
projectvoorstellen voor Interreg NWE of NSR geldt een apart artikel. De reden
hiervoor is dat goedkeuring van een subsidie voor een projectvoorstel bij deze
programma’s uit twee stappen kan bestaan. De vaststelling van een subsidie voor
projectstimulering op grond van deze regeling is daarom daaraan gekoppeld. De
subsidie voor projectstimulering voor een projectvoorstel voor Interreg NWE of
NSR wordt geweigerd indien het projectvoorstel niet binnen de termijn, als
bedoeld in artikel 9, tweede en derde lid, wordt ingediend of wanneer het
projectvoorstel niet geschikt wordt verklaard. Ook hier geldt dat het gaat om
de vaststelling van subsidiebedragen tot € 25.000,–.
Artikel 13 Evaluatie
In artikel 4:24 Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat
indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, ten minste eenmaal in
de vijf jaren een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de
effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift
anders is bepaald. Artikel 13 volgt dit artikel met als uitzondering dat het
verslag binnen zes maanden na afloop van de duur van de regeling wordt
gepubliceerd.
De doeltreffendheid van de regeling moet eruit blijken dat
Nederlandse projectaanvragen tenminste even goed scoren als het gemiddelde van
de lidstaten, zowel financieel als in aantal goedgekeurde projectaanvragen. Om
dit te bepalen wordt kwantitatieve en kwalitatieve informatie meegenomen in de
evaluatie:
Kwantitatief:
-
• Aantal ingediende projectvoorstellen Interreg
-
• Aantal aanvragen PSR, aantal toewijzingen, aantal
gehonoreerde Nederlandse projecten, gemiddeld aantal gehonoreerde projecten
per
lidstaat
-
• Aantal gehonoreerde projecten zonder PSR, uitgesplitst naar
wel/niet PSR-doelgroep
-
• Aantal gehonoreerde PSR-aanvragen die geen projectresultaat
hebben opgeleverd
-
• Hebben aanvragers met PSR een grotere slagingskans dan
aanvragers zonder PSR
Kwalitatief (door middel van een enquête onder alle organisaties
die PSR hebben aangevraagd):
-
• Hoe bepalend was PSR voor doen voor het doen van een
projectvoorstel?
-
• Waarvoor is PSR ingezet?
-
• Had dezelfde kwaliteit van het projectvoorstel kunnen worden
bereikt zonder PSR?.
De effecten van de subsidie in de praktijk worden vastgesteld op
basis van de volgende kwantitatieve en kwalitatieve informatie.
Kwantitatief:
-
• Tijdsbesteding RVO per PSR aanvraag
-
• Aantal afwijzingen en/of terugvorderingen bij toekennen
PSR
-
• Had ook op een goedkopere manier dit resultaat kunnen worden
bereikt?
-
• De hoogte van de uitgekeerde PSR ten opzichte van de
uitgekeerde Interreg cofinanciering.
Kwalitatief:
-
• Opgetreden knelpunten bij het verlenen en vaststellen van
PSR
-
• Bijhouden op welke wijze onterechte aanvragers (partijen die
blijken niet de intentie hebben een projectvoorstel in te dienen) toch PSR
krijgen toegekend
Los van de doeltreffendheid en effectiviteit wordt in de
evaluatie ook nagegaan welke activiteiten met behulp van de PSR bekostigd
zijn.
Artikel 14 Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking per 1 januari 2022.
Voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van de
minimale invoeringstermijn van twee maanden. De reden daarvoor is dat de
subsidieaanvragers gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding van de
regeling. De uitvoeringsorganisatie (RVO) heeft hiermee genoeg tijd om de
uitvoering van deze regeling voor te bereiden. Daarmee is aanwijzing 174,
vierde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de Regelgeving van toepassing:
door af te wijken van de invoeringstermijn, gelet op de doelgroep,
aanmerkelijke ongewenste private nadelen voorkomen. Het is een tijdelijke
regeling. Zoals in artikel 14 is bepaald, geldt de regeling voor een periode
van drie jaar.
De Staatssecretaris van
Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A.
van Weyenberg