Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 15 december 2021, nr. IENW/BSK-2021/314060, houdende regels over subsidie ten behoeve van consumenteninspraak inzake de uitvoering van de concessies voor de Friese Waddenveren over de jaren 2022 tot en met 2026 (Tijdelijke subsidieregeling consumenteninspraak Friese Waddenveren 2022–2026)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, en 5 van de Kaderwet subsidies I en M en de artikelen 2, eerste lid, 4, 8, eerste lid, 10, tweede lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

concessies voor de Friese Waddenveren:

concessie Friese Waddenveren West en concessie Friese Waddenveren Oost;

consumenteninspraak:

het door de consumentenorganisatie voeren van overleg met en uitbrengen van advies aan de concessiehouders over het jaarlijks op te stellen vervoerplan en andere veerdienst gerelateerde zaken;

consumentenorganisatie:

consumentenorganisatie, bedoeld in artikel 31 van het Besluit personenvervoer 2000;

minister:

de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Artikel 2. Doel van de subsidie

Deze regeling heeft tot doel het bieden van financiële ondersteuning aan consumentenorganisaties ten behoeve van het faciliteren en bevorderen van consumenteninspraak ten aanzien van de concessies voor de Friese Waddenveren.

Artikel 3. Subsidieplafond en wijze van verdelen

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 12.000,– per kalenderjaar.

  • 2. Bij wijziging van het beschikbare bedrag doet de minister daarvan mededeling in de Staatscourant uiterlijk in november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor het subsidieplafond wordt vastgesteld.

Artikel 4. Subsidiabele kosten

  • 1. De kosten die voor subsidie in aanmerking komen, worden door de subsidieaanvrager berekend op basis van een voor de minister controleerbare methode die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd.

  • 2. De door de subsidieaanvrager verschuldigde BTW komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking ingeval de subsidieaanvrager de BTW niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.

Artikel 5. Voorwaarden toewijzing subsidie

De subsidie wordt alleen besteed aan activiteiten gericht op het bevorderen en faciliteren van consumenteninspraak ten aanzien van de concessies voor de Friese Waddenveren.

Artikel 6 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Een aanvraag tot subsidievaststelling kan worden ingediend door een consumentenorganisatie die aantoonbaar consumenteninspraak ten aanzien van de concessie Friese Waddenveren West of concessie Friese Waddenveren Oost bevordert en faciliteert. Een aanvraag kan uiterlijk in 2025 worden ingediend.

  • 2. De aanvraag wordt elektronisch ingediend bij de minister, uiterlijk dertien weken voor aanvang van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt in 2022 de aanvraag ingediend uiterlijk dertien weken na de datum van de uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Artikel 7. Beschikking tot subsidievaststelling

In de beschikking tot subsidievaststelling stelt de minister de subsidie vast op basis van de gegevens die bij de aanvraag zijn ingediend.

Artikel 8. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De activiteiten waarvoor de subsidie is vastgesteld, zijn uiterlijk voor het einde van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is vastgesteld, verricht.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht desgevraagd alle medewerking te verlenen aan een steekproef waarin wordt nagegaan of de subsidie alleen is besteed aan activiteiten gericht op het bevorderen en faciliteren van consumenteninspraak ten aanzien van de concessies voor de Friese Waddenveren en of aan alle aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 3. Indien door een ander bestuursorgaan voor dezelfde activiteiten subsidie is verstrekt, doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan de minister. Het bedrag dat door dat bestuursorgaan is verstrekt, wordt in mindering gebracht op de subsidie waarvoor de ontvanger op grond van deze regeling in aanmerking komt.

Artikel 9. Evaluatieverslag

Vóór 1 januari 2027 publiceert de minister een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie.

Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verstrekt.

  • 3. Indien de bevoegdheid tot verlening van concessies voor de Friese Waddenveren voor 1 januari 2027 wordt overgedragen aan een ander bestuursorgaan, vervalt deze regeling, in afwijking van het tweede lid, met ingang van 1 januari volgend op het kalenderjaar waarin die overdracht heeft plaatsgevonden.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling consumenteninspraak Friese Waddenveren 2022–2026.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg

TOELICHTING

I Algemeen deel

§ 1 Aanleiding en doel van de subsidie

De Waddeneilanden zijn voor hun verbinding met het vasteland in belangrijke mate aangewezen op bootdiensten. Het kabinet heeft in 1985 de bootdiensten tussen het vasteland en de Waddeneilanden aangemerkt als schakels in wegverbindingen met zowel een vervoerfunctie als een brugfunctie.1 Dit vervoer van en naar de Waddeneilanden vertoont overeenkomsten met openbaar vervoer. In verband daarmee zijn de Waddenveren onder de werkingssfeer van de Wet personenvervoer 2000 (hierna: de Wp 2000) gebracht en geldt voor deze verbindingen een concessiesystematiek. In mei 2011 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu deze concessies voor de Friese Waddenveren verleend en in april 2014 zijn de concessies onherroepelijk geworden met een looptijd tot april 2029.

Deze regeling betreft de concessie voor de Friese Waddenveren West (de verbindingen naar Terschelling en Vlieland) en de concessie voor de Friese Waddenveren Oost (de verbindingen naar Ameland en Schiermonnikoog). Voor deze concessies is een aantal bepalingen uit de Wp 2000 en het Besluit personenvervoer 2000 van toepassing, onder andere voor wat betreft de positie van consumentenorganisaties bij de concessieverlening en de uitvoering van de concessie.

Zo is de concessieverlener voorafgaand aan verlening of wijziging van de concessie verplicht aan de consumentenorganisaties advies te vragen over de aan de concessie verbonden voorschriften, alvorens over te gaan tot concessieverlening en de consumentenorganisaties zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gevolg wordt gegeven (artikel 27, eerste lid, van de Wp 2000). Indien een voorgenomen wijziging van een dienstregeling, het tarief en overige in de concessie geregelde onderwerpen door de concessieverlener is geïnitieerd, vraagt in afwijking van artikel 31, eerste lid, van de Wp 2000 die concessieverlener advies aan de consumentenorganisaties (artikel 31, zevende lid, van de Wp 2000).

De concessiehouder heeft vergelijkbare verplichtingen. Zo is de concessiehouder verplicht minimaal één keer per jaar advies te vragen aan de consumentenorganisaties over een voorgenomen wijziging van de dienstregeling, van de tarieven en overige in de concessie geregelde zaken (artikel 31, eerste lid, van de Wp 2000). Daarnaast moet de concessiehouder de consumentenorganisaties de gelegenheid bieden om met hem overleg te voeren, voordat advies wordt uitgebracht (artikel 31, tweede lid, van de Wp 2000). Indien na het advies van de consumentenorganisaties een beslissing wordt genomen ten aanzien van een van deze onderwerpen, worden de consumentenorganisaties door de concessiehouder zo spoedig mogelijk hiervan in kennis gesteld en in voorkomend geval wordt hen de gelegenheid geboden nader te overleggen met de concessiehouder alvorens deze gevolg geeft aan de beslissing over onderwerpen die in de concessie staan (artikel 31, vijfde lid, van de Wp 2000). Volgens de concessies voor de Friese Waddenveren is de concessiehouder verplicht advies te vragen aan het Consumentenplatform Friese Waddenveren over het jaarlijks op te stellen Vervoerplan (waaronder de dienstregeling en de tarieven voor het volgende jaar) en over andere veerdienst gerelateerde zaken.

Deze regeling heeft tot doel het bieden van financiële ondersteuning aan consumentenorganisaties ten behoeve van het faciliteren en bevorderen van consumenteninspraak ten aanzien van de concessies voor de Friese Waddenveren. De subsidie dient alleen te worden besteed aan consumenteninspraak ten aanzien van de concessies voor de Friese Waddenveren.

De voorganger van deze regeling is de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Rocov Fryslân inzake consumenteninspraak Friese Waddenveren 2017–2021. Deze regeling voorziet in deze continuering van de subsidie. Uit het evaluatieverslag over de voorganger van deze regeling komt naar voren dat de consumentenorganisatie Stichting Rocov Fryslân haar activiteiten conform de subsidieverlening heeft uitgevoerd. Zo is er jaarlijks advies uitgebracht, en is de rol van de consumentenorganisatie effectief uitgevoerd. Ook blijkt uit het verslag dat er sprake is van een goede overlegrelatie tussen de consumentenorganisatie en beide rederijen.

Om de subsidie te continueren, is er voor gekozen om de subsidieregeling te vernieuwen. Daarbij is de subsidieregeling niet meer enkel gericht aan het Consumentenplatform Friese Waddenveren (Stichting Rocov), omdat naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State in 2019 ministeriële regelingen voor subsidies aan één of enkele vooraf gespecificeerde partijen, niet mogelijk zijn.2 De subsidieregeling biedt daarmee ruimte voor subsidiëring aan meerdere instanties of partijen en is niet zo concreet dat het algemeen karakter hiervan wordt ontnomen. Daarmee wordt ook voldaan aan het gelijkheidsbeginsel.

Om te zorgen dat het adviesrecht van consumenten een serieuze invulling krijgt, is het gebruikelijk dat de concessieverlener de adviesorganen financieel ondersteunt. Deze financiële steun maakt het mogelijk voor de adviesorganen, die uit vrijwilligers bestaan, een beroep te doen op professionele hulp voor het organiseren van vergaderingen, de verslaglegging van die vergaderingen en het op schrift stellen van de uit te brengen adviezen.

§ 2 De hoogte van de subsidie

De te verlenen subsidie, een bedrag van maximaal € 12.000,– per jaar, wordt gebruikt ter dekking van de reiskosten die de betrokken consumentenorganisatie maakt om overleggen (onder anderen met de concessiehouder) bij te wonen en de kosten die verbonden zijn aan de inzet van een ambtelijk secretaris (die zorgt voor verslaglegging van vergaderingen en het op schrift stellen van de uit te brengen adviezen). Daar is de subsidie in de afgelopen jaren ook voor gebruikt, zo blijkt uit de jaarlijks ingediende financiële verantwoording. Gelet op het geringe maximale bedrag van deze subsidie wordt de EU-markt niet nadelig beïnvloed.

§ 3 Verhouding tot bestaande regelgeving / juridisch kader

Kaderwet subsidies I en M, Kaderbesluit subsidies I en M, Algemene wet bestuursrecht

De regeling legt vast hoe de rijksoverheid financiële middelen in de vorm van een subsidie kan verstrekken om consumentenorganisaties in staat te stellen hun taak, bestaande uit consumenteninspraak ten aanzien van de concessies voor de Friese Waddenveren, te vervullen.

De Kaderwet subsidies I en M en het Kaderbesluit subsidies I en M bieden de grondslag om bij ministeriële regeling subsidie te verstrekken voor activiteiten die passen binnen het verkeers- en vervoersbeleid en/of vallen onder de noemer scheepvaart en maritieme zaken. Het Kaderbesluit subsidies IenM bevat ook regels die op deze subsidie van toepassing zijn. In de artikelsgewijze toelichting wordt hier nader op ingegaan. Daarnaast is de titel 4.2 (subsidies) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Een en ander wordt nader gespecificeerd in de artikelsgewijze toelichting.

§ 4 Administratieve lasten

De onderhavige regeling brengt geen ingrijpende veranderingen teweeg in de rechten en plichten van burgers, bedrijven of instellingen. Evenmin heeft de regeling ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Daarom heeft er geen internetconsultatie plaatsgevonden. Bovendien worden er geen administratieve lasten voor de betrokken partijen verwacht.

§ 5 Uitvoering

De regeling wordt namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat volgens het gebruikelijke mandaat uitgevoerd. De aanvragen van subsidie worden getoetst aan de voorwaarden die in deze regeling zijn vastgelegd.

§ 6 Inwerkingtreding, vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Publicatie van de regeling vindt echter pas na 1 november 2021 plaats. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake de minimuminvoeringstermijn van drie maanden, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17, onder 5, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De afwijking wordt gerechtvaardigd door het feit dat daarmee voor de doelgroep aanmerkelijke ongewenste nadelen worden voorkomen. De betreffende consumentenorganisaties, die voor het uitvoeren van hun taken afhankelijk zijn van de subsidie, kunnen daarmee ononderbroken hun werk voortzetten.

§ 7 Horizonbepaling

De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een uitkering die krachtens deze regeling is verstrekt.

II Artikelsgewijs

Artikel 1

De consumentenorganisatie voldoet aan artikel 31 van het Besluit personenvervoer 2000. Uit dat artikel volgt dat consumentenorganisaties die ingevolge de artikelen 27, eerste lid, 31, eerste lid, en 44, derde lid, van de Wp 2000 om advies worden gevraagd rechtspersoonlijkheid bezitten, krachtens hun statutaire doelstellingen of hun feitelijke werkzaamheden de belangen van de reizigers in het openbaar vervoer behartigen en werkzaam zijn op nationale of regionale schaal.

Artikel 2

Het doel van deze regeling is er voor te zorgen dat consumenteninspraak in concessies voor de Friese Waddenveren wordt gefaciliteerd. De activiteiten die subsidiabel zijn, zijn de activiteiten om dit doel te bereiken. Het kan bijvoorbeeld gaan om reiskosten, kosten voor de ambtelijke secretaris die zorgt voor vergaderingen, verslaglegging daarvan en de advisering.

Artikel 3

In de regeling is overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van de Kaderwet subsidies I en M voorzien in een plafond. Het subsidieplafond bedraagt € 12.000,– per jaar (artikel 3, eerste lid). Het beschikbare bedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen (artikel 8, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van het Kaderbesluit subsidies I en M). Daarbij geldt overeenkomstig artikel 8, derde lid, onderdelen a en b, van het Kaderbesluit subsidies I en M het volgende. Als een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en hij met toepassing van artikel 4:5 van de Awb, de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst. Indien de minister op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, stelt hij de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting (artikel 8, derde lid, onderdeel b, van het Kaderbesluit subsidies I en M).

Bij wijziging van het beschikbare bedrag doet de minister daarvan mededeling in de Staatscourant uiterlijk in november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor het subsidieplafond wordt vastgesteld (artikel 3, tweede lid). Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen (artikel 4:27 van de Awb).

Artikel 4

Gelet op artikel 6, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M komen voor subsidie in aanmerking de gemaakte kosten die direct verbonden zijn aan de activiteiten die nodig zijn om de consumenteninspraak inzake de uitvoering van de concessies voor de Friese Waddenveren mogelijk te maken. De kosten die voor subsidie in aanmerking komen zullen door de subsidieaanvrager moeten worden onderbouwd met een specificatie van de kosten die zijn toe te rekenen aan de gesubsidieerde activiteit en berekend op basis van bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijke verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd (artikel 4, eerste lid).

Verschuldigde BTW komt alleen voor subsidie in aanmerking ingeval de subsidieaanvrager de BTW niet kan verrekenen met de door zijn af te dragen omzetbelasting (artikel 4, tweede lid).

Artikel 5

Bij 'activiteiten gericht op het bevorderen en faciliteren van consumenteninspraak' kan worden gedacht aan de inhuur van een ambtelijk secretaris voor het organiseren van vergaderingen, de verslaglegging van die vergaderingen en het op schrift stellen van de uit te brengen adviezen ten behoeve van de consumenteninspraak. Daarnaast kan worden gedacht aan reizen die door of namens de betrokken consumentenorganisatie worden gemaakt om overleggen ten behoeve van de consumenteninspraak bij te wonen.

Artikel 6

Gelet op artikel 10, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M wordt de subsidieaanvraag ingediend met gebruikmaking van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel. Gelet op artikel 10, derde en vierde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M gaat de aanvraag vergezeld van de in het middel aangegeven bescheiden. De aanvraag bevat in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden:

  • 1. een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • 2. een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de onderhavige regeling;

  • 3. een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • 4. een tijdplanning van de activiteit;

  • 5. het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden gestort, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat;

  • 6. het inschrijfnummer van de aanvrager bij de Kamer van Koophandel.

De aanvraag wordt dertien weken voor aanvang van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, ingediend. Voor het jaar 2022 geldt een afwijkende aanvraagtermijn. Omdat de regeling later dan 13 weken voor 1 januari 2022 is gepubliceerd, is bepaald dat de aanvraag voor subsidie binnen dertien weken na de dag van publicatie moet worden ingediend. Hierdoor kan de betrokken consumentenorganisatie nog aanspraak maken op subsidie voor het jaar 2022. Kosten die gemaakt zijn voor de aanvraag, komen op grond van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit subsidies I en M in aanmerking voor subsidie, nu het gaat om een subsidie van minder dan € 25.000,– waarbij de subsidie direct na de aanvraag wordt vastgesteld.

De subsidie wordt onder meer afgewezen indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkene de activiteiten kan financieren, het onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten voor 1 januari 2027 kunnen worden voltooid, het aannemelijk is dat de activiteiten ook zonder subsidie worden uitgevoerd; onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische haalbaarheid van de activiteiten, de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstellingen van de subsidie, en de kosten die in aanmerking komen voor subsidie niet aannemelijk of redelijk zijn (zie artikel 12, aanhef en onderdelen b, c, d, e, g en i, van het Kaderbesluit subsidies I en M).

Artikel 7

De minister beschikt binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Gelet op artikel 14, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M, wordt een beschikking tot subsidievaststelling gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

Gelet op artikel 15, eerste en tweede lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M wordt een subsidie lager dan € 25.000,– verstrekt in de vorm van een vast bedrag. Het bedrag kan worden bepaald op basis van gegevens die worden ingediend bij de aanvraag. Daarnaast wordt bij dergelijke subsidies direct een beschikking tot subsidievaststelling gegeven met vermelding van de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en van de datum waarop de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld.

Artikel 8

Gelet op artikel 17, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M is de subsidieaanvrager naast de verplichtingen, genoemd in artikel 8, onder meer verplicht:

  • 1. de activiteiten uit te voeren overeenkomstig de omschrijving van die activiteiten in de beschikking tot subsidievaststelling;

  • 2. te voldoen aan de verplichtingen aan de subsidie zijn verbonden;

  • 3. aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • 4. op verzoek van de minister alle gevraagde medewerking te verlenen aan een ter zake van de toepassing en de effecten van dit besluit of op grond van artikel 9 ingesteld evaluatieonderzoek, die de minister redelijkerwijs nodig heeft voor de uitvoering van dat evaluatieonderzoek;

  • 5. medewerking te verlenen aan openbaarmaking van de gegevens en de resultaten van de activiteit, tenzij openbaarmaking daarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

Gelet op artikel 18 van het Kaderbesluit subsidies I en M rust op de subsidieaanvrager ook een andere mededelingsplicht dan die, genoemd in artikel 8, derde lid. De subsidieaanvrager is niet alleen gehouden mededeling te doen van andere subsidies die hij voor de consumenteninspraak heeft gekregen, maar is ook gehouden om de minister onverwijld mededeling te doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht. Een dergelijke mededelingsverplichting geldt ook als niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Tot slot is de subsidieaanvrager, gelet op artikel 19, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M, verplicht om tot vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling, te beschikken over die gegevens die nodig zijn om desgevraagd aan te tonen dat de subsidiabele activiteiten zijn verricht.

Artikel 9

De minister publiceert voor 1 januari 2027 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Omdat de titel 4.2 Awb van toepassing is, is ook de evaluatieverplichting uit artikel 4.24 van die wet van toepassing: 'Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.' Artikel 9 geeft invulling aan het Awb-vereiste. De aanvrager is verplicht om op verzoek van de minister alle gevraagde medewerking te verlenen aan het evaluatieonderzoek, die de minister redelijkerwijs nodig heeft voor de uitvoering van dat evaluatieonderzoek (artikel 17, eerste lid, onderdeel e, Kaderbesluit subsidies I en M).

In het kader van de evaluatie worden persoonsgegevens verwerkt. De verwerking van persoonsgegevens is gebaseerd op een wettelijk voorschrift (artikel 4:24 van de Awb en artikel 9 van deze regeling) en vindt plaats met inachtneming van de vereiste proportionaliteit (alleen ten behoeve van de evaluatie) en de vereiste subsidiariteit (kan het doel ook op een andere manier worden bereikt dan met verwerking van deze persoonsgegevens), opdat onder meer is voldaan aan de artikelen 5, eerste lid, onderdeel b, en 6, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 10

De regeling treedt in werking met ingang 1 januari 2022.

De subsidieregeling loopt in principe tot en met 31 december 2026 (artikel 10, tweede lid). Op deze wijze is toepassing gegeven aan artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 waarin is bepaald dat een subsidieregeling van het Rijk een tijdstip bevat waarop die regeling vervalt. Na 31 december 2026 blijft de regeling van toepassing op subsidies die voor die datum zijn verstrekt, opdat het juridische kader in eventuele gerechtelijke procedures hetzelfde blijft.

Mocht het concessieverlenerschap voor dat tijdstip overgaan naar de provincie Friesland, dan zal deze regeling eerder vervallen. Dit gebeurt dan met ingang van 1 januari volgend op het kalenderjaar waarin de overgang een feit is (artikel 10, derde lid).

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg


X Noot
1

Kamerstukken II 1984/85, 16 318, nr. 13, pag. 5 e.v.

X Noot
2

Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van Statie van 27 februari 2019, ECLI:NL:RvS:2019:595.

Naar boven