Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 6 december 2021, nr. WJZ/ 21140244, houdende wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met de wijziging van een subsidiemodule voor versneld natuurherstel

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, 5, eerste en tweede lid, 15, 16, 17, eerste en vierde lid, 18, eerste en vijfde lid, 19, tweede en derde lid, 25 en 44, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.15.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde wordt een aantal begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

landbouwgrond:

alle grond die wordt gebruikt als bouwland, blijvend grasland of blijvend weiland, of voor blijvende teelten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel g, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013 L 347);

Natuurnetwerk Nederland:

stelsel van natuurgebieden van internationaal of nationaal belang dat strekt tot veiligstelling van ecosystemen met daarbij behorende soorten;

openbare registers:

openbare registers als bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek juncto artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet;

verwerving:

verkrijging van het recht van eigendom van landbouwgrond.

2. De begripsbepaling ‘stikstofgevoelig areaal’ vervalt.

3. In de begripsbepaling ‘stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten’ wordt na ‘vastgesteld’ ingevoegd ‘of waarvoor een instandhoudingsdoelstelling is voorzien in een ontwerpaanwijzingsbesluit of ontwerpwijzigingsbesluit van een aanwijzingsbesluit dat overeenkomstig artikel 2.1, vijfde of zevende lid, van de Wet natuurbescherming en artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht is bekend gemaakt’’.

4. De begripsbepaling ‘terreinbeheerder’ komt ‘te luiden:

terreinbeheerder:

degene die zeggenschap heeft over een terrein krachtens eigendom, erfpacht of recht van beklemming;.

B

Artikel 2.15.2 komt te luiden:

Artikel 2.15.2. Subsidieverstrekking

  • 1. De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een terreinbeheerder of een deelnemer in een samenwerkingsverband, waaraan één of meerdere partijen deelnemen die terreinbeheerder zijn voor een project bestaande uit één of meer natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten.

  • 2. De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een natuurlijke persoon, ondernemer, stichting, vereniging of andere rechtspersoon voor het zelfstandig of in een samenwerkingsverband verwerven van landbouwgrond gelegen binnen Natuurnetwerk Nederland ten behoeve van een project als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid worden Natura 2000-gebieden aangewezen als natuurerfgoed als bedoeld in artikel 53, tweede lid, onderdeel b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 4. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden aangevraagd door een terreinbeheerder, indien het terrein niet in erfpacht is uitgegeven en op dit terrein geen recht van beklemming rust.

C

Artikel 2.15.3 komt te luiden:

Artikel 2.15.3. Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie, bedoeld in artikel 2.15.2, eerste lid, bedraagt 100 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie, bedoeld in artikel 2.15.2, tweede lid, bedraagt:

    • a. 85 procent van de subsidiabele kosten ten behoeve van de verwerving, bepaald op basis van een taxatie, die in opdracht van de Minister wordt uitgevoerd door een onafhankelijke taxateur;

    • b. 100 procent van de subsidiabele kosten voor het bodemonderzoek, het kadastraal recht en het registratierecht, de notariskosten, waaronder mede worden verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte en de kosten van inschrijving in de openbare registers.

  • 3. In afwijking van het eerste en het tweede lid, bedraagt de subsidie overeenkomstig artikel 53, zesde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening niet meer dan het verschil tussen de kosten, bedoeld in artikel 2.15.4, eerste lid, onderdeel a, en de exploitatiewinst van de investering, indien de aanvrager niet hoofdzakelijk actief is in de primaire landbouwproductie, dan wel in de verwerking en afzet van landbouwproducten.

  • 4. De subsidie, bedoeld in 2.15.2, eerste lid, bedraagt maximaal € 500.000, indien de aanvrager hoofzakelijk actief is in de primaire landbouwproductie.

D

Artikel 2.15.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

Voor subsidie, bedoeld in artikel 2.15.2, eerste lid, komen uitsluitend de kosten in aanmerking:.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Voor subsidie, bedoeld in artikel 2.15.2, tweede lid, komen uitsluitend de kosten in aanmerking, bedoeld in artikel 53, vierde lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, waaronder de kosten voor de verwerving, bodemonderzoek, de kosten voor het kadastraal recht en het registratierecht, de notariskosten, waaronder mede worden verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte, en de kosten van inschrijving in openbare registers, indien de aanvrager niet hoofdzakelijk actief is in de primaire landbouwproductie.

3. Het derde lid, onderdeel c, vervalt.

E

Artikel 2.15.5 komt te luiden:

Artikel 2.15.5. Verdeling subsidieplafond

De Minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

F

Artikel 2.15.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g vervalt, onder verlettering van de onderdelen h, i en j tot onderdelen g, h en i.

2. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel i (nieuw) door een punt, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • j. de aanvrager die de subsidie, bedoeld in artikel 2.15.2, tweede lid, aanvraagt hoofdzakelijk actief is in de primaire landbouw;

  • k. aan het project:

  • l. een document als bedoeld in artikel 2.15.10, derde lid, onderdeel g, onder 4°, ontbreekt.

G

Na artikel 2.15.7 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.15.7a. Rangschikkingscriteria

  • 1. De Minister kent een aanvraag een hoger aantal punten toe, naarmate:

    • a. de effectiviteit van het projectplan hoger is;

    • b. de duurzaamheid van het project hoger is;

    • c. de urgentie van het project hoger is;

    • d. de efficiëntie van het project hoger is;

    • e. de haalbaarheid van het project hoger is.

  • 2. Voor de rangschikking wordt het aantal punten gegeven voor het eerste lid, onderdelen a en c, vermenigvuldigd met drie, voor het eerste lid, onderdelen b en d, vermenigvuldigd met twee, en vervolgens bij elkaar opgeteld.

  • 3. Het aantal punten bedraagt bij onderdelen a en c van het eerste lid ten hoogste vijftien punten, bij de onderdelen b en d van het eerste lid ten hoogste tien punten en bij onderdeel e van het eerste lid ten hoogste vijf punten.

  • 4. De Minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger, naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.

  • 5. De Minister verdeelt het subsidieplafond onder de aanvragen die het hoogste zijn gerangschikt.

  • 6. Indien aan twee of meer aanvragen voor een project dat bijdraagt aan de doelstellingen als bedoeld in artikel 2.15.2, eerste lid, in totaal een gelijk aantal punten is toegekend, rangschikt de Minister een aanvraag hoger, naarmate meer punten zijn toegekend aan respectievelijk de onderdelen a, c, b, d en e, van het eerste lid.

H

In het eerste lid van artikel 2.15.8 wordt ‘aanhef en onderdelen g en i’ vervangen door ‘aanhef en onderdeel h, en de toekenning van punten aan het project op grond van artikel 2.15.7a, eerste lid’.

I

Aan artikel 2.15.9 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Binnen twee jaar na subsidieverlening vindt de verwerving, bedoeld in artikel 2.15.2, tweede lid, plaats. Hierbij sluiten de subsidieontvanger en de Minister een overeenkomst.

  • 5. De overeenkomst, bedoeld in het vierde lid, wordt zo spoedig mogelijk ingeschreven in de openbare registers.

J

Na artikel 2.15.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.15.9a. Modelovereenkomst

Het model voor de overeenkomst, bedoeld in artikel 2.15.9, vierde lid, is opgenomen in bijlage 2.15.1.

K

Artikel 2.15.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. een omschrijving van de te treffen natuurherstelmaatregelen, inclusief het gebied waar de natuurherstelmaatregelen worden uitgevoerd en voor zover nodig de intekening van de te verwerven landbouwgrond en, indien dit afwijkt, het gebied waar de natuurherstelmaatregelen effect hebben, beide weergegeven op een kaart, de frequentie van de natuurherstelmaatregelen en de tijdplanning waarbinnen de natuurherstelmaatregelen worden gerealiseerd;.

2. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. ingeval van grondverwerving:

    • 1°. onderbouwing waarom de verwerving bijdraagt aan de verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten;

    • 2°. een door een onafhankelijke taxateur uitgevoerde pretaxatie van de te verwerven landbouwgrond;

    • 3°. een kadastrale omschrijving van de landbouwgrond ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd;

    • 4°. een document waaruit blijkt dat de verwerving is afgestemd met de provincie waarin de landbouwgrond is gelegen.

3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De pretaxatie, bedoeld in het derde lid, onderdeel g, onder 2°, wordt ten hoogste drie maanden voor de indiening van de subsidieaanvraag uitgevoerd.

L

Bijlage 2.15.1 komt te luiden:

BIJLAGE, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL J

BIJLAGE 2.15.1, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2.15.9A VAN DE REGELING NATIONALE EZK-EN LNV-SUBSIDIES
OVEREENKOMST KWALITATIEVE VERPLICHTING

1. DE STAAT DER NEDERLANDEN, waarvan de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage, te dezen vertegenwoordigd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze [naam ondertekenaar] (hierna te noemen: ‘de Staat’);

en

[2. NAAM CONTRACTSPARTIJ], [wonende/statutair gevestigd] te [plaats], [bij rechtspersoon: te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [naam ondertekenaar(s)]] (hierna te noemen: ‘Begunstigde’).

hierna gezamenlijk ook te noemen ‘Partijen’ en ieder afzonderlijk ‘Partij’;

OVERWEGEND DAT:

  • A. bij besluit van [datum] met kenmerk [kenmerk] aan Begunstigde subsidie is verleend op grond van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, subsidiemodule Versneld natuurherstel, voor verkrijging van het recht van eigendom van landbouwgrond gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland teneinde natuurherstelmaatregelen te nemen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten waarvoor in het aanwijzingsbesluit, het ontwerpaanwijzingsbesluit of ontwerpwijzigingsbesluit van een aanwijzingsbesluit dat overeenkomstig artikel 2.1, vijfde of zevende lid, van de Wet natuurbescherming en artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht is bekend gemaakt, van het Natura 2000-gebied een instandhoudingsdoelstelling is vastgesteld;

  • B. deze overeenkomst voortvloeit uit de voorwaarde voor subsidieverlening onder de subsidiemodule Versneld natuurherstel, die in artikel 2.15.9, vierde lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies is neergelegd, dat er een overeenkomst tot stand dient te komen tussen de Staat en degene aan wie de grond toebehoort, waarin een kwalitatieve verplichting in de zin van artikel 252, lid 1, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd ten aanzien van de desbetreffende grond om deze niet langer te gebruiken als landbouwgrond en de desbetreffende grond te beheren overeenkomstig de natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten als bedoeld in overweging A; en

  • C. van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 252, lid 2, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek een akte zal worden opgemaakt, gevolgd door inschrijving daarvan in de openbare registers.

ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:

Artikel 1

Voor de betekenis van de gehanteerde begrippen wordt aangesloten bij hetgeen in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, subsidiemodule Versneld natuurherstel, is bepaald.

Artikel 2

De Begunstigde is eigenaar van het terrein, kadastraal bekend onder [naam gemeente], sectie [sectie-aanduiding], nummer(s) [nummer(s)], met een totale grootte van [aantal hectares] hectares (hierna te noemen: het ‘Terrein’).

Artikel 3
  • a. de Begunstigde gebruikt het Terrein niet voor of in verband met de uitoefening van de landbouw;

  • b. de Begunstigde gedoogt op het Terrein voor onbepaalde tijd het uitvoeren van natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten, alsmede de instandhouding daarvan, waarvoor subsidie is verleend op grond van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, subsidiemodule Versneld natuurherstel;

  • c. de Begunstigde laat al datgene na dat het gestelde onder b belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

  • d. de Begunstigde gebruikt het Terrein niet voor andere doeleinden dan voor de ontwikkeling dan wel de natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten, alsmede de instandhouding daarvan, waarvoor subsidie is verleend op grond van de subsidiemodule Versneld natuurherstel.

Artikel 4
  • 1. De verplichting ten laste van het (deel van het) Terrein zoals weergegeven op bijgevoegde kaart ten behoeve van de Staat dient te worden opgemaakt als een kwalitatieve verplichting in de zin van artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek met de inhoud als omschreven in artikel 3 van deze overeenkomst.

  • 2. Partijen zullen op de kortst mogelijke termijn zorgdragen voor opmaking van deze overeenkomst in een notariële akte, gevolgd door inschrijving daarvan in de openbare registers als bedoeld in artikel 252, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Voor zover een derde betrokken is als bedoeld in artikel 252, derde lid, onderdeel a, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, heeft Begunstigde hiertoe voorafgaande schriftelijke toestemming verkregen van de betreffende derde, welke als bijlage aan deze overeenkomst wordt gevoegd.

  • 3. De kosten van het opmaken van de notariële akte en van de inschrijving in de openbare registers zijn ten laste van de Staat.

Artikel 5
  • 1. Indien de Begunstigde één of meer bepalingen in artikel 3 van deze overeenkomst niet nakomt, kan de Staat de overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbinden dan wel nakoming vorderen. De Staat gaat niet over tot ontbinding voordat hij de Begunstigde schriftelijk heeft aangemaand om binnen een redelijke termijn alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen en nakoming binnen deze termijn uitblijft.

  • 2. Als de Staat de overeenkomst ontbindt naar aanleiding van niet-nakoming door de Begunstigde van één of meer bepalingen van artikel 3 van deze overeenkomst, is de Begunstigde – onverminderd het recht van de Staat om wettelijke ontbindingsschade te vorderen – een direct opeisbare boete verschuldigd van ten hoogste het subsidiebedrag als bedoeld in artikel 2.15.3, tweede lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, subsidiemodule Versneld natuurherstel, voor het Terrein bedoeld in artikel 2, vermeerderd met wettelijke rente.

  • 3. Als de Staat nakoming van de overeenkomst vordert, is de Begunstigde verplicht om de niet-nakoming van één of meer der bepalingen van artikel 3 van deze overeenkomst op eerste aanzegging te staken en gestaakt te houden en het Terrein in de staat te herstellen waarin het verkeerde vóór de niet-nakoming van één of meer der bepalingen van artikel 3 van deze overeenkomst, zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare boete ten belope van ten hoogste € 500,– vermenigvuldigd met het aantal hectares, bedoeld in artikel 2 voor iedere week dat de Begunstigde één of meer der bepalingen van artikel 3 van deze overeenkomst niet naleeft.

Artikel 6

De Staat en de Begunstigde kunnen beiden de andere Partij verzoeken de gevolgen van de overeenkomst te wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk te ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. In geval van een beroep door een van de partijen op dit artikel wordt voor de toepassing van het artikel aansluiting gezocht bij artikel 258 e.v. van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 7
  • 1. De Staat en de Begunstigde komen overeen dat de overeengekomen verplichtingen om te dulden of niet te doen ten aanzien van het Terrein zullen overgaan op diegenen die het desbetreffende goed onder bijzondere titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degenen, die van de rechthebbende op het desbetreffende goed een recht tot gebruik van het goed zullen verkrijgen. De Staat en de Begunstigde geven elkaar over en weer een onherroepelijke volmacht om de inhoud van deze overeenkomst daartoe als beding in de zin van artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in te schrijven in de desbetreffende (openbare) registers op de wijze, zoals de toepasselijke wetten dit voorschrijven. Deze volmacht is als onderdeel van deze overeenkomst onherroepelijk en vervalt niet door overlijden of onbekwaamheid van de Begunstigde of beperkt gerechtigde.

  • 2. Indien en voor zover één of meer bepalingen in artikel 3 van deze overeenkomst niet kunnen kwalificeren als kwalitatieve verplichtingen als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, zal de Begunstigde (alsmede diens rechtsopvolgers) jegens de Staat verplicht zijn de betreffende verplichtingen bij overdracht van het Terrein als kettingbeding op te leggen aan opvolgende eigenaar(s) en door deze te doen aanvaarden en voorts de daaruit voor de Staat voortvloeiende rechten namens de Staat aan te nemen. In verband met dit kettingbeding is Begunstigde (alsmede diens rechtsopvolgers) jegens de Staat verplicht om de bepalingen in artikel 3 van deze overeenkomst, in iedere akte van overdracht letterlijk aan te halen.

Artikel 8
  • 1. De overeenkomst en elk geschil, elke procedure of vordering voortvloeiend uit of verband houdende met de overeenkomst worden beheerst door en uitgelegd in overeenstemming met Nederlands recht.

  • 2. Alle geschillen in verband met of voortvloeiend uit deze overeenkomst zullen worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter in het arrondissement Den Haag.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 december 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

Met deze wijzigingsregeling wordt subsidieverlening ten behoeve van verwerving van landbouwgrond gelegen binnen Natuurnetwerk Nederland ten behoeve van versneld natuurherstel van stikstofgevoelige natuur mogelijk gemaakt. Dit gebeurt in het verlengde van de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 november 2020, houdende wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met de introductie en openstelling van een subsidiemodule voor versneld natuurherstel (Stcrt. 2020, 62915). Deze subsidiemodule geeft uitvoering aan de toezegging van het kabinet in de Kamerbrief van 19 februari 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 35 334, nr. 48), waarin € 125 miljoen beschikbaar is gesteld voor terreinbeherende organisaties voor natuurherstel en -verbetering ten behoeve van het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen. Het beschikbaar gestelde bedrag is met de oorspronkelijke subsidiemodule niet volledig benut, waardoor met onderhavige regeling een nieuwe openstelling voor subsidieaanvragen mogelijk wordt gemaakt. Voor deze tweede tranche is € 39.700.000 beschikbaar. In deze toelichting worden de wijzigingen ten opzichte van de eerste subsidiemodule uiteengezet.

Overbelasting van stikstof heeft schadelijke effecten op de natuur. Teveel stikstofdepositie heeft een vermestende werking en veroorzaakt verzuring van de bodem, waardoor negatieve effecten kunnen ontstaan voor natuurlijke habitats en habitats van soorten die hier gevoelig voor zijn. In 139 van de 162 Natura 2000-gebieden zijn habitats en soorten aanwezig die gevoelig zijn voor stikstof. Om te voorkomen dat schadelijke effecten op stikstofgevoelige natuur ontstaan of deze schadelijke effecten te verminderen, is het nodig dat natuurherstelmaatregelen worden uitgevoerd.

Onderhavige subsidiemodule heeft tot doel subsidie te verlenen voor de uitvoering van natuurherstelmaatregelen die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd en leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige habitats of habitats van soorten in de genoemde Natura 2000-gebieden. Dit gebeurt met het oog op het versneld behalen van de instandhoudingsdoelen die ingevolge de Vogel1- en Habitatrichtlijn2 voor deze habitats en soorten zijn gesteld en daarmee op landelijk niveau het verbeteren van de staat van instandhouding van deze habitats en soorten.

Bij deze natuurherstelmaatregelen gaat het bijvoorbeeld om de uitvoering, versnelling en intensivering van natuurherstelmaatregelen, zoals het nemen van hydrologische maatregelen in en rondom natuurgebieden. Met deze wijziging van de subsidiemodule voor versneld natuurherstel wordt ook subsidieverlening mogelijk gemaakt voor grondverwerving van landbouwgrond gelegen binnen Natuurnetwerk Nederland, waarbij wordt gericht op de verwerving van zogenoemde ‘sleutelhectares’ voor het versneld realiseren van natuurherstel van stikstofgevoelige natuur. Deze grondverwerving dient in samenhang met op het desbetreffende perceel te leiden te nemen inrichtingsmaatregelen te leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige habitats of habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden, bijvoorbeeld als verbindingszone of via de opzet van het grondwaterpeil.

Vanwege het staatssteunaspect van deze regeling worden Natura 2000-gebieden aangewezen als natuurerfgoed in de zin van artikel 53 van de algemene groepsvrijstellingsverordening3.

In het algemene deel van de toelichting wordt uitleg gegeven over de achtergrond, inhoud en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze wijziging van de subsidiemodule voor versneld natuurherstel In het artikelsgewijze deel wordt een verdere toelichting gegeven op de artikelen.

2. Inhoud van de regeling

2.1. Subsidieaanvraag

Met deze regeling wordt de subsidiemodule versneld natuurherstel zodanig gewijzigd dat ook subsidie kan worden aangevraagd voor de verwerving van landbouwgrond gelegen binnen Natuurnetwerk Nederland ten behoeve van een project bestaande uit één of meer natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten. Vanwege het staatssteunaspect worden primaire landbouwers uitgezonderd van subsidie voor de verwerving van landbouwgrond. Een primaire landbouwer kan wel deelnemen in een samenwerkingsverband met het oog op de verwerving van landbouwgrond en de uitvoering van een project, maar niet gelden als subsidieontvanger. Anderen dan primaire landbouwers komen op basis van artikel 1, derde lid, onderdeel b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening ingevolge onderhavige subsidiemodule, in aanmerking voor subsidie voor de verwerving van landbouwgrond, indien deze maatregel bijdraagt aan de instandhouding van het natuurerfgoed.

Tegelijkertijd worden enkele wijzigingen doorgevoerd waarmee onder meer ook subsidie kan worden aangevraagd voor een project bestaande uit één of meer natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten, waarvoor een instandhoudingsdoelstelling is voorzien in een ontwerpaanwijzingsbesluit of ontwerpwijzigingsbesluit van een aanwijzingsbesluit van een Natura 2000-gebied dat overeenkomstig artikel 2.1, vijfde of zevende lid, van de Wet natuurbescherming en artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht is bekend gemaakt.

2.2 Verwerving van landbouwgrond

Het gaat bij de subsidieverlening voor de verwerving van landbouwgrond binnen Natuurnetwerk Nederland uitdrukkelijk niet om de uitkoop van een landbouwbedrijf, maar om de aankoop van een perceel of percelen landbouwgrond met een belangrijke ligging met het oog op de doelstellingen van onderhavige regeling. De verwerving van een perceel of percelen landbouwgrond zal worden beoordeeld in het kader van een project bestaande uit één of meerdere natuurherstelmaatregelen. Het perceel of de percelen landbouwgrond zullen moeten worden ingericht ter verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten in een Natura 2000-gebied. Deze maatregelen dienen in overeenstemming te zijn met de provinciale ruimtelijke ordeningsplannen. Hierover dient afstemming plaats te vinden met de desbetreffende provincie waar de te verwerven grond is gelegen, blijkend uit een afschrift van een document van deze provincie. Hiertoe kan bijvoorbeeld een afschrift van een gespreksverslag tussen de subsidieaanvrager en de afdeling Grondzaken van een provincie dienen.

Om te verzekeren dat de verworven grond blijvend bijdraagt aan de doelstellingen van een project, dient een zogenoemde kwalitatieve verplichting te worden gevestigd op de desbetreffende grond. Hierop wordt in paragraaf 2.3 nader ingegaan.

Voor de waardebepaling van de landbouwgrond dient de aanvrager een pretaxatie uit te laten voeren, waarvan het resultaat met de subsidieaanvraag wordt meegestuurd. Het gaat hierbij om een verkorte taxatie, waarmee een indicatieve marktwaarde van het perceel landbouwgrond wordt bepaald. Als peildatum voor deze pretaxatie wordt gehanteerd dat deze ten hoogste drie maanden voorafgaand aan het indienen van de aanvraag wordt uitgevoerd. De pretaxatie dient te worden uitgevoerd door een onafhankelijk taxateur, bij voorkeur geregistreerd in het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs.

De volledige subsidieaanvraag wordt vergezeld van het document betreffende de uitvoering van de pretaxatie, door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) aan de Adviescommissie Natuurherstelmaatregelen voorgelegd ter beoordeling van de aanvraag. Wanneer de subsidieaanvraag door deze adviescommissie van een positief advies wordt voorzien, wordt de definitieve taxatie uitgevoerd, waarbij de Waarde in het Economisch Verkeer bij Agrarische Bestemming (hierna: WEVAB) wordt bepaald. Deze taxatie wordt in opdracht van RVO uitgevoerd door een onafhankelijk, gecertificeerd taxateur.

Van de vastgestelde WEVAB komt 85 procent van de waarde van de grond voor subsidieverlening in aanmerking. Dit percentage is gebaseerd op de waardedaling van de grond als gevolg van de functieomzetting van landbouwgrond naar natuurgrond. De overige subsidiabele kosten worden voor 100 procent vergoed. Voor subsidieverlening komen uitsluitend de kosten in aanmerking, bedoeld in artikel 53, vierde lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Hieronder worden in elk geval begrepen de kosten voor het bodemonderzoek, het kadastraal recht en het registratierecht, de notariskosten, waaronder mede worden verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte en de kosten van inschrijving in de openbare registers.

Van de subsidiabele kosten worden eventuele opbrengsten uit exploitatiewinst in mindering gebracht. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de opbrengsten uit de verkoop van riet of hout. Dit volgt uit artikel 53, zesde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Te verwachten exploitatiewinsten kunnen worden opgevoerd in de gespecificeerde begroting die bij de aanvraag wordt ingediend.

In het projectplan dat bij de subsidieaanvraag wordt ingediend wordt specifiek ten aanzien van de grondverwerving onderbouwd waarom dit perceel landbouwgrond en de daarop uitgevoerde natuurherstelmaatregelen bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten. Verder wordt een kadastrale omschrijving van de betreffende landbouwgrond, vergezeld van een topografische kaart van het perceel, bij het projectplan opgenomen.

2.3 Verplichtingen subsidieontvanger grondverwerving

Om te verzekeren dat de grond die op basis van onderhavige regeling wordt verworven, ook in de toekomst zal blijven bijdragen aan de stikstofgevoelige instandhoudingsdoelstellingen, zoals in het projectplan beschreven, is de subsidieontvanger verplicht een kwalitatieve verplichting te vestigen op het terrein. Met deze verplichting wordt zeker gesteld dat degene die de grond toebehoort de grond beheert overeenkomstig de in het projectplan opgenomen natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten. Ook dient te worden vastgelegd dat bij een eventuele overdracht van de grond op een nieuwe eigenaar, degene die de grond verkrijgt eveneens gebonden is aan deze verplichting. Hiertoe wordt een overeenkomst gesloten tussen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de Minister) en de subsidieontvanger. Het model van de overeenkomst is opgenomen in de bijlage bij onderhavige regeling.

De overeenkomst dient zo spoedig mogelijk te worden ingeschreven in de openbare registers. Nadat de grond is aangekocht, wordt de overeenkomst gesloten. Vervolgens wordt de kwalitatieve verplichting aan de akte van levering gevoegd en in de registers opgenomen. RVO sluit een overeenkomst met een notaris voor het vestigen van de kwalitatieve verplichting op de grond.

Binnen een termijn van twee jaar verwerft de subsidieontvanger het terrein. Indien de kwalitatieve verplichting niet wordt gevestigd, zal de subsidieverlening worden ingetrokken op basis van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht. Wordt de subsidie verleend, maar wordt binnen de periode voor subsidieverlening van drie jaar niet voldaan aan de voorwaarden van de kwalitatieve verplichting, dan kan de subsidie lager worden vastgesteld. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden uit de overeenkomst, kunnen sancties worden opgelegd conform de modelovereenkomst.

2.4 Rangschikkingscriteria

De Minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen. Er zijn rangschikkingscriteria vastgesteld aan de hand waarvan de Adviescommissie Natuurherstelmaatregelen de subsidieaanvragen beoordeelt en adviseert over de rangschikking voor de subsidieverlening. Deze criteria gaan over de aspecten effectiviteit, duurzaamheid, urgentie, efficiëntie en haalbaarheid. Naarmate een project effectiever, duurzamer, urgenter, efficiënter, dan wel meer haalbaar is, wordt hieraan een hoger aantal punten toegekend. Per criterium kan een score van nul tot vijf punten worden gehaald.

Voor de rangschikking wordt het aantal punten, gegeven voor de aspecten effectiviteit en urgentie vermenigvuldigd met 3, voor de aspecten duurzaamheid en efficiëntie vermenigvuldigd met 2. Het criterium haalbaarheid heeft wegingsfactor één. Het aantal gegeven punten voor dit criterium behoeft niet te worden vermenigvuldigd met deze wegingsfactor. Vervolgens worden de punten bij elkaar opgeteld.

In het geval dat twee of meer aanvragen in totaal een gelijk aantal punten is toegekend, wordt een project hoger gerangschikt naarmate meer punten zijn toegekend voor respectievelijk effectiviteit, urgentie, duurzaamheid, efficiëntie en haalbaarheid. Mocht dan opnieuw sprake zijn van een gelijke score en het subsidieplafond is bereikt, dan zal worden geloot.

3. Openstelling en budget

De openstelling en het subsidieplafond worden geregeld in de nog vast te stellen en te publiceren Regeling openstelling nationale EZK- en LNV-subsidies 2022. Op grond van die regeling zal de subsidiemodule open worden gesteld op 14 februari 2022. De openstellingstermijn bedraagt acht weken. Het budget voor deze openstelling bedraagt € 39.700.000.

4. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 2.15.2, tweede lid, houdt staatssteun in. De staatssteun wordt gerechtvaardigd door de algemene groepsvrijstellingsverordening, in het bijzonder artikel 53 van die verordening.

Van de publicatie en openstelling van deze subsidiemodule zal een kennisgeving aan de Europese Commissie worden gedaan, conform artikel 11, onderdeel a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en artikel 9, eerste lid, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw.

5. Regeldruk

De gevolgen van deze subsidiemodule voor de regeldruk zijn beperkt. Zo zal het aantal aanvragen naar verwachting beperkt zijn. Bij de eerste tranche ging het om 80 projectvoorstellen over 32 aanvragen. Dat zullen er nu hoogstwaarschijnlijk minder zijn. Voorts is bij het opstellen van onderhavige module, net zoals bij de eerdere subsidiemodule voor versneld natuurherstel, aangesloten bij reeds bestaande systemen en processen bij RVO.

De reikwijdte van de module is grotendeels gelijk gebleven. Nieuw is dat nu ook subsidie kan worden aangevraagd voor de verwerving van landbouwgrond gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland waarop natuurherstelmaatregelen worden uitgevoerd. Deze maatregelen zijn al in beeld in het kader van natuurherstel en passen binnen de provinciale ruimtelijke ordeningsplannen. Een aanvrager dient dit te hebben afgestemd met de betrokken provincie blijkend uit een document. Voor de overige natuurmaatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, is het evenals in de eerste tranche, voldoende dat de desbetreffende provincie hierover is geïnformeerd, wat kan worden aangegeven op het aanvraagformulier.

Verder zal een aanvrager ingeval van een grondverwerving een pretaxatie dienen uit te voeren die met de aanvraag wordt meegestuurd. De kosten hiervan zullen beperkt zijn. De overige kosten voor het kadastraal recht en het registratierecht, de notariskosten, waaronder mede worden verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte en de kosten van inschrijving in de openbare registers zijn subsidiabel. Voor de verwerving van de landbouwgrond dient voorts een overeenkomst te worden gesloten, waarvan het model bij deze regeling is opgenomen. RVO sluit een overeenkomst met een notaris voor het vestigen van de kwalitatieve verplichting op de grond.

Voor de uitvoering van de eerste tranche heeft RVO voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd en formats ontwikkeld ter ondersteuning van de aanvraag. Ook voor deze tranche zal RVO op vergelijkbare wijze ondersteuning bieden bij het doen van een aanvraag. Hiermee kunnen de benodigde capaciteit, tijd en kosten voor het indienen van een aanvraag worden beperkt. Aanvragers die naar verwachting de grootste opgave in termen van natuurherstel te vervullen hebben, zijn bekend met de zogenaamde natuurherstelmaatregelen die op de herstelstrategieën van het voormalige Programma Aanpak Stikstof (PAS) zijn gebaseerd. In het voorjaar van 2020 is er reeds een inventariserende uitvraag geweest onder enkele natuurbeheerders of koepelorganisaties om te bezien welke herstelmaatregelen zij ‘op de plank’ hebben liggen en snel uitgevoerd kunnen worden. Deze informatie kan in grote mate worden hergebruikt voor het doen van de formele subsidieaanvraag.

De module is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk, dat heeft besloten om geen formeel advies uit te brengen omdat de regeldruk op basis van bovenstaande argumenten beperkt zal zijn.

6. Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2022, een vast verandermoment. Met publicatie minder dan twee maanden voordien wordt afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten, zoals opgenomen in Aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd, omdat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.

II. Artikelen

Artikel I, onderdeel A (artikel 2.15.1)

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor de subsidiemodule Versneld natuurherstel.

Met de begripsbepaling van ‘landbouwgrond’ wordt aangesloten bij de definitie uit artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L 347). Deze definitie wordt onder meer gehanteerd in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Met het aansluiten bij de definities uit de Wet natuurbescherming wordt zoveel mogelijk uniformiteit in de interpretatie van de begripsbepalingen aangebracht.

De definitie ‘stikstofgevoelig areaal’ komt te vervallen. Deze definitie was opgenomen in verband met het identificeren van degene die in aanmerking kwam voor subsidie onder de module versneld natuurherstel en was tevens van belang voor de bepaling van de maximale hoogte van de subsidie per terreinbeheerder. Deze verdelingssystematiek wordt niet meer gehanteerd.

In de definitie ‘stikstofgevoelige habitats of habitats van soorten’ zijn een ontwerpaanwijzingsbesluit of ontwerpwijzigingsbesluit van een aanwijzingsbesluit toegevoegd. Het wordt nu ook mogelijk subsidie te verlenen aan een project ten behoeve van in Natura 2000-gebieden aanwezige stikstofgevoelige natuurlijke habitats en habitats van soorten waarvoor een instandhoudingsdoelstelling is voorzien.

In de definitie van ‘terreinbeheerder’ is de datumbepaling om zeggenschap te hebben over stikstofgevoelig areaal krachtens eigendom, erfpacht of recht van beklemming geschrapt. In het geval er sprake is van erfpacht van een terrein of er een recht van beklemming op een terrein rust, wordt subsidie aangevraagd door de erfpachter of laatstbedoelde rechthebbende. Is een dergelijk zakelijk recht niet van toepassing, dan kan subsidie worden aangevraagd door de eigenaar van het terrein. Hiermee wordt voorkomen dat zowel de feitelijk beheerder van een terrein als de eigenaar (en dus voor hetzelfde terrein) subsidie aanvragen.

Artikel I, onderdeel B (artikel 2.15.2)

Uit het tweede lid (nieuw) volgt dat de Minister op aanvraag subsidie verstrekt aan een natuurlijke persoon, ondernemer, stichting, vereniging of andere rechtspersoon voor het zelfstandig of in een samenwerkingsverband verwerven van landbouwgrond gelegen in het Natuurnetwerk Nederland ten behoeve een project, als bedoeld in het eerste lid. De doelgroep is breder dan terreinbeheerder of een deelnemer in een samenwerkingsverband waaraan één of meerdere partijen deelnemen die terreinbeheerder zijn voor het uitvoeren van een project uit het eerste lid. Hierdoor kunnen meer partijen een subsidieaanvraag doen. De aanvrager, bedoeld in het tweede lid, is niet hoofzakelijk actief in de primaire landbouwproductie. Steun toegekend in de sector van de primaire landbouwproductie is, op enkele uitzonderingen na, ingevolge artikel 1, derde lid, onder b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening uitgezonderd van het toepassingsbereik van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel I, onderdeel C (artikel 2.15.3)

In dit artikel is voor deze subsidiemodule aangegeven welk maximum subsidiebedrag voor de subsidiabele kosten gehanteerd wordt.

Het eerste lid bepaalt dat de subsidie 100 procent van de subsidiabele kosten bedraagt. Er is derhalve geen eigen bijdrage door partijen nodig voor het project. De reden hiervoor is dat versneld natuurherstel, met name na de PAS-uitspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2019:1604 en ECLI:NL:RVS:2019:1764), noodzakelijk is in het algemeen belang.

Het tweede lid bepaalt dat de subsidie voor de verwerving van grond 85 procent bedraagt. Dit is al nader toegelicht in paragraaf 2.2. De subsidie bedraagt 100 procent van de subsidiabele kosten voor het bodemonderzoek, het kadastraal recht en het registratierecht, de notariskosten, waaronder mede worden verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte en de kosten van inschrijving in de openbare registers.

De marktwaarde van de landbouwgrond wordt bepaald op basis van een taxatie, die in opdracht van de Minister wordt uitgevoerd door een onafhankelijk taxateur (vijfde lid).

Artikel I, onderdeel D (artikel 2.15.4)

In het tweede lid wordt bepaald dat de kosten in verband met het verwerven van landbouwgrond ten behoeve van het project in aanmerking komen voor subsidie. Dit betekent dat uitsluitend de kosten bedoeld in artikel 53, vierde lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor subsidie in aanmerking komen.

De aanvrager is niet hoofzakelijk actief in de primaire landbouwproductie. Steun toegekend in de sector van de primaire landbouwproductie is, op enkele uitzonderingen na, ingevolge artikel 1, derde lid, onder b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening uitgezonderd van het toepassingsbereik van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Het is niet noodzakelijk de te verwerven landbouwgronden aan te wijzen als materieel erfgoed in de zin van artikel 53, tweede lid, onderdeel b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. De verwerving van landbouwgrond vindt uitsluitend plaats voor instandhouding en herstel van de Natura 2000-gebieden als bedoeld in artikel 53, vierde lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Deze gebieden zijn in artikel 2.15.2, derde lid, van de regeling aangewezen als materieel erfgoed in de zin van artikel 53, tweede lid, onderdeel b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel I, onderdeel E (artikel 2.15.5)

Dit artikel bepaalt op welke wijze het subsidieplafond wordt verdeeld. Dat vindt plaats op basis van volgorde van rangschikking van de aanvragen. Dit betekent dat de aanvraag met de meeste punten, het eerst voor subsidie in aanmerking komt, uiteraard met inachtneming van het maximale subsidiebedrag conform artikel 12.15.3. Wanneer de ingediende aanvraag onvolledig is, krijgt de aanvrager de mogelijkheid de ontbrekende stukken voor het einde van de openstellingsperiode alsnog aan te leveren. Na de sluitingsdatum van de regeling (het moment waarop een aanvraag uiterlijk moet zijn ontvangen) worden geen aanvullingen of wijzigingen van de aanvraag meer geaccepteerd.

Artikel I, onderdeel F (artikel 2.15.7)

Dit artikel bevat de afwijzingsgronden die, in aanvulling op de afwijzingsgronden uit artikel 22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZK en LNV-subsidies, van toepassing zijn.

De afwijzingsgrond, dat de natuurherstelmaatregel of natuurherstelmaatregelen onvoldoende bijdraagt of bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van het areaal van de typen natuurlijke habitats of de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden, komt te vervallen. Dit wordt betrokken bij het advies van de Adviescommissie Natuurherstelmaatregelen omtrent de rangschikkingscriteria.

Aan dit artikel is de afwijzingsgrond toegevoegd dat de aanvrager die subsidie aanvraagt voor verwerving, hoofzakelijk actief is in de primaire landbouwproductie. Steun toegekend in de sector van de primaire landbouwproductie is, op enkele uitzonderingen na, ingevolge artikel 1, derde lid, onder b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening uitgezonderd van het toepassingsbereik van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Daarnaast zijn aan dit artikel afwijzingsgronden toegevoegd in verband met de rangschikkingscriteria. De subsidieaanvraag wordt afwezen, indien de adviescommissie 0 punten aan het project op basis van de rangschikkingscriteria in artikel 2.15.7a, eerste lid, op één van de onderdelen a tot en met d, of 1 punt op basis van het rangschikkingscriterium in artikel 2.15.7a, eerste lid, onderdeel e, heeft toekend.

Artikel I, onderdeel G (artikel 2.15.7a)

De subsidieaanvragen voor een project bestaande uit één of meer natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten of voor de verwerving van landbouwgrond ten behoeve een project worden op basis van vijf criteria gerangschikt. Voor elk van de vijf criteria kan een score tussen de 0 en 5 punten worden behaald.

Om de nadruk te leggen op criteria die belangrijker zijn, wordt aan bepaalde criteria een zwaardere weging gegeven. Effectiviteit en urgentie hebben beiden de zwaarste wegingsfactor, namelijk 3, duurzaamheid en efficiëntie een wegingsfactor van 2 en haalbaarheid de laagste wegingsfactor van 1. Aan effectiviteit en urgentie wordt het meeste belang gehecht omdat deze het meest bijdragen aan het doel van de regeling: het versneld nemen van natuurherstelmaatregelen zodat schadelijke effecten op stikstofgevoelige natuur niet ontstaan of deze schadelijke effecten te verminderen met als doel het behalen van de instandhoudingsdoelen en het bereiken van de gunstige staat van instandhouding. Aan de overige drie criteria wordt een lagere wegingsfactor toegekend, waarvan aan haalbaarheid van het project (kan het projecten succesvol worden gerealiseerd binnen de kaders van de regeling) het minste belang wordt toegekend. Door deze wegingsfactoren is het minimum totaal aantal punten dat voor deze criteria behaald kan worden 0 en het maximum aantal te behalen punten 55.

Hieronder worden de verschillende rangschikkingscriteria toegelicht, inclusief wegingsfactor.

a. Effectiviteit (wegingsfactor 3)

Allereerst wordt aan een project een hoger aantal punten toegekend, indien het project naar verwachting leidt tot natuurherstel. Dit betekent dat een project dat meer bijdraagt aan het herstellen van de kwaliteit en/of het areaal van de stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten hoger wordt gerangschikt op het moment dat natuurherstelmaatregel(en) meer doeltreffend zijn en meer aansluiten bij de knelpunten van de betreffende stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten. Dit criterium heeft een wegingsfactor van 3, wat betekent dat een minimum aantal punten van 0 kan worden behaald en een maximum aantal punten van 15.

b. Duurzaamheid (wegingsfactor 2)

Ten tweede wordt aan een project een hoger aantal punten toegekend, indien het project meer natuurherstelmaatregelen met een langdurig effect bevat, omdat deze leiden tot systeemherstel. Daarmee leveren deze natuurherstelmaatregelen een grotere bijdrage aan de kwaliteit en/of het areaal van de aanwezige stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten, dan aanvragen met slechts een tijdelijk effect. De keuze hiervoor hangt af van:

  • het type natuurherstelmaatregel(en);

  • hoe ver de huidige stikstofdepositie boven de kritische depositie waarde ligt;

  • het terrein (habitattype).

Dit criterium heeft een wegingsfactor van 2, wat betekent dat een minimum aantal punten van 0 kan worden behaald en een maximum aantal punten van 10.

c. Urgentie (wegingsfactor 3)

Ten derde wordt aan een project een hoger aantal punten toegekend, indien het project natuurherstelmaatregelen ten behoeve van een habitattype met een slechtere landelijke staat van instandhouding (hierna: SvI) bevat.

Natuur die ver van de landelijke gunstige staat van instandhouding (hierna: gSvI) afstaat, heeft de meeste middelen nodig om de gSvI te bereiken. Daarnaast kan natuur die zwaar beschadigd is mogelijk onherstelbaar worden beschadigd, waardoor deze geen bijdrage meer levert aan het bereiken van de gSvI. Als de natuurherstelmaatregel(en) zich richt op meerdere habitats, dan wordt de score bepaald aan de hand van de habitat met de slechtste landelijke SvI. Dit criterium heeft een wegingsfactor van 3, wat betekent dat een minimum aantal punten van 0 kan worden behaald en een maximum aantal punten van 15.

d. Efficiëntie (wegingsfactor 2)

Ten vierde wordt aan een project een hoger aantal punten toegekend, indien het project meer efficiënt wordt uitgevoerd. Er wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output (herstel van natuur) te realiseren. Hierbij worden de volgende aspecten meegewogen:

  • mate waarin de opgevoerde kosten doelmatig zijn en in verhouding staan tot de voorgesteld (type) natuurherstelmaatregel(en);

  • mate waarin de proceskosten in verhouding staan tot de totale kosten;

  • mate waarin de opbouw van kosten transparant en herleidbaar is;

  • mate waarin doelmatig gebruik wordt gemaakt van (bestaande) kennis en kunde.

Dit criterium heeft een wegingsfactor van 2, wat betekent dat een minimum aantal punten van 0 kan worden behaald en een maximum aantal punten van 10.

e. Haalbaarheid (wegingsfactor 1)

Ten vijfde wordt aan een project een hoger aantal punten toegekend, indien de natuurherstelmaatregelen in het project meer haalbaar worden geacht. De haalbaarheid van het project wordt bepaald door de volgende aspecten in samenhang te bezien:

  • hoe realistisch is het projectplan gezien de complexiteit van de natuurherstelmaatregel(en);

  • is het project al goed doordacht en voorbereid;

  • is de planning van de uit te voeren (voorbereidings)werkzaamheden realistisch;

  • zijn de voor het project relevante risico’s geïdentificeerd en van passende beheersmaatregelen voorzien;

  • zijn de relevante partijen, met de benodigde kennis, betrokken bij het project en zijn de afhankelijkheden van derden (bevoegd gezag, overige partners) in beeld en zijn deze voldoende beheerst.

Dit criterium heeft een wegingsfactor van 1, wat betekent dat een minimum aantal punten van 0 kan worden behaald en een maximum aantal punten van 5.

De aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, worden vervolgens hoger gerangschikt naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.

Voor zover het subsidieplafond wordt overschreden, stelt de Minister de onderlinge rangschikking van die aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt vast door loting op grond van artikel 28, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies.

Artikel I, onderdeel H (artikel 2.15.8)

De Adviescommissie Natuurherstelmaatregelen adviseert de Minister op zijn verzoek met betrekking tot alle aanvragen om subsidie op de afwijzingsgronden, bedoeld in artikel 23, aanhef en onderdelen b en d tot en met g, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies en artikel 2.15.7, aanhef en onderdeel h, en de toekenning van punten aan het project op basis van de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 2.15.7a.

Artikel I, onderdeel I (artikel 2.15.9)

Dit artikel bevat de verplichtingen voor de subsidieontvanger. Er zijn verplichtingen toegevoegd die samenhangen met de verwerving van landbouwgrond.

Het vierde lid bepaalt dat binnen twee jaar na subsidieverlening de landbouwgrond dient te zijn verworven. Tevens wordt er een overeenkomst gesloten tussen de Minister en subsidieontvanger. De overeenkomst bepaalt onder meer dat degene aan wie het terrein toebehoort, het desbetreffende terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig de natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten als bedoeld in artikel 2.15.2, eerste lid.

Ook bepaalt deze overeenkomst dat deze verplichtingen zullen overgaan op degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het goed zullen krijgen.

Het vijfde lid bepaalt dat de overeenkomst zo spoedig mogelijk dient te worden ingeschreven in de openbare registers.

In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de aan te leveren gegevens in het projectplan conform het aangeleverde format, gerelateerd aan de rangschikkingscriteria.

Onderdeel in projectplan

R1: effectiviteit

R2: duurzaamheid

R3: urgentie

R4: efficiëntie

R5: haalbaarheid

een beschrijving van het natuurlijke systeem met de voornaamste knelpunten voor herstel1

x

       

het pakket aan natuurherstelmaatregelen dat nodig is voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstelling2

x

x

     

overzichtskaart van de locatie van natuurherstelmaatregel(en) en betreffende stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten

x

 

x

 

x

beschrijving van de uit te voeren (voorbereidings)werkzaamheden

waarvoor subsidie wordt aangevraagd

x

   

x

x

het effect van de natuurherstelmaatregel(en) op de stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten (o.a. oppervlakte)

x

       

een onderbouwing van hoe lang de natuurherstelmaatregel(en) effect heeft op de stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten

 

x

     

projectplanning

       

x

risico-inventarisatie inclusief beheersmaatregelen

       

x

overzicht projectorganisatie en toelichting wie welke bijdrage levert

     

x

x

open begroting van projectkosten conform het aangeleverde format

     

x

 
X Noot
1

Voor de beschrijving van het natuurlijke systeem en andere aan te leveren gegevens mogen bestaande documenten, zoals het beheerplan en de gebiedsanalyse, gebruikt worden.

X Noot
2

Voor het pakket van maatregelen kan het beheerplan worden gebruikt, aangevuld met eigen gegevens waar nodig.

Artikel I, onderdeel J (artikel 2.15.9a)

Dit artikel bepaalt dat de modelovereenkomst voor de vestiging van de kwalitatieve verplichting is opgenomen in bijlage 2.15.1.

Artikel I, onderdeel K (artikel 2.15.10)

In dit artikel zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag moet bevatten of waarvan deze vergezeld dient te gaan. In verband met het toevoegen aan de regeling van de mogelijkheid om ook subsidie aan te vragen voor verwerving van landbouwgrond dient de subsidieaanvraag ook vergezeld te gaan van een onderbouwing waarom dit perceel bijdraagt aan verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten, een door een onafhankelijke taxateur, uitgevoerde pretaxatie van het te verwerven perceel en een kadastrale omschrijving van het perceel ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd (onderdeel g). Daarnaast dient de verwerving van de landbouwgrond te worden ingetekend op de kaart uit onderdeel c van dit artikel.

Daarnaast dient bij de subsidieaanvraag voor de verwerving van landbouwgrond een document te worden gevoegd, waaruit blijkt dat de voorgestelde maatregel met de provincie waarin deze maatregel wordt uitgevoerd, is afgestemd. Het is aan de aanvrager zelf de benodigde (mate van) afstemming te zoeken met de desbetreffende provincie over de maatregelen, waarbij het vanzelf spreekt dat rekening wordt gehouden met bestaande afspraken in lopende gebiedsprocessen. Hiertoe kan bijvoorbeeld een afschrift van een gespreksverslag tussen de subsidieaanvrager en de afdeling Grondzaken van een provincie dienen. Deze subsidiemodule doet niet af aan de normale gezagsverhoudingen ten aanzien van natuurbeleid; de provincies blijven bevoegd gezag en gebiedsregisseur. Verder kan het nodig zijn dat voor de uitvoering van maatregelen toestemmingen of vergunningen worden verkregen. Het is niet nodig dat deze al bij de subsidieaanvraag zijn aangevraagd of verkregen. Wel moeten benodigde toestemmingen of vergunningen aanwezig voordat met de uitvoering van de maatregelen wordt begonnen.

Artikel I, onderdeel L (artikel 2.15.11)

Met dit onderdeel wordt bijlage 2.15.1 vervangen in de RNES. De definitie ‘stikstofgevoelig areaal’ vervalt. Daarmee kan het in bijlage 2.15.1 opgenomen overzicht van stikstofgevoelige natuurbeheertypen, waarnaar werd verwezen in voornoemde definitie worden vervangen door de modelovereenkomst kwalitatieve verplichting. Voor een toelichting op deze overeenkomst wordt verwezen naar de toelichting die is opgenomen in artikel I, onderdeel I (artikel 2.15.9).

Artikel II

Artikel II regelt de inwerkingtreding van deze regeling. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 6 van deze nota van toelichting.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG 1979, L 103).

X Noot
2

Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992, L 206).

X Noot
3

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 178).

Naar boven