TOELICHTING
I. Algemeen
1. Aanleiding en doel
Met deze wijzigingsregeling wordt subsidieverlening ten behoeve van verwerving van
landbouwgrond gelegen binnen Natuurnetwerk Nederland ten behoeve van versneld natuurherstel
van stikstofgevoelige natuur mogelijk gemaakt. Dit gebeurt in het verlengde van de
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 november
2020, houdende wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de regeling
openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met de introductie en openstelling
van een subsidiemodule voor versneld natuurherstel (Stcrt. 2020, 62915). Deze subsidiemodule geeft uitvoering aan de toezegging van het kabinet in de Kamerbrief
van 19 februari 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 35 334, nr. 48), waarin € 125 miljoen beschikbaar is gesteld voor terreinbeherende organisaties
voor natuurherstel en -verbetering ten behoeve van het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen.
Het beschikbaar gestelde bedrag is met de oorspronkelijke subsidiemodule niet volledig
benut, waardoor met onderhavige regeling een nieuwe openstelling voor subsidieaanvragen
mogelijk wordt gemaakt. Voor deze tweede tranche is € 39.700.000 beschikbaar. In deze
toelichting worden de wijzigingen ten opzichte van de eerste subsidiemodule uiteengezet.
Overbelasting van stikstof heeft schadelijke effecten op de natuur. Teveel stikstofdepositie
heeft een vermestende werking en veroorzaakt verzuring van de bodem, waardoor negatieve
effecten kunnen ontstaan voor natuurlijke habitats en habitats van soorten die hier
gevoelig voor zijn. In 139 van de 162 Natura 2000-gebieden zijn habitats en soorten
aanwezig die gevoelig zijn voor stikstof. Om te voorkomen dat schadelijke effecten
op stikstofgevoelige natuur ontstaan of deze schadelijke effecten te verminderen,
is het nodig dat natuurherstelmaatregelen worden uitgevoerd.
Onderhavige subsidiemodule heeft tot doel subsidie te verlenen voor de uitvoering
van natuurherstelmaatregelen die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd en leiden
tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige
habitats of habitats van soorten in de genoemde Natura 2000-gebieden. Dit gebeurt
met het oog op het versneld behalen van de instandhoudingsdoelen die ingevolge de
Vogel1- en Habitatrichtlijn2 voor deze habitats en soorten zijn gesteld en daarmee op landelijk niveau het verbeteren
van de staat van instandhouding van deze habitats en soorten.
Bij deze natuurherstelmaatregelen gaat het bijvoorbeeld om de uitvoering, versnelling
en intensivering van natuurherstelmaatregelen, zoals het nemen van hydrologische maatregelen
in en rondom natuurgebieden. Met deze wijziging van de subsidiemodule voor versneld
natuurherstel wordt ook subsidieverlening mogelijk gemaakt voor grondverwerving van
landbouwgrond gelegen binnen Natuurnetwerk Nederland, waarbij wordt gericht op de
verwerving van zogenoemde ‘sleutelhectares’ voor het versneld realiseren van natuurherstel
van stikstofgevoelige natuur. Deze grondverwerving dient in samenhang met op het desbetreffende
perceel te leiden te nemen inrichtingsmaatregelen te leiden tot verbetering van de
kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige habitats of habitats
van soorten in de Natura 2000-gebieden, bijvoorbeeld als verbindingszone of via de
opzet van het grondwaterpeil.
Vanwege het staatssteunaspect van deze regeling worden Natura 2000-gebieden aangewezen
als natuurerfgoed in de zin van artikel 53 van de algemene groepsvrijstellingsverordening3.
In het algemene deel van de toelichting wordt uitleg gegeven over de achtergrond,
inhoud en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze wijziging van de subsidiemodule
voor versneld natuurherstel In het artikelsgewijze deel wordt een verdere toelichting
gegeven op de artikelen.
2. Inhoud van de regeling
2.1. Subsidieaanvraag
Met deze regeling wordt de subsidiemodule versneld natuurherstel zodanig gewijzigd
dat ook subsidie kan worden aangevraagd voor de verwerving van landbouwgrond gelegen
binnen Natuurnetwerk Nederland ten behoeve van een project bestaande uit één of meer
natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding
van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten.
Vanwege het staatssteunaspect worden primaire landbouwers uitgezonderd van subsidie
voor de verwerving van landbouwgrond. Een primaire landbouwer kan wel deelnemen in
een samenwerkingsverband met het oog op de verwerving van landbouwgrond en de uitvoering
van een project, maar niet gelden als subsidieontvanger. Anderen dan primaire landbouwers
komen op basis van artikel 1, derde lid, onderdeel b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening
ingevolge onderhavige subsidiemodule, in aanmerking voor subsidie voor de verwerving
van landbouwgrond, indien deze maatregel bijdraagt aan de instandhouding van het natuurerfgoed.
Tegelijkertijd worden enkele wijzigingen doorgevoerd waarmee onder meer ook subsidie
kan worden aangevraagd voor een project bestaande uit één of meer natuurherstelmaatregelen
die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van
stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten, waarvoor een instandhoudingsdoelstelling
is voorzien in een ontwerpaanwijzingsbesluit of ontwerpwijzigingsbesluit van een aanwijzingsbesluit
van een Natura 2000-gebied dat overeenkomstig artikel 2.1, vijfde of zevende lid,
van de Wet natuurbescherming en artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht is
bekend gemaakt.
2.2 Verwerving van landbouwgrond
Het gaat bij de subsidieverlening voor de verwerving van landbouwgrond binnen Natuurnetwerk
Nederland uitdrukkelijk niet om de uitkoop van een landbouwbedrijf, maar om de aankoop
van een perceel of percelen landbouwgrond met een belangrijke ligging met het oog
op de doelstellingen van onderhavige regeling. De verwerving van een perceel of percelen
landbouwgrond zal worden beoordeeld in het kader van een project bestaande uit één
of meerdere natuurherstelmaatregelen. Het perceel of de percelen landbouwgrond zullen
moeten worden ingericht ter verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte
van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten in een Natura 2000-gebied.
Deze maatregelen dienen in overeenstemming te zijn met de provinciale ruimtelijke
ordeningsplannen. Hierover dient afstemming plaats te vinden met de desbetreffende
provincie waar de te verwerven grond is gelegen, blijkend uit een afschrift van een
document van deze provincie. Hiertoe kan bijvoorbeeld een afschrift van een gespreksverslag
tussen de subsidieaanvrager en de afdeling Grondzaken van een provincie dienen.
Om te verzekeren dat de verworven grond blijvend bijdraagt aan de doelstellingen van
een project, dient een zogenoemde kwalitatieve verplichting te worden gevestigd op
de desbetreffende grond. Hierop wordt in paragraaf 2.3 nader ingegaan.
Voor de waardebepaling van de landbouwgrond dient de aanvrager een pretaxatie uit
te laten voeren, waarvan het resultaat met de subsidieaanvraag wordt meegestuurd.
Het gaat hierbij om een verkorte taxatie, waarmee een indicatieve marktwaarde van
het perceel landbouwgrond wordt bepaald. Als peildatum voor deze pretaxatie wordt
gehanteerd dat deze ten hoogste drie maanden voorafgaand aan het indienen van de aanvraag
wordt uitgevoerd. De pretaxatie dient te worden uitgevoerd door een onafhankelijk
taxateur, bij voorkeur geregistreerd in het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs.
De volledige subsidieaanvraag wordt vergezeld van het document betreffende de uitvoering
van de pretaxatie, door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) aan
de Adviescommissie Natuurherstelmaatregelen voorgelegd ter beoordeling van de aanvraag.
Wanneer de subsidieaanvraag door deze adviescommissie van een positief advies wordt
voorzien, wordt de definitieve taxatie uitgevoerd, waarbij de Waarde in het Economisch
Verkeer bij Agrarische Bestemming (hierna: WEVAB) wordt bepaald. Deze taxatie wordt
in opdracht van RVO uitgevoerd door een onafhankelijk, gecertificeerd taxateur.
Van de vastgestelde WEVAB komt 85 procent van de waarde van de grond voor subsidieverlening
in aanmerking. Dit percentage is gebaseerd op de waardedaling van de grond als gevolg
van de functieomzetting van landbouwgrond naar natuurgrond. De overige subsidiabele
kosten worden voor 100 procent vergoed. Voor subsidieverlening komen uitsluitend de
kosten in aanmerking, bedoeld in artikel 53, vierde lid, onderdeel c, van de algemene
groepsvrijstellingsverordening. Hieronder worden in elk geval begrepen de kosten voor
het bodemonderzoek, het kadastraal recht en het registratierecht, de notariskosten,
waaronder mede worden verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte en
de kosten van inschrijving in de openbare registers.
Van de subsidiabele kosten worden eventuele opbrengsten uit exploitatiewinst in mindering
gebracht. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de opbrengsten uit de verkoop van riet
of hout. Dit volgt uit artikel 53, zesde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Te verwachten exploitatiewinsten kunnen worden opgevoerd in de gespecificeerde begroting
die bij de aanvraag wordt ingediend.
In het projectplan dat bij de subsidieaanvraag wordt ingediend wordt specifiek ten
aanzien van de grondverwerving onderbouwd waarom dit perceel landbouwgrond en de daarop
uitgevoerde natuurherstelmaatregelen bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit
of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats
van soorten. Verder wordt een kadastrale omschrijving van de betreffende landbouwgrond,
vergezeld van een topografische kaart van het perceel, bij het projectplan opgenomen.
2.3 Verplichtingen subsidieontvanger grondverwerving
Om te verzekeren dat de grond die op basis van onderhavige regeling wordt verworven,
ook in de toekomst zal blijven bijdragen aan de stikstofgevoelige instandhoudingsdoelstellingen,
zoals in het projectplan beschreven, is de subsidieontvanger verplicht een kwalitatieve
verplichting te vestigen op het terrein. Met deze verplichting wordt zeker gesteld
dat degene die de grond toebehoort de grond beheert overeenkomstig de in het projectplan
opgenomen natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of
uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats
van soorten. Ook dient te worden vastgelegd dat bij een eventuele overdracht van de
grond op een nieuwe eigenaar, degene die de grond verkrijgt eveneens gebonden is aan
deze verplichting. Hiertoe wordt een overeenkomst gesloten tussen de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de Minister) en de subsidieontvanger.
Het model van de overeenkomst is opgenomen in de bijlage bij onderhavige regeling.
De overeenkomst dient zo spoedig mogelijk te worden ingeschreven in de openbare registers.
Nadat de grond is aangekocht, wordt de overeenkomst gesloten. Vervolgens wordt de
kwalitatieve verplichting aan de akte van levering gevoegd en in de registers opgenomen.
RVO sluit een overeenkomst met een notaris voor het vestigen van de kwalitatieve verplichting
op de grond.
Binnen een termijn van twee jaar verwerft de subsidieontvanger het terrein. Indien
de kwalitatieve verplichting niet wordt gevestigd, zal de subsidieverlening worden
ingetrokken op basis van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht. Wordt de
subsidie verleend, maar wordt binnen de periode voor subsidieverlening van drie jaar
niet voldaan aan de voorwaarden van de kwalitatieve verplichting, dan kan de subsidie
lager worden vastgesteld. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden uit de overeenkomst,
kunnen sancties worden opgelegd conform de modelovereenkomst.
2.4 Rangschikkingscriteria
De Minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.
Er zijn rangschikkingscriteria vastgesteld aan de hand waarvan de Adviescommissie
Natuurherstelmaatregelen de subsidieaanvragen beoordeelt en adviseert over de rangschikking
voor de subsidieverlening. Deze criteria gaan over de aspecten effectiviteit, duurzaamheid,
urgentie, efficiëntie en haalbaarheid. Naarmate een project effectiever, duurzamer,
urgenter, efficiënter, dan wel meer haalbaar is, wordt hieraan een hoger aantal punten
toegekend. Per criterium kan een score van nul tot vijf punten worden gehaald.
Voor de rangschikking wordt het aantal punten, gegeven voor de aspecten effectiviteit
en urgentie vermenigvuldigd met 3, voor de aspecten duurzaamheid en efficiëntie vermenigvuldigd
met 2. Het criterium haalbaarheid heeft wegingsfactor één. Het aantal gegeven punten
voor dit criterium behoeft niet te worden vermenigvuldigd met deze wegingsfactor.
Vervolgens worden de punten bij elkaar opgeteld.
In het geval dat twee of meer aanvragen in totaal een gelijk aantal punten is toegekend,
wordt een project hoger gerangschikt naarmate meer punten zijn toegekend voor respectievelijk
effectiviteit, urgentie, duurzaamheid, efficiëntie en haalbaarheid. Mocht dan opnieuw
sprake zijn van een gelijke score en het subsidieplafond is bereikt, dan zal worden
geloot.
3. Openstelling en budget
De openstelling en het subsidieplafond worden geregeld in de nog vast te stellen en
te publiceren Regeling openstelling nationale EZK- en LNV-subsidies 2022. Op grond
van die regeling zal de subsidiemodule open worden gesteld op 14 februari 2022. De
openstellingstermijn bedraagt acht weken. Het budget voor deze openstelling bedraagt
€ 39.700.000.
4. Staatssteun
De subsidie, bedoeld in artikel 2.15.2, tweede lid, houdt staatssteun in. De staatssteun
wordt gerechtvaardigd door de algemene groepsvrijstellingsverordening, in het bijzonder
artikel 53 van die verordening.
Van de publicatie en openstelling van deze subsidiemodule zal een kennisgeving aan
de Europese Commissie worden gedaan, conform artikel 11, onderdeel a, van de algemene
groepsvrijstellingsverordening en artikel 9, eerste lid, van de groepsvrijstellingsverordening
landbouw.
5. Regeldruk
De gevolgen van deze subsidiemodule voor de regeldruk zijn beperkt. Zo zal het aantal
aanvragen naar verwachting beperkt zijn. Bij de eerste tranche ging het om 80 projectvoorstellen
over 32 aanvragen. Dat zullen er nu hoogstwaarschijnlijk minder zijn. Voorts is bij
het opstellen van onderhavige module, net zoals bij de eerdere subsidiemodule voor
versneld natuurherstel, aangesloten bij reeds bestaande systemen en processen bij
RVO.
De reikwijdte van de module is grotendeels gelijk gebleven. Nieuw is dat nu ook subsidie
kan worden aangevraagd voor de verwerving van landbouwgrond gelegen binnen het Natuurnetwerk
Nederland waarop natuurherstelmaatregelen worden uitgevoerd. Deze maatregelen zijn
al in beeld in het kader van natuurherstel en passen binnen de provinciale ruimtelijke
ordeningsplannen. Een aanvrager dient dit te hebben afgestemd met de betrokken provincie
blijkend uit een document. Voor de overige natuurmaatregelen waarvoor subsidie wordt
aangevraagd, is het evenals in de eerste tranche, voldoende dat de desbetreffende
provincie hierover is geïnformeerd, wat kan worden aangegeven op het aanvraagformulier.
Verder zal een aanvrager ingeval van een grondverwerving een pretaxatie dienen uit
te voeren die met de aanvraag wordt meegestuurd. De kosten hiervan zullen beperkt
zijn. De overige kosten voor het kadastraal recht en het registratierecht, de notariskosten,
waaronder mede worden verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte en
de kosten van inschrijving in de openbare registers zijn subsidiabel. Voor de verwerving
van de landbouwgrond dient voorts een overeenkomst te worden gesloten, waarvan het
model bij deze regeling is opgenomen. RVO sluit een overeenkomst met een notaris voor
het vestigen van de kwalitatieve verplichting op de grond.
Voor de uitvoering van de eerste tranche heeft RVO voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd
en formats ontwikkeld ter ondersteuning van de aanvraag. Ook voor deze tranche zal
RVO op vergelijkbare wijze ondersteuning bieden bij het doen van een aanvraag. Hiermee
kunnen de benodigde capaciteit, tijd en kosten voor het indienen van een aanvraag
worden beperkt. Aanvragers die naar verwachting de grootste opgave in termen van natuurherstel
te vervullen hebben, zijn bekend met de zogenaamde natuurherstelmaatregelen die op
de herstelstrategieën van het voormalige Programma Aanpak Stikstof (PAS) zijn gebaseerd.
In het voorjaar van 2020 is er reeds een inventariserende uitvraag geweest onder enkele
natuurbeheerders of koepelorganisaties om te bezien welke herstelmaatregelen zij ‘op
de plank’ hebben liggen en snel uitgevoerd kunnen worden. Deze informatie kan in grote
mate worden hergebruikt voor het doen van de formele subsidieaanvraag.
De module is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk, dat heeft besloten
om geen formeel advies uit te brengen omdat de regeldruk op basis van bovenstaande
argumenten beperkt zal zijn.
6. Vaste verandermomenten
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2022, een vast verandermoment. Met publicatie
minder dan twee maanden voordien wordt afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten,
zoals opgenomen in Aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking
wordt gerechtvaardigd, omdat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij spoedige
inwerkingtreding.
II. Artikelen
Artikel I, onderdeel A (artikel 2.15.1)
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor de subsidiemodule
Versneld natuurherstel.
Met de begripsbepaling van ‘landbouwgrond’ wordt aangesloten bij de definitie uit
artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees parlement en de Raad
van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen
aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG)
nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L 347). Deze definitie wordt onder meer gehanteerd
in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Met het aansluiten bij de
definities uit de Wet natuurbescherming wordt zoveel mogelijk uniformiteit in de interpretatie
van de begripsbepalingen aangebracht.
De definitie ‘stikstofgevoelig areaal’ komt te vervallen. Deze definitie was opgenomen
in verband met het identificeren van degene die in aanmerking kwam voor subsidie onder
de module versneld natuurherstel en was tevens van belang voor de bepaling van de
maximale hoogte van de subsidie per terreinbeheerder. Deze verdelingssystematiek wordt
niet meer gehanteerd.
In de definitie ‘stikstofgevoelige habitats of habitats van soorten’ zijn een ontwerpaanwijzingsbesluit
of ontwerpwijzigingsbesluit van een aanwijzingsbesluit toegevoegd. Het wordt nu ook
mogelijk subsidie te verlenen aan een project ten behoeve van in Natura 2000-gebieden
aanwezige stikstofgevoelige natuurlijke habitats en habitats van soorten waarvoor
een instandhoudingsdoelstelling is voorzien.
In de definitie van ‘terreinbeheerder’ is de datumbepaling om zeggenschap te hebben
over stikstofgevoelig areaal krachtens eigendom, erfpacht of recht van beklemming
geschrapt. In het geval er sprake is van erfpacht van een terrein of er een recht
van beklemming op een terrein rust, wordt subsidie aangevraagd door de erfpachter
of laatstbedoelde rechthebbende. Is een dergelijk zakelijk recht niet van toepassing,
dan kan subsidie worden aangevraagd door de eigenaar van het terrein. Hiermee wordt
voorkomen dat zowel de feitelijk beheerder van een terrein als de eigenaar (en dus
voor hetzelfde terrein) subsidie aanvragen.
Artikel I, onderdeel B (artikel 2.15.2)
Uit het tweede lid (nieuw) volgt dat de Minister op aanvraag subsidie verstrekt aan
een natuurlijke persoon, ondernemer, stichting, vereniging of andere rechtspersoon
voor het zelfstandig of in een samenwerkingsverband verwerven van landbouwgrond gelegen
in het Natuurnetwerk Nederland ten behoeve een project, als bedoeld in het eerste
lid. De doelgroep is breder dan terreinbeheerder of een deelnemer in een samenwerkingsverband
waaraan één of meerdere partijen deelnemen die terreinbeheerder zijn voor het uitvoeren
van een project uit het eerste lid. Hierdoor kunnen meer partijen een subsidieaanvraag
doen. De aanvrager, bedoeld in het tweede lid, is niet hoofzakelijk actief in de primaire
landbouwproductie. Steun toegekend in de sector van de primaire landbouwproductie
is, op enkele uitzonderingen na, ingevolge artikel 1, derde lid, onder b, van de algemene
groepsvrijstellingsverordening uitgezonderd van het toepassingsbereik van de algemene
groepsvrijstellingsverordening.
Artikel I, onderdeel C (artikel 2.15.3)
In dit artikel is voor deze subsidiemodule aangegeven welk maximum subsidiebedrag
voor de subsidiabele kosten gehanteerd wordt.
Het eerste lid bepaalt dat de subsidie 100 procent van de subsidiabele kosten bedraagt.
Er is derhalve geen eigen bijdrage door partijen nodig voor het project. De reden
hiervoor is dat versneld natuurherstel, met name na de PAS-uitspraak van de Raad van
State (ECLI:NL:RVS:2019:1604 en ECLI:NL:RVS:2019:1764), noodzakelijk is in het algemeen
belang.
Het tweede lid bepaalt dat de subsidie voor de verwerving van grond 85 procent bedraagt.
Dit is al nader toegelicht in paragraaf 2.2. De subsidie bedraagt 100 procent van
de subsidiabele kosten voor het bodemonderzoek, het kadastraal recht en het registratierecht,
de notariskosten, waaronder mede worden verstaan de kosten van het opmaken van de
notariële akte en de kosten van inschrijving in de openbare registers.
De marktwaarde van de landbouwgrond wordt bepaald op basis van een taxatie, die in
opdracht van de Minister wordt uitgevoerd door een onafhankelijk taxateur (vijfde
lid).
Artikel I, onderdeel D (artikel 2.15.4)
In het tweede lid wordt bepaald dat de kosten in verband met het verwerven van landbouwgrond
ten behoeve van het project in aanmerking komen voor subsidie. Dit betekent dat uitsluitend
de kosten bedoeld in artikel 53, vierde lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening
voor subsidie in aanmerking komen.
De aanvrager is niet hoofzakelijk actief in de primaire landbouwproductie. Steun toegekend
in de sector van de primaire landbouwproductie is, op enkele uitzonderingen na, ingevolge
artikel 1, derde lid, onder b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening uitgezonderd
van het toepassingsbereik van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Het is niet noodzakelijk de te verwerven landbouwgronden aan te wijzen als materieel
erfgoed in de zin van artikel 53, tweede lid, onderdeel b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
De verwerving van landbouwgrond vindt uitsluitend plaats voor instandhouding en herstel
van de Natura 2000-gebieden als bedoeld in artikel 53, vierde lid, onderdeel c, van
de algemene groepsvrijstellingsverordening. Deze gebieden zijn in artikel 2.15.2,
derde lid, van de regeling aangewezen als materieel erfgoed in de zin van artikel
53, tweede lid, onderdeel b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Artikel I, onderdeel E (artikel 2.15.5)
Dit artikel bepaalt op welke wijze het subsidieplafond wordt verdeeld. Dat vindt plaats
op basis van volgorde van rangschikking van de aanvragen. Dit betekent dat de aanvraag
met de meeste punten, het eerst voor subsidie in aanmerking komt, uiteraard met inachtneming
van het maximale subsidiebedrag conform artikel 12.15.3. Wanneer de ingediende aanvraag
onvolledig is, krijgt de aanvrager de mogelijkheid de ontbrekende stukken voor het
einde van de openstellingsperiode alsnog aan te leveren. Na de sluitingsdatum van
de regeling (het moment waarop een aanvraag uiterlijk moet zijn ontvangen) worden
geen aanvullingen of wijzigingen van de aanvraag meer geaccepteerd.
Artikel I, onderdeel F (artikel 2.15.7)
Dit artikel bevat de afwijzingsgronden die, in aanvulling op de afwijzingsgronden
uit artikel 22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZK en LNV-subsidies, van toepassing
zijn.
De afwijzingsgrond, dat de natuurherstelmaatregel of natuurherstelmaatregelen onvoldoende
bijdraagt of bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van het
areaal van de typen natuurlijke habitats of de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden,
komt te vervallen. Dit wordt betrokken bij het advies van de Adviescommissie Natuurherstelmaatregelen
omtrent de rangschikkingscriteria.
Aan dit artikel is de afwijzingsgrond toegevoegd dat de aanvrager die subsidie aanvraagt
voor verwerving, hoofzakelijk actief is in de primaire landbouwproductie. Steun toegekend
in de sector van de primaire landbouwproductie is, op enkele uitzonderingen na, ingevolge
artikel 1, derde lid, onder b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening uitgezonderd
van het toepassingsbereik van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Daarnaast zijn aan dit artikel afwijzingsgronden toegevoegd in verband met de rangschikkingscriteria.
De subsidieaanvraag wordt afwezen, indien de adviescommissie 0 punten aan het project
op basis van de rangschikkingscriteria in artikel 2.15.7a, eerste lid, op één van
de onderdelen a tot en met d, of 1 punt op basis van het rangschikkingscriterium in
artikel 2.15.7a, eerste lid, onderdeel e, heeft toekend.
Artikel I, onderdeel G (artikel 2.15.7a)
De subsidieaanvragen voor een project bestaande uit één of meer natuurherstelmaatregelen
die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van
stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten of voor de verwerving
van landbouwgrond ten behoeve een project worden op basis van vijf criteria gerangschikt.
Voor elk van de vijf criteria kan een score tussen de 0 en 5 punten worden behaald.
Om de nadruk te leggen op criteria die belangrijker zijn, wordt aan bepaalde criteria
een zwaardere weging gegeven. Effectiviteit en urgentie hebben beiden de zwaarste
wegingsfactor, namelijk 3, duurzaamheid en efficiëntie een wegingsfactor van 2 en
haalbaarheid de laagste wegingsfactor van 1. Aan effectiviteit en urgentie wordt het
meeste belang gehecht omdat deze het meest bijdragen aan het doel van de regeling:
het versneld nemen van natuurherstelmaatregelen zodat schadelijke effecten op stikstofgevoelige
natuur niet ontstaan of deze schadelijke effecten te verminderen met als doel het
behalen van de instandhoudingsdoelen en het bereiken van de gunstige staat van instandhouding.
Aan de overige drie criteria wordt een lagere wegingsfactor toegekend, waarvan aan
haalbaarheid van het project (kan het projecten succesvol worden gerealiseerd binnen
de kaders van de regeling) het minste belang wordt toegekend. Door deze wegingsfactoren
is het minimum totaal aantal punten dat voor deze criteria behaald kan worden 0 en
het maximum aantal te behalen punten 55.
Hieronder worden de verschillende rangschikkingscriteria toegelicht, inclusief wegingsfactor.
a. Effectiviteit (wegingsfactor 3)
Allereerst wordt aan een project een hoger aantal punten toegekend, indien het project
naar verwachting leidt tot natuurherstel. Dit betekent dat een project dat meer bijdraagt
aan het herstellen van de kwaliteit en/of het areaal van de stikstofgevoelige natuurlijke
habitats of habitats van soorten hoger wordt gerangschikt op het moment dat natuurherstelmaatregel(en)
meer doeltreffend zijn en meer aansluiten bij de knelpunten van de betreffende stikstofgevoelige
natuurlijke habitats of habitats van soorten. Dit criterium heeft een wegingsfactor
van 3, wat betekent dat een minimum aantal punten van 0 kan worden behaald en een
maximum aantal punten van 15.
b. Duurzaamheid (wegingsfactor 2)
Ten tweede wordt aan een project een hoger aantal punten toegekend, indien het project
meer natuurherstelmaatregelen met een langdurig effect bevat, omdat deze leiden tot
systeemherstel. Daarmee leveren deze natuurherstelmaatregelen een grotere bijdrage
aan de kwaliteit en/of het areaal van de aanwezige stikstofgevoelige natuurlijke habitats
of habitats van soorten, dan aanvragen met slechts een tijdelijk effect. De keuze
hiervoor hangt af van:
-
– het type natuurherstelmaatregel(en);
-
– hoe ver de huidige stikstofdepositie boven de kritische depositie waarde ligt;
-
– het terrein (habitattype).
Dit criterium heeft een wegingsfactor van 2, wat betekent dat een minimum aantal punten
van 0 kan worden behaald en een maximum aantal punten van 10.
c. Urgentie (wegingsfactor 3)
Ten derde wordt aan een project een hoger aantal punten toegekend, indien het project
natuurherstelmaatregelen ten behoeve van een habitattype met een slechtere landelijke
staat van instandhouding (hierna: SvI) bevat.
Natuur die ver van de landelijke gunstige staat van instandhouding (hierna: gSvI)
afstaat, heeft de meeste middelen nodig om de gSvI te bereiken. Daarnaast kan natuur
die zwaar beschadigd is mogelijk onherstelbaar worden beschadigd, waardoor deze geen
bijdrage meer levert aan het bereiken van de gSvI. Als de natuurherstelmaatregel(en)
zich richt op meerdere habitats, dan wordt de score bepaald aan de hand van de habitat
met de slechtste landelijke SvI. Dit criterium heeft een wegingsfactor van 3, wat
betekent dat een minimum aantal punten van 0 kan worden behaald en een maximum aantal
punten van 15.
d. Efficiëntie (wegingsfactor 2)
Ten vierde wordt aan een project een hoger aantal punten toegekend, indien het project
meer efficiënt wordt uitgevoerd. Er wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde
en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output (herstel van natuur)
te realiseren. Hierbij worden de volgende aspecten meegewogen:
-
– mate waarin de opgevoerde kosten doelmatig zijn en in verhouding staan tot de voorgesteld
(type) natuurherstelmaatregel(en);
-
– mate waarin de proceskosten in verhouding staan tot de totale kosten;
-
– mate waarin de opbouw van kosten transparant en herleidbaar is;
-
– mate waarin doelmatig gebruik wordt gemaakt van (bestaande) kennis en kunde.
Dit criterium heeft een wegingsfactor van 2, wat betekent dat een minimum aantal punten
van 0 kan worden behaald en een maximum aantal punten van 10.
e. Haalbaarheid (wegingsfactor 1)
Ten vijfde wordt aan een project een hoger aantal punten toegekend, indien de natuurherstelmaatregelen
in het project meer haalbaar worden geacht. De haalbaarheid van het project wordt
bepaald door de volgende aspecten in samenhang te bezien:
-
– hoe realistisch is het projectplan gezien de complexiteit van de natuurherstelmaatregel(en);
-
– is het project al goed doordacht en voorbereid;
-
– is de planning van de uit te voeren (voorbereidings)werkzaamheden realistisch;
-
– zijn de voor het project relevante risico’s geïdentificeerd en van passende beheersmaatregelen
voorzien;
-
– zijn de relevante partijen, met de benodigde kennis, betrokken bij het project en
zijn de afhankelijkheden van derden (bevoegd gezag, overige partners) in beeld en
zijn deze voldoende beheerst.
Dit criterium heeft een wegingsfactor van 1, wat betekent dat een minimum aantal punten
van 0 kan worden behaald en een maximum aantal punten van 5.
De aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, worden vervolgens hoger gerangschikt
naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.
Voor zover het subsidieplafond wordt overschreden, stelt de Minister de onderlinge
rangschikking van die aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt vast
door loting op grond van artikel 28, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZK-
en LNV-subsidies.
Artikel I, onderdeel H (artikel 2.15.8)
De Adviescommissie Natuurherstelmaatregelen adviseert de Minister op zijn verzoek
met betrekking tot alle aanvragen om subsidie op de afwijzingsgronden, bedoeld in
artikel 23, aanhef en onderdelen b en d tot en met g, van het Kaderbesluit nationale
EZK- en LNV-subsidies en artikel 2.15.7, aanhef en onderdeel h, en de toekenning van
punten aan het project op basis van de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel
2.15.7a.
Artikel I, onderdeel I (artikel 2.15.9)
Dit artikel bevat de verplichtingen voor de subsidieontvanger. Er zijn verplichtingen
toegevoegd die samenhangen met de verwerving van landbouwgrond.
Het vierde lid bepaalt dat binnen twee jaar na subsidieverlening de landbouwgrond
dient te zijn verworven. Tevens wordt er een overeenkomst gesloten tussen de Minister
en subsidieontvanger. De overeenkomst bepaalt onder meer dat degene aan wie het terrein
toebehoort, het desbetreffende terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond,
het terrein beheert overeenkomstig de natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering
van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke
habitats of habitats van soorten als bedoeld in artikel 2.15.2, eerste lid.
Ook bepaalt deze overeenkomst dat deze verplichtingen zullen overgaan op degenen die
het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden
zullen zijn degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het goed zullen
krijgen.
Het vijfde lid bepaalt dat de overeenkomst zo spoedig mogelijk dient te worden ingeschreven
in de openbare registers.
In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de aan te leveren gegevens
in het projectplan conform het aangeleverde format, gerelateerd aan de rangschikkingscriteria.
Onderdeel in projectplan
|
R1: effectiviteit
|
R2: duurzaamheid
|
R3: urgentie
|
R4: efficiëntie
|
R5: haalbaarheid
|
een beschrijving van het natuurlijke systeem met de voornaamste knelpunten voor herstel1
|
x
|
|
|
|
|
het pakket aan natuurherstelmaatregelen dat nodig is voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstelling2
|
x
|
x
|
|
|
|
overzichtskaart van de locatie van natuurherstelmaatregel(en) en betreffende stikstofgevoelige
natuurlijke habitats of habitats van soorten
|
x
|
|
x
|
|
x
|
beschrijving van de uit te voeren (voorbereidings)werkzaamheden
waarvoor subsidie wordt aangevraagd
|
x
|
|
|
x
|
x
|
het effect van de natuurherstelmaatregel(en) op de stikstofgevoelige natuurlijke habitats
of habitats van soorten (o.a. oppervlakte)
|
x
|
|
|
|
|
een onderbouwing van hoe lang de natuurherstelmaatregel(en) effect heeft op de stikstofgevoelige
natuurlijke habitats of habitats van soorten
|
|
x
|
|
|
|
projectplanning
|
|
|
|
|
x
|
risico-inventarisatie inclusief beheersmaatregelen
|
|
|
|
|
x
|
overzicht projectorganisatie en toelichting wie welke bijdrage levert
|
|
|
|
x
|
x
|
open begroting van projectkosten conform het aangeleverde format
|
|
|
|
x
|
|
X Noot
1Voor de beschrijving van het natuurlijke systeem en andere aan te leveren gegevens
mogen bestaande documenten, zoals het beheerplan en de gebiedsanalyse, gebruikt worden.
X Noot
2Voor het pakket van maatregelen kan het beheerplan worden gebruikt, aangevuld met
eigen gegevens waar nodig.
Artikel I, onderdeel J (artikel 2.15.9a)
Dit artikel bepaalt dat de modelovereenkomst voor de vestiging van de kwalitatieve
verplichting is opgenomen in bijlage 2.15.1.
Artikel I, onderdeel K (artikel 2.15.10)
In dit artikel zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens
die de subsidieaanvraag moet bevatten of waarvan deze vergezeld dient te gaan. In
verband met het toevoegen aan de regeling van de mogelijkheid om ook subsidie aan
te vragen voor verwerving van landbouwgrond dient de subsidieaanvraag ook vergezeld
te gaan van een onderbouwing waarom dit perceel bijdraagt aan verbetering van de kwaliteit
of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats
van soorten, een door een onafhankelijke taxateur, uitgevoerde pretaxatie van het
te verwerven perceel en een kadastrale omschrijving van het perceel ten behoeve waarvan
de subsidie wordt aangevraagd (onderdeel g). Daarnaast dient de verwerving van de
landbouwgrond te worden ingetekend op de kaart uit onderdeel c van dit artikel.
Daarnaast dient bij de subsidieaanvraag voor de verwerving van landbouwgrond een document
te worden gevoegd, waaruit blijkt dat de voorgestelde maatregel met de provincie waarin
deze maatregel wordt uitgevoerd, is afgestemd. Het is aan de aanvrager zelf de benodigde
(mate van) afstemming te zoeken met de desbetreffende provincie over de maatregelen,
waarbij het vanzelf spreekt dat rekening wordt gehouden met bestaande afspraken in
lopende gebiedsprocessen. Hiertoe kan bijvoorbeeld een afschrift van een gespreksverslag
tussen de subsidieaanvrager en de afdeling Grondzaken van een provincie dienen. Deze
subsidiemodule doet niet af aan de normale gezagsverhoudingen ten aanzien van natuurbeleid;
de provincies blijven bevoegd gezag en gebiedsregisseur. Verder kan het nodig zijn
dat voor de uitvoering van maatregelen toestemmingen of vergunningen worden verkregen.
Het is niet nodig dat deze al bij de subsidieaanvraag zijn aangevraagd of verkregen.
Wel moeten benodigde toestemmingen of vergunningen aanwezig voordat met de uitvoering
van de maatregelen wordt begonnen.
Artikel I, onderdeel L (artikel 2.15.11)
Met dit onderdeel wordt bijlage 2.15.1 vervangen in de RNES. De definitie ‘stikstofgevoelig
areaal’ vervalt. Daarmee kan het in bijlage 2.15.1 opgenomen overzicht van stikstofgevoelige
natuurbeheertypen, waarnaar werd verwezen in voornoemde definitie worden vervangen
door de modelovereenkomst kwalitatieve verplichting. Voor een toelichting op deze
overeenkomst wordt verwezen naar de toelichting die is opgenomen in artikel I, onderdeel
I (artikel 2.15.9).
Artikel II
Artikel II regelt de inwerkingtreding van deze regeling. Voor nadere toelichting wordt
verwezen naar paragraaf 6 van deze nota van toelichting.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten