ARTIKEL I
De Subsidieregeling publieke gezondheid wordt als
volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot
van dat artikel door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
-
e. projectsubsidie: een subsidie voor activiteiten aan een
instelling die anders dan als instellingssubsidie wordt verstrekt;
-
f. uitkering: een specifieke uitkering als bedoeld in
artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet.
B
Paragraaf § 2. komt te luiden:
§ 2. Berekeningswijze
Artikel 4
Een subsidie of een uitkering die op grond van deze
regeling wordt verstrekt, bestaat uit een door de minister vast te stellen
bedrag voor overeenkomstig een door de minister goedgekeurd activiteitenplan
uitgevoerde activiteiten.
Artikel 5
Baten en lasten die door middel van interne
doorberekeningen worden toegerekend, worden bepaald op bedrijfseconomische en
maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voorzover hierin lasten zijn begrepen
van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van
aanschaffingsprijzen van die activa berekend.
C
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid komt te luiden:
2. Aan artikel 9 wordt een lid toegevoegd, luidende:
D
Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
- a. screeningsorganisatie:
-
Stichting Bevolkingsonderzoek Nederland;
2. In onderdeel j wordt ‘de screeningsorganisaties maken’
vervangen door ‘de screeningsorganisatie maakt’.
E
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘vrouwen’ vervangen door ‘vrouwen in de
leeftijdsgroep van 30 tot en met 60 jaar, alsmede transmannelijke en
genderdiverse personen in de leeftijdsgroep van 30 tot en met 60 jaar met een
baarmoeder die zich hebben aangemeld bij de screeningsorganisatie’.
b. In onderdeel b wordt ‘vrouwen’ vervangen door ‘de personen,
bedoeld onder a,’.
c. Onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door
een puntkomma wordt er een onderdeel toegevoegd, luidende:
F
In artikel 44 wordt ‘Een screeningsorganisatie’ vervangen door
‘De screeningsorganisatie’.
G
Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘voor het jaar 2020 en
voor het jaar 2021’ vervangen door ‘voor het jaar 2021 en voor het jaar
2022’.
b. Onder Ppu. wordt het bedrag van ‘€ 39,17’
vervangen door ‘€ 40,71’ en het bedrag van ‘€ 16,35’ door ‘€ 17,46’.
c. Onder Pcpu. wordt het bedrag van ‘€ 27,81’
vervangen door ‘€ 28,57’.
d. Onder Pzas. wordt het bedrag van ‘€ 24,00’
vervangen door ‘€ 25,34’ en het bedrag van ‘€ 15,00’ door ‘€ 15,39’.
e. Onder Pcuzm. wordt het bedrag van
‘€ 56,27’ vervangen door ‘€ 57,85’ en het bedrag van ‘€ 34,51’ door
‘€ 35,56’.
f. Onder Puzas. wordt het bedrag van
‘€ 54,93’ vervangen door ‘€ 56,48’ en het bedrag van ‘€ 34,51’ door
‘€ 35,56’.
g. Onder Poo. wordt het bedrag van ‘€ 25,13’
vervangen door ‘€ 31,86’.
2. In het tweede lid wordt ‘de screeningsorganisaties’ vervangen
door ‘de screeningsorganisatie’.
3. Het derde lid komt te luiden:
-
3. Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend
geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden
zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag
waarvan de hoogte bij de verlening is genoemd, verminderd met de eventuele
overschrijding van de maximaal toegestane reservering, bedoeld in artikel
23.
4. Het vierde lid vervalt.
H
Na artikel 46 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 47
Onverminderd artikel 20, meldt de screeningsorganisatie
onverwijld schriftelijk aan de minister indien sprake is van een stijging of
daling van de som van het aantal Qpu en Qzas, bedoeld in artikel 46, van meer
dan 2% ten opzichte van de subsidieverlening.
Artikel 47a
De uitvoering van een bevolkingsonderzoek naar
baarmoederhalskanker als bedoeld in artikel 42 wordt aangewezen als een dienst
van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106, tweede lid, van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
I
Artikel 48, onderdeel a, komt te luiden:
- a. screeningsorganisatie:
-
Stichting Bevolkingsonderzoek
Nederland;
J
Artikel 49 komt te luiden:
Artikel 49
Voor de uitvoering van een bevolkingsonderzoek naar
borstkanker kan de minister een instellingssubsidie verstrekken aan de
screeningsorganisatie.
K
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘vrouwen’ vervangen door ‘vrouwen in de
leeftijdsgroep van 50 tot en met 75 jaar, alsmede transmannelijke en
genderdiverse personen in de leeftijdsgroep van 50 tot en met 75 jaar met
borstweefsel die geen borst verwijderende operatie hebben ondergaan en zich
hebben aangemeld bij de screeningsorganisatie’.
2. In onderdeel b wordt ‘vrouwen’ vervangen door ‘de personen,
bedoeld onder a,’.
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door
een puntkomma wordt er een onderdeel toegevoegd, luidende:
L
Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘voor het jaar 2020 en voor het jaar
2021’ vervangen door ‘voor het jaar 2021 en voor het jaar 2022’ en wordt het
bedrag van ‘€ 105,36’ vervangen door ‘€ 99,33’.
2. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend
geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden
zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag
waarvan de hoogte bij de verlening is genoemd, verminderd met de eventuele
overschrijding van de maximaal toegestane reservering, bedoeld in artikel
23.
M
In artikel 52 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1’
voor het eerste lid.
N
Na artikel 52 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 52a
Onverminderd artikel 20, meldt de screeningsorganisatie
onverwijld schriftelijk aan de minister indien sprake is van een stijging of
daling van het aantal onderzoeken naar borstkanker van meer dan 2% ten opzichte
van de subsidieverlening.
Artikel 52b
De uitvoering van een bevolkingsonderzoek naar borstkanker
als bedoeld in artikel 49 wordt aangewezen als een dienst van algemeen
economisch belang in de zin van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie.
O
Artikel 53 komt te luiden:
Artikel 53
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a. onderzoek:
-
het in het kader van het bevolkingsonderzoek naar
darmkanker beoordelen van bloed in ontlasting door een laborant met eventuele
doorverwijzing voor coloscopie voor aanvullend diagnostisch onderzoek;
- b. screeningsorganisatie:
-
Stichting Bevolkingsonderzoek Nederland.
P
Artikel 54 komt te luiden:
Artikel 54
Voor de uitvoering van het bevolkingsonderzoek naar
darmkanker kan de minister een instellingssubsidie verstrekken aan de
screeningsorganisatie.
Q
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘mannen en vrouwen’ vervangen door ‘alle
personen’.
2. In onderdeel b wordt ‘deelnemers’ vervangen door ‘de personen,
bedoeld onder a,’.
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door
een puntkomma wordt er een onderdeel toegevoegd, luidende:
R
In artikel 56 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1’
voor het eerste lid.
S
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na ‘voor het jaar 2021’ ingevoegd ‘en
voor het jaar 2022’.
2. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend
geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden
zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag
waarvan de hoogte bij de verlening is genoemd, verminderd met de eventuele
overschrijding van de maximaal toegestane reservering, bedoeld in artikel
23.
T
Na artikel 57 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 58
Onverminderd artikel 20, meldt de screeningsorganisatie
onverwijld schriftelijk aan de minister indien sprake is van een stijging of
daling van het aantal onderzoeken naar darmkanker van meer dan 2% ten opzichte
van de subsidieverlening.
Artikel 59
De uitvoering van een bevolkingsonderzoek naar darmkanker als
bedoeld in artikel 54 wordt aangewezen als een dienst van algemeen economisch
belang in de zin van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie.
U
Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘1 mei 2020 tot en met 30 april 2021’
vervangen door ‘1 mei 2021 tot en met 30 april 2022’.
b. Onder Pt. wordt het bedrag van ‘€ 12,50’ vervangen door
‘€ 12,75’.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt het percentage ‘10%’ vervangen door
‘5%’.
b. In onderdeel b wordt de zinsnede ‘10% tot maximaal 60%’
vervangen door ‘10% tot maximaal 30%’.
V
In artikel 67b, onderdeel a, wordt ‘73 tot en met 79 jaar’
vervangen door ‘69 tot en met 73 jaar’.
W
In artikel 67d, eerste lid, wordt ‘1 mei 2020 tot en met
30 april 2021’ vervangen door ‘1 mei 2021 tot en met 30 april 2022’.
X
In artikel 67j wordt ‘in 2021’ vervangen door ‘in 2022’.
Y
In artikel 67k, eerste lid, wordt ‘1 januari 2021 tot en met
31 december 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022 tot en met 31 december
2022’.
Z
In de aanhef van artikel 67l wordt ‘boekjaar 2021’ vervangen
door ‘boekjaar 2022’.
BB
In hoofdstuk II wordt na paragraaf 5b een paragraaf ingevoegd,
luidende:
§ 5c. Vaccinatie tegen HPV voor 18-26 jarigen
Artikel 67q
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a. aanvullende HPV-vaccinatiecampagne:
-
vaccinaties tegen HPV aan personen van 18 tot en met
26 jaar die zich niet eerder hebben laten vaccineren tegen HPV of zich niet
eerder volledig hebben laten vaccineren tegen HPV;
- b. GGD:
-
de Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid en
Veiligheid Nederland;
- c. GGD GHOR NL:
-
de vereniging voor de publieke gezondheid en
veiligheid in Nederland;
- d. HPV:
-
het Humaan Papillomavirus;
- e. Kaderregeling:
-
Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
Artikel 67r
In afwijking van artikel 1a van deze regeling, zijn op deze
paragraaf hoofdstuk 1, hoofdstuk 3, hoofdstuk 4, hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7
van
de Kaderregeling van toepassing.
Artikel 67s
-
1. De minister kan een projectsubsidie verstrekken aan GGD
GHOR NL voor de voorbereiding van de aanvullende HPV-vaccinatiecampagne in de
periode van 1 januari 2022 tot en met 1 september 2022.
-
2. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien GGD GHOR
NL met de Staat een overeenkomst sluit waarbij de Staat haar belast met en zij
zich verplicht tot het verrichten van de dienst van algemeen economisch belang,
bedoeld in artikel 67v.
Artikel 67t
-
1. De aanvraag tot verlening van de subsidie wordt uiterlijk
1 januari 2022 ontvangen.
-
2. De minister kan ontheffing verlenen voor de termijn,
bedoeld in het eerste lid.
Artikel 67u
De subsidie, bedoeld in artikel 67r, eerste lid, bestaat
uit de werkelijke kosten van de voorbereiding van de aanvullende
HPV-vaccinatiecampagne tot ten hoogste € 4.000.000.
Artikel 67v
De voorbereiding van de aanvullende HPV-vaccinatiecampagne
als bedoeld in deze regeling wordt aangewezen als een dienst van algemeen
economisch belang in de zin van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie.
CC
Artikel 68a komt te luiden:
Artikel 68a
-
1. Op deze paragraaf zijn de artikelen 4:35, 4:37, 4:38, 4:46,
4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van
overeenkomstige toepassing.
-
2. Op deze paragraaf zijn de artikelen 9 en 23 van deze
regeling van overeenkomstige toepassing.
DD
In artikel 69 wordt ‘instellingssubsidie’ telkens vervangen door
‘uitkering’.
EE
In artikel 70 wordt ‘de instellingssubsidie’ vervangen door ‘de
uitkering’.
FF
Artikel 71 komt te luiden:
Artikel 71
De uitkering bedraagt in 2022 jaarlijks ten hoogste:
-
1° € 13.325.583 voor de GGD van de gemeente Amsterdam;
-
2° € 5.190.927 voor de GGD Regio Gelderland Zuid;
-
3° € 2.114.066 voor de GGD Groningen;
-
4° € 3.367.707 voor de afdeling GGD van de Dienst OCW van de
gemeente Den Haag;
-
5° € 4.623.324 voor de GGD Rotterdam-Rijnmond;
-
6° € 4.318.123 voor de GGD van het openbaar lichaam Hart
voor Brabant;
-
7° € 2.333.562 voor de GGD Zuid-Limburg;
-
8° € 1.655.046 voor de GGD Regio Utrecht.
GG
In artikel 74 wordt ‘de instellingssubsidie’ vervangen door ‘de
uitkering’.
HH
Artikel 75 komt te luiden:
Artikel 75
In afwijking van de artikelen 32 tot en met 36 wordt de
uitkering als volgt vastgesteld:
-
a. De coördinerende GGD legt verantwoording af over de
besteding van de uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de
Financiële-verhoudingswet.
-
b. De minister besluit binnen zes maanden na ontvangst van
de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, over de vaststelling
van de uitkering.
-
c. Indien de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend
zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de voorwaarden en
verplichtingen die verbonden zijn aan de uitkering, wordt de uitkering
vastgesteld tot ten hoogste het bedrag dat is bepaald in het besluit tot
verlening.
II
In artikel 76* wordt ‘de instellingssubsidie’ vervangen door ‘de
uitkering’.
JJ
Artikel 78 komt te luiden:
Artikel 78
-
1. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027, met
dien verstande dat hoofdstuk II, paragraaf 5c, vervalt met ingang van 1 januari
2024 en hoofdstuk II, paragraaf 6, vervalt met ingang van 1 januari 2023.
-
2. Deze regeling blijft van toepassing op subsidies en
uitkeringen die op grond van deze regeling zijn verleend.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum
van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de
Subsidieregeling publieke gezondheid (hierna: de Subsidieregeling). De
Subsidieregeling is gewijzigd in verband met het verlengen van de werkingsduur,
het actualiseren van bedragen, de subsidiëring van de voorbereiding van de
aanvullende vaccinatiecampagne tegen het HPV-virus in de leeftijden 18 tot en
met 26 jaar en enkele wijzigingen van ondergeschikte aard.
Met de onderhavige wijzigingsregeling is ten eerste de werkingsduur
van de Subsidieregeling verlengd met vijf jaar, met uitzondering van hoofdstuk
II, paragraaf 6 omtrent de aanvullende seksuele gezondheidszorg (ASG). De ASG
wordt verlengd met één jaar.
Hoofdstuk II, paragrafen 2, 3 en 4 maken subsidiering van de
bevolkingsonderzoeken naar baarmoederhalskanker, borstkanker en darmkanker
mogelijk. De Stichting Bevolkingsonderzoek Nederland is de ontvanger van deze
subsidie. Per 1 januari 2022 is de fusie van de huidige 5
screeningsorganisaties afgerond en zijn zij ondergebracht in de Stichting
Bevolkingsonderzoek Nederland. Met het aanbieden van de drie
bevolkingsonderzoeken worden deze vormen van kanker vroegtijdig opgespoord. Dit
leidt tot een verminderde ziektelast en tot een lagere sterfte aan deze vormen
van kanker. Voor de te onderscheiden screeningen is een tarief vastgesteld dat
jaarlijks wordt beoordeeld. Dit heeft ertoe geleidt dat de tarieven voor
baarmoederhalskanker en borstkanker voor 2022 worden herzien.
Omdat de bevolkingsonderzoeken naar baarmoederhalskanker en
borstkanker ook bedoeld zijn voor transmannelijke en genderdiverse personen die
binnen de leeftijdsgroep vallen, worden deze nu ook opgenomen in de
omschrijving van de doelgroep.
Tevens is de regeling aangepast aan de eisen die voortvloeien uit
het sluiten van een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB) met de
Stichting Bevolkingsonderzoek Nederland.
Hoofdstuk II, paragraaf 5 en 5a, maken subsidiering van de
vaccinatie tegen influenza en pneumokokkenziekte mogelijk. De Stichting
Nationaal Programma Grieppreventie (SNPG) is de ontvanger van de subsidie en
maakt financiering van het door de huisarts zetten van de griep- en
pneumokokkenvaccinatie mogelijk. De huisartsen dragen jaarlijks zorg voor het
aanbieden van griep- en pneumokokkenvaccinatie aan de doelgroep uit het
Nationaal Programma Griepvaccinatie (NPG) en het Nationaal Programma
Pneumokokkenvaccinatie voor Ouderen (NPPV). Door het aanbieden van deze
vaccinaties wordt onnodige ziekte en sterfte binnen de doelgroep voorkomen. De
doelgroep voor het NPG zijn alle 60-jarigen en verschillende medische
risicogroepen1. De doelgroep voor het NPPV wordt jaarlijks door het RIVM
bepaalt op basis van vaccinbeschikbaarheid en opkomst. Voor najaar 2021 zijn
het de personen van 69 tot en met 73 jaar.
De kosten voor het NPG bedragen omstreeks 44 miljoen euro,
afhankelijk van de opkomst. Het tarief wordt jaarlijks geïndexeerd en wordt
voor 2021 vastgesteld op € 12,75.
Voor het NPPV is een vast tarief van € 21 vastgesteld. Dit
bestaat uit € 20 voor de kosten van het vaccin en € 1 voor aanloopkosten. Het
tarief per toegediend vaccin wordt voor de periode 2020-2023 niet geïndexeerd.
De totale kosten voor het programma komen naar verwachting neer op 18 miljoen
euro, uitgaande van 85% opkomst.
Indien het aanbieden van vaccinatie tegen het Coronavirus via
huisartsen gewenst is in 2022, biedt hoofdstuk II, paragraaf 5b, de
mogelijkheid om de huisartsen hiervoor te financieren.
Hoofdstuk II, paragraaf 5c, is ingevoegd in verband met de
aanvullende vaccinatiecampagne tegen het Humaan Papillomavirus (HPV) voor
personen in de leeftijden van 18 tot en met 26 jaar. De Gezondheidsraad
concludeerde in het najaar van 2019 dat er gezondheidswinst valt te halen door
jongeren van 18 tot en met 26 jaar, die zich nog niet (volledig) hebben laten
vaccineren tegen het HPV-virus, de gelegenheid te geven dat alsnog te doen.
Door deze jongeren te vaccineren worden niet alleen de jongeren zelf beschermd
tegen verschillende soorten HPV-gerelateerde kankersoorten (en deels ook andere
aandoeningen zoals genitale wratten), maar dragen gevaccineerde jongeren het
virus minder over aan elkaar.
HPV is een seksueel overdraagbaar virus dat al met lichamelijk
contact kan worden overgedragen en de vaccinatie is het meest effectief op het
moment dat jongeren nog niet eerder seks hebben gehad. Naarmate de jongeren
ouder worden, neemt de kans op het hebben van lichamelijk (seksueel) contact
toe en daarmee ook de kans op een besmetting met het virus. Vaccinatie van de
doelgroep jongeren van 18 tot en met 26 jaar dient daarom zo snel mogelijk van
start te gaan. Deze wijzigingsregeling maakt het mogelijk om subsidie te
verstrekken aan GGD GHOR NL voor de voorbereiding van de aanvullende
HPV-vaccinatiecampagne. De verwachting is dat de Subsidieregeling in de zomer
van 2022 opnieuw zal worden gewijzigd in verband met de toevoeging van een
subsidie voor de daadwerkelijke uitvoering van de aanvullende
HPV-vaccinatiecampagne (het zetten van de vaccinaties). Voor de periode daarna
wordt er gewerkt aan een juridische verankering van de aanvullende
HPV-vaccinatiecampagne in het Besluit publieke gezondheid.
Hoofdstuk II, paragraaf 6, betreft de subsidiëring van de
Aanvullende Seksuele Gezondheidszorg (ASG). Op grond van deze paragraaf kan een
specifieke uitkering worden verstrekt aan acht coördinerende GGD’en voor
aanvullende curatieve soa-zorg en seksualiteitshulpverlening. Het betreft een
publieke taak op het gebied van infectieziekte bestrijding om de seksuele
gezondheid te bevorderen. Het doel is om de uitvoering van bestaande
werkzaamheden op het gebied van aanvullende seksuele gezondheidszorg te
continueren, waaronder het laagdrempelig en gratis testen op soa en hiv. Dit is
voornamelijk voor personen met een verhoogd risico op soa. Daarnaast wordt
seksualiteitshulpverlening aangeboden voor jongeren onder de 25 jaar. De
verlenging van de subsidiering van de ASG-taken betreft slechts één jaar. Voor
2023 en verder wordt er gewerkt aan een juridische verankering van de
ASG-paragraaf in de Wet publieke gezondheid. Naast de verlenging van de
werkingsduur is de ASG tekstueel omgezet in een specifieke uitkering. Dit
betreft een technische wijziging.
Staatssteun
Er is sprake van staatssteun als aan de vijf cumulatieve criteria
van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie is voldaan. De subsidie aan de screeningsorganisatie in het kader
van de bevolkingsonderzoeken en de subsidie aan GGD GHOR NL in het kader van de
aanvullende HPV-vaccinatiecampagne voldoen aan deze vijf cumulatieve criteria
en vormen daarom staatssteun. Deze staatssteun kan gerechtvaardigd worden door
de subsidieontvanger te belasten met een DAEB. Rechtspersonen die belast zijn
met een DAEB mogen met een subsidie gecompenseerd worden voor de kosten van het
uitvoeren van de DAEB. Om de uitvoering van de DAEB te realiseren, wordt met
elk van de subsidieontvangers een DAEB-overeenkomst gesloten. Door toepassing
te geven aan het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011
(2012/21/EU), valt de compensatie op grond van de onderhavige regeling niet
onder de verplichting tot voorafgaande aanmelding van artikel 108, derde lid,
van het VWEU en is de compensatie verenigbaar met artikel 106, tweede lid, van
het VWEU.
Dit brengt met zich mee dat er voor het uitvoeren van publieke
diensten slechts een kostendekkend tarief mag worden verstrekt van de overheid
naar de private partij. Om overcompensatie te voorkomen wordt er in deze
Subsidieregeling, voor wat betreft de subsidies waarbij een DAEB wordt
gevestigd, gewerkt met een afrekening op basis van werkelijk gemaakte kosten.
Voor de subsidie aan de screeningsorganisatie in het kader van de
bevolkingsonderzoeken (hoofdstuk II, paragraaf 1 t/m 3) betekent dit een nieuwe
manier van verantwoording. Dit houdt in dat de kosten gedekt worden tot ten
hoogste het tarief van de activiteiten en dat bij een positief resultaat uit
gesubsidieerde activiteiten, de screeningsorganisatie dit positieve resultaat
tot een bepaald maximum mag behouden ten behoeve van de reserve. Het overige
positieve resultaat uit gesubsidieerde activiteiten boven het maximum van de
reserve wordt bij de aanvraag tot vaststelling gemeld bij de minister en zal
door de minister worden teruggevorderd.
Artikelsgewijs
ARTIKEL I
A
In hoofdstuk I, paragraaf 1, zijn de begrippen en algemene
bepalingen opgenomen. In artikel 1 worden twee onderdelen toegevoegd om de
begrippen projectsubsidie en specifieke uitkering te kunnen definiëren. Deze
begrippen zijn relevant voor de subsidie voor de aanvullende vaccinatiecampagne
HPV (hoofdstuk II, paragraaf 5c) en voor de wijziging van de paragraaf omtrent
de ASG (hoofdstuk II, paragraaf 6).
B
Hoofdstuk I, paragraaf 2, wordt gewijzigd, zodat de daarin
opgenomen berekeningswijze niet alleen geldt voor de instellingssubsidies, maar
ook voor de projectsubsidie en specifieke uitkering die op grond van de
Subsidieregeling worden verstrekt.
C
Aan artikel 9 wordt een lid toegevoegd om de aanvraagperiode
voor de subsidies voor 2022 te kunnen verlengen. De aanvragen voor 2022 dienen
op grond van artikel 9, eerste lid, te worden ingediend voor 1 oktober 2021.
Deze wijzigingsregeling, met geactualiseerd bedragen voor de subsidies voor
2022 is nog niet gepubliceerd voor 1 oktober 2021. Daarom wordt de datum
waarvoor de aanvragen moeten worden ingediend verlengd tot 15 november
2021.
D t/m T
Deze onderdelen betreffen een wijziging van de subsidies voor
de bevolkingsonderzoeken naar baarmoederhalskanker, borstkanker en darmkanker
(hoofdstuk II, paragraaf 2, 3 en 4). In deze paragrafen zijn grotendeels
dezelfde aanpassingen gedaan.
Allereerst zijn de bedragen en jaartallen geactualiseerd en is
de definitie van screeningsorganisaties gewijzigd. Er is op dit moment één
screeningsorganisatie, namelijk de Stichting Bevolkingsonderzoek Nederland.
Daarom is in deze paragrafen ‘screeningsorganisaties’ of ‘een
screeningsorganisatie’ vervangen door ‘de screeningsorganisatie’.
Daarnaast zijn de paragrafen genderneutraal gemaakt. Voor wat
betreft het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker en borstkanker gaat
het naast vrouwen van 30 – 60 jaar ook om transmannelijke en genderdiverse
mannen van 30 – 60 jaar met een baarmoeder die zich hebben aangemeld bij de
screeningsorganisatie. Voor wat betreft het bevolkingsonderzoek naar darmkanker
is ‘mannen en vrouwen’ vervangen door ‘personen’.
Tevens is de wijze van vaststelling gewijzigd. De
Subsidieregeling gaat uit van verlenen en vaststellen op basis van PxQ. Met
deze wijziging wordt de vaststelling bepaald aan de hand van de werkelijk
gemaakte kosten. Hiervoor is gekozen om overcompensatie te voorkomen. Dit is
van belang in verband met de aanwijzing van de activiteiten als DAEB.
Tot slot is er een specifieke meldingsplicht toegevoegd. Het
betreft geen nieuwe meldingsplicht, maar slechts een verduidelijking van de
meldingsplicht die reeds in artikel 20, eerste lid, onder c, is opgenomen. De
screeningsorganisatie dient melding te doen van een omvangrijke stijging of
daling van het aantal bevolkingsonderzoeken ten opzichte van het aantal
bevolkingsonderzoeken dat volgt uit de verleningsbeschikking. Het gaat om een
stijging of daling van meer dan 2%.
U
Dit onderdeel betreft een wijziging van de subsidie voor het
nationaal programma grieppreventie (Hoofdstuk II, paragraaf 5). Het gaat om een
actualisering van bedragen en jaartallen.
V en W
Deze onderdelen betreffen een wijziging van de subsidie voor de
vaccinatie tegen pneumokokken (Hoofdstuk II, paragraaf 5a). Het gaat om de
actualisering van jaartallen en de doelgroep wordt aangepast van personen van
73 tot en met 79 jaar naar personen van 69 tot en met 73 jaar. De doelgroep
wordt jaarlijks door het RIVM bepaalt op basis van vaccinbeschikbaarheid en
opkomst. Voor najaar 2021 zijn het de personen van 69 tot en met 73 jaar.
De subsidie voor het borgen van de koelkwaliteit en
koelcapaciteit voor de vaccinaties was eenmalig en komt daarom te
vervallen.
X t/m AA
Deze onderdelen betreffen een wijziging van de subsidie voor de
vaccinatie tegen het coronavirus (Hoofdstuk II, paragraaf 5b). Het gaat om de
actualisering van jaartallen. Ook voor 2022 is het voor de huisartsen mogelijk
om een subsidie aan te vragen voor de vaccinatie tegen het coronavirus.
BB
Dit onderdeel voegt een nieuwe paragraaf aan hoofdstuk II toe
ten behoeve van de vaccinatie tegen het HPV-virus. Op grond van hoofdstuk II,
paragraaf 5c, kan GGD GHOR NL een projectsubsidie aanvragen voor de
voorbereiding van de aanvullende HPV-vaccinatiecampagne. Uit de definitie van
aanvullende HPV-vaccinatiecampagne volgt dat het gaat om de HPV-vaccinaties die
GGD’en aanbieden aan personen van 18 tot en met 26 jaar die zich niet eerder
hebben laten vaccineren tegen HPV of zich niet eerder volledig hebben laten
vaccineren tegen HPV. Onder de voorbereiding van de aanvullende
HPV-vaccinatiecampagne wordt onder andere verstaan: het schrijven van een
implementatieplan samen met het RIVM, en eventuele voorbereidend werk ten
aanzien van de uitvoering van dit plan, zoals voorbereiden infrastructuur
(bijvoorbeeld locatiekosten, callcentrum en inhuur personeel), het
voorbereiden, het bouwen en het implementeren van het registratiesysteem, en de
uitwisseling van data met het RIVM. De voorbereiding voor de aanvullende
HPV-vaccinatiecampagne vindt plaats in de periode van 1 januari 2022 tot en met
1 september 2022.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien GGD GHOR NL een
overeenkomst afsluit met de Staat waarmee GGD GHOR NL wordt belast met de
uitvoering van een DAEB. De voorbereiding van de aanvullende
HPV-vaccinatiecampagne wordt in artikel 67v aangewezen als een DAEB.
Artikel 67u bepaalt de hoogte van het subsidiebedrag. De
subsidie voor de voorbereiding van de aanvullende HPV-vaccinatiecampagne
bestaat uit de werkelijke kosten tot ten hoogste € 4.000.000.
Op deze paragraaf is de Kaderregeling van toepassing. Het gaat
om een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling. De
subsidie wordt verstrekt via een subsidieverlening en subsidievaststelling.
Voor de aanvraag tot verlening van de subsidie is hoofdstuk 3 van de
Kaderregeling van toepassing. De aanvraag tot verlening kan worden ingediend
tot uiterlijk 1 januari 2022 door middel van een door de minister vastgesteld
formulier. Bij de aanvraag wordt een activiteitenplan en een begroting
aangeleverd.
Het besluit tot verlening van de subsidie en de wijze van
bevoorschotting volgen uit hoofdstuk 4 respectievelijk hoofdstuk 6 van de
Kaderregeling. Het besluit tot verlening van de subsidie wordt genomen binnen
13 weken na ontvangst van de aanvraag tot verlening. Bij beschikking kunnen
ambtshalve voorschotten worden verstrekt. Deze voorschotten worden in beginsel
gelijkmatig verspreid over de projectperiode uitbetaald. Op verzoek van de
subsidieaanvrager of op eigener beweging kan voor een andere wijze van
bevoorschotting worden gekozen. Reden voor afwijking van het voorgeschreven
bevoorschottingsritme kan de liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger of
een risicoanalyse zijn.
Uit hoofdstuk 7 van de Kaderregeling volgt e wijze waarop de
vaststelling van de subsidie plaatsvindt. De aanvraag tot vaststelling van de
subsidie wordt ingediend binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten
waarvoor subsidie is verleend, uiterlijk moeten zijn verricht. De wijze van
verantwoording volgt uit artikel 7.8 van de Kaderregeling. GGD GHOR NL legt
rekening en verantwoording af aan de hand van een activiteitenverslag en een
financieel verslag. De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke
kosten. Op deze manier wordt overcompensatie voorkomen, hetgeen van belang is
voor het vestigen van een DAEB.
CC t/m II
Deze onderdelen betreffen een wijziging van de subsidie voor de
ASG (hoofdstuk II, paragraaf 6). Het gaat ten eerste om de actualisering van
jaartallen en uitkeringsbedragen. Ook voor 2022 is het voor de coördinerende
GGD’en mogelijk om een uitkering aan te vragen voor de uitvoering van de ASG.
Daarnaast is de paragraaf tekstueel gewijzigd van een subsidie in een
specifieke uitkering. Een bijdrage uit ’s Rijks kas door de minister aan een
GGD is namelijk geen subsidie, maar een specifieke uitkering in de zin van
artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet. Het betreft slechts een
technische wijziging. De aanvraag en wijze van verantwoording zijn ongewijzigd.
Artikel 9 en 23 van de Subsidieregeling zijn daarom van overeenkomstige
toepassing verklaard. Het blijft dus mogelijk om een reserve op te bouwen.
Artikel 75 is slechts tekstueel gewijzigd, zodat het artikel in lijn is met
andere specifieke uitkeringen.
JJ
De vervaldatum van de Subsidieregeling wordt gewijzigd van
1 januari 2022 naar 1 januari 2027, met dien verstande dat hoofdstuk II,
paragraaf 5c vervalt met ingang van 1 januari 2024 en hoofdstuk II, paragraaf
6, vervalt met ingang van 1 januari 2023. De Subsidieregeling wordt dus
verlengd met vijf jaar, met uitzondering van de subsidie voor de aanvullende
HPV-vaccinatiecampagne en de subsidie voor de aanvullende seksuele
gezondheidszorg. Deze hebben een looptijd van twee respectievelijk één (extra)
jaar.
ARTIKEL II
In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij
regelgeving (VVM) treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de
datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiervoor is
gekozen in verband met de aanvragen ten behoeve van het jaar 2022 die in 2021
nog moeten worden ingediend.
De Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge