Regeling van de Minister van Financiën van 2 december 2021, 2021-0000229697, directie Financiële Markten, houdende regels met betrekking tot de maximumbedragen van aansprakelijkheid bij nucleaire ongevallen (Regeling aansprakelijkheid kernongevallen)

De Minister van Financiën,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat;

Gelet op de artikelen 5, tweede lid, en 8, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen;

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen gelden voor de volgende exploitanten ten aanzien van de daarbij genoemde kerninstallaties bedragen van aansprakelijkheid zoals bepaald in de onderstaande tabel.

    COVRA NV ten aanzien van de radioactief afval opslag- en verwerkingsfaciliteiten te Nieuwdorp

    € 100 miljoen

    De TU-Delft ten aanzien van de Hoger Onderwijs Reactor te Delft

    € 70 miljoen

    Urenco Nederland BV ten aanzien van de uraniumverrijkingsfabrieken te Almelo

    € 100 miljoen

    De Nuclear Research and consultancy Group v.o.f. ten aanzien van de Hoge Flux Reactor en de overige nucleaire installaties op de Onderzoekslocatie Petten

    € 150 miljoen

  • 2. De in het eerste lid opgenomen bedragen gelden tot en met 31 december 2026.

Artikel 2

In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen zijn exploitanten voor het vervoer van nucleaire stoffen aansprakelijk voor € 80 miljoen.

Artikel 3

De installaties van de exploitanten Nuclear Research and consultancy Group v.o.f. en Urenco Nederland BV worden aangemerkt als één installatie in de zin van artikel 8, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheid kenongevallen.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aansprakelijkheid kernongevallen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling bepaalt de bedragen waarvoor exploitanten van kerninstallaties aansprakelijk zijn in afwijking van het uitgangspunt in de Wet aansprakelijkheid kernongevallen (hierna: de wet) dat de exploitanten in beginsel aansprakelijk zijn voor een maximumbedrag van € 1,2 miljard (artikel 5 eerste lid, van de wet). Alleen voor de kerncentrale Borssele staat echter vast dat een kernongeval aldaar een schade van € 1,2 miljard kan veroorzaken. Voor kerninstallaties waarvan de aard van desbetreffende kerninstallatie of de te verwachten gevolgen van een kernongeval dat rechtvaardigen, kan een lager bedrag van aansprakelijk worden vastgesteld. Dit is bijvoorbeeld geval voor reactoren waar radioactieve isotopen worden geproduceerd voor de bestrijding van kanker. Deze regeling strekt ertoe die lagere bedragen van aansprakelijkheid voor een aantal exploitanten van in Nederland gelegen kerninstallatie vast te stellen. Voorts wordt de aansprakelijkheid bij vervoer van nucleaire stoffen vastgesteld. Thans vindt deze vaststelling plaats op basis van een aan de exploitant van de betreffende kerninstallatie gerichte beschikking. Artikel 5, tweede lid, van de gewijzigde wet, die per 1 januari 2022 in werking treedt, schrijft voor dat dit bij ministeriële regeling plaatsvindt. Wat voorheen op basis van beschikkingen was geregeld, wordt thans dus op basis van een ministeriële regeling geregeld.

Deze regeling is gebaseerd op de wet zoals die op 1 januari 2022 zal komen te luiden. De wet wordt dan gewijzigd door de Wet van 30 oktober 2008 tot wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen ter uitvoering van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie en ter uitvoering van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van Verdrag van 31 januari 1963 tot aanvulling van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie (Stb. 2008, 509).

De belangrijkste verbetering in het Verdrag van 29 juli 1960 die door het protocol van 12 februari 2004 wordt bewerkstelligd betreft de verhoging van de bedragen waarvoor een exploitant van een kerninstallatie krachtens het verdrag aansprakelijk zal zijn, alsmede de wijziging van de rekeneenheid in het verdrag. Waar het huidige verdrag bepaalt dat de aansprakelijkheid in beginsel is beperkt tot een maximumbedrag van 15 miljoen SDR,1 voorziet het herziene verdrag in een aansprakelijkheid van kernexploitanten van ten minste € 700 miljoen. In Nederland is op grond van artikel 5, eerste lid, van de wet met € 1,2 miljard al een hoger aansprakelijkheidsbedrag vastgesteld dan dit minimum. Voorts wordt het huidige minimumbedrag van aansprakelijkheid van 5 miljoen SDR voor ongevallen met installaties met een laag risico en met het vervoer van nucleaire stoffen, verhoogd tot respectievelijk € 70 miljoen en € 80 miljoen.

Consultatie

De conceptregeling aansprakelijkheid kernongevallen is van 4 oktober tot en met 1 november geconsulteerd (zie Overheid.nl | Consultatie Regeling aansprakelijkheid kernongevallen (internetconsultatie.nl). Op de consultatie zijn vier reacties gegeven: twee reacties van burgers, een reactie van de organisatie Wise, die zich inzet voor de energierevolutie, en een reactie van de stichting Laka, die zich inzet tegen kernenergie.

De gemaakte opmerkingen hebben voornamelijk tot strekking dat de in regeling genoemde bedragen te laag zouden zijn. Laka stelt de principiële vraag waarom de aansprakelijkheid niet onbeperkt zou kunnen zijn, zoals in Duitsland het geval is. Vooropgesteld moet worden dat Duitsland een van de weinige verdragstaten is waar dit het geval is. Onbeperkte aansprakelijkheid betekent daarbij niet dat de verplichte dekking ongelimiteerd is, ook niet in Duitsland. Als een risico wordt verzekerd of op een andere wijze gegarandeerd, is het nodig vooraf te vast te stellen tot welk bedrag die verzekering of garantie strekt.

Als een kernongeval hogere schade veroorzaakt dan de verzekeringsdekking van de exploitant, garandeert de Nederlandse staat de schade tot een bedrag van € 1,5 miljard. Wise merkt op dat burgers en bedrijven die schade door het ongeval zouden lijden niet bij de belanghebbenden in de consultatie zijn opgenomen. De reden dat dit niet is gedaan, is dat schade die zij door een kernongeval zouden lijden altijd wordt gedekt door de verzekering van de exploitant dan wel de staatsgarantie. Dit neemt echter niet weg dat het onwenselijk is dat de schade boven de verzekerde som uitkomt en daarom door de Staat zou moeten worden gedragen. Bij de vaststelling van de bedragen is er daarom naar gestreefd dit zoveel mogelijk uit te sluiten, zonder dat exploitanten van kerninstallaties zich zouden moeten oververzekeren. Elke verhoging van de verzekerde som zou leiden tot een premieverhoging, ook als het risico dat een dergelijke schade bij een kernongeval bij die installatie wordt veroorzaakt zeer klein tot nihil is.

De hoogtes van de bedragen die in de regeling zijn opgenomen zijn gebaseerd op schattingen die de exploitanten van de betreffende kerninstallaties hebben laten maken. De deugdelijkheid daarvan is beoordeeld door de Minister van Financiën en de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Vanaf de inwerkingtreding van deze regeling zal een beleid worden toegepast, waarbij de eenmaal vastgestelde bedragen zullen worden aangepast als dat nodig is. Dit zal enerzijds geschieden door een vijfjaarlijkse indexering en anderzijds door rekening te houden met nieuwe inzichten in het betreffende risico en de aansprakelijkheidslimieten te bezien die in andere landen van toepassing zijn bij vergelijkbare installaties. In de consultatiereacties van Wise en Laka worden drie installaties met naam genoemd, waarvan wordt gesteld dat de daarvoor vastgestelde aansprakelijkheidsbedragen te laag zouden zijn. Dit betreft de Centrale Organisatie voor radioactief Afval (COVRA), de Hoger Onderwijs Reactor (HOR) in Delft en de Hoge Fluxreactor (HFR) in Petten. Mede naar aanleiding van advies van de ANVS zal het wenselijke aansprakelijkheidsbedrag van de HFR nogmaals worden bezien. Als daaruit blijkt dat een ander aansprakelijkheidsbedrag wenselijk is, zal deze regeling daarvoor op een latere datum worden gewijzigd. Voor COVRA en de HOR is er vooralsnog geen aanleiding de bedragen nader te herzien. Voor beide installaties geldt dat, zelfs bij het scenario van een zeer ernstig ongeval, het besmettingsgebied zeer beperkt zal blijven.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In het eerste lid wordt geregeld voor welke in Nederland gelegen kerninstallaties voor de exploitant een lager bedrag van aansprakelijkheid geldt dan het wettelijke bedrag van aansprakelijkheid van € 1,2 miljard (artikel 5, tweede lid, van de wet). Voor het bedrag van aansprakelijkheid dienen de exploitanten een verzekering af te sluiten. Volgens artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van wet, zoals dat vanaf 1 januari 2022 zal komen te luiden, is dat mogelijk als de aard van de desbetreffende kerninstallatie alsmede de te verwachten gevolgen van een kernongeval dat rechtvaardigen. De bedragen zijn vastgesteld op basis van een inschatting van dan te ontstane omgevingsschade, zowel materiële schade als lichamelijk letsel. Dit schadebegrip moet breed worden toegepast, maar voorwaarde is wel dat die schade moet voortkomen uit in de kerninstallatie aanwezige nucleaire stoffen. Schade aan de kerninstallatie ten gevolge van het ongeval wordt in geen geval meegenomen. Voor een tweetal exploitanten geldt één schadebedrag voor meerdere installaties. Dit wordt toegelicht bij artikel 3. Alleen het bedrag van aansprakelijkheid van de TU-Delft is aangepast ten opzichte van de eerder in beschikkingen vastgelegde bedragen. Deze aansprakelijkheid is verhoogd naar het op grond van het van artikel 7, onderdeel b, van het gewijzigde Verdrag van 29 juli 1960 geldende minimumbedrag van € 70 miljoen.

In het tweede lid wordt bepaald dat de in het eerste lid genoemde bedragen gelden tot en met 31 december 2026. Dit houdt verband met een advies van de Algemene Rekenkamer aan de Minister van Financiën om vanaf het moment van inwerkingtreding van deze regeling de bedragen, genoemd in artikel 1, in overeenstemming met de Minister van Justitie (thans de Minister voor Rechtsbescherming) te indexeren. Door de indexatie, die vijfjaarlijks zal plaatsvinden, wordt voorkomen dat het verzekerde bedrag door bijvoorbeeld waardestijging van omliggende woningen en bedrijven te veel uit de pas gaat lopen met de potentiële schade van een kernongeval. Een prijsindexatie lijkt het meest voor de hand te liggen. Dit neemt niet weg dat als daartoe aanleiding is nog nader onderzoek wordt uitgevoerd naar potentiële schade bij een kernongeval bij een bepaalde kerninstallatie, bijvoorbeeld als de omgeving van de kerninstallatie ingrijpende veranderingen heeft ondergaan.

Artikel 2

In dit artikel worden de bedragen vastgesteld voor het vervoer van nucleaire stoffen. Het minimale bedrag van aansprakelijkheid dient in elk geval € 80 miljoen te bedragen (artikel 7 van het gewijzigde Verdrag van 29 juli 1960). Dit bedrag dat reeds op het vervoer van nucleaire stoffen van en naar in Nederland gelegen nucleaire installaties van toepassing is wordt in deze regeling aangehouden.

Artikel 3

In artikel 3 wordt toepassing gegeven aan de bevoegdheid van de Minister van Financiën om in overeenstemming met de Minister die het mede aangaat voor de toepassing van het Verdrag van Parijs meerdere kerninstallaties die op hetzelfde terrein worden geëxploiteerd als één kerninstallatie aan te merken. Hiermee wordt voorkomen dat de exploitant voor elk van die installaties tot een bepaald bedrag aansprakelijk is en daarvoor een verzekering moet afsluiten, terwijl evengoed kan worden volstaan met één verzekering voor al die installaties waarbij de installatie met het hoogste bedrag van aansprakelijkheid als uitgangspunt wordt genomen. Gelet op het verband met aansprakelijkheidsrecht is de Minister die dit mede aangaat de Minister voor Rechtsbescherming.

Artikel 4

Deze regeling treedt op dezelfde dag in werking als de Wet van 30 oktober 2008 (Stb. 2008, 509). In artikel 5, tweede lid, van de wet zoals dat komt te luiden en artikel 8 van de wet is de bevoegdheid tot het vaststellen van deze regeling opgenomen. Op die dag worden ook de voornoemde protocollen van 12 februari 2004 geratificeerd. Om te voorkomen dat alle exploitanten aansprakelijk zijn voor het wettelijke bedrag van € 1,2 miljard, is gelijktijdige inwerkingtreding op 1 januari 2022 wenselijk.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

De waarde van een SDR (Special Drawing Rights, speciale trekkingsrechten) bedraagt thans ongeveer € 1,15.

Naar boven