Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 29 november 2021, kenmerk 3284783-1020229-PZO, houdende wijziging van de Subsidieregeling leren gebruiken van uitkomstinformatie voor Samen beslissen 2021–2025 in verband met het aanpassen van de specifieke inhoudelijke criteria voor 2022 en enkele andere wijzigingen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling leren gebruiken van uitkomstinformatie voor Samen beslissen 2021–2025 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1. wordt na het onderdeel ‘keuzehulpen’ een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

kinderen:

alle personen tussen de vier en achttien jaar.

B

In artikel 1.2 wordt ‘onder a, b en c,’ gewijzigd in ‘onder a en b,’.

C

Artikel 2.3 onderdeel e vervalt, onder vernummering van de onderdelen f tot en met i tot onderdeel e tot en met h.

D

Artikel 2.4 onderdeel g komt te luiden:

  • g. staat beschreven hoe de subsidieaanvrager eraan bijdraagt dat de projectresultaten door anderen worden benut waarbij deze om niet voor iedereen toegankelijk en te gebruiken zijn.

E

Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. activiteiten geven een impuls aan het in de praktijk leren gebruiken van bestaande uitkomstinformatie door patiënt en zorgverlener voor Samen beslissen;

2. In onderdeel d vervalt ‘, door samenwerking in een zorg- en ondersteuningsnetwerk en goede informatie-uitwisseling binnen dit netwerk te bevorderen’.

F

Na artikel 2.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.6a specifieke inhoudelijke criteria voor 2022

In aanvulling op de criteria, bedoeld in artikel 2.4 en 2.5, komt een aanvraag in 2022 uitsluitend voor subsidiëring in aanmerking als de activiteiten zijn gericht op:

  • a. de doelgroep kinderen met een zorgvraag en hun naasten;

  • b. de omslag naar persoonsgerichte en uitkomstgerichte zorg;

  • c. het goed informeren van kinderen op hun eigen niveau; en

  • d. gezondheidsvaardigheden bij gezamenlijke besluitvorming.

G

In artikel 2.7, tweede lid, wordt ‘artikel 2.4 tot en met 2.6’ vervangen door ‘de artikelen 2.4 en 2.5 en de specifieke inhoudelijke criteria die gelden voor het jaar waarin de betreffende aanvragen zijn gedaan’.

H

Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden:

In de situatie, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, worden de betreffende aanvragen getoetst en gerangschikt aan de hand van de volgende criteria:

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. in de aanvraag wordt geanticipeerd op de invoering van de Persoonlijke GezondheidsOmgeving (PGO), waarbij rekening wordt gehouden met zowel de digitale vaardigheden als de gezondheidsvaardigheden van de doelgroep.

I

In artikel 3.1, tweede lid wordt, ‘de minister’ vervangen door ‘het Zorginstituut’.

J

Artikel 3.4. wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het Zorginstituut beoordeelt of de aanvraag voldoet aan de criteria, bedoeld in artikel 2.4 en 2.5, en of de subsidie staatssteun als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bevat.

2. In artikel. 3.4, tweede lid, wordt ‘specifieke criteria voor 2021’ vervangen door ‘de specifieke inhoudelijke criteria die gelden voor het jaar waarin de betreffende aanvraag is gedaan’.

3. In artikel 3.4, derde lid, wordt ‘artikel 2.7’ vervangen door ‘artikel 2.8’.

K

Artikel 4.3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘een inhoudelijk verslag’ wordt vervangen door ‘inhoudelijk verslag’.

2. ‘subsidieverlenging’ wordt vervangen door ‘subsidieverlening’.

L

Artikel 4.4, derde lid, vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot het derde lid.

M

Aan hoofdstuk 4 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 4.5 staatssteun

De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat met de subsidie geen staatssteun wordt verleend aan derden.

N

In artikel 6.1, tweede lid, wordt ‘de minister’ vervangen door ‘het Zorginstituut’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Deze regeling zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

TOELICHTING

1. Algemeen

Op grond van de Subsidieregeling leren gebruiken van uitkomstinformatie voor Samen beslissen 2021–2025 (hierna: de Subsidieregeling) kan het Zorginstituut Nederland (hierna: het Zorginstituut) namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport subsidies verstrekken voor activiteiten die zijn gericht op het leren gebruiken van bestaande uitkomstinformatie door patiënt en zorgverlener voor Samen beslissen. De Subsidieregeling heeft nu als doel het stimuleren van het in de praktijk leren gebruiken van uitkomstinformatie door patiënt en professional, met het oog op Samen beslissen over de best passende zorg. Op grond van de Subsidieregeling kan het Zorginstituut met behulp van jaarlijkse aanvraagrondes subsidie verstrekken en hiertoe wordt jaarlijks een thema bepaald dat prioriteit heeft voor de beoogde activiteiten. Met de subsidieregeling wordt een impuls gegeven aan projecten die bijdragen aan het thema. Met deze regeling (hierna: wijzigingsregeling) wordt een nieuw thema voor jaargang 2022 vastgesteld met de daar bijbehorende specifieke inhoudelijke criteria voor in te dienen subsidieaanvragen in 2022. Daarnaast worden in de wijzigingsregeling enkele andere wijzigingen doorgevoerd, onder andere wijzigingen die moeten voorzien in het voorkomen van ongeoorloofde staatssteun, het toevoegen van een begripsbepaling en het corrigeren van taalfouten en foutieve verwijzingen. Ook worden met de wijzigingsregeling meer neutrale termen doorgevoerd zodat de specifieke jaarthema’s gemakkelijker kunnen worden doorgevoerd in de Subsidieregeling.

Thema voor 2022

In 2022 richt de Subsidieregeling zich in het bijzonder op het bevorderen van het gebruik van uitkomstinformatie voor Samen beslissen door zorgverleners en kinderen en indien nodig en/of gewenst hun naasten waaronder ouders en/of gezagdragers. Binnen het programma Uitkomstgerichte Zorg is geconstateerd dat er behoefte is om in te gaan op de specifieke situatie bij kinderen. Kinderen zijn namelijk geen kleine volwassenen en moeten anders worden benaderd dan volwassenen. Daarnaast wordt in het recente rapport van De Kinderombudsman1 ook aandacht gevraagd voor betrokkenheid van kinderen bij beslissingen tijdens hun ziekte. Voor het jaarthema Samen beslissen met kinderen wordt uitgegaan van de leeftijdscategorie tussen de vier en achttien jaar.

Met deze Subsidieregeling wordt bijgedragen aan het principe om de juiste zorg te bieden op de juiste plek, dus in de nabije omgeving of thuis als het kan en in het ziekenhuis als het moet. Juist voor kinderen is het voor hun verdere ontwikkeling van belang om zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving van gezin, school en buitenschoolse activiteiten te blijven.

Ook voor kinderen is de eerstelijnszorg in principe de eerste ingang tot zorg. De eerste lijn en met name de huisarts heeft een gidsfunctie. Zij bekijkt of verdere behandeling nodig is en als dat nodig is ook wat en waar. Het kan dan gaan over ondersteuning vanuit de eerste lijn met bijvoorbeeld fysiotherapie of om een vervolgtraject in het ziekenhuis, inclusief eventuele nazorg. Aandacht voor kinderpalliatieve zorg hoort daar ook bij.

Voor kinderen is het belangrijk om betrokken te worden bij beslissingen die in deze zorgtrajecten over hun ziekte worden genomen. Dat betekent dat betrokken zorgverleners goed moeten samenwerken in het netwerk rondom het kind. Dat kan complex zijn, maar is noodzakelijk om op eenduidige en begrijpelijke wijze kinderen op hun eigen niveau te kunnen betrekken. Daarnaast is deze samenwerking ook noodzakelijk om het kind te kunnen doorverwijzen naar de juiste partij én om goede informatie-uitwisseling te bevorderen.

Voor kinderen die zorg vanuit de tweede en/of derde lijn ontvangen is de kindzorg in principe zo geregeld, dat de eindverantwoordelijkheid voor de medische zorg bij de behandelend medisch specialist ligt. Daarbij vervult de eerstelijnszorg veelal een belangrijke rol in het zorgnetwerk rondom het kind. Dat geldt met name voor kinderen met chronische en/of oncologische aandoeningen, die vaak naast zorg in het ziekenhuis ook zorg thuis ontvangen. De verantwoordelijkheid voor de organisatie en indicatie van die zorg thuis ligt bij de kinderverpleegkundige, uiteraard in afstemming met het kind en naasten.

Rondom kindzorg bestaan al veel eerstelijns samenwerkingsverbanden die ondersteuning bieden in de thuissituatie, bijvoorbeeld bij het proces van Samen beslissen en therapietrouw en technische handelingen rondom oncologische zorg.

In de Subsidieregeling wordt uitgegaan van het lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren van kinderen en dat betekent ook dat medische preventie en leefstijlinterventies als onderdeel van het behandeltraject kunnen worden meegenomen. Hetzelfde geldt voor relevante afstemming met het sociale netwerk van kinderen, zoals de schoolomgeving.

Het betrekken van kinderen bij beslissingen in de zorg is niet vrijblijvend. Het recht om betrokken te worden, te participeren en om gehoord te worden is vastgelegd in artikel 12 van het VN-Kinderrechtenverdrag2 en in de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO). In de WGBO3 is per leeftijdscategorie geregeld wie toestemming moet geven voor de medische behandeling van een minderjarig kind.

Netwerkzorg en initiatief voor activiteiten vanuit de eerste lijn

In deze subsidieregeling is samenwerking tussen in ieder geval de eerste- en de tweede- en/of derdelijns curatieve zorg, waarbij het initiatief voor de activiteiten uit de eerste lijn komt een van de subsidievoorwaarden. De bedoeling hiervan is om een impuls te geven aan het gebruiken van uitkomstinformatie bij Samen beslissen in de eerstelijnszorg, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van de kennis en ervaringen die hierover inmiddels vanuit de tweede- en/of derdelijns curatieve zorg is ontwikkeld, o.a. binnen het programma Uitkomstgerichte Zorg. Dit programma is tot nu toe gericht op de medisch specialistische zorg, maar zorg wordt steeds meer geleverd in netwerken rondom de patiënt en daarbij is ook verbinding met de eerstelijnszorg relevant.

Met deze Subsidieregeling wordt daarom een impuls gegeven om het gebruik van uitkomstinformatie in de eerste lijn te stimuleren. Dat betekent dat de eerste lijn altijd in het gehele project waarvoor subsidie wordt aangevraagd moet participeren. Het kan daarbij gaan om projecten die door de eerste lijn zelf vanuit de eigen praktijkomgeving worden ingebracht en/of in samenwerking met relevante onderzoeksgroepen en/of kenniscentra. Projecten kunnen ook vanuit de tweede en/of derde lijn worden aangedragen, waarbij de eerste lijn een belangrijke rol speelt in het zorgtraject en een gelijkwaardige samenwerkingspartner is. Het gaat daarbij om samenwerking van zorgverleners in een netwerk rondom het kind dat centraal staat en waarbij op het ene moment de medisch specialist het voortouw heeft en op een ander moment vanuit de eerste lijn bijvoorbeeld de huisarts, wijkverpleegkundige, diëtist of ergotherapeut.

Aansluiten bij lopende ontwikkelingen

Deze Subsidieregeling sluit aan bij het programma Uitkomstgerichte Zorg en het is van belang dat de ervaringen en resultaten van projecten uit beide trajecten worden gedeeld en gebruikt. Voor projecten binnen de Subsidieregeling is het daarom zinvol om de ontwikkelingen binnen het programma Uitkomstgerichte Zorg en gerelateerde ontwikkelingen te volgen. De verwachting is dat medio 2022 bijvoorbeeld een generieke patiënt gerapporteerde uitkomstmaat (PROM) beschikbaar is, die is te gebruiken voor kinderen.

Binnen de medische kindzorg thuis (onderdeel van de wijkverpleging) is in het verlengde van het kwaliteitskader wijkverpleging een specifieke PREM (Patient Reported Experience Measure) voor de kindzorg ontwikkeld, die vanaf 2021 wordt uitgevraagd door de kindzorgaanbieders in de wijkverpleging.

Beide ontwikkelingen bieden mogelijkheden voor het gebruiken van uitkomstinformatie in het proces van samen beslissen.

Daarnaast zijn er ook bestaande instrumenten die zich richten op kinderen, zoals de ‘3 goede vragen’4 voor kinderen en een bewustwordingstools voor Samen beslissen voor kind en ouders5. Ook zijn inmiddels meerdere keuzehulpen beschikbaar die zich richten op verschillende aandoeningen bij kinderen. Een aandachtspunt bij keuzehulpen is dat als zij verder worden ontwikkeld als interactieve apps, deze als een medisch hulpmiddel kunnen worden gezien waarvoor een CE-markering nodig is.

Ook op het gebied van digitalisering en informatie-uitwisseling vinden doorlopend nieuwe ontwikkelingen plaats. Een aanbeveling in het rapport van De Kinderombudsman is om de positieve ontwikkeling die tijdens de coronacrisis is ontstaan te behouden als het gaat om zorg op afstand. Bij dergelijke e-health toepassingen is het van belang om ook te anticiperen op invoering van PGO’s waarbij ook apps kunnen worden gebruikt. Het ontwikkelen van speciale apps die patiënten zelf gebruiken om gegevens bij te houden vallen niet onder deze Subsidieregeling.

2. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 1.1 wordt de definitie voor de doelgroep kinderen toegevoegd ten behoeve van het jaarthema voor 2022. In deze Subsidieregeling worden kinderen gedefinieerd als alle personen tussen de vier tot achttien jaar. Hiervoor is gekozen omdat in verschillende leeftijdscategorieën andere problematiek speelt en de benadering van kinderen in de verschillende leeftijdscategorieën anders is, onder andere door de betrokkenheid van naasten. Voor de leeftijdscategorie van vier tot achttienjarigen is gekozen, omdat hiermee wordt aangesloten bij het rapport van De Kinderombudsman om het kind zelf centraal te stellen. De afbakening van de leeftijdsgrens van vier jaar is gebaseerd op de leeftijd waarop kinderen in het algemeen naar de basisschool gaan en hun communicatieve vaardigheden een impuls krijgen. De leeftijdsgrens van achttien jaar wordt daarbij in de praktijk flexibel gehanteerd, omdat de overgang naar volwassenenzorg afhankelijk is van de sociale ontwikkeling van kinderen en deze overgang veel impact heeft.

Onderdeel B

In de Subsidieregeling is abusievelijk opgenomen dat artikel 1.5, onder c, van de Kaderregeling OCW, SZW en VWS niet van toepassing is. De subsidies die worden verstrekt op grond van de Subsidieregeling zijn namelijk subsidies als bedoeld in artikel 1.5, onder c, dan wel d, van de Kaderregeling OCW, SZW en VWS. Dit volgt ook uit artikel 2.1 van de Subsidieregeling. Met de wijziging onder B wordt dit recht gezet.

Onderdeel C

Onderdeel C voorziet in het vervallen van onderdeel e van artikel 2.3. In dit onderdeel werd aangegeven dat subsidie niet wordt verstrekt voor projecten die zijn gericht op het opbouwen of in stand houden van een commercieel verdienmodel. Dit onderdeel is echter overbodig gebleken omdat het een vereiste is dat projectresultaten om niet voor iedereen toegankelijk en te gebruiken zijn.

Onderdeel D

Onderdeel D voorziet in een toevoeging in artikel 2.4 onderdeel g. Deze toevoeging geeft aan dat de subsidieaanvrager in de aanvraag beschrijft hoe hij of zij eraan bijdraagt dat de projectresultaten door anderen worden benut waarbij deze projectresultaten om niet voor iedereen toegankelijk en te gebruiken zijn. Hierbij kan gedacht worden aan het delen van de informatie via Open Access.

Onderdeel E

Onderdeel E voorziet in een wijziging van artikel 2.5 van de Subsidieregeling.

Ten eerste wordt onderdeel a gewijzigd. Deze wijziging geeft aan dat het gaat om het geven van een impuls voor het in de praktijk leren gebruiken van bestaande uitkomstinformatie door patiënt en zorgverlener voor Samen beslissen. Het is de bedoeling dat na deze impuls, de projectresultaten zijn geïmplementeerd binnen in ieder geval de deelnemende organisaties. Bij voorkeur worden deze projectresultaten verder verspreid binnen en buiten de eigen organisaties.

Ten tweede voorziet onderdeel E in het vervallen van een zinsnede in onderdeel d. Met dit artikel wordt benadrukt dat het van belang is dat doorverwezen wordt naar de juiste partij, waarbij in het proces van Samen beslissen de voorkeuren van de patiënt worden gevolgd. Doorverwijzing kan ook plaatsvinden naar een partij buiten het eigen zorg- en ondersteuningsnetwerk. De vervallen zinsnede betreft een algemeen uitgangspunt dat samenwerking in een zorg- en ondersteuningsnetwerk en goede informatie-uitwisseling binnen dit netwerk het doorverwijzen naar de juiste partij bevordert. De vervallen zinssnede staat in dat verband los van het doorverwijzen naar de juiste partij.

Onderdeel F

Onderdeel F voorziet in de jaar specifieke criteria op grond waarvan de aanvragen worden beoordeeld. De aanvragen moeten aan alle genoemde criteria voldoen.

In artikel 2.6 onderdeel a staat dat een aanvraag in 2022 uitsluitend voor subsidiëring in aanmerking komt als de activiteiten zijn gericht op de doelgroep kinderen met een zorgvraag en hun naasten. De keuze voor dit jaarthema is gebaseerd op de geconstateerde behoefte binnen het programma Uitkomstgerichte Zorg aan aandacht voor de specifieke situatie bij kinderen en een rapport van De Kinderombudsman. Voor het jaarthema voor 2022 is gekozen voor de doelgroep kinderen in de leeftijdscategorie tussen de vier en achttien jaar. Voor een verdere uitleg van de keuze van het onderwerp en de leeftijdscategorie verwijs ik naar de toelichting bij onderdeel A.

In de verschillende leeftijdscategorieën speelt andere problematiek en de benadering van kinderen in de verschillende leeftijdscategorieën is ook anders. Uit de subsidieaanvraag moet dan ook blijken dat de aanpak aansluit op de leefwereld van de betreffende doelgroep in het project.

Artikel 2.6a onder b geeft aan dat een omslag naar persoonsgerichte en uitkomstgerichte zorg waarbij het kind centraal staat van belang is. Dit blijkt ook uit het rapport van De Kinderombudsman, waarin staat dat kinderen vaak onvoldoende worden gehoord en dat op dat gebied kwaliteitswinst kan worden geboekt.

Artikel 2.6a onder c benadrukt dat een kindgerichte benadering van belang is waarbij rekening wordt gehouden met het niveau van het kind.

In artikel 2.6a onder d wordt aangegeven het van belang is rekening te houden met gezondheidsvaardigheden van zowel het kind als diens naasten. Uit onderzoek blijkt dat bij één derde van de volwassenen deze vaardigheden beperkt zijn6. Het is van belang dat ook deze groep voldoende kan meedoen en dat daarmee rekening wordt gehouden.

Onderdeel G

Met de wijziging in onderdeel G wordt voorzien in het doorvoeren van neutrale termen in plaats van de verwijzing naar artikel 2.6 die ziet op het specifieke jaarthema. Door dit artikel te vervangen door de zinssnede ‘de specifieke inhoudelijke criteria die gelden voor het jaar waarin de betreffende aanvragen zijn gedaan’ kan in opeenvolgende jaren het specifieke jaarthema gemakkelijker worden doorgevoerd.

Onderdeel H

Ten eerste wordt de aanhef van artikel 2.8 gewijzigd zodat in opeenvolgende jaren het specifieke jaar thema gemakkelijker doorgevoerd kan worden. Hiervoor gelden dezelfde overwegingen als genoemd in de toelichting bij onderdeel G.

Onderdeel H voorziet in de tweede plaats in een toevoeging van onderdeel d aan artikel 2.8. Deze toevoeging beschrijft een vierde criterium voor de rangschikking van aanvragen. Het is namelijk een pré als in het project wordt geanticipeerd op de invoering van PGO’s waarbij ook rekening wordt gehouden met digitale vaardigheden en gezondheidsvaardigheden van kinderen en hun naasten waar mogelijk.

Naarmate een aanvraag aan meer criteria voldoet, krijgt hij een hogere rangorde. Onderdelen a tot en met d zijn criteria die in de rangschikking even zwaar wegen. De volgorde van de verschillende criteria is daarbij niet relevant.

Onderdeel I

Met deze wijziging wordt deze bepaling in overeenstemming gebracht met de huidige uitvoeringspraktijk. Voor een aanvraag tot subsidieverlening wordt namelijk een door het Zorginstituut vastgesteld formulier gebruikt, dat bekend wordt gemaakt via de website7 van het Zorginstituut.

Onderdeel J

Onderdeel J wijzigt artikel 3.4 van de Subsidieregeling op drie punten.

Ten eerste wordt aan het eerste lid van artikel 3.4. toegevoegd dat het Zorginstituut de aanvraag toetst aan de criteria uiteengezet in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Indien er sprake is van ongeoorloofde staatssteun zal op grond van artikel 4:35, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet tot subsidiëring van de activiteiten worden overgegaan. Dit betekent dat de subsidieaanvraag niet gehonoreerd zal worden.

Ten tweede worden er in het tweede lid ‘specifieke criteria voor 2021’ vervangen door ‘de specifieke inhoudelijke criteria die gelden voor het jaar waarin de betreffende aanvraag is gedaan’. Hierdoor kan in opeenvolgende jaren het specifieke jaarthema gemakkelijker worden doorgevoerd.

Tot slot wordt een foutieve verwijzing in het derde lid gecorrigeerd. Abusievelijk is artikel 2.7 opgenomen, dit wordt nu aangepast naar artikel 2.8.

Onderdeel K

Onderdeel K voorziet in een wijziging van artikel 4.3, tweede lid, waarbij twee taalfouten worden gecorrigeerd.

Onderdeel L

Met wijziging van artikel 4.4 vervalt het derde lid. Het vereiste uit het derde lid is vanaf nu opgenomen in artikel 2.4. Zie voor verdere uitleg onderdeel D.

Onderdeel M

Dit onderdeel voorziet in de toevoeging van een nieuwe verplichting voor de subsidieontvanger. Deze verplichting strekt ertoe dat de subsidieontvanger zelf met het subsidiegeld geen staatssteun verleent aan derden. Zo zal inschakeling van derden plaats vinden op basis van transparante criteria en marktconforme tarieven, voor zover het de aanwending van de subsidiegelden betreft.

Onderdeel N

Met deze wijziging wordt deze bepaling in overeenstemming gebracht met de huidige uitvoeringspraktijk. Voor een aanvraag tot subsidievaststelling wordt namelijk een door het Zorginstituut vastgesteld formulier gebruikt, dat bekend wordt gemaakt via de website8 van het Zorginstituut.

Artikel II

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. De regeling zal inclusief toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Zie de website DeKinderombudsman.nl/publicaties/rapport-mijn-zorg-mijn-zaak

X Noot
2

VN-Kinderrechtencomité (2009), General Comment 12.

X Noot
3

Zie de website wetten.overheid.nl

X Noot
4

Zie de website 3goedevragen.nl/kinderen

X Noot
5

Zie de website kindenziekenhuis.nl

X Noot
6

Zie de website pharos.nl/factsheets/laaggeletterdheid-en-beperkte-gezondheidsvaardigheden

X Noot
7

Zie de website Zorginstituutnederland.nl

X Noot
8

Zie de website Zorginstituutnederland.nl

Naar boven