TOELICHTING
1. Algemeen
De Tijdelijke subsidieregeling NL leert door met inzet van
sectoraal maatwerk (hierna: de regeling) is op 15 maart 2021 in werking
getreden. Via deze regeling kunnen samenwerkingsverbanden van bijvoorbeeld
brancheorganisaties, werkgeversverenigingen en O&O-fondsen
maatwerktrajecten opzetten ter ondersteuning van het behoud van werk of de
overgang naar ander werk voor werkenden die als gevolg van de coronacrisis in
de problemen zijn gekomen. Ten behoeve van deze doelstelling komen vier
subsidiabele activiteiten in aanmerking waarmee de maatwerktrajecten
vormgegeven kunnen worden, namelijk a) ontwikkeladviezen, b) ondersteuning ten
behoeve van het behoud van werk of begeleiding naar beroepen en sectoren waar
kansen liggen, c) scholing en d) EVC-trajecten.
Vanaf de datum van inwerkingtreding tot aan 26 april 2021 stond de
regeling open voor aanvragen. In totaal zijn er 36 aanvragen ingediend waarvan
er 30 aanvragen uiteindelijk zijn toegekend voor subsidie. Twee aanvragen zijn
afgewezen vanwege de niet-paritaire samenstelling van het samenwerkingsverband
en vier aanvragers hebben uiteindelijk besloten om hun aanvraag in te trekken.
In totaal was er € 70 miljoen beschikbaar voor de regeling. Na toekenning van
de aanvragen is er nog een bedrag van ongeveer € 3,2 miljoen beschikbaar.
Mogelijk loopt dit bedrag nog enigszins op door vrijval van subsidiegelden uit
eerder toegekende subsidiebedragen.
2. Aanleiding wijziging
De regeling richt zich in eerste instantie alleen op werkenden.
Al tijdens het aanvraagproces werd door verschillende sectoren aangegeven dat
men naast het ondersteunen van werkenden ook graag werkzoekenden zou willen
helpen. De Coronacrisis heeft ervoor gezorgd dat veel werkenden hun baan hebben
verloren, maar op dit moment neemt de vraag naar arbeid in verschillende
sectoren weer toe, waardoor de kans op werk voor veel werkzoekenden ook weer
toeneemt. De verwachting is dat met name werkzoekenden die recent hun baan
hebben verloren met een beperkte afstand tot de arbeidsmarkt door middel van
een maatwerktraject ondersteund kunnen worden richting werk. Deze verruiming
van de doelgroep wordt mogelijk gemaakt voor subsidieontvangers door middel van
wijziging van de regeling.
Daarnaast worden een aantal andere zaken gewijzigd, namelijk
verruiming van de looptijd van de regeling en ruimere mogelijkheden om de
aanvraag naar beneden bij te stellen. De wijzigingen worden hieronder verder
toegelicht.
3. Verruiming doelgroep
Met deze wijziging van de regeling wordt samenwerkingsverbanden
de mogelijkheid geboden om binnen de huidige aanvraag maatwerktrajecten in te
zetten om naast werkenden ook werkzoekenden ondersteuning te bieden. Aanvullend
wordt aanvragers, waarvan de oorspronkelijke aanvraag reeds is toegekend,
eenmalig de mogelijkheid geboden om een verzoek voor aanvullend budget in te
dienen. Aanvragers die extra financiële middelen nodig hebben om hun
activiteiten ook beschikbaar te maken voor werkzoekenden, kunnen aanspraak
maken op het nog resterende budget van € 3,2 miljoen. Van een verhoging van het
subsidiebedrag kan alleen sprake zijn voor zover er nog onbenut budget binnen
de huidige aanvraag beschikbaar is en het maximale bedrag per subsidieaanvraag
zoals vermeld in artikel 13 van de Regeling, zijnde € 5 miljoen, nog niet
bereikt is.
In het geval in de wijzigingsronde meer budget wordt
aangevraagd dan de beschikbare € 3,2 miljoen, zal het beschikbare budget naar
rato over het totaal aangevraagd budget verdeeld worden. Dit betekent dat in
het geval er bijvoorbeeld voor € 10 miljoen extra wordt aangevraagd van iedere
aanvraag 32 procent kan worden toegekend. De mogelijkheid om aanvragen bij te
stellen zal lopen van 6 december tot en met 20 december 2021 en aanvragers
zullen over deze mogelijkheid direct worden geïnformeerd door UVB.
Overigens bestaat voor de aanvragers ook de mogelijkheid om
werkzoekenden te ondersteunen zonder een aanvullend budget. In de regeling is
voor deze budgetneutrale wijziging aangegeven dat de subsidieaanvrager
verplicht is ook die wijziging te melden en te kwantificeren via een
wijzigingsverzoek. Deze opgave is van belang voor de latere evaluatie van de
regeling.
4. Verruiming looptijd
Aanvragers hebben na toekenning van de beschikking tot
subsidieverlening 12 maanden de tijd om hun maatwerktrajecten uit toe voeren.
Naar aanleiding van signalen dat de looptijd voor met name
scholingsactiviteiten krap is, is besloten om de looptijd te verlengen met vier
extra maanden voor zover dat niet later is dan 31 december 2022. Dit is tevens
de nieuwe einddatum van de regeling.
5. Verruiming mogelijkheid tot bijstelling naar een lager
subsidiebedrag
Wanneer samenwerkingsverbanden verwachten de voorgenomen
activiteiten niet volledig te kunnen realiseren, was het op grond van de
regeling mogelijk om binnen drie maanden na toekenning van de oorspronkelijke
aanvraag de subsidie naar beneden bij te stellen. Daarnaast gold dat als aan
het eind van de looptijd minder dan 60 procent is gerealiseerd, het
subsidiebedrag op nihil kon worden gesteld als de subsidieontvanger dit lagere
bedrag niet voldoende kan motiveren. Dit was opgenomen in de regeling om te
voorkomen dat subsidieaanvragers aanvragen indienen die te ruim zijn en de
aanvrager vervolgens het aantal activiteiten niet volledig blijkt te kunnen
realiseren.
Inmiddels is vastgesteld dat het vooraf moeilijk te bepalen is
of 60 procent van de activiteiten te realiseren zijn. Daarom wordt de
mogelijkheid om het verleende subsidiebedrag bij te stellen als volgt
gewijzigd:
-
– Tot uiterlijk zes maanden na de
oorspronkelijke subsidieverlening kan een verzoek tot wijziging van het
verleende subsidiebedrag worden ingediend. Subsidieontvanger heeft de
mogelijkheid zijn aanvraag naar beneden bij te stellen tot een door hem
zelf te bepalen percentage van zijn verleende
subsidiebedrag.
-
– Van zeven tot uiterlijk twaalf
maanden na de oorspronkelijke subsidieverlening kan er een verzoek
worden ingediend voor verlaging tot maximaal 50
procent van het laatst verleende subsidiebedrag. Als een
subsidieontvanger al in de eerste zes maanden zijn aanvraag naar beneden heeft
bijgesteld, dan kan hij tussen zeven en twaalf maanden indien gewenst verder
verlagen tot 50 procent van het laatst verleende subsidiebedrag.
6. Verlaging administratieve lasten
De regeling verplicht subsidieontvangers gebruik te maken van
voorgeschreven formats ter verantwoording van de subsidie. Dit is vooral om
duidelijkheid te creëren en de verantwoording van de subsidietoekenning
eenvoudig en efficiënt te houden. Omdat veel ontvangers ook eigen formats
gebruiken voor hun eigen administratie is in voorliggende wijziging opgenomen
dat kan worden afgeweken van de verplichte formats en gebruik gemaakt kan
worden van eigen stukken. Wel moet in deze stukken dezelfde informatie
terugkomen die ook staat voorgeschreven in de formats die in de regeling
gehanteerd worden. Het gaat dan om de formats uit bijlage 2 van de regeling:
gespreksverslag voor ontwikkeladviesactiviteit en het ontwikkelplan.
Daarnaast zijn drie niveaus van verantwoording die verschillen in
omvang van administratieve last voor de subsidieontvanger en mate van waarin
privacy gevoeligheid van documenten kan worden geborgd (aflopend in
administratieve last):
-
° Alle verantwoordingsinformatie moet aangeleverd worden aan
het Ministerie van SZW ter verantwoording van de subsidie;
-
° De informatie is opgenomen in de administratie van de
subsidieontvanger en te raadplegen door de accountant;
-
° De informatie is op te vragen door de accountant bij de
uitvoerende partij, die in opdracht van de subsidieontvanger werkt.
Om de administratieve last voor subsidieontvangers op een zo laag
mogelijk niveau te houden geldt dat een groot deel van de documenten alleen in
de administratie van de uitvoerende partij aanwezig hoeft te zijn en bij
controle door de accountant beschikbaar moet zijn. Dit geldt onder meer voor de
onderbouwing van de vereisten van de loopbaanadviseur (bijlage 1), de vereisten
ten aanzien van de ontwikkeladviesactiviteit, arbeidsmarktscan, inhoud
gesprekken en het ontwikkelplan (onderdeel van bijlage 2) en de
kwaliteitsvereisten ten aanzien van de opleider (bijlage 3). Ten aanzien van de
bijlagen 4 geldt dat de subsidieontvanger deze in zijn administratie
beschikbaar moet houden voor de controlerende instantie. Bijlage 5 moet in
ieder geval opvraagbaar zijn.
2. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A en B
Artikelen 1 (Begripsbepalingen) en 1a (Uitbreiding
begrip deelnemer)
De wijzigingen in artikel 1 betreffen een herstel van de
tekst en toevoeging van de begripsbepaling van werkzoekende, die als groep mede
belanghebbende wordt in de regeling.
Door de wijziging van artikel 1 en het opnemen van een
nieuw artikel 1a, wordt bewerkstelligd dat naast personen die nog werken ook
personen die zijn ontslagen of die hun dienstverband niet verlengd zagen, door
werkgevers kunnen worden ondersteund bij het weer opnieuw verwerven van werk.
Het gaat in deze groep enerzijds om personen die werkloos zijn geraakt en nog
geen nieuw werk hebben kunnen vinden, anderzijds om personen die – wellicht
noodgedwongen – ander werk zijn gaan doen, met name recent tijdens de
Coronacrisis en die werkzoekend zijn. Deze beide categorieën personen vormen
in
de regeling grosso modo de groep werkzoekenden. Werkzoekenden zijn, naast
diegenen die elders zijn gaan werken, in de regeling beschreven als personen
die hun dienstbetrekking of hun werkzaamheden anderszins zijn verloren. Dit
betreft enerzijds de ruime groep van personen die hun arbeid in
gezagsverhouding, hun dienstbetrekking, zijn kwijtgeraakt. Anderszins betreft
het personen die niet in dienstbetrekking werkzaam waren en die hun
werkzaamheden hebben verloren. Het gaat dan om bijvoorbeeld freelancers en
zelfstandigen.
Bij sommige werkgevers gaat het om een herschikking van
werkzaamheden waardoor eerder ontslagen werknemers, die willen terugkeren naar
de werkgever of willen overstappen naar een andere werkgever in een
vergelijkbare sector ondersteuning daartoe kunnen krijgen. Voor deze werkgevers
kan het een uitkomst zijn om ook van deze regeling gebruik te kunnen maken voor
‘hun’ personeel, dat strikt genomen eerder niet onder de voorwaarden van deze
regeling viel.
Voor het gevalwerkzoekenden al ondersteuning ontvangen,
geldt de bepaling in de regeling (artikel 3, vierde lid) die voorziet in het
voorkomen van samenloop.
Onderdeel C
Artikel 8, derde lid (Activiteiten scholing)
In onderdeel a, sub 4o is het woord ‘aanbiedt’
geschrapt, dat per abuis in de desbetreffende zin terecht is gekomen.
In onderdeel e wordt de voorwaarde dat een scholing al
gedurende een periode van 12 maanden werd gegeven verlicht. De periode van 12
maanden wordt teruggebracht naar 4 maanden.
Onderdeel D
Artikel 13 (Subsidieplafond en verdeling
subsidiebudgetten)
In het nieuwe zevende lid wordt het maximaal toe te kennen
bedrag voor alle wijzigingsverzoeken vastgesteld op € 3,2 miljoen. In artikel
21a wordt de verdeling van deze gelden verder geregeld.
Onderdeel E
Artikel 18, zevende lid (Eisen aan de
subsidieaanvraag)
Uit binnengekomen signalen van subsidieontvangers is naar
voren gekomen dat afronding van hun activiteiten binnen 12 maanden niet altijd
mogelijk is. Dat knelpunt speelt met name in de combinatie met de looptijd van
scholingsactiviteiten. In verband hiermee is de termijn voor afronding verlengd
met vier maanden tot in totaal zestien maanden na de dag waarop de
subsidieverlening plaatsvond.
Onderdeel F
Artikel 21a (Wijziging van de subsidieaanvraag)
Dit nieuw ingevoegde artikel maakt het mogelijk dat de
subsidieontvanger een aanvullend verzoek kan doen om werkzoekenden te laten
deelnemen aan de met deze regeling gesubsidieerde activiteiten. In het
wijzigingsverzoek kunnen aanvullende subsidiegelden worden gevraagd voor extra
deelnemers. De subsidieontvanger dient deze wijziging te kwantificeren en te
specificeren in de vorm van een concreet verzoek voor aanvullende
subsidiegelden. De extra deelnemers kunnen uitsluitend werkzoekenden zijn. Dit
artikel vermeldt verder het moment waarop dit verzoek kan worden ingediend en
de plek waar het format voor dit verzoek te vinden is. Tot slot wordt in het
vierde lid bepaald dat als het totaal beschikbare bedrag van € 3,2 miljoen met
de wijzigingsverzoeken wordt overschreden, het beschikbare subsidiebedrag naar
evenredigheid over de binnengekomen verzoeken wordt verdeeld.
Onderdeel G
Artikel 23 (Subsidievaststelling en wijziging
subsidieverlening)
De wijzigingen in dit artikel, te weten het vijfde en het
nieuwe zesde en zevende lid, zien op de mogelijkheden tot bijstelling naar
beneden van het oorspronkelijk verleende subsidiebedrag. Deze mogelijkheden
zijn verruimd.
Als eerste stap kan de subsidieontvanger tot en met 6 maanden
na de dag van de subsidieverlening een verzoek doen om het bedrag naar beneden
aan te passen en daarbij is hij vrij in de keuze tot welk bedrag hij wil
verlagen. Dat regelt het vijfde lid.
Daarna kan de subsidieontvanger vanaf 7 maanden tot uiterlijk
12 maanden na de dag van de oorspronkelijke subsidieverlening een verzoek tot
verlaging doen. Dat kan tot een bedrag van 50% van het laatst verleende
subsidieverleningsbedrag.
Aldus heeft de subsidieontvanger twee momenten waarop hij de
mogelijkheid tot verlaging kan inzetten. Als hij geen gebruik heeft gemaakt
van
de regeling in het vijfde lid, kan hij later alsnog op grond van het zesde lid
verlaging aanvragen.
Verder wordt in het zesde lid, dat is vernummerd tot zevende
lid, geregeld dat in het geval dat bij de indiening of de controle van de
aanvraag tot subsidievaststelling blijkt dat minder dan 60% het percentage,
genoemd in de laatstafgegeven beschikking tot subsidieverlening, is
gerealiseerd, en dit tekort naar het oordeel van de minister de
subsidieaanvrager kan worden aangerekend, het subsidiebedrag op nihil kan
worden vastgesteld.
De toevoeging van het nieuwe achtste lid dient ertoe te
verduidelijken dat niet alleen bij de subsidieaanvraag, maar ook bij de
aanvraag voor subsidievaststelling geldt dat de gerealiseerde trajecten een
gemiddelde waarde van ten hoogste € 2.000 per deelnemer hebben.
Onderdeel H
Artikel 24 (Evaluatie van de uitgevoerde
trajecten)
Voor een goede evaluatie is het van belang dat niet alleen
inzicht is in de deelname door werkenden, maar ook in die van werkzoekenden
die
door subsidieontvangers zijn ondersteund, al dan niet met verzochte verhoging
van het subsidiebedrag. Subsidieontvangers die binnen het al eerder verleende
subsidiebedrag werkzoekenden hebben ondersteund, dienen dat in hun
evaluatieverslag inzichtelijk te maken.
Onderdeel I
Artikel 28 (Inwerkingtreding en vervaldatum)
Deze wijzigingen in dit artikel hangen samen met de wijziging
van artikel 18, zevende lid, waarmee de looptijd van de activiteiten wordt
verruimd. Als gevolg daarvan is de vervaldatum van de regeling verlengd tot
31 december 2022. In het tweede lid is de uiterste datum van indiening van
verzoeken tot vaststelling van subsidie overeenkomstig opgeschoven, naar
31 juli 2023.
Onderdeel J
Bijlage 2, behorende bij artikel 5, eerste lid
Om de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken, is
ervoor gekozen om bij de formats van bijlage 2 gebruik te maken van het
principe ‘Comply or Explain’, oftewel ‘Pas toe of Leg uit’. Dit houdt in dat
een loopbaanadviseur zelf mag bepalen hoe hij zijn informatie inricht en van
deze formats kan afwijken. Van belang is alleen dat de loopbaanadviseur de
relevante informatie geeft. De modellen van de bijlagen 4 en 5 blijven wel
verplicht.
Artikel II
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze
wijzigingsregeling. De inwerkingtredingsdatum is de dag na plaatsing van deze
wijzigingsregeling in de Staatscourant. Met deze inwerkingtreding is afgeweken
van de vaste verandermomenten, geldend voor ministeriële regelingen. Dat omdat
het wenselijk is om degenen die het aangaat zo snel mogelijk de mogelijkheden
van deze regeling te bieden.
De Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.D. Wiersma