Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 november 2021, kenmerk 3278767-1019343-WJZ, houdende aanpassing van de factoren, grondslagen en bedragen in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen per 1 januari 2022

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en in artikel 28b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 juli 2021, worden met ingang van 1 januari 2022 verhoogd met 1,41%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden met ingang van 1 januari 2022 vastgesteld als volgt:

A

 

B

 

pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

welvaartstoeslag vanaf 1 januari 2022

van

tot en met

   

1.225,21

1.356,79

28.500,96 minus pensioengrondslag

van

tot en met

pensioen-grondslag maal

plus extra bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

19,8495

225,00

1.404,45

1.446,64

19,8805

225,00

1.446,65

2.021,13

19,9331

225,00

2.021,14

2.066,96

19,9534

225,00

2.066,97

2.113,24

19,9553

225,00

2.113,25

2.158,62

19,9568

225,00

2.158,63

2.204,45

19,9593

225,00

2.204,46

2.248,92

19,9613

225,00

2.248,93

2.294,76

19,9632

225,00

2.294,77

2.385,51

19,9654

225,00

2.385,52

2.485,34

19,9698

225,00

2.485,35

2.583,36

19,9734

225,00

2.583,37

2.678,65

19,9777

225,00

2.678,66

2.679,11

20,0151

225,00

2.679,12

2.726,30

20,0191

225,00

2.726,31

2.773,49

20,0212

225,00

2.773,50

2.820,23

20,0274

225,00

2.820,24

2.867,88

20,0291

225,00

2.867,89

2.914,62

20,0359

225,00

2.914,63

2.961,36

20,0380

225,00

2.961,37

2.961,81

20,0388

225,00

2.961,82

3.004,92

20,0428

226,00

3.004,93

3.048,94

20,0442

226,00

3.048,95

3.092,96

20,0490

226,00

3.092,97

3.136,07

20,0500

226,00

3.136,08

3.136,52

20,0543

226,00

3.136,53

3.180,08

20,0555

226,00

3.180,09

3.223,19

20,0564

226,00

3.223,20

3.223,64

20,0605

226,00

3.223,65

3.267,21

20,0615

226,00

3.267,22

3.310,32

20,0623

226,00

3.310,33

3.353,88

20,0687

226,00

3.353,89

3.397,44

20,0813

226,00

3.397,45

3.441,01

20,0846

226,00

3.441,02

3.484,57

20,0859

226,00

3.484,58

3.528,13

20,0915

226,00

3.528,14

3.571,69

20,0923

226,00

3.571,70

3.615,26

20,0984

226,00

3.615,27

3.658,82

20,0998

226,00

3.658,83

3.659,27

20,1011

226,00

3.659,28

3.713,73

20,1048

226,00

3.713,74

3.768,18

20,1061

226,00

3.768,19

3.822,63

20,1120

226,00

3.822,64

3.823,09

20,1293

226,00

3.823,10

3.877,54

20,1310

226,00

3.877,55

3.932,00

20,1349

226,00

3.932,01

3.986,45

20,1366

226,00

3.986,46

4.040,90

20,1421

226,00

4.040,91

4.084,02

20,1441

226,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 juli 2021, worden met ingang van 1 januari 2022 verhoogd met 1,41%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden met ingang van 1 januari 2022 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in de aanhef, op € 28.504,39

  • b. de overige bedragen op achtereenvolgens:

€ 59.461,57;

€ 36.720,43;

€ 19.324,48;

€ 19.615,18;

€ 19.377,59;

€ 38.633,32.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2021, worden met ingang van 1 januari 2022 verhoogd met 1,41%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2022 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 2.375,08;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 4.930,68;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 3.221,99;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 2.998,05.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2021, worden met ingang van 1 januari 2022 verhoogd met 1,41%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945, worden met ingang van 1 januari 2022 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 2.375,08;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 4.930,68.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

TOELICHTING

In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers is de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld. Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.

Sinds 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd van de indexering van het wettelijk minimumloon.

Met de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 oktober 2021, nr. 2021-0000161578, (Stcrt. 2021, 44177) wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2022 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 1,41%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 januari 2022 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

De gewijzigde factoren, grondslagen en bedragen zijn alleen van toepassing op degenen die voor het eerst een aanvraag ingevolge een van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen en voor degenen waarvan het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering opnieuw wordt vastgesteld. Het opnieuw vaststellen vindt alleen plaats in de enkele gevallen waarbij sprake is van een van de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen vastgestelde ijkmomenten. Voorbeelden daarvan, afhankelijk van de wet, echtscheiding, het overlijden van de partner of het verkrijgen of verliezen van een bron van inkomsten. Alleen dan worden de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen in de berekening van het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering meegenomen.

Het zeer beperkt aantal momenten waarbij de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen worden gehanteerd heeft tot gevolg dat de verhoging geen significante financiële consequenties heeft.

Het in het kader van de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing. Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond ‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Naar boven