Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 december 2021, nr. 2021-0000634381, tot wijziging van enige wetten en besluiten in verband met de jaarlijkse aanpassingen van bedragen aan de prijsontwikkeling van de in die wetten en besluiten genoemde bedragen voor 2022 en tot wijziging van enige wetten en besluiten in verband met de collectieve arbeidsovereenkomst voor het personeel in de sector Rijk, geldend van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2022

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 6a, tweede lid, 9, derde lid, en 12a, derde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de artikelen 9, 10, tweede lid, 13, derde lid, 16, derde lid, en 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 1, zevende lid, van de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, de artikelen 4, vierde lid, en 6, vijfde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, artikel 1, tweede lid, van de Wet rechtspositie Ministers en Staatssecretarissen, de artikelen 7, derde lid, en 10, vierde lid, van het Voorzieningenbesluit Ministers en Staatssecretarissen, de artikelen 2.1.1, derde lid, 2.1.2, derde lid, 2.1.4, derde lid, 2.1.5, vierde lid, 2.1.6, derde lid, 2.1.10, derde lid, 2.2.1, derde lid, 2.2.6, vijfde lid, 2.2.15, derde lid, 2.4.1, tweede lid, 3.1.1, vierde lid, 3.1.2, derde lid, 3.1.4, derde lid, 3.1.5, vierde lid, 3.1.6, derde lid, 3.1.10, derde lid, 3.2.1, zevende lid, 3.2.5, derde lid, 3.2.6, vijfde lid, 3.2.15, tweede lid, 3.4.1, derde lid, 4.1.1, derde lid, 4.1.2, derde lid, 4.1.4, derde lid, 4.1.5, vierde lid, 4.1.6, derde lid, 4.1.10, derde lid, 4.2.1, vierde lid, 4.2.6, vierde lid, 4.2.15, tweede lid, 4.4.1, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 2, derde en zevende lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES en artikel 2, vierde lid, van het Rijksbesluit rechtspositie Gouverneurs;

Besluit:

ARTIKEL I

In de bepalingen die worden aangeduid in de kolommen C tot en met E van tabel 1 van de in kolom B genoemde wetten en besluiten worden de in kolom F opgenomen bedragen vervangen door de in kolom G opgenomen bedragen met ingang van 1 januari 2022.

Tabel 1. Diverse indexaties

A

B

C

D

E

F

G

nr.

Wet/besluit

artikel

lid

onderdeel

Bedragen per 1-1-2021

Bedragen per 1-1-2022

1

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

9

1

€ 2.865,40

€ 2.896,92

2

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

12a

3

€ 0,65

€ 0,66

3

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

10

1

€ 3.858,66

€ 4.185,77

4

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

13

3

€ 0,65

€ 0,66

5

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

16

1

€ 2.728,74

€ 2.758,76

6

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

€ 411,34

€ 423,18

7

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

€ 4.095,65

€ 4.213,51

8

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

€ 8.192,92

€ 8.428,69

9

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

€ 13.313,70

€ 13.696,83

10

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

4

3

€ 0,65

€ 0,66

11

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

6

2

a

€ 375,28

€ 385,41

12

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

6

2

b

€ 312,31

€ 320,74

13

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.1.1

1

€ 1.270,38

€ 1.311,03

14

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.1.6

1

€ 181,28

€ 183,27

15

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.6

1

a

€ 676,81

€ 684,25

16

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.6

1

b

€ 517,48

€ 523,17

17

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.6

2

€ 379,06

€ 383,23

18

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.6

2

a

€ 676,81

€ 684,25

19

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.6

2

b

€ 517,48

€ 523,17

20

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.4.1

1

€ 122,53

€ 126,45

21

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.1

1

 

€ 1.047,82

€ 1.081,35

22

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.1

1

 

€ 1.362,81

€ 1.406,42

23

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.1

1

 

€ 1.594,69

€ 1.645,72

24

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.1

1

 

€ 1.810,49

€ 1.868,43

25

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.1

1

 

€ 2.109,17

€ 2.176,66

26

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.1

1

 

€ 2.567,82

€ 2.649,99

27

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.6

1

€ 181,28

€ 183,27

28

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.6

1

€ 412,02

€ 416,55

29

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.6

2

€ 379,06

€ 383,23

30

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.6

2

€ 412,02

€ 416,55

31

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.4.1

1

 

€ 65,77

€ 67,87

32

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.4.1

1

 

€ 72,71

€ 75,04

33

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.4.1

1

 

€ 87,23

€ 90,02

34

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.4.1

1

 

€ 107,33

€ 110,76

35

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.4.1

1

 

€ 137,08

€ 141,47

36

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.4.1

1

 

€ 173,78

€ 179,34

37

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.1.1

1

€ 521,17

€ 537,85

38

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.1.6

1

€ 181,28

€ 183,27

39

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.2.6

1

€ 412,02

€ 416,55

40

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.2.6

2

€ 379,06

€ 383,23

41

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.2.6

2

€ 412,02

€ 416,55

42

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.4.1

1

€ 122,53

€ 126,45

43

Voorzieningenbesluit Ministers en Staatssecretarissen

7

2

€ 0,65

€ 0,66

44

Voorzieningenbesluit Ministers en Staatssecretarissen

10

2

a

€ 750,55

€ 770,81

45

Voorzieningenbesluit Ministers en Staatssecretarissen

10

2

b

€ 750,55

€ 770,81

46

Voorzieningenbesluit Ministers en Staatssecretarissen

10

2

c

€ 375,28

€ 385,41

47

Voorzieningenbesluit Ministers en Staatssecretarissen

10

2

d

€ 312,31

€ 320,74

48

Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES

2

2

 

€ 404,34

€ 408,79

ARTIKEL II

In de bepalingen die worden aangeduid in de kolommen C en D van tabel 2 van de in kolom B genoemde wetten en besluiten worden de in kolom E opgenomen bedragen vervangen door de in kolom F opgenomen bedragen met ingang van 1 juli 2021.

Tabel 2. Diverse aanpassingen aan CAO sector Rijk

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet/besluit

artikel

lid

Bedragen per 1-7-2020

Bedragen per 1-7-2021

1

Wet rechtspositie Ministers en Staatssecretarissen

1

1

€ 12.332,08

€ 12.578,72

2

Wet rechtspositie Ministers en Staatssecretarissen

1

1

€ 11.511,73

€ 11.741,96

3

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

1

€ 12.332,08

€ 12.578,72

4

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

2

€ 11.511,73

€ 11.741,96

5

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

3

€ 10.743,43

€ 10.958,30

6

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

2

1

€ 8.431,26

€ 8.599,89

7

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

6a

1

€ 731,23

€ 736,76

8

Wet vergoeding leden Eerste Kamer

4

€ 2.304,30

€ 2.350,39

9

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.1.2

1

€ 125,72

€ 128,23

10

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.1.4

1

€ 125,72

€ 128,23

11

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.1.5

1

€ 73,34

€ 74,81

12

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.1.5

1

€ 10,47

€ 10,68

13

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.1.5

1

€ 157,15

€ 160,29

14

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.1.10

1

€ 112,20

€ 114,44

15

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.1

1

€ 12.332,08

€ 12.578,72

16

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.1

2

€ 9.192,33

€ 9.376,18

17

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.15

1

€ 618,14

€ 630,50

18

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.2

1

€ 125,72

€ 128,23

19

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.4

1

€ 125,72

€ 128,23

20

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.5

1

€ 73,34

€ 74,81

21

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.5

1

€ 10,47

€ 10,68

22

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.5

1

€ 157,15

€ 160,29

23

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.10

1

€ 112,20

€ 114,44

24

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

1

€ 6.611,39

€ 6.743,62

25

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

1

€ 7.273,22

€ 7.418,68

26

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

1

€ 7.930,11

€ 8.088,71

27

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

1

€ 8.620,48

€ 8.792,89

28

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

1

€ 9.345,69

€ 9.532,60

29

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

1

€ 10.133,05

€ 10.335,71

30

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

1

€ 10.743,43

€ 10.958,30

31

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

1

€ 11.511,73

€ 11.741,96

32

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

1

€ 12.332,08

€ 12.578,72

33

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

3

€ 5.039,00

€ 5.139,78

34

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

3

€ 5.710,80

€ 5.825,02

35

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

3

€ 6.419,14

€ 6.547,52

36

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

3

€ 6.869,58

€ 7.006,97

37

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

3

€ 7.510,80

€ 7.661,02

38

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

3

€ 8.184,34

€ 8.348,03

39

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

3

€ 8.938,86

€ 9.117,64

40

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

3

€ 9.468,84

€ 9.658,22

41

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.1

3

€ 10.743,43

€ 10.958,30

42

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.5

1

€ 10.476,83

€ 10.686,37

43

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.15

1

€ 274,49

€ 279,98

44

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.15

1

€ 317,45

€ 323,80

45

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.15

1

€ 359,36

€ 366,55

46

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.15

1

€ 386,60

€ 394,33

47

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.15

1

€ 429,55

€ 438,14

48

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.15

1

€ 471,46

€ 480,89

49

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.15

1

€ 514,42

€ 524,71

50

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.15

1

€ 542,70

€ 553,56

51

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.15

1

€ 618,14

€ 630,50

52

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.1.2

1

€ 125,72

€ 128,23

53

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.1.4

1

€ 125,72

€ 128,23

54

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.1.5

1

€ 73,34

€ 74,81

55

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.1.5

1

€ 10,47

€ 10,68

56

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.1.5

1

€ 157,15

€ 160,29

57

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.1.10

1

€ 112,20

€ 114,44

58

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.2.1

2

€ 10.022,51

€ 10.222,96

59

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.2.1

3

€ 8.184,34

€ 8.348,03

60

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.2.15

1

€ 618,14

€ 630,50

61

Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES

2

1

€ 10.743,43

€ 10.958,30

62

Rijksbesluit rechtspositie Gouverneurs

2

1

Afl. 25.784,25

Afl. 26.299,94

63

Rijksbesluit rechtspositie Gouverneurs

2

2

NAF 25.784,25

NAF 26.299,94

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 31 december 2021, treedt artikel I in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt artikel I terug tot en met 1 januari 2022.

  • 2. Artikel II treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

1. Algemeen deel

1.1. Indexering

1.1.1 Algemeen

De onderhavige regeling behelst het indexeren of anderszins aanpassen van bedragen ten behoeve van diverse bij wet en besluit geregelde onkostenvergoedingen, salarissen en vergoedingen voor de werkzaamheden van en toelagen voor politieke ambtsdragers.

1.1.2 Indexatiemethodes op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES

Voor de indexering van de bedragen van onkostenvergoedingen voor decentrale politieke ambtsdragers wordt op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (hierna: Rechtspositiebesluit dpa) gebruik gemaakt van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgestelde consumentenprijsindexcijfer (CPI), geldend voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Hetzelfde geldt voor de indexering van de kostenvergoeding voor de Rijksvertegenwoordiger op grond van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES. De indexering van de vergoedingen voor de werkzaamheden van decentrale volksvertegenwoordigers vindt op grond van het Rechtspositiebesluit dpa plaats aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen, eveneens geldend voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de aanpassing van de bedragen per 1 januari 2022 wordt dus gekeken naar de indexcijfers van september 2020 in vergelijking met de indexcijfers van september 2019.

1.1.3 Indexatiemethode voor vergoedingen aan leden Eerste en Tweede Kamer

Op grond van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en Wet vergoedingen leden Eerste Kamer geschiedt ook de indexering van de vergoeding van de aan het kamerlidmaatschap verbonden kosten (de ambtstoelage) per 1 januari van elk jaar aan de hand van de door het CBS vastgestelde CPI voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar, zo volgt uit de wet. Ook hiervoor wordt dus voor het jaar 2022 gekeken naar het indexcijfer van september 2020 in vergelijking met het indexcijfer van september 2019.

Daarnaast moet ingevolge de genoemde wetten de kilometerprijs van dienstauto’s jaarlijks per 1 januari worden gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof. Ook daarbij wordt gebruik gemaakt van het prijsindexcijfer over het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de indexatie van 2022 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers van september 2020 in vergelijking met de indexcijfers van september 2019.Ten slotte zijn er vergoedingen aan Kamerleden voor verblijfskosten die aan de hand van een rekenregel moeten worden gewijzigd in verband met de wijziging van de vergoedingen voor dienstreizen van ambtenaren die werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

1.1.4 Indexatiemethodes voor vergoedingen aan bewindspersonen en leden Hoge Colleges van Staat

Ook in de het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en het Voorzieningenbesluit Ministers en Staatssecretarissen staan geldbedragen die jaarlijks moeten worden geïndexeerd.

Voor de indexering van de ambtstoelage van Ministers, Staatssecretarissen, de vicepresident van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige leden van de Raad van State, de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer, en de substituut-ombudsmannen geldt dat de bedragen per 1 januari van elk jaar worden geïndexeerd aan de hand van de CPI, maar dan die, geldend voor de maand september van het voorgaande jaar. Voor 2022 betekent dit dat de indexatie van de desbetreffende bedragen geschiedt aan de hand van indexcijfers die door het CBS zijn vastgesteld voor de maand september van 2021 in vergelijking met de maand september van 2020.1

Verder geldt ook voor deze ambtsdragers dat het bedrag voor de kilometervergoeding jaarlijks per 1 januari worden gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het prijsindexcijfer over het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de indexatie van 2022 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers van september 2020 in vergelijking met de indexcijfers van september 2019.

1.2. Aanpassen salarissen en vergoedingen politieke ambtsdragers aan cao Rijk

Ten aanzien van een aantal bedragen in diverse wetten en besluiten is bepaald dat deze aangepast moeten worden als voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van BZK in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) een wijziging van het loon is overeengekomen.

De vakbonden en de werkgever van de sector Rijk hebben op 11 november 2021 een akkoord bereikt over de Cao Rijk 2021. De afspraken in dat akkoord zullen worden verwerkt in een nieuwe cao die geldt vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2022. Op grond van die cao is met ingang van 1 juli 2021 een salarisverhoging van 2,0% overeengekomen. In verband hiermee zijn in artikel II de bezoldigingsbedragen van Ministers, Staatssecretarissen, de vicepresident van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige leden van de Raad van State, de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer, de substituut-ombudsmannen, de commissarissen van de Koning, de gedeputeerden, de burgemeesters, de wethouders, de voorzitters en de dagelijks bestuursleden van de waterschappen, de Rijksvertegenwoordiger BES en de gouverneurs, alsmede de schadeloosstelling voor de leden van de Tweede Kamer, en de vergoedingen voor de werkzaamheden voor de leden van de Eerste Kamer per 1 juli 2021 met eenzelfde percentage verhoogd. Hetzelfde geldt voor een aantal toelagen en vergoedingen op grond van het Rechtspositiebesluit dpa.

1.3. Gevolgen voor regeldruk

Deze regeling brengt geen gevolgen voor de regeldruk met zich mee.

1.4. Inwerkingtreding

Artikel I, dat een aantal bedragen indexeert, treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Daarmee is voldaan aan de vaste verandermomenten. Afgeweken is van de gebruikelijk gehanteerde minimale invoeringstermijn van twee maanden. Dit is een gevolg van het feit dat de bedragen voor 2022 niet eerder beschikbaar waren. De doelgroepen zijn bekend met de periodieke wijzigingen: de personen die de regeling uitvoeren zijn goed in staat om deze op korte termijn door te voeren.

Artikel II, dat bedragen aanpast aan de Cao Rijk 2021, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling worden geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2021, omdat de loonsverhoging bij de ambtenaren ook tot en met die datum terugwerkt. Ook hier is afgeweken van de minimale invoeringstermijn van twee maanden. Dit is een gevolg van het feit dat er pas op 11 november 2021 een definitief akkoord was over de arbeidsvoorwaardenovereenkomst.

2. Artikelsgewijs

Artikel I, nummers 1 en 5, 14 tot en met 19, 27 tot en met 30, 38 tot en met 41 en 48

Onkostenvergoeding leden Tweede en Eerste Kamer, decentrale politieke ambtsdragers en Rijksvertegenwoordiger BES

De hierna genoemde toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de CPI, geldend voor de maand september in het tweede voorafgaande kalenderjaar. De CPI voor september 2020 is vastgesteld op 107,88. Voor september 2019 is het indexcijfer vastgesteld op 106,70. Procentueel is dat een verhoging van 1,1. Dit betekent dat deze bedragen met ingang van 1 januari 2022 worden verhoogd met 1,1%.

Het betreft de volgende vergoedingen:

  • de vergoeding voor leden van de Tweede en Eerste Kamer voor kosten verbonden aan de uitoefening van het ambt (artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 16, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer: artikel I, nummers 1 en 5);

  • De ambtstoelage en overige ambtskosten voor de commissaris van de Koning en de gedeputeerde die de commissaris waarneemt (artikel 2.2.6, eerste en tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummers 15, 16, 18 en 19);

  • De onkostenvergoeding voor gedeputeerden (artikel 2.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 17);

  • De onkostenvergoeding voor statenleden (artikel 2.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 14);

  • De ambtstoelage voor burgemeesters (artikel 3.2.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 28) en wethouders die een burgemeester waarnemen (artikel 3.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 30);

  • De onkostenvergoeding voor wethouders (artikel 3.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 29);

  • De onkostenvergoeding voor raadsleden (artikel 3.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 27);

  • De ambtstoelage voor een voorzitter van een waterschap (artikel 4.2.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 39) en een lid van het dagelijks bestuur dat de voorzitter waarneemt (artikel 4.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 41);

  • De onkostenvergoeding van een lid van het dagelijks bestuur van een waterschap (artikel 4.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 40);

  • De onkostenvergoeding voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap (artikel 4.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 38);

  • De vergoeding voor de Rijksvertegenwoordiger BES voor de aan zijn ambt verbonden kosten (artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES: artikel I, nummer 48).

Artikel I, nummers 2, 4, 10 en 43

Dienstauto

Deze wijzigingen strekken tot aanpassing van de bedragen die zijn opgenomen in artikel 12a, derde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, artikel 13, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, derde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en artikel 7, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit Ministers en Staatssecretarissen.

Het in deze bepalingen vermelde bedrag heeft betrekking op de maximaal toegestane kilometerprijs van een aan te schaffen dienstauto. Zoals toegelicht in paragraaf 1.1 wordt het bedrag per 1 januari van elk jaar gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof (zakelijke personenauto’s), zoals door het CBS gepubliceerd, over het tweede kalenderjaar voorafgaand aan genoemde datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer over het jaar daaraan voorafgaand. De stijging van de normbedragen is als volgt berekend. Het prijsindexcijfer autolease zakelijke personenauto’s inclusief brandstof 2020 was 110,7. Het prijsindexcijfer autolease zakelijke personenauto’s 2019 inclusief brandstof was 108,7. Het verschil is dus 110,7 – 108,7 = 2,0. In een percentage uitgedrukt is de stijging 1,84%. Het normbedrag voor 2021 was (niet afgerond) € 0,6472224; vermeerderd met 1,84% wordt 0,65913129 (afgerond € 0,66). Het normbedrag wordt met ingang van 1 januari 2022 dus € 0,66.

Artikel I, nummers 3, 6 tot en met 9

Leden Eerste Kamer
Vergoeding voorziening arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Artikel 10, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ziet op een vergoeding waarmee de leden van de Eerste Kamer voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. Deze vergoeding wordt jaarlijks herzien onder meer aan de hand van voor het overheidspersoneel geldende inhoudingen ter zake van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt deze vergoeding € 4.185,77 (was € 3.858,66) (artikel I, nummer 3).

Vergoeding van verblijfskosten

Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ontvangen Kamerleden ter vergoeding van verblijfskosten een bedrag waarvan de hoogte op grond van het tweede lid afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid of het door het Kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Op grond van artikel 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer worden de bedragen jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de voor ambtenaren van het Ministerie van BZK geldende vergoeding van reis- en verblijfskosten van dienstreizen.

De toepassing van genoemde rekenregel leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2022 (artikel I, nummers 6 tot en met 9):

0 km: € 423,18 (was € 411,34) per jaar

10 km: € 4.213,51 (was € 4.095,65) per jaar

75 km: € 8.428,69 (was € 8.192,92) per jaar

150 km en meer: € 13.696,83 (was € 13.313,70) per jaar

Leden Tweede Kamer
Vergoeding verblijfskosten

Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer ontvangen Kamerleden ter vergoeding van verblijfskosten een bedrag waarvan de hoogte afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid of het door het Kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

In artikel 8, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is beschreven hoe de betreffende bedragen tot stand komen. De toepassing van de in dit lid genoemde rekenregel, in samenhang met artikel 9, eerste lid, leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2022:

0 km: € 8.558,20 (was € 8.283,20) per jaar

10 km: € 14.345,80 (was € 13.944,80) per jaar

75 km: € 20.044,15 (was € 19.559,00) per jaar

150 km: € 27.008,80 (was € 26.420,80) per jaar

Artikel I, nummers 11 en 12 en met 44 tot en met 47

Onkostenvergoeding leden Hoge Colleges van Staat en bewindspersonen

Zoals uiteengezet in paragraaf 1.1 worden de hierna genoemde toelagen en onkostenvergoedingen jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de CPI, geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar. De CPI voor september 2021 is bepaald op 110,79. Voor 2020 was dit indexcijfer 107,88. Procentueel is dat een verhoging van 2,7%. Dit betekent dat het bedrag van de ambtstoelage per 1 januari 2022 wordt verhoogd met 2,7%.

Het betreft de volgende vergoedingen:

  • de vergoeding voor de vicepresident van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 6, tweede lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman: artikel I, nummers 11 en 12);

  • de vergoeding voor Ministers en Staatssecretarissen voor de kosten van voorzieningen die voor hun eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 10, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit Ministers en Staatssecretarissen: artikel I, nummers 44 tot en met 47).

Artikel I, nummers 13, 20, 21 tot en met 26, 31 tot en met 36, 37 en 42

Statenleden, raadsleden, leden algemeen bestuur waterschap en commissieleden
Vergoeding voor de werkzaamheden en vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

Zoals uiteengezet in paragraaf 1.1. wordt voor de indexatie per 1 januari 2022 van het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden toegekend aan raadsleden en statenleden het indexcijfer CAO-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor september 2020 vergeleken met het indexcijfer van september 2019. Het indexcijfer CAO-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen voor september 2020 is vastgesteld op 118,8. Voor september 2019 is dit indexcijfer vastgesteld op 115,1. Procentueel is dat een verhoging van 3,2. Dit betekent dat deze bedragen met ingang van 1 januari 2022 worden verhoogd met 3,2%. Dit betekent dat de vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden en statenleden voor het jaar 2022 worden verhoogd met 3,2%. Dit geldt ook voor de vergoeding voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap die geen lid zijn van het dagelijks bestuur en voor commissieleden van provincies, gemeenten en waterschappen voor de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen.

Concreet betekent dit dat het bedrag, genoemd in artikel 2.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa, wordt gewijzigd in € 1.311,03 (was € 1.270,38) (artikel I, nummer 13).

Voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap wordt het bedrag, genoemd in artikel 4.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa, gewijzigd in € 537,85 (was € 521,17) (artikel I, nummer 37).

De vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden is bepaald in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa. Ook deze bedragen worden verhoogd met 3,2%. Concreet betekent dit dat de bedragen voor de vergoeding van de werkzaamheden per maand per 1 januari 2022 als volgt bedragen (artikel I, nummers 21 tot en met 26):

Klasse

Inwonertal

Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2021

Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2022

1

Tot en met 8.000

€ 1.047,82

€ 1.081,35

2

8.001-14.000

€ 1.047,82

€ 1.081,35

3

14.001-24.000

€ 1.047,82

€ 1.081,35

4

24.001-40.000

€ 1.047,82

€ 1.081,35

5

40.001-60.000

€ 1.362,81

€ 1.406,42

6

60.001-100.000

€ 1.594,69

€ 1.645,72

7

100.001-150.000

€ 1.810,49

€ 1.868,43

8

150.001-375.000

€ 2.109,17

€ 2.176,66

9

375.001-

€ 2.567,82

€ 2.649,99

De vergoeding per vergadering voor provinciale commissieleden wordt, rekening houdend met de procentuele verhoging van 3,2% per 1 januari 2022 vastgesteld op € 126,45 (was € 122,53) per vergadering (artikel 2.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 20).

De vergoeding per vergadering voor gemeentelijke commissieleden bedraagt per 1 januari 2022 (artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummers 31 tot en met 36):

Klasse

Inwonertal

Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2021

Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2022

1

Tot en met 10.000

€ 65,77

€ 67,87

2

10.001-20.000

€ 72,71

€ 75,04

3

20.001-50.000

€ 87,23

€ 90,02

4

50.001-100.000

€ 107,33

€ 110,76

5

100.001-250.000

€ 137,08

€ 141,47

6

250.001-

€ 173,78

€ 179,34

In artikel 4.4.1, van het Rechtspositiebesluit dpa is bepaald dat een commissielid van een waterschap een vergoeding ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie. Deze vergoeding wordt per 1 januari 2022 vastgesteld op € 126,45 (was € 122,53) per vergadering (artikel I, nummer 42). Dit bedrag komt dus overeen met de vergoeding aan provinciale commissieleden.

Artikel II, nummer 7

Vergoeding voorzieningen voor vervangende Tweede Kamerleden

De vergoeding waarmee vervangende Kamerleden voorzieningen kunnen treffen voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden uit artikel 6a van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer moet worden aangepast aan de CAO Rijk, zoals toegelicht in paragraaf 1.2 van deze toelichting. Het bedrag wordt met terugwerkende kracht per 1 juli 2021 verhoogd van € 731,23 naar € 736,76. Dat is minder dan de verhoging van 2% op grond van de CAO Rijk 2021. Dit komt doordat dit bedrag jaarlijks vanaf 2015 te hoog was vastgesteld. Hoewel dat in 2019 is gecorrigeerd, is bij de wijziging per 1 juli 2020 per abuis doorgerekend met het eerdere, niet gecorrigeerde, bedrag. Het bedrag van € 731,23 is daardoor te hoog en zou € 722,31 moeten zijn. Het correcte bedrag is daarom de verhoging van € 722,31 met 2% en dat is € 736,76.

Artikel III

De inwerkingtreding van de regeling en terugwerkende kracht is toegelicht in paragraaf 1.4 van deze toelichting.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Een wijziging van deze indexatiemethode is thans in voorbereiding, op grond waarvan in de toekomst, overeenkomstig de indexatiemethode van de vergoedingen van andere politieke ambtsdragers, wordt gekeken naar de vastgestelde indexcijfers voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar.

Naar boven