TOELICHTING
1. Aanleiding en probleemstelling
Het is belangrijk dat iedereen in Nederland prettig en betaalbaar kan wonen. Hiervoor
zijn voldoende goede woningen op de juiste plek nodig, passend bij de wensen en financiële
mogelijkheden van mensen. Er is, op dit moment, echter een groot woningtekort en steeds
meer mensen hebben moeite met het vinden van een passende woning. Er is urgentie om
tot een structurele oplossing te komen. Hiervoor is het nodig sneller woningen te
bouwen.
Het woningtekort is met 279.000 woningen hoog. Over een periode van tien jaar moeten
900.000 woningen worden gebouwd, om dit tekort te verkleinen en te voldoen aan de
vraag naar woningen. Om de bouw van de 900.000 woningen te realiseren, zet de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de Minister) in op drie sporen:
-
1. Via de veertien grootschalige woningbouwgebieden1 kunnen aankomende tien jaar circa 210.000 woningen worden gerealiseerd (in totaal
440.000 woningen tot 2040). Deze gebieden zijn essentieel voor de benodigde schaal
en continuïteit in de woningbouw die voor marktpartijen nodig zijn om te investeren
in woningbouw.
-
2. Met (een vervolg van) de Woningbouwimpuls wordt ingezet op het sneller bouwen van
meer betaalbare woningen door heel Nederland.
-
3. Door het creëren van de juiste voorwaarden kan de woningbouw worden versneld. Daarbij
zet de Minister in op: het versterken van capaciteit bij gemeenten en andere publieke
organisaties; het bevorderen van innovatief bouwen; het bieden van hulp met kennis
en capaciteit om woningbouw vlot te trekken; het versnellen procedures en grondbeleid.
De veertien grootschalige woningbouwgebieden zijn benoemd in de Nationale Omgevingsvisie
(NOVI). Het zijn allemaal complexe veelal binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen,
die zonder extra investeringen niet of pas later van de grond komen. Naast het realiseren
van grote aantallen woningen gaat het in deze gebieden ook om het creëren van arbeidsplaatsen,
een klimaatbestendige inrichting van gebouwen en openbare ruimte, en het stimuleren
van lopen, fietsen en deelmobiliteit. Er worden de komende twintig jaar complete nieuwe
delen in steden gerealiseerd, waar mensen wonen, werken, leren, bewegen, leven en
elkaar ontmoeten. De ontwikkeling van deze gebieden vraagt naast een veelvoud van
private investeringen om forse publieke investeringen.
Een knelpunt in de veertien grootschalige woningbouwgebieden bij het bouwen van woningen,
is de beperkte capaciteit (menskracht en expertise) van gemeenten op het gebied van
woningbouw. De werkzaamheden om tot woningbouw te komen zijn namelijk divers en complex.
Deze bestaan onder andere uit: het uitwerken van mobiliteitsplannen, het opstellen
van grondexploitaties, het opstellen van een bestemmingsplan, het voeren van onderhandelingen
met marktpartijen of de juridische afwikkeling van de vergunningverlening. Gemeenten
hebben slechts beperkte capaciteit om uitvoering te geven aan deze werkzaamheden.
2. Doel regeling
Deze ministeriële regeling heeft als belangrijkste doel gemeenten te ondersteunen
bij de versnelling van de aanpak voor de veertien grootschalige woningbouwgebieden,
door financiële middelen te verstrekken voor extra capaciteit en expertise. Met deze
middelen kan capaciteit en expertise ingehuurd, die een katalysator zijn om de woningbouw
te versnellen. Voorbeelden van mogelijke bestedingen:
-
• inzetten van middelen voor inhuur van capaciteit (projectleiders) binnen de gebieden
voor projecten, waardoor knelpunten opgelost kunnen worden; en
-
• inzetten van middelen voor uitzetten van onderzoeken en aantrekken van experts die
nodig zijn in het gebied. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld adviesbureaus inhuren om onderzoek
te doen naar concrete knelpunten.
De veertien grootschalige woningbouwgebieden zijn complexe gebieden, die zonder rijkssteun
niet van de grond komen. Deze gebieden zijn essentieel voor de continuïteit en de
lange termijn. Om deze reden zijn ontwikkelingen in deze gebieden essentieel om het
woningtekort te beperken. Het geld wordt verstrekt aan twaalf gemeenten die een centrale
rol binnen de gebieden spelen.
3. Hoogte uitkering en besteding middelen
Er is een realistische verdeling gemaakt van de financiële middelen. Deze financiële
middelen worden door middel van een beschikking aan de gemeente verstrekt. De uitkering
wordt verstrekt aan twaalf gemeenten. Er is voor twaalf gemeenten gekozen, omdat twee
gemeenten twee kleinere gebieden binnen de gemeentegrenzen hebben.
3.1 Besteding middelen
In de regeling is bepaald dat de middelen kunnen worden ingezet ter bevordering van
de snelheid van de ontwikkeling van de woningbouw, door middel van het bieden van
capaciteit (menskracht) en expertise (kennis, onderzoek) voor de woningbouw en de
gebiedsontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn:
-
• de onderzoeken die nodig zijn voor het ontwikkelen van woningbouwlocaties (onderzoeken
naar bijvoorbeeld: milieueffecten, geluidseffecten, parkeernormen);
-
• de vergunningverlening van woningbouwprojecten in brede zin;
-
• het uitwerken van woningbouwplannen;
-
• het uitwerken van gebiedsontwikkeling;
-
• onderzoeken die concrete knelpunten met betrekking tot een bouwprojecten weg kunnen
nemen.
Hierbij moet vermeld worden dat bovenstaande voorbeelden niet-limitatief zijn. Deze
voorbeelden geven slechts een indicatie waar de middelen aan kunnen worden besteed.
3.2 Verantwoording
De gemeenten leggen verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering
op de wijze bepaald in de Financiële-verhoudingswet. Bij het foutief besteden van
de middelen kunnen de middelen door de Minister teruggevorderd worden.
Van gemeenten wordt verwacht dat zij het geld ook werkelijk uitgeven aan de capaciteit
en expertise en hiermee, mede gelet op de versnelling, voortvarend te werk gaan. Als
de verstrekte middelen niet binnen twee jaar worden uitgegeven na het verstrekken
van de middelen, kan de Minister bepalen dat het geld nog een jaar extra benut mag
worden om dit te besteden aan capaciteit en expertise. De betreffende gemeente dient
hiertoe een verzoek in bij de Minister.
4. Algemene maatregel van bestuur
Deze regeling wordt vastgesteld op basis van artikel 17, tweede lid, juncto artikel 4.23,
derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht. Deze bepaling biedt de
mogelijkheid om een ministeriële regeling vast te stellen vooruitlopend op de totstandkoming
van een wettelijke grondslag. De algemene maatregel van bestuur die zal voorzien in
de grondslag van deze regeling is in ontwikkeling en zal binnen een jaar na vaststelling
van deze regeling worden gerealiseerd.
5. Aanbesteding en Staatssteun
Afhankelijk van de gekozen vorm waarin de gemeenten ondersteunen met inzet van expertise
en capaciteit is het mogelijk dat er sprake is van aanbesteding plichtige activiteiten.
Dit is met name het geval indien er gewerkt wordt met externe inhuur.
Daarnaast zijn de gemeenten, net als in hun reguliere werkzaamheden, verantwoordelijk
voor het voldoen aan de voorschriften rondom staatssteun. De gemeenten zijn zelf verantwoordelijk
voor het correct toepassen van deze Europese regels en de uitwerking in de Aanbestedingswet
2012, omdat de gemeenten bij de onderhavige uitkering kiezen op welke wijze de middelen
zullen worden ingezet.
6. BTW
De activiteiten waarvoor de uitkering wordt verstrekt kunnen activiteiten zijn waarover
de gemeenten BTW verschuldigd zijn. Dat zal grotendeels het geval zijn als expertise
en capaciteit extern ingehuurd worden door de gemeenten. De BTW-component van in totaal
€ 229.000,00 wordt gestort in het BTW-Compensatiefonds van het Ministerie van Financiën.
Er is gerekend met dat de helft van de beschikbare middelen aan BTW-plichtige activiteiten
besteed wordt. Gemeenten kunnen op grond van de relevante wet- en regelgeving een
beroep doen op teruggave van de betaalde BTW-componenten.
7. Regeldruk
Er is geen sprake van administratieve lasten voor burgers of bedrijven of een toename
aan regeldruk. De regeling richt zich op gemeenten. Extern ingehuurde bedrijven of
zelfstandigen zijn weliswaar indirect begunstigden van deze uitkering, maar zij ondervinden
geen administratieve verplichtingen hiervan. Het Adviescollege toetsing regeldruk
(ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar
verwachting geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft.
8. Consultatie
De twaalf genoemde gemeenten zijn geraadpleegd en geconsulteerd. Zij hebben aangegeven
knelpunten te ervaren met het versnellen van de woningbouw en zien de regeling daarom
zeer positief tegemoet.
9. Evaluatie
Als de regeling afloopt zal deze geëvalueerd worden. Dit betreft een evaluatie op
het gebied van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de regeling. Op het gebied
van de doelmatigheid wordt allereerst onderzocht of het doel van de regeling behaald
wordt. Wanneer de doelmatigheid van de regeling wordt onderzocht, wordt de verhouding
onderzocht tussen de ingezette financiële middelen en de te realiseren prestaties
en/of effecten.
II. Artikelsgewijs
Artikel 2. Specifieke uitkering
In het eerste lid van artikel 2 is geregeld voor welke activiteiten de specifieke
uitkering wordt verstrekt. De uitkering wordt besteed aan de inhuur van expertise
en capaciteit ter bevordering van de snelheid van de woningbouw in de gebieden, genoemd
in het tweede lid. Gemeenten kunnen de uitkering inzetten om extra ambtenaren in dienst
te nemen of externe adviesbureaus of projectorganisaties in te huren.
In het vierde lid is geregeld dat de specifieke uitkering niet wordt verstrekt voor
de verschuldigde BTW. Zoals in paragraaf 6 van het algemeen deel van de toelichting
is omschreven wordt de BTW-component gestort in het BTW-Compensatiefonds van het Ministerie
van Financiën. Gemeenten kunnen op grond van de relevante wet- en regelgeving een
beroep doen op teruggave van de betaalde BTW-componenten.
Artikel 3. Voorwaarden voor de uitkering
Dit artikel regelt de verplichtingen van een gemeente die een specifieke uitkering
ontvangt. De specifieke uitkering wordt uiterlijk besteed op 31 december van het tweede
kalenderjaar volgend op het kalenderjaar dat de uitkering is verstrekt. De bestedingstermijn
is geregeld om te zorgen dat de gebiedsteams snel van de grond komen. Op deze manier
kan de voorfase van woningbouw op korte termijn worden versneld.
In het tweede lid is een mogelijkheid tot verlenging geregeld voor de situatie dat
de volledige besteding uiterlijk op 31 december van het tweede kalenderjaar dat volgt
op het kalenderjaar dat de uitkering is verstrekt niet mogelijk is. De termijn kan
dan op schriftelijk en gemotiveerd verzoek eenmaal met ten hoogste een jaar worden
verlengd door de Minister.
Artikel 6. Informatievoorziening na toekenning
Dit artikel bevat de grondslag voor het verstrekken van informatie door gemeenten
ten behoeve van evaluatie van de regeling. De evaluatie is nader toegelicht in paragraaf 9
van het algemeen deel van de toelichting.
Artikel 7. Verantwoording en terugvordering
De verantwoording over en de eventuele terugvordering van de specifieke uitkering
zijn nader toegelicht in paragraaf 3.2 van het algemeen deel van de toelichting.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren