Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 1 december 2021, nr. 2021-0000578310, houdende regels met betrekking tot de verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van de financiering van tijdelijke capaciteit of externe expertise ter bevordering van de snelheid van woningbouw in veertien grootschalige woningbouwgebieden (Regeling specifieke uitkering snelheid woningbouw)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet juncto artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

college:

college van burgemeester en wethouders;

Minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 2. Specifieke uitkering

  • 1. De Minister verstrekt een specifieke uitkering aan een gemeente voor de inhuur van tijdelijke capaciteit of externe expertise ter bevordering van de snelheid van woningbouw.

  • 2. De specifieke uitkering wordt verstrekt aan de gemeente:

    • a. Groningen, voor de gebieden Groningen Suikerzijde en Groningen Stadshavens/ Eemskanaalzone;

    • b. Eindhoven, voor het gebied Eindhoven KnoopXL;

    • c. Breda, voor het gebied Brabantse Stedenrij, bestaande uit deelgebieden Spoorzone Den Bosch, Tilburg Kenniskwartier en Breda CSM-terrein;

    • d. Delft, voor het gebied Oude Lijn Zuidelijke Randstad;

    • e. Amsterdam, voor het gebied Amsterdam Haven-Stad;

    • f. Almere, voor het gebied MRA-Oost;

    • g. Haarlemmermeer, voor het gebied MRA-West;

    • h. Rotterdam, voor het gebied Rotterdam Oostflank;

    • i. Den Haag, voor het gebied Den Haag Central Innovation District/ Binckhorst;

    • j. Utrecht, voor het gebied Utrecht Groot Merwede;

    • k. Nijmegen, voor de gebieden Nijmegen Stationsgebied en Kanaalzone; en

    • l. Zwolle, voor het gebied Zwolle Spoorzone.

  • 3. De specifieke uitkering bedraagt in 2021 € 182.000,00 per gemeente.

  • 4. De specifieke uitkering wordt niet aangewend voor het bekostigen van de BTW die verschuldigd is over de kosten ten gevolge van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, voor zover het bedrag van de BTW in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-Compensatiefonds.

Artikel 3. Voorwaarden voor de uitkering

  • 1. De gemeente besteedt de specifieke uitkering volledig uiterlijk op 31 december van het tweede kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de uitkering is verstrekt, aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt.

  • 2. Indien de volledige besteding van de specifieke uitkering op die datum niet mogelijk is, kan de Minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de gemeente eenmaal met ten hoogste een jaar verlengen. Het verzoek tot verlenging wordt uiterlijk ingediend op 1 november van het tweede kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de uitkering is verstrekt.

Artikel 4. Wijze van betaling

De wijze van uitbetaling van de specifieke uitkering wordt in de beschikking tot toekenning van de uitkering bepaald.

Artikel 5. Meldingsplicht

De gemeente die een specifieke uitkering heeft ontvangen is verplicht om onverwijld een schriftelijke melding te doen zodra aannemelijk is dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de specifieke voorwaarden verbonden verplichtingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, zal worden voldaan.

Artikel 6. Informatievoorziening na toekenning

  • 1. Het college informeert de Minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is toegekend.

  • 2. Het college verleent op verzoek van de Minister medewerking en verstrekt informatie ten behoeve van de voortgang en de evaluatie ten aanzien van de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze regeling.

Artikel 7. Verantwoording en terugvordering

  • 1. De gemeente waaraan op grond van artikel 2 een specifieke uitkering is verstrekt, legt verantwoording af over de besteding daarvan, op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. De Minister stelt de specifieke uitkering vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de gemeente de verantwoording, bedoeld in het eerste lid, heeft verstrekt.

  • 3. Als uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de specifieke uitkering niet volledig is besteed aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt, of onrechtmatig is besteed, of dat niet is voldaan aan de verplichtingen gesteld op grond van artikel 3 kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de Minister worden teruggevorderd. De Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, mededeling van de terugvordering aan de gemeente.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering snelheid woningbouw.

Lasten en bevelen dat deze regeling met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

1. Aanleiding en probleemstelling

Het is belangrijk dat iedereen in Nederland prettig en betaalbaar kan wonen. Hiervoor zijn voldoende goede woningen op de juiste plek nodig, passend bij de wensen en financiële mogelijkheden van mensen. Er is, op dit moment, echter een groot woningtekort en steeds meer mensen hebben moeite met het vinden van een passende woning. Er is urgentie om tot een structurele oplossing te komen. Hiervoor is het nodig sneller woningen te bouwen.

Het woningtekort is met 279.000 woningen hoog. Over een periode van tien jaar moeten 900.000 woningen worden gebouwd, om dit tekort te verkleinen en te voldoen aan de vraag naar woningen. Om de bouw van de 900.000 woningen te realiseren, zet de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de Minister) in op drie sporen:

  • 1. Via de veertien grootschalige woningbouwgebieden1 kunnen aankomende tien jaar circa 210.000 woningen worden gerealiseerd (in totaal 440.000 woningen tot 2040). Deze gebieden zijn essentieel voor de benodigde schaal en continuïteit in de woningbouw die voor marktpartijen nodig zijn om te investeren in woningbouw.

  • 2. Met (een vervolg van) de Woningbouwimpuls wordt ingezet op het sneller bouwen van meer betaalbare woningen door heel Nederland.

  • 3. Door het creëren van de juiste voorwaarden kan de woningbouw worden versneld. Daarbij zet de Minister in op: het versterken van capaciteit bij gemeenten en andere publieke organisaties; het bevorderen van innovatief bouwen; het bieden van hulp met kennis en capaciteit om woningbouw vlot te trekken; het versnellen procedures en grondbeleid.

De veertien grootschalige woningbouwgebieden zijn benoemd in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Het zijn allemaal complexe veelal binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen, die zonder extra investeringen niet of pas later van de grond komen. Naast het realiseren van grote aantallen woningen gaat het in deze gebieden ook om het creëren van arbeidsplaatsen, een klimaatbestendige inrichting van gebouwen en openbare ruimte, en het stimuleren van lopen, fietsen en deelmobiliteit. Er worden de komende twintig jaar complete nieuwe delen in steden gerealiseerd, waar mensen wonen, werken, leren, bewegen, leven en elkaar ontmoeten. De ontwikkeling van deze gebieden vraagt naast een veelvoud van private investeringen om forse publieke investeringen.

Een knelpunt in de veertien grootschalige woningbouwgebieden bij het bouwen van woningen, is de beperkte capaciteit (menskracht en expertise) van gemeenten op het gebied van woningbouw. De werkzaamheden om tot woningbouw te komen zijn namelijk divers en complex. Deze bestaan onder andere uit: het uitwerken van mobiliteitsplannen, het opstellen van grondexploitaties, het opstellen van een bestemmingsplan, het voeren van onderhandelingen met marktpartijen of de juridische afwikkeling van de vergunningverlening. Gemeenten hebben slechts beperkte capaciteit om uitvoering te geven aan deze werkzaamheden.

2. Doel regeling

Deze ministeriële regeling heeft als belangrijkste doel gemeenten te ondersteunen bij de versnelling van de aanpak voor de veertien grootschalige woningbouwgebieden, door financiële middelen te verstrekken voor extra capaciteit en expertise. Met deze middelen kan capaciteit en expertise ingehuurd, die een katalysator zijn om de woningbouw te versnellen. Voorbeelden van mogelijke bestedingen:

  • inzetten van middelen voor inhuur van capaciteit (projectleiders) binnen de gebieden voor projecten, waardoor knelpunten opgelost kunnen worden; en

  • inzetten van middelen voor uitzetten van onderzoeken en aantrekken van experts die nodig zijn in het gebied. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld adviesbureaus inhuren om onderzoek te doen naar concrete knelpunten.

De veertien grootschalige woningbouwgebieden zijn complexe gebieden, die zonder rijkssteun niet van de grond komen. Deze gebieden zijn essentieel voor de continuïteit en de lange termijn. Om deze reden zijn ontwikkelingen in deze gebieden essentieel om het woningtekort te beperken. Het geld wordt verstrekt aan twaalf gemeenten die een centrale rol binnen de gebieden spelen.

3. Hoogte uitkering en besteding middelen

Er is een realistische verdeling gemaakt van de financiële middelen. Deze financiële middelen worden door middel van een beschikking aan de gemeente verstrekt. De uitkering wordt verstrekt aan twaalf gemeenten. Er is voor twaalf gemeenten gekozen, omdat twee gemeenten twee kleinere gebieden binnen de gemeentegrenzen hebben.

3.1 Besteding middelen

In de regeling is bepaald dat de middelen kunnen worden ingezet ter bevordering van de snelheid van de ontwikkeling van de woningbouw, door middel van het bieden van capaciteit (menskracht) en expertise (kennis, onderzoek) voor de woningbouw en de gebiedsontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn:

  • de onderzoeken die nodig zijn voor het ontwikkelen van woningbouwlocaties (onderzoeken naar bijvoorbeeld: milieueffecten, geluidseffecten, parkeernormen);

  • de vergunningverlening van woningbouwprojecten in brede zin;

  • het uitwerken van woningbouwplannen;

  • het uitwerken van gebiedsontwikkeling;

  • onderzoeken die concrete knelpunten met betrekking tot een bouwprojecten weg kunnen nemen.

Hierbij moet vermeld worden dat bovenstaande voorbeelden niet-limitatief zijn. Deze voorbeelden geven slechts een indicatie waar de middelen aan kunnen worden besteed.

3.2 Verantwoording

De gemeenten leggen verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze bepaald in de Financiële-verhoudingswet. Bij het foutief besteden van de middelen kunnen de middelen door de Minister teruggevorderd worden.

Van gemeenten wordt verwacht dat zij het geld ook werkelijk uitgeven aan de capaciteit en expertise en hiermee, mede gelet op de versnelling, voortvarend te werk gaan. Als de verstrekte middelen niet binnen twee jaar worden uitgegeven na het verstrekken van de middelen, kan de Minister bepalen dat het geld nog een jaar extra benut mag worden om dit te besteden aan capaciteit en expertise. De betreffende gemeente dient hiertoe een verzoek in bij de Minister.

4. Algemene maatregel van bestuur

Deze regeling wordt vastgesteld op basis van artikel 17, tweede lid, juncto artikel 4.23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht. Deze bepaling biedt de mogelijkheid om een ministeriële regeling vast te stellen vooruitlopend op de totstandkoming van een wettelijke grondslag. De algemene maatregel van bestuur die zal voorzien in de grondslag van deze regeling is in ontwikkeling en zal binnen een jaar na vaststelling van deze regeling worden gerealiseerd.

5. Aanbesteding en Staatssteun

Afhankelijk van de gekozen vorm waarin de gemeenten ondersteunen met inzet van expertise en capaciteit is het mogelijk dat er sprake is van aanbesteding plichtige activiteiten. Dit is met name het geval indien er gewerkt wordt met externe inhuur.

Daarnaast zijn de gemeenten, net als in hun reguliere werkzaamheden, verantwoordelijk voor het voldoen aan de voorschriften rondom staatssteun. De gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het correct toepassen van deze Europese regels en de uitwerking in de Aanbestedingswet 2012, omdat de gemeenten bij de onderhavige uitkering kiezen op welke wijze de middelen zullen worden ingezet.

6. BTW

De activiteiten waarvoor de uitkering wordt verstrekt kunnen activiteiten zijn waarover de gemeenten BTW verschuldigd zijn. Dat zal grotendeels het geval zijn als expertise en capaciteit extern ingehuurd worden door de gemeenten. De BTW-component van in totaal € 229.000,00 wordt gestort in het BTW-Compensatiefonds van het Ministerie van Financiën. Er is gerekend met dat de helft van de beschikbare middelen aan BTW-plichtige activiteiten besteed wordt. Gemeenten kunnen op grond van de relevante wet- en regelgeving een beroep doen op teruggave van de betaalde BTW-componenten.

7. Regeldruk

Er is geen sprake van administratieve lasten voor burgers of bedrijven of een toename aan regeldruk. De regeling richt zich op gemeenten. Extern ingehuurde bedrijven of zelfstandigen zijn weliswaar indirect begunstigden van deze uitkering, maar zij ondervinden geen administratieve verplichtingen hiervan. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft.

8. Consultatie

De twaalf genoemde gemeenten zijn geraadpleegd en geconsulteerd. Zij hebben aangegeven knelpunten te ervaren met het versnellen van de woningbouw en zien de regeling daarom zeer positief tegemoet.

9. Evaluatie

Als de regeling afloopt zal deze geëvalueerd worden. Dit betreft een evaluatie op het gebied van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de regeling. Op het gebied van de doelmatigheid wordt allereerst onderzocht of het doel van de regeling behaald wordt. Wanneer de doelmatigheid van de regeling wordt onderzocht, wordt de verhouding onderzocht tussen de ingezette financiële middelen en de te realiseren prestaties en/of effecten.

II. Artikelsgewijs

Artikel 2. Specifieke uitkering

In het eerste lid van artikel 2 is geregeld voor welke activiteiten de specifieke uitkering wordt verstrekt. De uitkering wordt besteed aan de inhuur van expertise en capaciteit ter bevordering van de snelheid van de woningbouw in de gebieden, genoemd in het tweede lid. Gemeenten kunnen de uitkering inzetten om extra ambtenaren in dienst te nemen of externe adviesbureaus of projectorganisaties in te huren.

In het vierde lid is geregeld dat de specifieke uitkering niet wordt verstrekt voor de verschuldigde BTW. Zoals in paragraaf 6 van het algemeen deel van de toelichting is omschreven wordt de BTW-component gestort in het BTW-Compensatiefonds van het Ministerie van Financiën. Gemeenten kunnen op grond van de relevante wet- en regelgeving een beroep doen op teruggave van de betaalde BTW-componenten.

Artikel 3. Voorwaarden voor de uitkering

Dit artikel regelt de verplichtingen van een gemeente die een specifieke uitkering ontvangt. De specifieke uitkering wordt uiterlijk besteed op 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar dat de uitkering is verstrekt. De bestedingstermijn is geregeld om te zorgen dat de gebiedsteams snel van de grond komen. Op deze manier kan de voorfase van woningbouw op korte termijn worden versneld.

In het tweede lid is een mogelijkheid tot verlenging geregeld voor de situatie dat de volledige besteding uiterlijk op 31 december van het tweede kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar dat de uitkering is verstrekt niet mogelijk is. De termijn kan dan op schriftelijk en gemotiveerd verzoek eenmaal met ten hoogste een jaar worden verlengd door de Minister.

Artikel 6. Informatievoorziening na toekenning

Dit artikel bevat de grondslag voor het verstrekken van informatie door gemeenten ten behoeve van evaluatie van de regeling. De evaluatie is nader toegelicht in paragraaf 9 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 7. Verantwoording en terugvordering

De verantwoording over en de eventuele terugvordering van de specifieke uitkering zijn nader toegelicht in paragraaf 3.2 van het algemeen deel van de toelichting.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

De 14 gebieden zijn: Metropoolregio Amsterdam (Havenstad, MRA West, MRA Oost), Zuidelijke Randstad (Rotterdam Oostflank, Den Haag CID, Oude Lijn Leiden-Dordrecht), Regio Utrecht (Utrecht Zuidwest), Stedelijk Gebied Eindhoven (Eindhoven Knoop XL), Brabantse Stedenrij, gemeente Groningen (Suikerunieterrein, Eemskanaalzone), Regio Arnhem/Nijmegen (Nijmegen Kanaalzone, Stationsgebied), Zwolle (Spoorzone).

Naar boven