Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 7 december 2021, nr. IENW/BSK-2021/307705, houdende wijziging Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 4, derde lid, van het Besluit BDU verkeer en vervoer;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 3 van de Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer komt te luiden:

Artikel 3

Het absolute aandeel bedraagt voor het uitkeringsjaar 2022 het bij de uitkeringsontvanger genoemde bedrag in onderstaande tabel:

Uitkeringsontvanger

Bedrag (x 1.000 euro)

Openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, onderdeel a, Besluit personenvervoer 2000

10.546

Openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, onderdeel b, Besluit personenvervoer 2000

30.760

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van de uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Visser

TOELICHTING

Algemeen

Achtergrond, doel en aanleiding

Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet BDU verkeer en vervoer vindt de verdeling van het voor het totaal van de brede doeluitkeringen beschikbare bedrag plaats op grond van gebiedsgerichte structuurkenmerken en andere kenmerken. Voor iedere ontvanger wordt op basis van deze structuurkenmerken het percentuele aandeel en op basis van de andere kenmerken het absolute aandeel berekend van het voor het totaal van de uitkeringen beschikbare bedrag.

Openbare lichamen als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 – de twee vervoerregio’s die als zodanig zijn aangewezen – ontvangen per uitkeringsjaar een uitkering op basis van de voorbereiding en de uitvoering van het regionaal verkeer- en vervoerbeleid (hierna: de brede doeluitkering). De twee als zodanig aangewezen vervoerregio’s zijn de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Vervoerregio Amsterdam.

De onderhavige regeling wijzigt artikel 3 van de Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer. De wijziging strekt tot vervanging van de absolute aandelen voor de ontvangers van de brede doeluitkering voor het uitkeringsjaar 2022. Elk jaar worden de absolute aandelen, na overleg met de twee ontvangers, gewijzigd.

Administratieve lasten

De onderhavige wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burgers en het bedrijfsleven. Ook heeft de wijzigingsregeling geen gevolgen voor de uitvoeringspraktijk van de twee vervoerregio’s. Omdat er geen verzwaring van de administratieve lasten voor de betrokken partijen wordt verwacht, kon internetconsultatie op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie achterwege blijven1.

Vaste verandermomenten

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat moet ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit BDU verkeer en vervoer, de brede doeluitkering voor het uitkeringsjaar 2022 uiterlijk in december 2021 verstrekken. Dit zou betekenen dat volgens het systeem van de vaste verandermomenten de wijziging in beginsel op de eerste dag van een kwartaal, te weten 1 oktober 2021, in werking zou moeten zijn getreden. Omdat de hoogte van de absolute aandelen verband houdt met het ter beschikking stellen van middelen in de Rijksbegroting 2022 is dat echter niet haalbaar gebleken.

De ontvangers van de brede doeluitkering zijn gebaat bij spoedige inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingsregeling. Deze wijzigingsregeling heeft een directe relatie met het uitkeringsjaar van de brede doeluitkering. Er is dan ook ter voorkoming van grote publieke nadelen besloten om af te wijken van de toepassing van de vaste verandermomenten van wet- en regelgeving.

Artikelsgewijs

Artikel I

De nieuwe tabel in artikel 3 bevat de absolute aandelen voor de twee uitkeringsontvangers voor het uitkeringsjaar 2022.

Artikel II

De wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Visser


X Noot
1

Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224.

Naar boven