Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 november 2021, nr. 2021-0000176332, tot wijziging van de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren en de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met de uitwerking van de Wet betaald ouderschapsverlof

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 1a van de Werkloosheidswet, 3:48, achtste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 58, zevende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 44, achtste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en 1a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

Besluit:

ARTIKEL I GELIJKSTELLINGSREGELING ARBEIDSUREN

De Gelijkstellingsregeling arbeidsuren wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 6, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid vervalt telkens ‘geheel of gedeeltelijk’.

ARTIKEL II REGELING SAMENLOOP ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSUITKERING MET INKOMEN

De Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel e, wordt ‘, met uitzondering van verlof als bedoeld in artikel 4:2a van de Wet arbeid en zorg’ vervangen door ‘, met uitzondering van verlof als bedoeld in de artikelen 4:2a en 6:3 van de Wet arbeid en zorg’.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel c vervangen door een punt en vervalt onderdeel d.

C

Artikel 2a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c vervalt het vierde subonderdeel.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg aan de zelfstandige of de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, onder a en b, van die wet, waaronder mede wordt verstaan een uitkering als bedoeld in artikel 4:2b, zevende lid, of artikel 6:3, zevende lid, van de Wet arbeid en zorg aan die persoon.

ARTIKEL III INWERKINGTREDINGSBEPALING

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet betaald ouderschapsverlof in werking treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, en artikel II, onderdelen B en C, onder 1, die in werking treden met ingang van 1 januari 2022.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 november 2021

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma

TOELICHTING

Algemeen

Als gevolg van de invoering van het betaald ouderschapsverlof met ingang van 2 augustus 2022 in de Wet betaald ouderschapsverlof worden enige technische aanpassingen doorgevoerd in de Gelijkstelingsregeling arbeidsuren en de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met inkomen. Het betreft soortgelijke wijzigingen als die destijds zijn doorgevoerd bij de invoering van het Wet invoering extra geboorteverlof.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt enkele andere wetstechnische wijzigingen aan te brengen in beide genoemde regelingen. Deze worden toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze toelichting.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het – behoudens beperkte eenmalige kennisnemingskosten – geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

De wijzigingen in de conceptregeling die betrekking hebben op de invoering van betaald ouderschapsverlof zijn gelijktijdig met de wijzigingen op het niveau van algemene maatregel van bestuur voor uitvoeringstoets voorgelegd aan Belastingdienst en UWV. Beide hebben deze wijzigingen uitvoerbaar verklaard per de voorgestelde invoeringsdatum.

Voor zover de regeling betrekking heeft op de invoering van betaald ouderschapsverlof is de conceptregeling van 30 november 2020 tot en met 28 december 2020 gepubliceerd geweest voor de internetconsultatie, gelijktijdig met de wijzigingen op het niveau van algemene maatregel van bestuur. Er zijn twee reacties ontvangen. Deze reacties hadden betrekking op de inhoud van het wetsvoorstel en zien niet op de invulling van de lagere regelgeving. Deze reacties hebben daarom niet tot aanpassing van de regeling geleid.

Artikelsgewijs

Artikel I Gelijkstellingsregeling arbeidsuren

Onderdeel A

De arbeidsuren waarover een uitkering is genoten op grond van artikel 6:3 van de Wazo worden gelijkgesteld met arbeidsuren als bedoeld in artikel 1a van de WW en artikel 1a van de WIA. De uitkering op grond van artikel 6:3 van de Wazo wordt toegevoegd in artikel 1, onderdeel h, van de Gelijkstellingsregeling arbeids-uren. Als een werknemer ouderschapsverlof opneemt en een uitkering geniet op grond van artikel 6:3 van de Wazo, worden de arbeidsuren waarover hij deze uitkering geniet, gelijkgesteld met arbeidsuren als bedoeld in de WW en de WIA.

Onderdeel B

In artikel 6 van de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren wordt abusievelijk gesproken over gedeeltelijke beëindiging van een recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Een recht op een WW-uitkering kan echter alleen geheel eindigen. Om die reden wordt het eerste en tweede lid van dat artikel zo gewijzigd dat niet langer over het geheel of gedeeltelijk eindigen van een recht op uitkering wordt gesproken, maar over het eindigen van een recht op uitkering. De woorden ‘geheel of gedeeltelijk’ vervallen daarom op enkele plaatsen.

Artikel II Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen

Onderdeel A

In artikel 1, onderdeel e, van de Regeling samenloop wordt verlof als bedoeld in artikel 6:3 van de Wazo uitgezonderd van het verlofbegrip. Dat wil zeggen dat het ouderschapsverlof bij de samenloop tussen een arbeidsongeschiktheidsuitkering en inkomen niet wordt aangemerkt als verlof. De uitkering die wordt genoten op grond van artikel 6:3 van de Wazo wordt aangemerkt als inkomen (uit arbeid) voor zover het gaat om uitkeringen aan werknemers. Voor zover het gaat om uitkeringen aan niet-werknemers wordt in onderdeel B geregeld dat ook dergelijke uitkeringen als inkomen uit arbeid worden aangemerkt (zie verder toelichting op onderdeel B).

Onderdelen B en C, onder 1

Levensloopregelingen die voor 2012 zijn aangegaan, worden met ingang van 1 januari 2022 niet langer fiscaal gefaciliteerd en het overgangsrecht inzake levensloopregelingen wordt beëindigd. Het is daardoor niet langer mogelijk fiscaal gefaciliteerd levensloopverlof op te nemen. Bepalingen die betrekking hebben op de toepassing van fiscaal gefaciliteerde levensloopregelingen zijn daardoor overbodig geworden. De verwijzingen die betrekking hebben op levensloopuitkeringen in de artikelen 2 en 2a van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen vervallen daarom. Dit vloeit voort uit het overgangsrecht bij de afschaffing van de levensloopregeling ingevolge het Belastingplan 2012 en het Belastingplan 2013, in samenhang met artikel II van de Wet overige fiscale maatregelen 2021 (Stb. 2020, 542).

Onderdeel C, onder 2

In artikel 2a, eerste lid, strekt het nieuwe onderdeel f ertoe dat ook uitkeringen op grond van artikel 4:2b, zevende lid, en artikel 6:3, zevende lid, WAZO kunnen worden aangemerkt als inkomen uit arbeid en in aanmerking genomen bij het uit te betalen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het gaat daarbij om uitkeringen tijdens aanvullend geboorteverlof en tijdens betaald ouderschapsverlof aan personen van wie de arbeidsverhouding niet als dienstbetrekking kan worden aangemerkt. Bij dit verlof wordt niet als inkomen (uit arbeid) aangemerkt het inkomen (uit arbeid) dat de betrokkene heeft genoten in het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin het verlof aanving en wordt het wettelijk betaald ouderschapsverlof voor de inkomstenverrekening niet als verlof aangemerkt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma

Naar boven