TOELICHTING
I. Algemeen
1. Aanleiding, doel en inhoud van de subsidiemodule
Met deze wijzigingsregeling wordt een subsidiemodule
Ambachts-ondernemerschapsprojecten ingevoerd. De achtergrond hiervan is de
volgende.
1.1 Aanleiding
Per 1 januari 2015 zijn de zogenaamde product- en
bedrijfschappen opgeheven (hierna: schappen). Deze schappen waren
publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van representatieve ondernemers- en
werknemersorganisaties die activiteiten ontplooiden ten behoeve van een branche
of sector van het bedrijfsleven. Een schap verrichtte taken die individuele
ondernemers of verenigingen van ondernemers en werknemers ieder voor zich niet
konden verrichten, maar die met het oog op het algemeen belang of het belang
van de branche of sector noodzakelijk werden geacht. Deze taken werden
gefinancierd door (op basis van verordeningen) heffingen op te leggen aan alle
ondernemingen in de betreffende sector. Schappen waren er in uiteenlopende
branches en sectoren. Zo bestond voor ambachtsondernemingen het
Hoofdbedrijfschap Ambachten (hierna: HBA), waarvan 38 ambachtelijke branches
onderdeel uitmaakten. Het HBA had tot taak het bevorderen van het
gemeenschappelijk belang van de ambachtsondernemingen waarvoor het was
ingesteld. Naar aanleiding van de motie Aptroot c.s. (door de Tweede Kamer
aangenomen op 20 december 2011), werd in het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ van
oktober 2012 vastgelegd dat de schappen zouden worden opgeheven.
Met de inwerkingtreding van de Wet opheffing bedrijfslichamen
per 1 januari 2015 zijn de zeventien schappen, waaronder het HBA, opgeheven.
Een deel van de publieke taken van de schappen is overgegaan naar het
(toenmalige) Ministerie van Economische Zaken en de overige niet-publieke taken
zijn beëindigd, dan wel in de vorm van private initiatieven voortgezet. Ook
moest er een vereffening van het vermogen van de schappen plaatsvinden. Deze
vereffening is voor het vermogen van het HBA verricht door de zogenaamde
Vereffeningsorganisatie PBO (hierna: VOPBO), die haar werkzaamheden heeft
verricht onder verantwoordelijkheid van de opvolgers van de Minister van
Economische Zaken (lees: de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit). Na afronding van de
vereffening van het vermogen van het HBA (rond de jaarwisseling van 2019-2020)
is een batig saldo van€ 1.077.681 overgebleven.1
Van belang is dat het voormelde saldo ten nut moet komen aan
het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij het HBA. De besteding van
het batig saldo zal daarom een algemeen karakter moeten hebben. In de periode
van eind 2019 tot medio 2021 is door het Ministerie van Economische Zaken en
Klimaat onderzocht op welke wijze het batig saldo het beste zou kunnen
terugvloeien naar de ambachtssector. Hieruit volgde dat een subsidiemodule zou
moeten worden opgesteld waarmee het batig saldo tegen transparante en
objectieve criteria verdeeld zou kunnen worden over aanvragen van
belangenorganisaties om projecten uit te voeren ter bevordering van het
ondernemerschap in de ambachtseconomie.
1.2 Doelstelling
Met deze wijzigingsregeling wordt een subsidiemodule
Ambachts-ondernemerschapsprojecten ingevoerd met als doel om het batig saldo
van het opgeheven HBA via ambachts-ondernemerschapsprojecten ten goede te laten
komen aan ambachtsondernemingen. Het belang van de zogenoemde ambachtseconomie
is namelijk groot. Dit is toegelicht in het advies ‘Handmade in Holland’, dat
de sociaaleconomische Raad (SER)2 op verzoek van het toenmalige kabinet in 2013 heeft gegeven
in verband met de gevolgen van de opheffing van het HBA. Volgens dit rapport
vormt de ambachtseconomie een onmisbaar onderdeel van de Nederlandse economie
en samenleving. Op grond van een schatting van de SER waren er in 2013 285.000
ambachtsondernemingen actief, die met een jaaromzet van 110 miljard euro, een
substantiële bijdrage aan de economische ontwikkeling leverden. Diverse
ambachtsondernemingen vormen (ook nog steeds in 2021) een bron van creativiteit
en innovatie en spelen zo een wezenlijke rol in de innovatieketen. Een aantal
specialistische ambachten heeft een sleutelfunctie in de (maak)industrie.
Ambachten leveren ook een bijdrage aan het opleiden van vakmensen. Ambachten
met een sterk lokale oriëntatie dragen bovendien bij aan de sociale
cohesie.
SER-advies Handmade in Holland
Het voormelde SER-adviesrapport constateerde dat de
ambachtseconomie met forse uitdagingen betreffende bepaalde knelpunten te
kampen heeft. Het adviesrapport beschrijft deze knelpunten en adviseerde na
opheffing van het HBA hieraan te blijven werken. Het betreft hier de volgende
knelpunten, die in 2021 nog steeds actueel zijn.
Allereerst is een knelpunt de oplopende tekorten aan
vakmensen door een beperkte instroom in de ambachtssector. Dit is het gevolg
van de (relatieve) hoge uitstroom van ouderen uit de ambachtssector en de
beperkte instroom van jongeren. De bedrijfsopvolging is mede vanwege de
vergrijzing in de ambachtssector een probleem, omdat vooral de kleinere
ambachtsondernemingen in het algemeen minder goed op de hoogte blijken te zijn
van de mogelijkheden van overdracht. Ook blijken steeds minder jongeren in de
praktijk te kiezen voor een ambachtelijke beroepsopleiding, mede omdat
ambachten bij hen onvoldoende in beeld komen en een stoffig imago hebben. Dit
ondanks dat ambtelijke beroepen een grote dynamiek kennen, waarbij oude
ambachten zich moderniseren of verdwijnen en nieuwe ambachten zich
aandienen.
Ten tweede betreft een knelpunt het tekort aan
ondernemerschapsvaardigheden. In de praktijk blijkt dat de ambachtelijke
ondernemers (lees: de primaire vakmensen) niet altijd in voldoende mate zijn
toegerust voor het zogenaamde ondernemerschap dat nodig is voor het adequaat
uitoefenen van een ambachtelijk beroep en het doen continueren van de
ambachtsonderneming. Naast vakkennis, vakmanschap en de bijbehorende
ambachtelijke vaardigheden zijn ook ondernemerschap en
ondernemerschapsvaardigheden van vitaal belang voor een vitale toekomst van
de
ambachten.
Ten derde is gesignaleerd dat de professionalisering in de
ambachtssector een knelpunt betreft. Mede door de toepassing van nieuwe
technologieën binnen ambachten neemt het belang van kennis en scholing sterk
toe, evenals de noodzaak om over de landsgrenzen heen te kijken. Het
beroepsonderwijs sluit echter niet altijd voldoende aan op de behoeften van
de
ambachtelijke arbeidsmarkt.
Ten vierde is regeldruk voor ambachtsondernemingen een
knelpunt. Doordat ambachtsondernemingen veelal behoren tot het kleinbedrijf
of
ZZP’er zijn, kost het bijhouden en naleven van verplichtingen uit wet- en
regelgeving (relatief) disproportioneel veel tijd en inspanning.
Voorts heeft de SER een aantal aanbevelingen gedaan om de
voormelde knelpunten op te lossen. Zo heeft de SER aanbevolen om (1)
voorlichting te geven over en begeleiding bij bedrijfsopvolging (instroom),
(2)
de ontwikkeling van ondernemerschapsvaardigheden te ondersteunen, (3) te zorgen
voor goed (veilig en gezond) werk (professionalisering en innovatie), (4) te
zorgen voor coördinatie van activiteiten en (5) de regeldruk te verminderen
voor kleine ondernemers.
Quick scan naar de toekomstbestendigheid van
ondernemingen
Een recentere studie naar de toekomstbestendigheid van het
mkb in den brede bevestigt het beeld van de genoemde knelpunten voor het
ondernemerschap in de ambachtseconomie. Het Ministerie van Economische Zaken
en
Klimaat heeft in het najaar van 2019 in het kader van het MKB-actieplan samen
met MKB-Nederland en de Kamer van Koophandel een onderzoek (Quick scan) laten
verrichten naar de vraag in hoeverre het mkb voorbereid is op de toekomst.
Hierbij is de visie op dit vraagstuk van dertien brancheorganisaties (waaronder
zes ambachtelijke branches) in beeld gebracht. Het idee achter deze Quick scan
was dat bedrijven zich zullen moeten aanpassen aan maatschappelijke
ontwikkelingen om levensvatbaar te blijven in de toekomst en om te onderzoeken
wat ervoor nodig is om ondernemers hiertoe verdere stappen te laten zetten en
welke rol de brancheorganisaties en het ministerie hierbij (kunnen) spelen.
De
belangrijkste bevindingen van de Quick scan ‘Hoe branches naar de toekomst van
hun bedrijven kijken’3 waren:
-
• Veel ondernemers hebben geen stip op de horizon en geen
strategie. Vooral de kleine, ambachtelijke bedrijven doen doorgaans weinig aan
strategische ontwikkeling en het toekomstbestendig maken van hun
bedrijfsvoering.
-
• Vaktechnische innovatie (van het ambacht/techniek) is
vanzelfsprekend, innovatie van bedrijfsprocessen is daarentegen niet
vanzelfsprekend vanwege ontbrekende tijd, interesse en vaardigheden.
-
• Jonge ondernemers opereren wel strategischer; zij sturen
meer op cijfers, zijn toekomstgerichter bezig en gaan makkelijker mee in nieuwe
ontwikkelingen dan oudere (ambachtelijke) ondernemers.
-
• Veel ondernemers zijn ook lastig te bereiken voor
ontwikkeling op ondernemerschap. De aandacht ligt bij de passie voor het
vak.
-
• Er zijn regeldrukbelemmeringen die ondernemers van het
ondernemen afhouden. Vooral voor microbedrijven (minder dan 10 werknemers) is
het lastig om aan de grote hoeveelheid geldende regelgeving te voldoen.
-
• Er zijn knelpunten op het gebied van menselijk kapitaal:
er is te weinig instroom op de opleidingen, er is noodzaak tot verandering van
competenties door digitalisering en innovaties, er is onvoldoende besef van
het
belang van personeelsbeleid.
-
• Brancheorganisaties hebben een grote behoefte aan
sectordata om de juiste dingen voor hun leden te kunnen doen.
Invulling van de adviezen door de subsidiemodule
Ambachts-ondernemerschapsprojecten
De subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten is
bedoeld om bij te dragen aan de oplossing van de knelpunten van
ambachtsondernemingen, genoemd in de hiervoor genoemde adviezen. Zo beoogt deze
subsidiemodule via het verstrekken van subsidie bij te dragen aan de vergroting
van de instroom van nieuwe ondernemers in ambachtsondernemingen, verbetering
van ondernemerschapsvaardigheden en professionalisering en innovatie van
bedrijfsprocessen.
Ook beoogt de subsidiemodule
Ambachts-ondernemerschapsprojecten – conform de vierde aanbeveling van de SER
–
te zorgen voor coördinatie van activiteiten door de
ambachts-ondernemerschapsprojecten, die voor de hele ambachtseconomie van
belang (moeten) zijn, te laten uitvoeren door overkoepelende
belangenorganisaties en samenwerkingsverbanden van deze organisaties, die
diverse belanghebbenden binnen de ambachtssector met elkaar verbinden.
Tot slot wordt over het knelpunt van de regeldruk opgemerkt
dat de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten niet direct de
feitelijke regeldrukeffecten bij ambachtsondernemingen kan verminderen. De
feitelijke regeldruk kan alleen verminderd worden door de aanpassing van de
op
deze ambachtsondernemingen toepasselijke wet- en regelgeving, alsook door hier
zoveel mogelijk rekening mee te houden bij het opstellen van nieuwe wet- en
regelgeving. Op grond van onderhavige subsidiemodule kan daarentegen wel
subsidie verstrekt worden voor activiteiten die zich richten op het faciliteren
van ambachtsondernemingen zodat zij wet- en regelgeving gemakkelijker c.q.
beter kunnen naleven. Hierdoor zou de (beleefde) regeldruk kunnen
verminderen.
Op welke wijze voormelde doelstellingen worden ingevuld en
wat de projectactiviteiten behelzen, wordt nader ingegaan in de artikelsgewijze
toelichting bij artikel 3.26.7, eerste lid, onderdeel a.
1.3 Openstelling en verdeling van het subsidieplafond
Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling nationale EZK- en
LNV-subsidies aangepast in verband met de invoering van de subsidiemodule
Ambachts-ondernemerschapsprojecten. Door deze invoering wordt het mogelijk
gemaakt om de openstelling van deze subsidiemodule te regelen in de nog in te
voeren openstellingsregeling op het terrein van de Ministeries van Economische
Zaken en Klimaat (EZK) en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) (de
Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022). Er wordt beoogd de
subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten open te stellen vanaf
3 januari 2022 om 9.00 uur tot en met 28 februari 2022 om 17.00 uur. Dit
betekent dat in deze periode subsidieaanvragen ingediend kunnen worden, waarbij
het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van rangschikking van deze
aanvragen. Het subsidieplafond wordt vastgesteld op € 1.077.681. Deze
financiële middelen zijn afkomstig uit het batig saldo van de vereffening van
het vermogen van het HBA. Per ambachts-ondernemerschapsproject (waarvan de
subsidie 100 procent van de subsidiabele kosten bedraagt) is een subsidiebedrag
beschikbaar van ten hoogste € 500.000. Tegelijkertijd mag iedere
subsidieontvanger die een ambachts-ondernemerschapsproject zelfstandig dan wel
in een samenwerkingsverband uitvoert minimaal € 25.000 en maximaal € 124.999,99
subsidie per project ontvangen, zodat gebleven wordt binnen het tweede regime
van het Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS)4. Hiermee kunnen de administratieve lasten en
uitvoeringskosten van de onderhavige subsidiemodule beperkt blijven.
Het voorgaande betekent onder meer dat het maximale
subsidiebedrag van € 500.000 per ambachts-ondernemerschapsproject alleen kan
worden ontvangen indien dat ambachts-ondernemerschapsproject wordt uitgevoerd
in een samenwerkingsverband van minimaal vier partijen. Dit betekent ook dat
bij volledige benutting van de subsidieruimte per
ambachts-ondernemerschapsproject er maximaal aan twee grote
ambachts-ondernemerschapsprojecten subsidie kan worden toegekend. Het is echter
ook mogelijk dat de subsidie verdeeld wordt over meerdere kleinere projecten of
over één groot project en meerdere kleinere projecten.
Tot slot is het (in principe) de bedoeling de subsidiemodule
Ambachts-ondernemerschapsprojecten eenmaal open te stellen. Alleen in het geval
er na vorenstaande verdeling van het subsidieplafond een gedeelte van het batig
saldo van het HBA over mocht blijven, wordt een tweede openstelling van deze
subsidiemodule of andere bestemming van het batig saldo van het HBA
overwogen.
2. Staatssteun
Op grond van de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten
wordt subsidie verstrekt voor het uitvoeren van één of meer
ambachts-ondernemerschapsprojecten om, ten behoeve van ambachtsondernemingen in
Nederland, een bijdrage te leveren aan één of meer van de doelstellingen,
genoemd in artikel 3.26.2, eerste lid. Een ambachts-ondernemerschapsproject
bevat een samenhangend geheel van activiteiten, bestaande uit de ontwikkeling
van, of het ondersteunen bij de ontwikkeling van, faciliterende diensten of
producten ten behoeve van ambachtsondernemingen. Van belang is dat de subsidie
bestemd is voor een belangenorganisatie die zelfstandig of in een
samenwerkingsverband voor eigen rekening en risico activiteiten uitvoert die
ten goede komen aan (een groot aantal en typen) ambachtsondernemingen. Kosten
van ambachtsondernemingen, ten behoeve waarvan het
ambachts-ondernemerschapsproject uitgevoerd wordt, zijn niet subsidiabel.
Omdat de subsidiabele activiteiten economisch van aard zijn,
zullen de deelnemers in het samenwerkingsverband die subsidie ontvangen,
overeenkomstig de Europese staatssteunregels, als onderneming gekwalificeerd
worden (ook al betreft het feitelijk verenigingen en stichtingen). De subsidie
voor deze projectactiviteiten bevat dan ook staatsteun, die door de algemene
de-minimisverordening5 wordt gerechtvaardigd. De regeling is in overeenstemming met
de voorwaarden van de voormelde verordening en het gehanteerde
de-minimisplafond op grond waarvan de subsidieontvanger (met inbegrip van de
subsidieverlening op grond van deze subsidiemodule) ten hoogste € 200.000 bruto
subsidie mag ontvangen over de laatste drie achtereenvolgende belastingjaren.
De algemene de-minimisverordening bevat geen maximum steunintensiteiten. Voorts
is de steun transparant en heeft een stimulerend effect.
Tot slot is van belang dat er gekozen is voor het gebruik van
deze verordening, omdat deze voor de subsidieaanvrager (relatief) weinig
voorwaarden bevat. Ook kan op grond hiervan een steunintensiteit van 100
procent gehanteerd worden (lees: hoeft geen eigen bijdrage van de
subsidieontvangers gevraagd te worden). Een eigen bijdrage van de
subsidieontvangers (als vertegenwoordiger van ambachtsondernemingen) wordt
namelijk niet passend geacht, omdat onderhavige subsidiemodule is opgesteld om
het batig saldo van het HBA te laten terugvloeien naar de ambachtssector.
3. Regeldruk
Algemeen
De subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten heeft
administratieve lasten tot gevolg, samenhangend met de aanvraag voor subsidie,
de tussentijdse (jaarlijkse) rapportage over de voortgang en aanvraag voor
subsidievaststelling. De subsidiemodule brengt vanzelfsprekend geen
inhoudelijke nalevingskosten met zich mee.
3.1 Beperking administratieve lasten
De administratieve lasten per subsidieaanvrager worden beperkt
gehouden doordat het tweede regime van het Raamwerk voor Uitvoering van
Subsidies (RUS) wordt gebruikt, dat minder informatieverplichtingen vooraf,
tussendoor en controleverplichtingen achteraf oplevert dan in het geval dat het
derde regime van het RUS gebruikt zou zijn. Ook worden de lasten beperkt
doordat via RVO.nl formats beschikbaar worden gesteld om de subsidieaanvraag
online in te dienen.
Voorts zijn ook de totale administratieve lasten beperkt omdat
slechts een gering aantal partijen gebruik zal kunnen maken van deze
subsidiemodule. In dit geval bestaan de potentiële gebruikers van deze
subsidiemodule (kort gezegd) uit belangenorganisaties (verenigingen en
stichtingen) die zich inzetten voor het ondernemerschap in de ambachtseconomie
in Nederland. De subsidiemodule is niet bestemd voor ambachtsondernemingen
zelf.
Informatieverplichtingen
Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, moet een
aanvraag voor subsidie worden ingediend waarin of waarbij bepaalde informatie
verschaft moet worden. In artikel 3.26.8 zijn informatieverplichtingen
opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag moet bevatten of
waarvan deze vergezeld dient te gaan. Voor de subsidieaanvraag zijn een aantal
minimale informatievereisten opgenomen over de subsidieaanvrager, het project
en deelnemers uit het samenwerkingsverband, die nodig zijn om de aanvraag te
kunnen behandelen. Ook moet een subsidieaanvraag een zogenaamde verklaring
de-minimissteun bevatten, waarmee de subsidieaanvrager bevestigt dat de
subsidieverlening niet zal leiden tot een overschrijding van het
de-minimisplafond van de algemene de-minimisverordening. Deze verklaring is van
belang om aan de monitoringsverplichting te voldoen die elke lidstaat van de
Europese Unie richting de Europese Commissie heeft. Daarnaast moet de
subsidieaanvraag vergezeld gaan van een projectplan met in ieder geval een
omschrijving van de doelstelling of doelstellingen, de werkzaamheden en de
omvang van het verwachte blijvende effect (het bereik) van het
ambachts-ondernemerschapsproject, alsmede een begroting. Ook moet de
subsidieaanvraag vergezeld gaan van documenten met een beknopte beschrijving
van de kennis, ervaring en projectorganisatie van de bij de uitvoering van het
ambachts-ondernemerschapsproject betrokken personen. Al deze informatie is
nodig voor de rangschikking op de beoordelingscriteria.
Na een positieve beoordeling van de aanvraag voor subsidie zal
er subsidie verleend worden. Hierna kan gestart worden met het desbetreffende
project, dat in ieder geval (normaal gesproken) binnen drie jaar afgerond moet
zijn. Om tussentijds zicht te houden op de voortgang van het desbetreffende
project zal op grond van artikel 39 van het Kaderbesluit nationale EZK- en
LNV-subsidies jaarlijks een tussenrapportage over de voortgang van het project
van de subsidieontvangers (penvoerders) worden verlangd. Deze tussenrapportages
kunnen na afronding van het project ook gedeeltelijk gebruikt worden bij de
uiteindelijke vaststelling van de subsidie. Voor de vaststelling van de
subsidie dient de subsidieontvanger echter nog een aanvraag voor
subsidievaststelling in te dienen waarin deze (in de vorm van een
eindrapportage) aanvullende informatie verschaft.
Voor de aanvraag voor subsidievaststelling zijn de
informatieverplichtingen opgenomen in artikel 50 van het Kaderbesluit nationale
EZK- en LNV-subsidies. Er is evenwel voor gekozen om deze
informatieverplichtingen in artikel 3.26.9 van deze subsidiemodule nader in- en
aan te vullen. Zo moet het eindverslag, dat bij de aanvraag voor
subsidievaststelling gevoegd wordt, informatie bevatten waarmee kan worden
vastgesteld of de subsidiabele activiteiten daadwerkelijk hebben
plaatsgevonden, alsook of ze tot het gewenste eindresultaat hebben geleid. De
te verschaffen informatie bestaat concreet uit een omschrijving van de
projectresultaten, het type en aantal ambachtsondernemingen dat door het
project is ondersteund en de wijze waarop dit plaatsgevonden heeft, hoe het
project heeft bijgedragen aan één of meer van de doelstellingen van de subsidie
en een overzicht waarin de totale kosten van de subsidiabele activiteiten zijn
opgenomen, inclusief een kostenopbouw die is toegespitst op de verschillende
kostencomponenten.
Berekening administratieve lasten
De verwachting is dat er zes subsidieaanvragen worden
ingediend, waarbij de projectplannen en het aantal betrokken partijen bij twee
subsidieaanvragen een forse en bij vier subsidieaanvragen een kleinere omvang
zullen hebben. Voor de twee subsidieaanvragen, die naar verwachting een forse
omvang zullen hebben, wordt aangenomen dat de subsidieaanvrager 80 uur moet
besteden aan de subsidieaanvraag. Verder is de verwachting dat bij de vier
kleinere subsidieaanvragen 30 uur werk nodig is per subsidieaanvrager om de
subsidieaanvraag te kunnen indienen. Het totale aantal uren voor de
subsidieaanvragen komt dan op 280 uur uit.
Verder is de verwachting dat er drie subsidieaanvragen worden
gehonoreerd binnen het subsidieplafond. Deze drie projecten zullen over het
eerste en het tweede jaar een tussenrapportage moeten opstellen. Naar
verwachting zal het maken van een tussenrapportage gemiddeld 20 uur kosten.
Uitgaande van drie gehonoreerde projecten zullen er dus in totaal zes
tussenrapportages gemaakt moeten worden, waaraan door de subsidieontvangers in
totaal 120 uur besteed zullen worden.
Tot slot wordt aangenomen dat de verslaglegging achteraf (het
opstellen van de eindrapportage), die nodig is voor het indienen van de
aanvraag voor subsidievaststelling, gemiddeld 25 uur in beslag zal nemen.
Uitgaande van drie projecten zou het totale aantal uren voor het indienen van
de aanvragen voor subsidievaststelling hiermee dan uitkomen op 75 uur.
Uit het voorgaande volgt dat het totale aantal uren werk om aan
de voormelde informatieverplichtingen te kunnen voldoen naar verwachting
uitkomt op 475 uur. Het toepasselijke uurtarief is € 54 euro (hoger kader
professionals binnen belangenorganisaties). De totale administratieve lasten
komen dan uit op € 25.650. Dit is circa 2,4 procent van het subsidieplafond van
€ 1.077.681.
Beoordeling door Adviescollege toetsing regeldruk
Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege
toetsing regeldruk (ATR). Naar aanleiding hiervan is deze wijzigingsregeling
niet geselecteerd voor formele advisering, omdat deze geen omvangrijke gevolgen
voor de regeldruk heeft.
4. Uitvoering
De uitvoering van dit subsidie-instrumentarium is in handen van
de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO, onderdeel van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat). Deze wijzigingsregeling wordt uitvoerbaar en
handhaafbaar geacht.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
Met dit artikel is een nieuwe titel 3.26 en bijhorende bijlage
3.26 opgenomen in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. Deze titel bevat
de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten.
Onderdeel A (Titel 3.26.
Ambachts-ondernemerschapsprojecten)
Artikel 3.26.1. Begripsbepalingen
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van
belang zijn voor de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten. De
begripsbepalingen geven een nadere invulling aan de subsidiabele activiteiten.
Zo zijn de begrippen ambachtsonderneming en belangenorganisatie omschreven.
Deze kernbegrippen zijn van belang, omdat op grond van deze subsidiemodule
subsidie verstrekt wordt aan een belangenorganisatie die zich inzet voor
ambachtsondernemingen. Voor de uitleg van deze begrippen wordt verwezen naar
de
toelichting op artikel 3.26.2.
Artikel 3.26.2. Subsidieverstrekking
Doelstellingen van de subsidie en de subsidiabele
activiteiten
Op grond van de subsidiemodule
Ambachts-ondernemerschapsprojecten wordt subsidie verstrekt voor het uitvoeren
van ambachts-ondernemerschapsprojecten om, ten behoeve van
ambachtsondernemingen in Nederland, een bijdrage te leveren aan één of meer
doelstellingen betreffende het verhelpen van belangrijke knelpunten voor deze
ambachtsondernemingen.
Voor het inkaderen van de voormelde doelstellingen is van
belang wat onder een ambachtsonderneming wordt verstaan. Een onderneming is
op
grond van artikel 1 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies iedere
eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een
economische activiteit uitoefent. Voor zover bijvoorbeeld een eenmanszaak,
V.O.F., b.v., n.v., vereniging, stichting of andere entiteit economische
activiteiten uitvoert, wordt deze entiteit als onderneming aangemerkt.
Daarnaast valt uit het advies ‘Handmade in Holland’ van de SER6 af te leiden wat een ambacht (hierna: een
ambachtsberoep) is. Op grond hiervan bestaat een ambachtsberoep uit het
uitoefenen van vakkundig, handmatig en geschoold maakwerk, dat voornamelijk
in
de praktijk geleerd is en waarbij vaardigheid van groot belang is. Bij dit type
werk is vaardigheid dus van groot belang. Ook geeft de SER (overeenkomstig het
voormelde ondernemingsbegrip uit het Kaderbesluit nationale EZK- en
LNV-subsidies) aan dat een ambachtsberoep wordt uitgevoerd in een entiteit die
economische activiteiten verricht.
Uit het voorgaande volgt dus dat een ambachtsonderneming
een onderneming is die zich bezighoudt met het uitoefenen van een
ambachtsberoep (voornamelijk in de praktijk geleerd vakkundig, handmatig en
geschoold maakwerk). Het desbetreffende ambachtsberoep kan zowel door de
eigenaar als medewerkers van de desbetreffende ambachtsonderneming worden
uitgevoerd. Deze ambachtsondernemingen zijn actief in vele
bedrijfstakken/beroepssegmenten. Bij deze subsidiemodule gaat het echter om
het
vereffenen van het batig saldo van het HBA, waarbij een gelimiteerd aantal
ambachtsondernemingen was aangesloten. Om te kunnen begrenzen wat onder een
ambachtsonderneming moet worden verstaan, wordt voor de toepassing van deze
subsidiemodule in artikel 3.26.1 daarom verwezen naar een in bijlage 3.26
opgenomen limitatieve lijst met ambachtsberoepen zoals deze uitgeoefend worden
in ambachtsondernemingen die waren aangesloten bij het HBA.
Verder is van belang waaraan de onderhavige subsidiemodule
concreet een bijdrage beoogt te leveren. Dit betreft één of meer van de
volgende doelstellingen: (a) vergroting van de instroom van nieuwe ondernemers
in ambachtsondernemingen, gericht op het door deze nieuwe ondernemers oprichten
of overnemen van ambachtsondernemingen, (b) verbetering van
ondernemerschapsvaardigheden, waaronder ten minste begrepen de strategische-
en
digitale vaardigheden, van een ondernemer die een ambachtsonderneming in stand
houdt dan wel beoogt op te richten of over te nemen, (c) professionalisering
en
innovatie van de bedrijfsprocessen, waaronder mede begrepen de digitalisering,
van ambachtsondernemingen en (d) verbetering van het inzicht van
ambachtsondernemingen in de voor hen relevante wet- en regelgeving, waaronder
mede begrepen het geven van voorlichting en het op andere wijze verlenen van
ondersteuning bij de naleving van deze wet- en regelgeving.
Een ambachts-ondernemerschapsproject bevat een samenhangend
geheel van activiteiten, bestaande uit de ontwikkeling van of het ondersteunen
bij de ontwikkeling van faciliterende diensten of producten ten behoeve van
ambachtsondernemingen. Hierbij kan gedacht worden aan de ontwikkeling van een
(informatie) campagne ter voorlichting en verbetering van het imago van
ambachtsondernemingen, (ICT)tools en de ontwikkeling van scholing met
bijhorende documentatie en digitale tools betreffende
ondernemerschapsvaardigheden. Ook kan gedacht worden aan de ontwikkeling van
faciliteiten voor het professionaliseren en innoveren (waaronder ten minste
begrepen digitaliseren) van bedrijfsprocessen en/of (overige)
ondersteuningsdiensten en acties om de instroom naar ambachtelijke beroepen
te
bevorderen (oprichting van ambachtsondernemingen en/of bedrijfsoverdracht bij
het stoppen/met pensioen gaan van een ondernemer).
Op voormelde doelstellingen en activiteiten wordt nader
ingegaan bij de artikelsgewijze toelichting op het bijhorende
rangschikkingscriterium betreffende de bijdrage aan de doelstellingen van de
subsidie, opgenomen in artikel 3.26.7, eerste lid, onderdeel a. In het geval
een project niet in voldoende mate aan dit rangschikkingscriterium voldoet,
wordt de subsidieaanvraag op grond van artikel 3.26.6, onderdeel a,
afgewezen.
Subsidieontvangers
In artikel 3.26.2, eerste lid, wordt bepaald dat de
subsidie verstrekt wordt aan een belangenorganisatie voor ambachtsondernemingen
die het project zelfstandig of in een samenwerkingsverband van deze
belangenorganisaties uitvoert. Een belangenorganisatie voor
ambachtsondernemingen is op grond van artikel 3.26.1 (a) een vereniging die
de
belangen behartigt van haar leden, bestaande uit ambachtsondernemingen (zoals
brancheorganisaties waar ambachtsondernemingen als lid bij zijn aangesloten),
(b) een vereniging die zich, eventueel namens of in samenwerking met één of
meerdere verenigingen als bedoeld in onderdeel a, inzet voor de belangen van
ambachtsondernemingen (zoals koepelorganisaties waarvan de voormelde
brancheorganisaties lid zijn), of (c) een stichting die zich inzet voor de
belangen van ambachtsondernemingen (zoals stichtingen die samenwerken met
ambachtsondernemingen of deze op andere wijze bijstaan). Van belang is dat de
subsidie op grond van artikel 3 van het Kaderbesluit nationale EZK- en
LNV-subsidies bestemd is voor subsidieaanvragers die voor eigen rekening en
risico activiteiten uitvoeren die ten goede komen aan de Nederlandse economie
of andere Nederlandse belangen (in dit geval: die ten goede komen aan (een
groot aantal en typen) ambachtsondernemingen. Op de (verdere) kenmerken van
een
subsidieaanvrager wordt ingegaan in de toelichting op het bijhorende
rangschikkingscriterium, opgenomen in artikel 3.26.7, eerste lid, onderdeel
c.
In het geval een subsidieaanvrager niet in voldoende mate aan dit criterium
voldoet, wordt de subsidieaanvraag op grond van artikel 3.26.6, onderdeel a,
afgewezen.
Uit het voorgaande volgt dat het (ook) goed mogelijk is dat
de subsidie gezamenlijk wordt aangevraagd door meerdere deelnemers uit een
samenwerkingsverband. In dat geval is het van belang dat elke deelnemer uit
het
samenwerkingsverband als penvoerder kan optreden. De penvoerder is degene die
namens het samenwerkingsverband de aanvraag indient. Dit is bepaald in artikel
20 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Het is de bedoeling
dat zowel de penvoerder als overige subsidieontvangers zelf de subsidiabele
activiteiten verrichten, en zo nodig (een) derde(n) inhuren tegen marktconforme
en transparante voorwaarden. De beschikking tot subsidieverlening wordt
verzonden aan de penvoerder, maar de subsidie zal uiteindelijk verleend en
betaald worden aan alle subsidieontvangers die de desbetreffende subsidiabele
activiteiten uitvoeren.
Tot slot kwalificeren subsidieaanvragers voor de uitvoering
van de subsidiabele activiteiten op grond van het staatssteunrecht als
onderneming, ongeacht hun feitelijke rechtsvorm. Om die reden zijn er in
artikel 3.26.2, derde lid, aanvullende voorwaarden gesteld, zodat de subsidie
voor de projectactiviteiten daadwerkelijk gerechtvaardigd wordt door de
algemene de-minimisverordening. Uit artikel 1, eerste lid, onderdelen a en b,
van de algemene de-minimisverordening volgt dat de de-minimisverordening niet
van toepassing is op de sectoren van de primaire productie van
landbouwproducten, de visserij en de aquacultuur. Wat in de zin van de algemene
de-minimisverordening onder landbouwproducten wordt verstaan, staat in bijlage
I van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Op de
ondernemingen die zich bezighouden met de verwerking en de afzet van
landbouwproducten en niet-landbouwproducten is de algemene
de-minimisverordening slechts van toepassing indien is voldaan aan de
voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de
algemene de-minimisverordening. Indien de subsidieaanvragers actief zijn in
de
sectoren op het gebied van de primaire productie van landbouwproducten, de
visserij en aquacultuur of de verwerking en afzet van landbouwproducten, en
in
dat laatste geval niet aan voormelde voorwaarden is voldaan, kan geen subsidie
worden verleend.
Aantal subsidieaanvragen
In artikel 3.26.2 is ook bepaald dat een subsidieaanvrager
per ambachts-ondernemerschapsproject afzonderlijk een aanvraag voor subsidie
moet indienen. Een aanvraag kan dus niet op verschillende
ambachts-ondernemerschapsprojecten betrekking hebben. Het is wel mogelijk dat
een subsidieaanvrager voor meerdere ambachts-ondernemerschapsprojecten een
afzonderlijke subsidieaanvraag indient. Op deze wijze wordt een efficiënte
afhandeling van de subsidieaanvragen bevorderd. Door voormelde bepaling wordt
het mogelijk gemaakt om het subsidieplafond overeenkomstig artikel 3.26.4 per
subsidieaanvraag te verdelen op volgorde van rangschikking van de aanvragen.
Voor de achtergrond wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op
artikel 3.26.7.
Artikel 3.26.3. Hoogte subsidie
In dit artikel is voor deze subsidiemodule aangegeven welke
steunintensiteiten en welk maximum subsidiebedrag voor de subsidiabele kosten
gehanteerd worden.
Het eerste lid bepaalt de steunintensiteit voor
projectactiviteiten van het ambachts-ondernemerschapsproject. Hieruit volgt
dat
op de projectactiviteiten een steunintensiteit van 100 procent van toepassing
is. Voor de projectactiviteiten is het op grond van een Europees steunkader
niet noodzakelijk om een maximum steunintensiteit te hanteren, omdat de
subsidie onder de algemene de-minimisverordening valt, die geen verplichting
tot hantering van een maximum steunintensiteit bevat. Er is gekozen voor
voormelde steunintensiteit van 100 procent van de subsidiabele kosten om een
maximale stimulans te geven om het ambachts-ondernemerschapsproject uit te
voeren, zonder dat er een eigen bijdrage van de subsidieontvanger gevraagd
wordt. Een eigen bijdrage van de subsidieontvanger (als vertegenwoordiger van
ambachtsondernemingen) wordt namelijk niet passend geacht, omdat onderhavige
subsidiemodule is opgesteld om het batig saldo van het HBA te laten
terugvloeien naar de ambachtssector.
Verder bepaalt artikel 3.26.3, eerste lid, onderdeel b, dat
de subsidie ten hoogste € 500.000 per ambachts-ondernemerschapsproject zal
bedragen. Ook is geregeld dat iedere subsidieontvanger die een
ambachts-ondernemerschapsproject zelfstandig dan wel in een
samenwerkingsverband uitvoert minimaal € 25.000 (zie artikel 3.26.6, onderdeel
b) en maximaal € 124.999,99 (zie artikel 3.26.3, eerste lid, onderdeel a)
subsidie per project kan ontvangen, zodat gebleven wordt binnen het tweede
regime van het Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS). Hiermee kunnen
de
administratieve lasten en uitvoeringslasten van de subsidiemodule beperkt
blijven. Ook is er gekozen voor deze maximum en minimumsubsidiebedragen zodat
in voldoende mate geschikte (omvangrijke) projecten ondersteund kunnen worden,
zonder dat één project het subsidieplafond volledig gebruikt.7 Voor wat het voorgaande in de praktijk betekent wordt
verwezen naar paragraaf 1.3 van de algemene toelichting.
Van belang is ook nog dat het totale bedrag aan
de-minimissteun per subsidieontvanger niet meer kan bedragen dan het
de-minimisplafond ter hoogte van € 200.000 over een periode van drie
belastingjaren (zie artikel 3.26.3, tweede lid). Dit plafond ziet op alle
vormen van steun die op grond van de desbetreffende de-minimisverordening
verleend kunnen worden, en dit strekt dus verder dan alleen de subsidie die
verstrekt zou kunnen worden op grond van de onderhavige subsidiemodule. Op
grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het Kaderbesluit
nationale EZK- en LNV-subsidies zal een aanvraag om subsidie worden afgewezen
indien dit zou leiden tot overschrijding van het de-minimisplafond door de
subsidieaanvrager of één van de subsidieaanvragers in het
samenwerkingsverband.
Tot slot is er geen bepaling over de subsidiabele kosten
opgenomen. De reden hiervoor is dat geen specifieke regels over subsidiabele
kosten gesteld zijn in de algemene de-minimisverordening, alsook dat met deze
subsidiemodule beoogd wordt om diverse soorten
ambachts-ondernemerschapsprojecten te subsidiëren waarvoor slechts aangetoond
moet worden dat de kosten verband houden met de subsidiabele activiteiten. Wat
deze subsidiabele activiteiten zijn, volgt uit artikel 3.26.2. Welke kosten
in
voldoende mate verband houden met de subsidiabele activiteiten volgt uit het
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Hierbij is van belang dat artikel
10, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies bepaalt
dat alleen de redelijk gemaakte kosten in aanmerking komen voor subsidie die
direct verbonden zijn met de uitvoering van het
ambachts-ondernemerschapsproject.
Artikel 3.26.4. Verdeling van het
subsidieplafond
Dit artikel bepaalt op welke wijze het subsidieplafond wordt
verdeeld. Dat vindt plaats op volgorde van rangschikking van de aanvragen. Op
deze wijze worden ambachts-ondernemerschapsprojecten hoger gerangschikt naar
mate deze meer bijdragen aan de doelstellingen van deze subsidiemodule. Hoe
hoger een ambachts-ondernemerschapsproject wordt gerangschikt, hoe eerder het
voor subsidie in aanmerking komt. Voor een toelichting op de
rangschikkingscriteria wordt verwezen naar de toelichting op artikel 3.26.7.
Alleen aan de ambachts-ondernemerschapsprojecten die na de rangschikking binnen
het subsidieplafond passen, wordt subsidie verleend. Op het moment dat het
subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de
subsidieaanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt,
overeenkomstig het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, vastgesteld
door middel van loting. Voor wat het voorgaande in de praktijk (nog meer)
betekent wordt verwezen naar paragraaf 1.3 van de algemene toelichting van deze
regeling.
Artikel 3.26.5. Start- en realisatietermijn
In dit artikel is bepaald dat met de uitvoering van een op
grond van deze subsidiemodule gesubsidieerd ambachts-ondernemerschapsproject
moet worden gestart binnen twee maanden na de subsidieverlening. Op deze wijze
wordt gewaarborgd dat het desbetreffende project spoedig van start zal
gaan.
Aanvullend hierop is de realisatietermijn vastgesteld op drie
jaar. Dit betekent dat het desbetreffende project drie jaar na de
subsidieverlening gerealiseerd moet zijn. Indien uit het bij de
subsidieaanvraag aangeleverde projectplan blijkt dat het project niet binnen
drie jaar gerealiseerd zou kunnen worden, wordt de subsidie afgewezen. De
grondslag om deze subsidie af te wijzen, bevindt zich in artikel 23, aanhef
en
onderdeel b, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Er is voor
deze termijn gekozen, omdat de beleidsmatige wens en verwachting is dat een
ambachts-ondernemerschapsproject binnen de gestelde realisatietermijn kan
worden afgerond.
Van belang is nog wel dat artikel 37, derde lid, van het
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies de bevoegdheid aan de Minister
van
Economische Zaken en Klimaat geeft om in geval van vertraging van de uitvoering
van de activiteiten of het essentieel wijzigen ontheffing te verlenen van de
verplichting om de activiteiten overeenkomstig het projectplan van de
subsidieontvanger uit te voeren.
Artikel 3.26.6. Afwijzingsgronden
Dit artikel bevat de afwijzingsgronden die, in aanvulling op
de afwijzingsgronden uit artikel 22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZK-
en LNV-subsidies, van toepassing zijn.
Allereerst wordt de subsidieaanvraag afgewezen, indien na
toepassing van artikel 3.26.7, eerste en tweede lid, minder dan 3 punten per
criterium zijn toegekend. De subsidieaanvragen worden verdeeld op volgorde van
rangschikking van de aanvragen en in artikel 3.26.7, eerste lid, zijn de
zogenaamde rangschikkingscriteria voor deze verdeling opgenomen waarvoor op
grond van artikel 3.26.7, tweede lid, per rangschikkingscriterium ten minste
één en ten hoogste vijf punten toe worden gekend. De bedoeling van deze
afwijzingsgrond is dat alleen projecten die van voldoende kwaliteit zijn,
gehonoreerd zullen worden. Met een schaal van één tot en met vijf punten per
rangschikkingscriterium wordt een score van drie punten als kwalitatief
voldoende beschouwd.
Overigens heeft voormelde afwijzingsgrond uitsluitend
betrekking op de score die per rangschikkingscriterium behaald wordt voordat
de
zogenaamde wegingsfactor uit artikel 3.26.7, derde lid, wordt toegepast. Op
grond van artikel 3.26.7, derde lid, wordt het aantal behaalde punten per
rangschikkingscriterium namelijk ook nog vermenigvuldigd met een bepaalde
wegingsfactor.
Ten tweede wordt de subsidieaanvraag afgewezen, indien de te
verlenen subsidie minder dan € 25.000 per subsidieaanvrager zou bedragen. Op
deze wijze wordt ervoor gezorgd dat de bijdrage van iedere subsidieaanvrager
die het project uitvoert voldoende substantieel is.
Tot slot is er een afwijzingsgrond opgenomen die ervoor zorgt
dat de subsidie voor de ambachts-ondernemerschapsprojecten gerechtvaardigd
wordt door de algemene de-minimisverordening. Er is geëxpliciteerd dat geen
subsidie wordt verleend voor activiteiten die direct verband houden met: 1°.
de
omvang van de uitvoer naar andere lidstaten van de Europese Unie of derde
landen; 2°. het oprichten en exploiteren van een distributienet ten behoeve
van
de uitvoer, of 3°. andere lopende uitgaven direct verband houdend met
activiteiten op het gebied van uitvoer. Dit is in lijn met artikel 1, eerste
lid, onderdeel d, van de algemene de-minimisverordening.
Artikel 3.26.7. Rangschikkingscriteria
In dit artikel zijn criteria opgenomen op basis waarvan de
aanvragen gerangschikt worden. Een subsidieaanvraag wordt hoger gerangschikt
naarmate het ambachts-ondernemerschapsproject meer bijdraagt aan bepaalde
criteria. De rangschikkingscriteria bevinden zich in het eerste lid, onderdelen
a, b en c, van artikel 3.26.7. Per rangschikkingscriterium wordt op grond van
artikel 3.26.7, tweede lid, een score toegekend van ten minste één en ten
hoogste vijf punten. Op grond van artikel 3.26.7, derde lid, wordt het aantal
behaalde punten per rangschikkingscriterium ook nog vermenigvuldigd met een
bepaalde wegingsfactor, waarin verdisconteerd is welk rangschikkingscriterium
het meest belangrijk wordt geacht. Aan het project dat na toepassing van
voormelde wegingsfactor het hoogst gerangschikt is, wordt (voor zover het
subsidieplafond nog niet is overschreden) subsidie verleend, tenzij het
desbetreffende project (I) lager is gerangschikt dan een project met
soortgelijke activiteiten (zie artikel 3.26.7, vijfde lid) of (II) op grond
van
artikel 3.26.6 afgewezen zou moeten worden (onder andere vanwege een score van
minder dan drie punten). Bij de rangschikking gaat het om de volgende
rangschikkingscriteria.
(a) Bijdrage aan de doelstellingen van de
subsidie
Een ambachts-ondernemerschapsproject krijgt meer punten
toegekend, naarmate het desbetreffende project meer bijdraagt aan de
doelstellingen van de subsidie, genoemd in artikel 3.26.2, eerste lid (lees:
de
onderkende knelpunten helpt op te lossen voor het ondernemerschap in de
ambachtseconomie). Deze bijdrage moet blijken uit (1°) de inhoudelijke bijdrage
van de activiteiten van het ambachts-ondernemerschapsproject aan één of meer
van deze doelstellingen en (2°) de mate waarin het desbetreffende
ambachts-ondernemerschapsproject na afronding hiervan naar verwachting voor
een
groter aantal en verschillende typen ambachtsondernemingen een blijvend effect
zal hebben.
Ad 1°. De inhoudelijke bijdrage van de activiteiten
van het ambachts-ondernemerschapsproject aan één of meer van de doelstellingen
van de subsidie
Bij de beoordeling van het criterium ‘bijdrage aan de
doelstellingen van de subsidie’ is van belang in hoeverre de activiteiten van
het ambachts-ondernemerschapsproject een inhoudelijke bijdrage leveren aan één
of meer doelstellingen van de subsidie.
Allereerst scoort een ambachts-ondernemerschapsproject
hoger op het criterium ‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ naar
mate deze meer bijdraagt aan het vergroten van de instroom van ondernemers in
de ambachtssector. Het gaat hierbij om ondernemers die een ambachtsonderneming
beogen op te richten of over te nemen. Bij het vergroten van de instroom kan
gedacht worden aan projectactiviteiten die bestaan uit het ontwikkelen en
uitvoeren van een (informatie)campagne die het imago van het werken in
ambachtsondernemingen moet verbeteren en/of een interactief platform dat
allerlei ambachten in beeld brengt. Ook kan bij het vergroten van de instroom
gedacht worden aan het ontwikkelen van ondersteunende tools en
begeleidingsmethoden voor ondernemers die een ambachtsonderneming willen
oprichten, overdragen of overnemen. Een interactief platform zou naast
informatievoorziening ook kunnen doorverwijzen naar leer-werkbedrijven en zelfs
als ‘matchmaker’ voor bedrijfsoverdracht kunnen dienen. Bij bedrijfsoverdracht
gaat het overigens niet alleen om het feitelijk vinden van een opvolger, maar
gaat het er ook om dat een ambachtsondernemer zich bewust is van een tijdige
en
goede voorbereiding. De projectactiviteiten van de subsidieontvanger kunnen
dus
ook op dat aspect gericht zijn.
Ten tweede scoort een ambachts-ondernemerschapsproject
hoger op het criterium ‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ indien
deze meer bijdraagt aan de verbetering van ondernemerschapsvaardigheden.
Hierbij kan in de eerste plaats vanzelfsprekend gedacht
worden aan basale ondernemerschapsvaardigheden die nodig zijn om zelfstandig
of
met medewerkers een onderneming in stand te houden, zoals kennis en
vaardigheden op het gebied van marketing, planning en control, financiële,
administratieve, juridische en personeelszaken en het netwerken.
De onderhavige subsidiemodule legt een accent op de
strategische en digitale vaardigheden van een ondernemer die een
ambachtsonderneming in stand houdt dan wel beoogt op te richten of over te
nemen, omdat juist deze vaardigheden gemiddeld genomen meer ontwikkeld zouden
moeten worden bij ambachtsondernemers. Ook zijn deze
ondernemerschapsvaardigheden belangrijk voor de toekomstbestendigheid van
ambachtsondernemingen. Met strategische vaardigheden wordt bijvoorbeeld bedoeld
dat een ondernemer werkt met een ondernemersplan voor de lange, middellange
en
korte termijn, stuurt op doelstellingen en aan de hand van kengetallen. Met
digitale vaardigheden wordt de mate van kennis over en vertrouwdheid met
allerhande ICT-toepassingen bedoeld. De ontwikkelingen op dit vlak gaan
razendsnel en de mogelijkheden nemen dus ook snel toe. Denk bijvoorbeeld aan
de
toepassing van big data, Cloud-opslagdiensten, kunstmatige intelligentie of
geautomatiseerde customer relations systemen (bijvoorbeeld chatbots).
De ondernemerschapsvaardigheden kunnen worden verbeterd
door scholing die door de subsidieaanvrager(s) of door een opleider9 namens de subsidieaanvrager(s) wordt aangeboden aan
de ambachtsondernemers. De scholing kan worden aangeboden in de vorm van online
modules, (online) colleges, cursus- of trainingsbijeenkomsten, werkgroepen
of
vergelijkbare bijeenkomsten, die (zo nodig) aangevuld worden met studie- en
lesmateriaal. Het ambachts-ondernemerschapsproject kan er op gericht zijn
om
deze scholing en aanverwante documentatie te ontwikkelen. Het verzorgen van
de
scholing zelf is niet subsidiabel.
Ten derde scoort een ambachts-ondernemerschapsproject
hoger op het criterium ‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ naar
mate deze meer bijdraagt aan de professionalisering en innovatie van de
bedrijfsprocessen van bestaande ambachtsondernemingen. Onder deze
professionalisering moet onder meer gedacht worden aan projecten die leiden
tot
een slimme inzet van ICT (digitalisering) bij ambachtsondernemingen,
bijvoorbeeld op het gebied van marketing, in- en verkoop, klantmanagement en
overige logistieke processen. Als het gaat om professionalisering en innovatie
van bedrijfsprocessen kan ook gedacht worden aan het bevorderen van
strategische sturing door ondernemers aan de hand van data. Op dit laatste
gebied kan bij uitstek een rol voor brancheorganisaties liggen om op
brancheniveau te voorzien in actuele relevante en sectorale data, waar de
ambachtsondernemers gebruik van kunnen maken voor hun eigen strategische
sturing.
Ten vierde scoort een ambachts-ondernemerschapsproject
hoger op het criterium ‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ indien
deze meer bijdraagt aan de verbetering van het inzicht van
ambachtsondernemingen in de voor hen relevante wet- en regelgeving, waaronder
mede begrepen het geven van voorlichting en het op andere wijze verlenen van
ondersteuning bij de naleving van deze wet- en regelgeving. Hierbij kan gedacht
worden aan het ontwikkelen van diensten en tools die het voor
ambachtsondernemingen eenvoudiger maken om wet- en regelgeving te kennen en
te
begrijpen (en hierdoor beter na te leven), zoals ICT-tools, checklists,
beslisbomen en bondige informatie in brochures of op websites.
Van belang is dat een ambachts-ondernemerschapsproject
gericht kan zijn op zowel één als meer van voormelde doelstellingen.
Vanzelfsprekend scoort een ambachts-ondernemerschapsproject hoger op het
criterium ‘bijdrage aan de doelstelling van de subsidie’ naarmate het project
bijdraagt aan meerdere van de voormelde doelstellingen. Het is evenwel ook
mogelijk een hoge totaalscore op dit criterium te behalen indien een (relatief)
hoge score op één van de voormelde doelstellingen behaald wordt.
Ad 2°. De omvang van het blijvende effect) van het
ambachts-ondernemerschapsproject
Een ambachts-ondernemerschapsproject scoort ook hoger op
het criterium ‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ naarmate het
project na afronding hiervan naar verwachting voor een groter aantal en
verschillende typen ambachtsondernemingen een blijvend effect zal hebben
(hierna: het bereik).
Het bereik kan blijken uit het feit dat de
subsidieaanvrager(s) (een belangenorganisatie of een samenwerkingsverband van
belangenorganisaties) met de uitvoering van het project een groot aantal en
breed scala aan typen ambachtsondernemingen (op landelijk niveau) zou kunnen
bereiken, vertegenwoordigt of hiermee samenwerkt. In het projectplan dient dan
ook te worden aangegeven welke doelgroep(en) deze subsidieaanvrager
vertegenwoordigt, met andere woorden, voor welke doelgroep(en) de
subsidieaanvrager (direct of indirect) (I) belangen behartigt, (II) zich inzet
en/of met welke groepen de subsidieaanvrager (III) samenwerkt. Daarbij dient
in
het projectplan te worden aangegeven of voormelde vertegenwoordiging (een
landelijk) brede strekking heeft en in hoeverre de subsidiabele activiteiten
in
lijn zijn met de kernactiviteiten van de subsidieaanvrager(s). Afhankelijk van
het type subsidieaanvrager zal dit op een andere wijze onderbouwd kunnen
worden. Zo zou een subsidieaanvrager hoger kunnen scoren op het criterium
‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ (als uit de verschafte
informatie of uit openbare bronnen) blijkt dat hier een groot aantal
ambachtsondernemingen als lid aan verbonden is (er sprake is van een vereniging
met een hogere organisatiegraad) en/of dat de subsidieaanvrager(s) zich
(conform de statuten en /of het projectplan) inzet of inzetten voor een groter
aantal ambachtsondernemingen. Ook is het bereik groter in het geval de
subsidieaanvrager een vereniging is waarvan de leden bestaan uit een (groot)
aantal andere verenigingen waarbij ambachtsondernemingen zijn aangesloten.
Daarnaast wordt het ‘bereik’ groter geacht naar mate het
project een groter blijvend effect heeft voor de voormelde
ambachtsondernemingen. Hieronder wordt onder meer verstaan het beschikbaar
blijven en/of worden van ontwikkelde producten en diensten, bestaande uit
bijvoorbeeld (ICT)tools, scholing en/of (overige) ondersteuningsdiensten,
alsook aan het voortzetten of starten van een (informatie)campagne ter
voorlichting en verbetering van het imago van ambachtsondernemingen. Op deze
wijze wordt de continuïteit van voormelde activiteiten binnen de ambachtssector
gewaarborgd en voorkomen dat de resultaten van het desbetreffende
ambachts-ondernemerschapsproject een tijdelijk karakter zullen hebben.
(b) De kwaliteit van het projectplan
Een ambachts-ondernemerschapsproject krijgt meer punten
toegekend, naarmate de kwaliteit van het projectplan beter is. Dit criterium
gaat over hoe het project zal worden uitgevoerd. Dit blijkt onder meer uit de
aanwezigheid van een doeltreffend en samenhangend projectplan met een
realistische planning. Er moet een beschrijving worden gegeven van het project,
de werkpakketten en de planning. Een voorstel scoort hoger naarmate de planning
realistisch is en de beschikbare financiële middelen efficiënter worden
ingezet. Er wordt gekeken naar hoe de financiële middelen worden ingezet die
nodig zijn voor het realiseren van het project. Hoe beter er gebruik wordt
gemaakt van bestaande netwerken, kennis en middelen, waardoor de projectkosten
laag gehouden kunnen worden, hoe hoger een project scoort op dit criterium.
De
financiële middelen betreffen (vrijwel altijd uitsluitend) de aangevraagde
subsidie (en mogelijk ook) andere financiële middelen (die de aanvrager mag
en
kan inzetten) waarmee het project gefinancierd wordt.
(c) De geschiktheid van de subsidieaanvrager of het
samenwerkingsverband
Een ambachts-ondernemerschapsproject krijgt meer punten
toegekend, naarmate de subsidieaanvrager dan wel het samenwerkingsverband meer
geschikt is om het desbetreffende project uit te voeren. Dit criterium gaat
over wie het ambachts-ondernemerschapsproject gaan uitvoeren en of de benodigde
competenties, infrastructuur en projectorganisatie aanwezig zijn.
Voor de beoordeling van de competenties, infrastructuur
en projectorganisatie is van belang dat de subsidieaanvraag kan worden
ingediend door een subsidieaanvrager die het ambachts-ondernemerschapsproject
zelfstandig uitvoert of door een subsidieaanvrager of meerdere
subsidieaanvragers die dit project in een samenwerkingsverband uitvoeren. De
subsidieaanvrager is een belangenorganisatie voor ambachtsondernemingen. Dit
kan een vereniging of een stichting zijn.
De geschiktheid van de individuele subsidieaanvrager die
zelfstandig een ambachts-ondernemerschapsproject uitvoert, zou onder meer
kunnen blijken uit de curricula vitae van de natuurlijke personen die in dienst
zijn bij de subsidieaanvrager die het project uit moeten voeren en aantoonbare
succesvolle ervaring met de uitvoering van vergelijkbare projecten of
programma’s.
In het geval een subsidieaanvrager het
ambachts-ondernemerschapsproject uitvoert in een samenwerkingsverband kan de
geschiktheid van het samenwerkingsverband onder meer blijken uit de balans van
verschillende capaciteiten die aanwezig zijn binnen het samenwerkingsverband,
de mate waarin de capaciteit die nodig is voor het succesvol uitvoeren van het
voorgestelde project aanwezig is binnen het samenwerkingsverband (aantoonbaar
door bijvoorbeeld curricula vitae van natuurlijke personen die het project uit
zullen voeren en/of documenten die verslag doen van eerdere succesvolle
initiatieven die zijn uitgevoerd door de deelnemers van het
samenwerkingsverband), de mate waarin aannemelijk wordt gemaakt dat de
deelnemers in het samenwerkingsverband een toegevoegde waarde hebben en de mate
waarin omschreven wordt hoe de taakverdeling binnen het samenwerkingsverband
eruit ziet.
Artikel 3.26.8. Informatieverplichtingen
In dit artikel zijn informatieverplichtingen opgenomen ten
aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag moet bevatten of waarvan deze
vergezeld dient te gaan.
Het eerste lid van dit artikel maakt duidelijk welke
informatie in een subsidieaanvraag opgenomen moet worden. Het betreft hier de
minimale informatievereisten over de subsidieaanvrager, het project en
deelnemers uit het samenwerkingsverband, die nodig zijn om de aanvraag te
kunnen behandelen. Deze vereisten sluiten (grotendeels) aan bij de wijze waarop
andere (vergelijkbare) subsidiemodules in de Regeling nationale EZK- en
LNV-subsidies zijn vormgegeven.
Ook wordt bepaald dat een aanvraag om subsidie een
verklaring de-minimissteun moet bevatten. Op grond van artikel 1.1 van de
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gaat het hierbij om een verklaring
van
de subsidieaanvrager waarin deze bevestigt dat subsidieverlening niet zal
leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel
3,
tweede lid, van de algemene de-minimisverordening. Deze verklaring is van
belang om aan de monitoringsverplichting te voldoen die elke lidstaat van de
Europese Unie richting de Europese Commissie heeft.
Verder bepaalt het tweede lid dat de subsidieaanvraag
vergezeld dient te gaan van bepaalde gegevens. Met de gevraagde gegevens zou
een goede inschatting gemaakt moeten kunnen worden of het project aan de
doelstelling van deze subsidiemodule voldoet.
Allereerst moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van een
projectplan dat in ieder geval de volgende onderdelen bevat: (1°) een
omschrijving van de doelstelling of doelstellingen, de werkzaamheden en de
omvang van het verwachte blijvende effect (het bereik) van het
ambachts-ondernemerschapsproject, voor zover dit relevant is om te toetsen aan
de randvoorwaarden om hoger te scoren op de rangschikkingscriteria, opgenomen
in artikel 3.26.7, eerste lid, onderdelen a en b, en (2°) een begroting waarin
de totale kosten van de subsidiabele activiteiten en de omvang van de gevraagde
subsidie zijn opgenomen. Deze informatie is nodig om een gedetailleerd inzicht
te krijgen op welke wijze het project uitgevoerd gaat worden en welke kosten
hieraan gekoppeld zijn, alsook of het project bijdraagt aan de doelstellingen
van de subsidiemodule. Bij de subsidievaststelling kan beoordeeld worden of
de
subsidiabele activiteiten verricht zijn.
Ten tweede moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van
documenten met daarin een beknopte beschrijving van de projectorganisatie en
van de kennis en ervaring van de bij de uitvoering van het
ambachts-ondernemerschapsproject betrokken personen. Dit zijn onder meer de
randvoorwaarden om hoger te scoren op het rangschikkingscriterium dat is
opgenomen in artikel 3.26.7, eerste lid, onderdeel c.
Tot slot is van belang dat op grond van artikel 19, eerste
lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies een aanvraag om
subsidie moet worden ingediend met gebruikmaking van een middel dat beschikbaar
wordt gesteld. Dit middel zal vanaf het begin van de openstellingsperiode van
deze subsidiemodule beschikbaar worden gesteld via
www.rvo.nl.
Artikel 3.26.9. Aanvraag subsidievaststelling
Voor de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn de
verplichtingen inzake subsidievaststelling opgenomen in artikel 50 van het
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Er is evenwel voor gekozen om
deze verplichtingen in dit artikel nader in- en aan te vullen. Dit artikel
bevat een opsomming van informatie die in ieder geval opgenomen moet worden
in
het eindverslag dat bij de aanvraag voor subsidievaststelling wordt ingediend,
bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit nationale
EZK- en LNV-subsidies. Deze onderdelen dienen ervoor om te bezien of de
subsidiabele activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, alsook of de
subsidiabele activiteiten tot het gewenste eindresultaat hebben geleid. Het
eindverslag dient een omschrijving te bevatten van (a) de projectresultaten,
(b) het type en aantal ambachtsondernemingen dat door het
ambachts-ondernemerschapsproject is ondersteund en de wijze waarop dit
plaatsgevonden heeft, (c) op welke wijze het ambachts-ondernemerschapsproject
heeft bijgedragen aan één of meer van de doelstellingen van de subsidie,
bedoeld in artikel 3.26.2, eerste lid, en (d) een overzicht waarin de totale
kosten van de subsidiabele activiteiten zijn opgenomen, inclusief een
kostenopbouw die is toegespitst op de verschillende kostencomponenten.
Artikel 3.26.10. Staatssteun
De subsidie, bedoeld in artikel 3.26.2, eerste lid, bevat
staatsteun en wordt gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening.
Voor een uitgebreidere toelichting op de staatssteunaspecten wordt verwezen
naar paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel 3.26.11. Vervaltermijn
Voor de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten is
in dit artikel een vervaldatum opgenomen. In artikel 4.10, tweede lid, van de
Comptabiliteitswet 2016 is bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn
van
maximaal vijf jaren bevatten. Artikel 3.26.11 van de Regeling nationale EZK-
en
LNV-subsidies geeft invulling aan voormelde bepaling. Dit artikel bepaalt
namelijk voor de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten wat de
vervaldatum is. Deze subsidiemodule vervalt na één jaar, met ingang van
1 januari 2023.
Onderdeel B (Bijlage 3.26)
Er is een bijlage 3.26 in de Regeling nationale EZK- en
LNV-subsidies ingevoegd. Deze bijlage bevat een lijst van zogenaamde
ambachtsberoepen. Voor de achtergrond wordt verwezen naar de artikelsgewijze
toelichting op artikel 3.26.2.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.
Met deze datum wordt aangesloten bij de systematiek van de vaste
verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de
eerste dag van elk kwartaal in werking treden. Wel wordt afgeweken van de regel
dat ministeriële regelingen minimaal twee maanden voor inwerkingtreding bekend
moeten worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd omdat de
doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.
Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling nationale EZK- en
LNV-subsidies aangepast in verband met de invoering van de subsidiemodule
Ambachts-ondernemerschapsprojecten. Door deze invoering wordt het mogelijk
gemaakt om de openstelling van deze subsidiemodule te regelen in de nog in te
voeren openstellingsregeling op het terrein van de ministeries van Economische
Zaken en Klimaat (EZK) en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) (de
Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022). Er wordt beoogd dat
subsidieaanvragers spoedig (vanaf 3 januari 2022) subsidieaanvragen kunnen
indienen op grond van de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten. Het
vasthouden aan de systematiek van de vaste verandermomenten en voormelde
bekendmakingstermijn zou hebben betekend dat subsidieaanvragen pas vanaf
1 april 2022 ingediend hadden kunnen worden, in plaats van op de eerste werkdag
van 2022 (3 januari 2022.
Tot slot hebben de subsidieaanvragers voldoende tijd om aanvragen
voor te bereiden en in te dienen, omdat de openstellingsperiode loopt vanaf
3 januari 2022 tot en met 28 februari 2022.
De Minister van
Economische Zaken en Klimaat,
S.A. Blok