ARTIKEL I
De Bijlage behorende bij artikel 11 van de Regeling uitvoering sociale werkvoorziening
en begeleid werken 2015 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan de opsomming onder de kop ‘Dienstbetrekking’ wordt een kenmerk toegevoegd, luidende:
2. In de Toelichting op de Statistiek Wsw, onder de kop ‘Welke personen’, wordt in het
tweede punt ‘kenmerken 19 tot en met 26’ vervangen door ‘kenmerken 19 tot en met 26a’.
ARTIKEL II
De Bijlage behorende bij artikel 11 van de Regeling uitvoering sociale werkvoorziening
en begeleid werken 2015 wordt als volgt gewijzigd:
2. In de Toelichting op de Statistiek Wsw, onder de kop ‘Welke personen’, wordt in het
tweede punt ‘kenmerken 19 tot en met 26a’ vervangen door ‘kenmerken 19 tot en met
26’.
TOELICHTING
I. Algemeen
Tijdelijke Regeling Vervroegd Uittreden (RVU)
Op 16 september 2021 is voor mensen die werkzaam zijn in de Sociale Werkvoorziening
(Sw) een nieuwe cao vastgesteld met een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december
2025. Onderdeel van de cao is een tijdelijke Regeling Vervroegd Uittreden (RVU).1 Op grond van deze tijdelijke RVU kan een Sw-werknemer met een leeftijd die maximaal
24 maanden voor zijn of haar AOW-leeftijd ligt, vrijwillig worden vrijgesteld van
zijn of haar werkzaamheden en een gemaximeerde maandelijkse RVU-uitkering ontvangen.
De arbeidsovereenkomst van de betreffende werknemer blijft in stand. De Sw-bedrijven
betalen de Sw-werknemers een RVU-uitkering tot aan het bereiken van de AOW-leeftijd.
Met de tijdelijke RVU wordt gebruikgemaakt van de tijdelijke versoepeling van de RVU-heffing
(artikel 32ba, zevende en achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964) zoals
geïntroduceerd met de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen. De partijen betrokken
bij de cao SW beogen met de tijdelijke RVU eerder stoppen met werken mogelijk te maken,
hetgeen gelet op de levensverwachting van de doelgroep, het toenemende ziekteverzuim
van oudere werknemers en in verband met de overbrugging van de stijgende AOW-leeftijd
wenselijk wordt geacht.
Financiering RVU-uitkeringen
Sw-bedrijven moeten de RVU-uitkeringen financieren in plaats van de loonkosten die
zij eerder voor de betreffende werknemer hadden. De financiering van de loonkosten
van Sw-bedrijven komt grotendeels uit de Rijksbijdrage voor de Wet sociale werkvoorziening
(Wsw). De hoogte van de Rijksbijdrage is taakstellend en staat meerjarig vast. De
Rijksbijdrage Wsw ontvangen gemeenten via het gemeentefonds en wordt onder gemeenten
verdeeld op basis van het aantal werknemers2 met een Sw-indicatie in het voorgaande jaar en de uitstroomkans van iedere werknemer.
Hiervoor wordt gebruikgemaakt van gegevens uit de Statistiek Wsw. Gemeenten zijn verantwoordelijk
voor aanlevering van de gegevens bij Panteia (die als bewerker is aangewezen door
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Als een werknemer gebruikmaakt
van de tijdelijke RVU is er geen sprake meer van overeengekomen arbeidsuren, omdat
diegene wordt vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. Dit betekent dat deze
personen, als er niets geregeld zou worden, niet meetellen in de verdeling van de
Rijksbijdrage onder gemeenten. Dit zou er in de praktijk toe leiden dat gemeenten
waar relatief veel mensen gebruikmaken van de tijdelijke RVU minder Rijksmiddelen
ontvangen en gemeenten waar relatief weinig mensen gebruikmaken van de tijdelijke
RVU meer Rijksmiddelen ontvangen. Dat is ongewenst, omdat een gemeente ook bij het
verstrekken van een RVU-uitkering aan Sw-werknemers vergelijkbare kosten maakt.
Om te borgen dat de personen die een RVU-uitkering ontvangen meegenomen blijven worden
in de verdeling van de Rijksbijdrage onder gemeenten, is van belang dat uit de Statistiek
Wsw kan worden afgeleid hoeveel personen in een bepaalde gemeente deze uitkering ontvangen.
Met de wijziging van de Bijlage behorende bij artikel 11 van de Regeling uitvoering
sociale werkvoorziening en begeleid werken 2015 waarin de onderhavige regeling voorziet,
is geregeld dat ten behoeve van de Statistiek Wsw voortaan ook als gegeven dient te
worden aangeleverd of iemand een RVU-uitkering op grond van de tijdelijke RVU uit
de cao Sw ontvangt en vanaf welke datum. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het
aanleveren van dit gegeven bij Panteia.
Op basis van dit gegeven kan worden gerealiseerd dat bij gebruik van de RVU de persoon
in kwestie blijft meetellen voor de verdeling van de Rijksbijdrage. Van belang daarbij
is dat voor een persoon die een RVU-uitkering ontvangt uitgegaan blijft worden van
het aantal contracturen dat iemand had net voor het ingaan van de RVU-uitkering. Dat
bij de verdeling van de middelen ook rekening wordt gehouden met de personen die een
RVU-uitkering ontvangen, heeft geen financiële gevolgen voor het Rijk. Het betreft
hier immers slechts een verdeelkwestie. De totale omvang van de middelen is niet afhankelijk
van het wel of niet meetellen van mensen met een RVU-uitkering omdat de middelen bij
invoering van de Participatiewet meerjarig zijn vastgesteld. De middelen wijzigen
in beginsel alleen als er sprake is van toevoeging van loon- en prijsbijstellingen.
Voor de volledigheid zij opgemerkt dat deze regeling specifiek betrekking heeft op
de situatie dat een Sw-werknemer een dienstbetrekking heeft bij een gemeente en valt
onder de cao Sw. In de situatie van begeleid werken vallen medewerkers niet onder
de cao Sw en daarom niet onder deze regeling.
Tijdelijkheid
Uiterlijk tot en met december 2025 kunnen Sw-werknemers instromen in de tijdelijke
RVU en er worden uiterlijk tot en met december 2027 uitkeringen verstrekt aan Sw-werknemers.
Dit betekent dat uiterlijk tot in 2028, waarin gegevens worden aangeleverd over het
voorgaande verslagjaar, het gegeven over de RVU-uitkering moet worden aangeleverd.
Met het oog hierop is met deze regeling ook direct geregeld dat met ingang van 1 januari
2029 dit gegeven niet meer hoeft te worden aangeleverd voor de Statistiek Wsw.
Financiële gevolgen en regeldruk
Om de registratie van de begindatum waarop iemand een RVU-uitkering ontvangt in de
Statistiek Wsw te verwerken is een technische aanpassing nodig in de Statistiek Wsw
en dienen gemeenten dit gegeven aan te leveren. De wijziging leidt tot een verwaarloosbare
stijging van de regeldruk en de uitvoeringskosten. De Statistiek Wsw is namelijk een
bestaand instrument en gemeenten leveren hiervoor reeds gegevens aan. Het gegeven
dat iemand een RVU-uitkering ontvangt kan meelopen in de bestaande gegevensstroom.
Inwerkingtreding
Artikel I van deze regeling, dat regelt dat ten behoeve van de Statistiek Wsw informatie
moet worden aangeleverd (zie verder de artikelsgewijze toelichting) treedt in werking
met ingang van de dag na de datum van publicatie van de Staatscourant waarin deze
regeling wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid van vaste
verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn voor regelgeving, zoals vastgelegd
in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Reden daarvoor is dat
mensen met ingang van 1 oktober 2021 al gebruik kunnen maken van de RVU. De cao is
weliswaar pas op 19 oktober 2021 aangemeld bij SZW, maar partijen hebben deze definitief
vastgesteld op 16 september en afgesproken dat met ingang van 1 oktober 2021 gebruik
kan worden gemaakt van de RVU. De aanlevering van gegevens over kalenderjaar 2021
vindt pas plaats in 2022 dus partijen hebben voldoende tijd om de registratie van
de ingangsdatum RVU-uitkering te realiseren.
Aan bovengenoemd kabinetsbeleid wordt wel voldaan met betrekking tot artikel II, dat
in werking treedt op 1 januari 2029. Dit is hierboven toegelicht in de paragraaf over
tijdelijkheid.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
Met dit artikel is de Bijlage behorende bij artikel 11 van de Regeling uitvoering
sociale werkvoorziening en begeleid werken 2015 aangepast. Deze bijlage bevat het
model volgens welke gemeenten informatie moeten aanleveren bij de bewerker (Panteia)
van de Statistiek Wsw. Met dit artikel is een extra kenmerk opgenomen waarover gemeenten
informatie moeten verstrekken, te weten het gebruik van de tijdelijke RVU die is opgenomen
in de cao SW.
Concreet moet ten behoeve van de Statistiek Wsw informatie worden aangeleverd onder
het kenmerk ‘Begindatum RVU-uitkering cao voor de Sociale werkvoorziening’. Dit kenmerk
is toegevoegd voor de situatie dat een persoon in het kader van de Wsw een dienstbetrekking
heeft met de gemeente. Indien iemand een RVU-uitkering ontvangt wordt bij dit kenmerk
de datum ingevuld vanaf wanneer de RVU-uitkering is verstrekt. Bij iemand die geen
RVU-uitkering ontvangt wordt dit kenmerk, conform de bestaande werkwijze in de Statistiek
Wsw, met nullen ingevuld (zie ook onder de kop ‘Niet van toepassing zijnde gegevens’
van de Toelichting op de Statistiek Wsw bij de Bijlage behorende bij artikel 11 van
de Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken 2015). Aangezien
iemand een RVU-uitkering ontvangt tot het moment van het bereiken van de AOW-leeftijd,
of uitstroom anderszins, en dat gegeven reeds wordt aangeleverd ten behoeve van de
Statistiek Wsw hoeft de einddatum van de ontvangst van een RVU-uitkering niet apart
geregistreerd te worden.
Artikel II
Op grond van de tijdelijke RVU zoals opgenomen in de cao Sw kunnen uiterlijk tot en
met december 2025 Sw-werknemers in deze regeling instromen en de uitkeringen worden
uiterlijk tot en met december 2027 verstrekt. Het aanleveren van gegevens ten behoeve
van de Statistiek Wsw over de RVU-uitkering, zoals is geïntroduceerd met artikel I
van deze regeling, is daarmee slechts tijdelijk van belang. Dit artikel regelt in
combinatie met artikel III, tweede lid, van de onderhavige regeling dat vanaf 1 januari
2029 geen gegevens meer over de RVU-uitkering hoeven te worden verstrekt.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.D. Wiersma