Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 november 2021, nr. 29823642 tot wijziging van de Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES, de Regeling studiefinanciering 2000, de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de Regeling studiefinanciering BES

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 3.26, derde lid, 6.3, en 7.4, vijfde lid, van de Wet studiefinanciering 2000, artikelen 17 en 19, vierde lid, van het Besluit studiefinanciering 2000, artikel 7.3, vierde lid, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, de artikelen 4.3, 5.2, derde lid, en 8.1, eerste en tweede lid, van de Wet studiefinanciering BES, artikel 4, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000;

Besluit:

ARTIKEL I. REGELING NORMEN WSF 2000, WTOS EN WSF BES

De Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘2,75 procent’ vervangen door ‘2,68 procent’.

2. In het tweede lid wordt ‘2,63 procent’ vervangen door ‘1,27 procent’.

3. In het derde lid wordt ‘1,30 procent’ vervangen door ‘-0,70 procent’.

B

In artikel 3 wordt in het eerste tot en met derde lid ‘voor het jaar 2021’ vervangen door ‘voor het jaar 2022’.

C

In artikel 5 wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘€ 18.791,67 onderscheidenlijk € 23.808,06’ vervangen door ‘€ 19.295,29 onderscheidenlijk € 24.446,12’.

D

Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘€ 16.841,79’ vervangen door ‘€ 17.293,15’.

2. In het tweede lid wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘€ 21.337,45’ vervangen door ‘€ 21.909,29’.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘€ 15.415,63’ vervangen door ‘€ 15.828,77’.

2. In het tweede lid wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘€ 358,07’ vervangen door ‘€ 362,50’.

F

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7. Normbedragen studiefinanciering

Met ingang van 1 januari 2022 luiden de bedragen, genoemd in de overzichten 1, 2 en 3 van artikel 3.18 van de WSF 2000, als volgt:

Overzicht 1. Normbedragen voor de kosten van levensonderhoud

A. Beroepsonderwijs

 

Normbedrag thuiswonend

€ 542,41

Normbedrag uitwonend

€ 766,06

B. Hoger onderwijs

 

Normbedrag

€ 932,87

Overzicht 2. Financieringsbronnen

A. Beroepsonderwijs

 

Basisbeurs (exclusief toeslag eenoudergezin)

• Thuiswonend

€ 88,48

• uitwonend

€ 288,77

Basislening

• thuis- en uitwonend

€ 192,76

Maximale aanvullende beurs/lening of veronderstelde ouderlijke bijdrage1

• thuiswonend

€ 261,17

• uitwonend

€ 284,53

B. Hoger onderwijs

• Basislening

€ 513,83

• Maximale aanvullende beurs/lening of veronderstelde ouderlijke bijdrage

€ 419,04

X Noot
1

Voor mbo-studenten die lesgeld verschuldigd zijn, wordt de maximale aanvullende beurs/lening ingevolge artikel 3.2, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 vanaf 1 januari 2022 verhoogd met € 101,33 en per 1 augustus 2022 met € 103,25 per maand.

Overzicht 3. Aanvullende financieringsbron
 

Hoger onderwijs

Beroepsonderwijs

Toeslag eenoudergezin

€ 269,90

€ 269,90

G

Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘€ 78,29’ vervangen door ‘€ 79,28’.

2. In het tweede lid wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘€ 156,58’ vervangen door ‘€ 158,57’.

H

In artikel 8 wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘€ 988,93’ vervangen door ‘€ 1.001,49’.

I

In artikel 8a wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘€ 1.326,66’ vervangen door ‘€ 1.343,51’.

J

Artikel 8b komt te luiden:

Artikel 8b. Normbedragen cohortgarantie

Met ingang van 1 januari 2022 luiden de bedragen, genoemd in artikel 12.14, tweede lid, van de WSF 2000, als volgt:

 

thuiswonende

uitwonende

a. maandbedrag als bedoeld in overzicht 1 van artikel 3.18

€ 709,18

€ 932,87

b. basisbeurs als bedoeld in overzicht 2 van artikel 3.18

€ 112,25

€ 312,52

c. maximale aanvullende beurs of lening als bedoeld in overzicht 2 van artikel 3.18

€ 275,86

€ 299,28

d. basislening als bedoeld in overzicht 2 van artikel 3.18

€ 321,07

€ 321,07

K

In artikel 8c wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘€ 2.123,28’ vervangen door ‘€ 2.150,25’.

L

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘schooljaar 2021–2022’ vervangen door ‘schooljaar 2022–2023’ en wordt ‘€ 37.080,70’ vervangen door ‘€ 38.074,46’.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

M

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’.

2. In onderdeel a wordt ‘€ 120,28’ vervangen door ‘€ 121,81’.

3. In onderdeel b wordt ‘€ 280,45’ vervangen door ‘€ 284,01’.

N

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11. Normbedragen tegemoetkoming schoolkosten ex artikel 4.6 WTOS

Met ingang van schooljaar 2022–2023 luiden de bedragen van de tegemoetkoming schoolkosten, bedoeld in artikel 4.6 van de WTOS, als volgt:

Overzicht bedragen tegemoetkoming schoolkosten per maand 2022–2023

a. onderbouw volledig op grond van de WVO bekostigd onderwijs en onderbouw + bovenbouw volledig op grond van de WEB bekostigd voorbereidend beroepsonderwijs verzorgd in een agrarisch opleidingscentrum

€ 85,89

b. bovenbouw volledig op grond van de WVO bekostigd onderwijs

€ 94,03

c. onderbouw niet volledig en rechtstreeks bekostigd vo

€ 117,59

d. bovenbouw niet volledig en rechtstreeks bekostigd vo

€ 125,78

e. speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs

€ 57,05

f. voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo)

€ 125,78

O

In artikel 12 wordt ‘schooljaar 2021–2022’ vervangen door ‘schooljaar 2022–2023’ en wordt ‘€ 781,25’ vervangen door ‘€ 791,17’.

P

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13. Normbedragen tegemoetkoming schoolkosten ex artikel 5.10 WTOS

Met ingang van schooljaar 2022–2023 luiden de bedragen van de tegemoetkoming schoolkosten, bedoeld in de overzichten 1 en 2 van artikel 5.10 van de WTOS, als volgt:

Overzicht 1. Onderwijs gedurende gehele schooljaar of geen onderwijs meer vanaf 1 januari

Aantal minuten per week

Schoolkosten

540 of meer

€ 338,53

540 of meer en voor 1 januari 270 tot 540

€ 169,27 + € 169,27 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd

270 tot 540

€ 228,07

270 tot 540 en voor 1 januari minder dan 270

€ 114,04 + € 114,04 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd

minder dan 270

Nihil

Overzicht 2. Geen onderwijs meer volgen na 30 september en voor 1 januari

Aantal minuten per week

Schoolkosten

540 of meer

€ 169,27

540 of meer en voor 1 januari 270 tot 540

€ 84,64 + € 84,64 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd

270 tot 540

€ 114,04

270 tot 540 en voor 1 januari minder dan 270

€ 57,02 + € 57,02 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd

Minder dan 270

Nihil

Q

Artikel 14 vervalt.

R

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15. Normbedragen studiefinanciering en opstarttoelage BES

Met ingang van 1 januari 2022 luiden de bedragen, bedoeld in artikel 2.2 van de WSF BES, als volgt:

Bedragen studiefinanciering BES:

I. Onderwijstype

II. Plaats opleiding

III. Prestatiebeurs of gift per maand

IV. Lening tijdens prestatiebeurs per maand

V. Lening na prestatiebeurs per maand

Beroepsonderwijs

Eigen openbaar lichaam

USD 79,46

USD 158,92

USD 238,38

 

Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten

USD 258,24

USD 516,48

USD 774,72

 

Overig deel Caribische regio

USD 397,27

USD 794,54

USD 1.191,81

 

Verenigde Staten van Amerika en Canada

USD 544,98

USD 1.089,96

USD 1.634,94

Hoger onderwijs

Eigen openbaar lichaam

USD 148,97

USD 297,94

USD 446,91

 

Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten

USD 297,95

USD 595,90

USD 893,85

 

Overig deel Caribische regio

USD 397,27

USD 794,54

USD 1.191,81

 

Verenigde Staten van Amerika en Canada

USD 544,98

USD 1.089,96

USD 1.634,94

Bedragen opstarttoelage BES:

I. Onderwijstype

II. Plaats opleiding

III. Prestatiebeurs

IV. Lening

Beroepsonderwijs opleiding niveau 3 of 4 en hoger onderwijs

Europees deel van Nederland

USD 2.742,45

USD 5.484,90

ARTIKEL II. REGELING STUDIEFINANCIERING 2000

A

In artikel 4.4, vierde lid, wordt ‘ho-student’ vervangen door ‘student’.

B

In artikel 6.1, derde lid, van de Regeling studiefinanciering 2000 wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘€ 175,66’ vervangen door ‘€ 177,89’.

ARTIKEL III. REGELING TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

In artikel 3.1, derde lid, van de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘€ 66,11’ vervangen door ‘€ 66,95’.

ARTIKEL IV. REGELING STUDIEFINANCIERING BES

In artikel 5.1, derde lid, van de Regeling studiefinanciering BES wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2022’ en wordt ‘USD 263,88’ vervangen door ‘USD 262,04’.

ARTIKEL V. REGELING LES- EN CURSUSGELDWET

Artikel 4, tweede lid, van de Regeling les- en cursusgeldwet vervalt.

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022, met uitzondering van de artikelen II, onderdeel A, en V, die in werking treden met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Indien de Staatscourant, waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2021, treedt deze regeling, met uitzondering van de artikelen II, onderdeel A, en V, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2022.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze ministeriële regeling wijzigt de Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES, de Regeling studiefinanciering 2000 (hierna: Rsf 2000), de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (hierna: Rtos), en de Regeling studiefinanciering BES (hierna: Rsf BES).

2. Wijziging Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

De (norm)bedragen die zijn opgenomen in de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000), de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (hierna: Wtos), de Wet studiefinanciering BES (hierna: Wsf BES) en het Besluit studiefinanciering 2000 (hierna: Bsf 2000) worden jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkelingen. Dit dient te geschieden vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de normbedragen betrekking hebben. In deze wijzigingsregeling worden de (norm)bedragen en percentages vastgesteld die gelden voor het jaar 2022 dan wel het studie- respectievelijk schooljaar 2022–2023.1

Voor de normen met betrekking tot 2022 is in het kader van de Wsf BES gelet op de definitie sprake van een procentuele ontwikkeling van de consumentenprijsindex van -0,70% Dit betekent dat het indexeren van de normbedragen voor de Wsf BES aan de hand van deze procentuele ontwikkeling van de consumentenprijsindex tot gevolg heeft dat de betreffende normbedragen lager worden dan vorig jaar. Omdat het lagere prijspeil het gevolg is van tijdelijke subsidies op vaste lasten (elektra, water, telecom) die in verband met COVID-19 zijn verstrekt op de eilanden, wordt het niet redelijk geacht dit lagere prijspeil in 2022 te laten doorwerken in de studiefinancieringsbedragen in het kader van de Wsf BES. Met gebruikmaking van de hardheidsclausule in artikel 8.3 van de Wsf BES zullen in de praktijk voor 2022 dezelfde bedragen worden gehanteerd als in 2021. Deze zijn hieronder voor de volledigheid weergegeven:

Bedragen studiefinanciering BES:

I. Onderwijstype

II. Plaats opleiding

III. Prestatiebeurs of gift per maand

IV. Lening tijdens prestatiebeurs per maand

V. Lening na prestatiebeurs per maand

Beroepsonderwijs

Eigen openbaar lichaam

USD 80,02

USD 160,04

USD 240,06

 

Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten

USD 260,05

USD 520,10

USD 780,15

 

Overig deel Caribische regio

USD 400,06

USD 800,12

USD 1.200,18

 

Verenigde Staten van Amerika en Canada

USD 548,81

USD 1.097,62

USD 1.646,43

Hoger onderwijs

Eigen openbaar lichaam

USD 150,02

USD 300,04

USD 450,06

 

Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten

USD 300,04

USD 600,08

USD 900,12

 

Overig deel Caribische regio

USD 400,06

USD 800,12

USD 1.200,18

 

Verenigde Staten van Amerika en Canada

USD 548,81

USD 1.097,62

USD 1.646,43

Bedragen opstarttoelage BES:

I. Onderwijstype

II. Plaats opleiding

III. Prestatiebeurs

IV. Lening

Beroepsonderwijs opleiding niveau 3 of 4 en hoger onderwijs

Europees deel van Nederland

USD 2.761,72

USD 5.523,44

3. Wijziging Regeling studiefinanciering 2000, Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en Regeling studiefinanciering BES

In deze wijzigingsregeling worden tevens de bedragen bepaald waarmee te veel uitbetaalde bedragen kunnen worden verrekend. Ook hier wordt ervoor gekozen het lagere prijspeil niet te laten doorwerken als het gaat om de BES.

4. Wijziging Regeling les- en cursusgeldwet

In de Regeling les- en cursusgeldwet wordt een wijziging aangebracht om aan te sluiten bij de huidige praktijk. Zie hierover verder de artikelsgewijze toelichting op artikel V.

5. Overig Wsf 2000

Hoewel de waarde van de reisvoorziening, bedoeld in de artikelen 4.8, eerste lid, en 5.3, eerste lid, van de Wsf 2000, en de draagkrachtvrije voet, bedoeld in artikel 6.10, tweede lid, van de Wsf 2000, niet bij ministeriële regeling worden vastgesteld, worden de bedragen in het kader van de duidelijkheid in deze toelichting genoemd.

Reisvoorziening

In de artikelen 4.8, eerste lid (mbo), en 5.3, eerste lid (hoger onderwijs), van de Wsf 2000 is vastgesteld dat het deel van de prestatiebeurs dat betrekking heeft op het recht op de reisvoorziening, gelijk is aan een twaalfde deel van de waarde die daarvoor per studerende door het vervoerbedrijf aan de Minister in rekening wordt gebracht. Dit deel van de prestatiebeurs bedraagt voor kalenderjaar 2022 € 104,42 en wordt, overeenkomstig artikel 4.8, eerste lid, laatste volzin, en artikel 5.3, eerste lid, laatste volzin, niet uitbetaald of verrekend.

Draagkrachtvrije voet

In artikel 6.10, tweede lid, van de Wsf 2000 wordt geregeld dat bij de vaststelling van de draagkracht, de draagkrachtvrije voet op het draagkrachtinkomen in mindering wordt gebracht. Deze bedragen worden berekend door middel van een percentage van het belastbaar minimumloon en vloeien daarmee rechtstreeks voort uit het geregelde op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Voor 120 procent van het belastbaar minimumloon wordt € 25.716,79 gelezen. Voor 84 procent van het belastbaar minimumloon wordt € 18.001,75 gelezen. Voor 143 procent wordt € 30.645,84 gelezen. Voor 100 procent wordt € 21,430,66 gelezen.

6. Overig Wtos

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage

Hoewel onderstaande bedragen niet bij ministeriële regeling worden vastgesteld, worden deze in het kader van de duidelijkheid in deze toelichting toegelicht. Op grond van artikel 4.4, eerste lid, van de Wtos is de tegemoetkoming onderwijsbijdrage vavo en niet bekostigd onderwijs voor een kalendermaand een twaalfde deel van het bedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet. Dit lesgeldbedrag is voor het schooljaar 2022–2023 vastgesteld op € 1.239. Een twaalfde deel hiervan is € 103,25.

Voor studenten aan een lerarenopleiding (artikel 5.3 Wtos) is het tegemoetkomingsbedrag gefixeerd en bedraagt € 567,23.

Voor leerlingen in het deeltijd voortgezet onderwijs en vavo is de hoogte van de onderwijsbijdrage 2022–2023 afhankelijk van de periode waarin en het aantal minuten per week dat onderwijs gevolgd wordt (artikel 5.10 en artikel 10.7, tweede lid, Wtos). De onderwijsbijdrage bedraagt € 393,60 indien per week meer dan 540 minuten onderwijs wordt gevolgd en € 262,40 wanneer 270 tot 540 minuten onderwijs per week wordt gevolgd. Indien minder dan 270 minuten per week onderwijs wordt gevolgd is de onderwijsbijdrage nihil.

7. Grondslagen

  • Op grond van artikel 6.3 van de Wsf 2000 stelt de Minister jaarlijks uiterlijk in december een rentepercentage vast ten aanzien van de lening beroepsonderwijs (eerste lid) en de lening hoger onderwijs (tweede lid). Op grond van artikel 4.3 van de WSF BES stelt de Minister jaarlijks uiterlijk in december een rentepercentage vast.

  • Op grond van artikel 7.4, vijfde lid, van de Wsf 2000 geschiedt de terugbetaling en verrekening als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid van dat artikel, overeenkomstig bij ministeriële regeling vastgestelde redelijke terugbetalingsregels. Op grond van artikel 7.3, vierde lid, van de Wtos geschiedt de terugbetaling en verrekening bedoeld in het eerste tot en met derde lid van dat artikel, tevens overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen redelijke terugbetalingsregels. Op grond van artikel 5.2, derde lid, van de Wsf BES geschiedt terugbetaling en verrekening bedoeld in het eerste en tweede lid van dat artikel, overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen redelijke terugbetalingsregels. Deze artikelen vormen de grondslag voor de wijziging van artikel 6.1 Rsf 2000, 3.1 Rtos en 5.1, Rsf BES.

  • Op grond van artikel 11.1, eerste lid, van de Wsf 2000 worden de in dit artikellid bepaalde bedragen per 1 januari van elk kalenderjaar op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven wijze, aangepast aan de hand van de loon- of prijsontwikkelingen in het tweede daaraan voorafgaande kalenderjaar. Dit wordt voor wat betreft de Wtos geregeld in artikel 11.1, eerste lid. In artikel 12.21 van de Wsf 2000 is bepaald dat de bedragen genoemd in paragraaf 12 van de Wsf 2000 (Overgangsbepalingen in verband met de Wet studievoorschot hoger onderwijs) overeenkomstig artikel 11.1 van de Wsf 2000 worden aangepast. In artikel 17, eerste tot en met derde lid, van het Bsf 2000 is bepaald op welke wijze bepaalde bedragen worden aangepast. Voor de Wtos geldt dat in artikel 5, eerste en tweede lid, van het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (hierna: Btos) wordt bepaald op welke wijze bepaalde bedragen worden aangepast. Op grond van artikel 17, vierde lid van het Bsf 2000 en artikel 5, derde lid, van het Btos wordt bij ministeriële regeling bepaald wat onder de consumentenprijsindex en het indexcijfer van de cao-lonen wordt verstaan. Op grond van artikel 8.1, eerste lid, van de Wsf BES worden bepaalde bedragen per 1 januari van ieder kalenderjaar aangepast bij ministeriële regeling. Deze bedragen worden berekend aan de hand van de consumentenprijsindex in het tweede daaraan voorafgaande kalenderjaar. Op grond van artikel 8.1, tweede lid, van de Wsf BES wordt onder consumentenprijsindex verstaan hetgeen nader vastgesteld bij ministeriële regeling. De normbedragen die hier uit voortkomen, zullen op grond van de hardheidsclausule in het jaar 2022 in de praktijk niet worden gehanteerd, zodat de bedragen op hetzelfde niveau blijven als in 2021.

  • Op grond van artikel 19, vierde lid, van het Bsf 2000 wordt het vouchertegoed overeenkomstig artikel 17, tweede lid, van het Bsf 2000, aangepast.

  • In artikel 4, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit les- en cursusgeldwet 2000 is bepaald dat indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in een of meer termijnen heeft verstrekt en de leerling na 30 september van het schooljaar wordt ingeschreven, het verschuldigde bedrag afgeschreven op bij ministeriële regeling te bepalen tijdstippen. In onderhavige wijzigingsregeling wordt artikel 4 van de Regeling les- en cursusgeldwet aangepast.

  • In artikel 3.26, derde lid van de Wsf 2000 is geregeld dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van verkrijgen van het reisrecht en de omvang van de aan de soorten reisrecht, bedoeld in het tweede lid, verbonden rechten. Daarbij worden tevens voorschriften vastgesteld met betrekking tot de wijze waarop en de termijn waarbinnen de student de keuze tussen soorten reisrecht dient te maken en met betrekking tot de aanvraag tot herziening door de student van een gemaakte keuze in soorten reisrecht. In onderhavige wijzigingsregeling wordt een technische wijziging doorgevoerd in het artikel in de Rsf 2000 waar deze grondslag op ziet.

8. Gevolgen voor de regeldruk en doenvermogen

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk en het doenvermogen.

9. Financiële gevolgen

Het in de praktijk niet laten doorwerken van de negatieve consumentenprijsindex in de normbedragen die gelden in de WSF BES voor 2022, zorgt voor € 20.000 aan additionele kosten in 2022.

Artikelsgewijs

Artikel I. Regeling normen WSF 2000, WTOS EN WSF BES

A, artikel 2 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

Op grond van artikel 11.1, eerste lid, van de Wsf 2000 en artikel 11.1, eerste lid, van de Wtos, worden de normbedragen jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkelingen. Op grond van artikel 8.1 van de Wsf BES worden de normbedragen BES jaarlijks aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex Caribisch Nederland. In artikel 17, vierde lid, van het BSF 2000 en artikel 5, derde lid van het Btos, is geregeld dat bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder het consumentenprijsindex en het indexcijfer van de cao-lonen wordt verstaan. In artikel 8.1, tweede lid, van de Wsf BES is geregeld dat bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder de consumentenprijsindex voor de BES moet worden verstaan. Dit wordt in artikel 2 van de Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES geregeld. Tevens wordt in artikel 2 van deze regeling de van toepassing zijnde procentuele ontwikkeling genoemd.

Onderdeel 1. Als indexcijfer van de cao-lonen wordt gehanteerd de reeks ‘CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen (2010 = 100)’ zoals die wordt berekend en bekendgemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek en is gepubliceerd in het Statistisch Bulletin. De indexering is bepaald door de procentuele wijziging die het indexcijfer van de cao-lonen over de maand december van het tweede jaar voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van de maand december van het daaraan voorafgaande jaar. Bedoeld indexcijfer over 2019 bedraagt 115,7 en over 2020 118,8. De procentuele ontwikkeling is 2,68 procent. De loongevoelige Wsf 2000-(grens)bedragen en Wtos-(grens)bedragen voor het jaar 2022 zijn berekend met gebruikmaking van deze laatste procentuele ontwikkeling.

Onderdeel 2. Als consumentenprijsindex wordt gehanteerd de reeks ‘consumentenprijsindex alle huishoudens (2015 = 100)’ zoals die wordt berekend en bekendgemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek en is gepubliceerd in het Statistisch Bulletin. De indexering is bepaald door de procentuele wijziging die het consumentenprijsindexcijfer over het tweede jaar voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar. Bedoeld indexcijfer over 2019 bedraagt 106,16 en over 2020 107,51. De procentuele ontwikkeling is 1,27 procent. De prijsgevoelige Wsf 2000 en Wtos-bedragen worden jaarlijks aangepast met deze procentuele wijziging.

Onderdeel 3. Als consumentenprijsindex voor de Wsf BES wordt gehanteerd de index in de reeks ‘consumentenprijsindex Caribisch Nederland’ met de grootste procentuele stijging. De indexering is bepaald door de procentuele wijziging die het consumentprijsindexcijfer over het tweede jaar voorafgaand (2019) aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar (2020). Onder de consumentenprijsindex wordt de index in de reeks ‘consumentenprijsindex Caribisch Nederland’ met de grootste procentuele stijging verstaan. Bij de berekening van dit jaar is gebleken dat Saba de grootste procentuele stijging had. Hoewel de procentuele ontwikkeling -0,70 procent is, wordt – zoals aangegeven in het algemeen deel van de toelichting en in de toelichting bij onderdeel R van onderhavige regeling – het niet redelijk geacht dit negatieve prijspeil in de praktijk door te laten werken in de bedragen die in 2022 worden uitgekeerd op grond van de Wsf BES. Op grond van de hardheidsclausule zal in de praktijk derhalve worden afgeweken van onderhavige regeling als het gaat om de normbedragen voor de BES.

B, artikel 3 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

Artikel 6.3 van de Wsf 2000, en artikel 4.3 van de Wsf BES schrijven voor dat jaarlijks uiterlijk in december een rentepercentage wordt vastgesteld. In artikel 3 van de normenregeling wordt het rentepercentage Wsf 2000 en Wsf BES bepaald.

Op grond van artikel 6.3, eerste lid, van de Wsf 2000 wordt voor de lening beroepsonderwijs uitgegaan van een rentepercentage dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement over de maand september van dat jaar van de openbare lening, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 3 tot 5 jaren. Het gemiddeld effectief rendement over september 2021 was negatief, wat betekent dat het rentepercentage op grond van de tweede volzin van artikel 6.3, eerste lid, van de WSF 2000, voor het jaar 2022 wordt vastgesteld op nul.

Op grond van artikel 6.3, tweede lid, van de Wsf 2000 wordt voor de lening hoger onderwijs uitgegaan van het rentepercentage dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement over de periode van 12 maanden, gerekend van oktober van het voorafgaande jaar tot en met september van het lopende jaar, van de openbare lening, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 5 jaren. Het gemiddeld effectief rendement over deze periode van 12 maanden was negatief. Dit betekent dat het rentepercentage op grond van de tweede volzin van artikel 6.3, tweede lid, van de Wsf 2000, voor het jaar 2022 – evenals bij de lening beroepsonderwijs – voor de lening hoger onderwijs wordt vastgesteld op nul.

Op grond van artikel 4.3 van de Wsf BES moet worden uitgegaan van een rentepercentage dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement over de maand september van dat jaar van de openbare lening, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 3 tot 5 jaar. Het gemiddeld effectief rendement over de maand september 2021 was negatief. Dit betekent dat het rentepercentage op grond van de tweede volzin van artikel 4.3 van de Wsf BES, voor het jaar 2022 wordt vastgesteld op nul.

C, artikel 5 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

In dit onderdeel vindt aanpassing van de vrije voet veronderstelde ouderlijke bijdrage beroepsonderwijs plaats, bedoeld in 3.9, tweede lid, van de Wsf 2000.

D, artikel 5a Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

In dit onderdeel vindt aanpassing van de vrije voet veronderstelde ouderlijke bijdrage hoger onderwijs plaats, bedoeld in artikel 3.9a van de Wsf 2000.

E, artikel 6 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

In dit onderdeel vindt aanpassing van de vrije voeten eigen inkomsten plaats, bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Wsf 2000 en artikel 3.17, vierde lid, van de Wsf 2000.

F, G en H, artikelen 7, 7a en 8 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

In deze onderdelen vindt aanpassing plaats van de prijsgevoelige Wsf 2000-normbedragen, bedoeld in de artikelen 3.18, 3.27, tweede lid, 4.7, derde lid, 4.18, tweede lid, en 5.2, vierde lid, van de Wsf 2000. Het gaat om indexeringen op basis van de procentuele wijziging van de consumentenprijsindex, genoemd in artikel 2 van deze regeling. De maximale aanvullende beurs in het hoger onderwijs is het resultaat van het geïndexeerde normbudget minus de basislening. In het beroepsonderwijs is de maximale aanvullende beurs het resultaat van het geïndexeerde normbudget minus de basisbeurs en basislening. Voor mbo-studenten die lesgeld verschuldigd zijn, wordt de maximale aanvullende beurs ingevolge artikel 3.2, derde lid, van de wet vanaf 1 januari 2022 verhoogd met € 101,33 en per 1 augustus 2022 met € 103,25 per maand.

I, artikel 8a Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

In dit onderdeel vindt aanpassing plaats van de waarde van de kwijtschelding studieschuld voor studenten met een handicap of chronische ziekte, bedoeld in artikel 6.2a, tweede lid, van de Wsf 2000.

J, artikel 8b Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

In artikel 12.14, tweede lid, van de Wsf 2000 zijn de normbedragen geregeld die voor studenten met cohortgarantie in de plaats komen van de bedragen in artikel 3.18 van de Wsf 2000. Deze normbedragen dienen op grond van artikel 12.21 van de Wsf 2000 overeenkomstig artikel 11.1 van de Wsf 2000 te worden aangepast. In dit onderdeel vindt aanpassing van deze normbedragen plaats.

K, artikel 8c Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

In artikel 19, eerste lid, van het Bsf 2000 wordt de waarde van de voucher genoemd. Op grond van het vierde lid van dit artikel wordt het vouchertegoed overeenkomstig artikel 17, tweede lid, van het Bsf 2000, aangepast (aan de hand van de procentuele wijziging van de consumentenprijsindex).

L, artikel 9 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

Het grensbedrag draagkracht, bedoeld in artikel 2.23, tweede lid, van de Wtos, is loongevoelig. In dit onderdeel worden dit bedrag aangepast. Het tweede lid van artikel 9 kan komen te vervallen nu hoofdstuk 10 van de Wtos per 1 april 2020 is komen te vervallen.2

M, N, O, P, Q, artikelen 10 t/m 14 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

In deze onderdelen vindt aanpassing plaats van de prijsgevoelige Wtos-normbedragen, bedoeld in de artikelen 4.3, 4.6, 5.4, en 5.10 van de Wtos. Het gaat om indexeringen op basis van de procentuele wijziging van de consumentenprijsindex, genoemd in artikel 2 van deze regeling. Artikel 14 komt te vervallen omdat hoofdstuk 10 van de Wtos per 1 april 2020 is komen te vervallen.

R, artikel 15 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

In dit onderdeel dient in beginsel aanpassing plaats te vinden van de prijsgevoelige Wsf BES-normbedragen in artikel 2.2 van de Wsf BES. Het gaat om indexeringen op basis van de procentuele wijziging van de consumentenprijsindex voor Caribisch Nederland. De van toepassing zijnde procentuele ontwikkeling zou betekenen dat het indexeren van de normbedragen voor de Wsf BES er voor zorgt dat de normbedragen lager zouden moeten worden vastgesteld dan vorig jaar. Omdat het lagere prijspeil het gevolg is van tijdelijke subsidies op vaste lasten (elektra, water, telecom) die in verband met COVID-19 zijn verstrekt op de eilanden, wordt dit niet redelijk geacht. Derhalve worden voor 2022 dezelfde normbedragen gehanteerd als in 2021, zodat studenten niet te maken krijgen met lagere normbedragen dan in 2021.

Artikel II. Regeling studiefinanciering 2000

A, artikel 4.4 Regeling studiefinanciering 2000

In artikel 4, vierde lid, van de Rsf 2000 wordt per abuis gesproken over een ho-student. Het betreffende artikellid geldt echter ook voor mbo-studenten met een reisrecht.

B, Artikel 6.1 Regeling studiefinanciering 2000

Op grond van artikel 7.4, vijfde lid, van de Wsf 2000 worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van tegemoetkomingen. Dit is gebeurd in de Rsf 2000. In artikel 6.1, derde lid, van de Rsf 2000 is het bedrag bepaald waarmee te veel uitbetaalde bedragen worden verrekend, indien de maandbetalingen hoger zijn dat dat bedrag. In artikel 6.2 van de Rsf 2000 is bepaald dat dit bedrag wordt aangepast door middel van de procentuele wijziging bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Bsf 2000 (de procentuele ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer).

Artikel III. Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Artikel 3.1 Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Op grond van artikel 8.1, eerste lid, van de Wtos worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van tegemoetkomingen. Dit is gebeurd in de Rtos. In artikel 3.1, derde lid, van de Rtos, is het bedrag bepaald waarmee te veel uitbetaalde bedragen worden verrekend, indien de betalingen hoger zijn dan dat bedrag. In artikel 3.3 van de Rtos is bepaald dat dit bedrag wordt aangepast door middel van de procentuele wijziging bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Btos (de procentuele ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer).

ARTIKEL IV. Regeling studiefinanciering BES

Artikel 5.1 Regeling studiefinanciering BES

Artikel 5.2, derde lid, van de Wsf BES bepaalt dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van bedragen. Dit is gebeurd in de Rsf BES. In artikel 5.1, derde lid, van de Rsf BES is het bedrag bepaald waarmee te veel uitbetaalde bedragen worden verrekend, indien de maandbetalingen hoger zijn dan dat bedrag. In artikel 5.2 van Rsf BES is bepaald dat overeenkomstig 8.1 van de Wsf BES dit bedrag op gelijke wijze wordt aangepast als de normbedragen in artikel 2.2 van de Wsf BES (indexering aan de hand van de consumentenprijsindex). Het bedrag wordt in de regeling vastgesteld op USD 262,04. Hier wordt dit jaar, in lijn met de normbedragen, in de praktijk vanaf geweken in verband met de consumentenprijsindex. Er wordt dan uitgegaan van USD 263,88.

Artikel V. Regeling les- en cursusgeldwet

Artikel 4 Regeling les- en cursusgeldwet

Het tweede lid van artikel 4 van de Regeling les- en cursusgeldwet komt te vervallen. In het genoemde artikellid is opgenomen dat de laatste betalingstermijn (bij een inschrijving na 30 september) niet later wordt afgeschreven dan in de maand september volgend op het schooljaar waarop die termijn betrekking heeft. In de praktijk is dit niet meer geval. Als bijvoorbeeld een inschrijving in BRON later wordt gemeld door de onderwijsinstelling, de student storneert of anderszins in het kader van persoonsgericht innen in het voorjaar alsnog een betalingsregeling wordt aangeboden, kan het zo zijn dat termijnen ook na september volgend op het schooljaar worden geïnd. Ook is in het tweede lid een vervolgtermijn van drie maanden opgenomen; ook deze termijn stemt niet overeen met de praktijk.

Artikel VI, inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022, met uitzondering van de wijzigingen bedoeld in de artikelen II, onderdeel A, en artikel V. Indien publicatie later plaatsvindt, werken de wijzigingen terug per 1 januari 2022. Op die manier wordt er voor gezorgd dat de nieuwe normbedragen, waar het normen betreft die per kalenderjaar worden vastgesteld, per die datum kunnen gelden. De redactionele wijzigingen kunnen direct inwerking treden en gelden niet pas vanaf 1 januari 2022 zoals de overige artikelen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Door de techniek van een jaarlijkse wijzigingsregeling zijn via wetten.overheid.nl de eerdere versies met eerdere normen gemakkelijk te raadplegen. De normbedragen van eerdere jaren zijn via onderstaande URL’s te benaderen:

– Normbedragen van 2021: https://wetten.overheid.nl/BWBR0035939/2021-01-01

– Normbedragen van 2020: https://wetten.overheid.nl/BWBR0035939/2020-01-01

– Normbedragen van 2019: https://wetten.overheid.nl/BWBR0035939/2019-01-01

– Normbedragen van 2018: https://wetten.overheid.nl/BWBR0035939/2018-01-01.

X Noot
2

Verzamelwet OCW 2020 (Stb. 2020,76).

Naar boven