Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 november 2021, nr. 2021-0000049505, houdende regels voor de verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten voor de bekostiging van de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen van gedupeerden door de toeslagenaffaire (Regeling specifieke uitkering kwijtschelding gemeentelijke belastingen)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet juncto artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

college:

college van burgemeester en wethouders;

gedupeerde:

persoon die door de Belastingdienst/Toeslagen is aangemerkt als gedupeerde als bedoeld in het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag;

gemeentelijke belastingen:

gemeentelijke belastingen als bedoeld in hoofdstuk XV, paragraaf 2 en 3, van de Gemeentewet alsmede belastingen waarvan de heffing krachtens andere wetten door de gemeente geschiedt;

Minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

toeslagpartner:

persoon die door de Belastingdienst/Toeslagen is aangemerkt als toeslagpartner als bedoeld in het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag.

Artikel 2. Verstrekking van een specifieke uitkering

De Minister verstrekt aan gemeenten een specifieke uitkering ter bekostiging van:

  • a. de kwijtgescholden verschuldigde gemeentelijke belastingen van gedupeerden en toeslagpartners; en

  • b. de kosten die samenhangen met de uitvoering van deze kwijtschelding.

Artikel 3. Hoogte van de specifieke uitkering

  • 1. De hoogte van de uitkeringscomponent, bedoeld in artikel 2, onder a, bedraagt per gemeente honderd procent van de gederfde belastinginkomsten in een begrotingsjaar die het rechtstreekse gevolg zijn van het kwijtschelden van de op 31 december 2020 verschuldigde gemeentelijke belastingen van gedupeerden en toeslagpartners.

  • 2. De hoogte van de uitkeringscomponent, bedoeld in artikel 2, onder b, bedraagt € 150,– per gedupeerde.

Artikel 4. Procedure tot vaststelling van de uitkering

  • 1. Het college zendt in het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister informatie over de hoogte van de gederfde belastinginkomsten, bedoeld in artikel 3, eerste lid. Deze informatieverstrekking vindt plaats op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Op basis van de informatie, bedoeld in het eerste lid, stelt de Minister de hoogte van de uitkeringscomponent, bedoeld in artikel 2, onder a, vast.

  • 3. De Minister stelt de hoogte van de specifieke uitkering per gemeente vast door de uitkeringscomponenten, bedoeld in artikel 2, onder a en b, bij elkaar op te tellen.

  • 4. De Minister stelt de specifieke uitkering vast binnen een jaar na de ontvangst van de informatie, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5. Verantwoording

Het college legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering kwijtschelding gemeentelijke belastingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

1. Hoofdlijnen van de regeling

1.1 Aanleiding

Het is voor de gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslagproblematiek van belang een nieuwe start te maken. Het kwijtschelden van de publieke schulden levert hier een belangrijke bijdrage aan; het is een essentieel onderdeel van het herstellen van het collectief onrecht dat de gedupeerden door de overheid is aangedaan.

In de Wet hersteloperatie toeslagen wordt de grondslag opgenomen om openstaande vorderingen op gedupeerde ouders en de toeslagpartners kwijt te schelden. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze wet zijn de verschillende overheden reeds begonnen met kwijtschelden van publieke vorderingen. Ook gemeenten zijn hier inmiddels mee begonnen, waarbij zij, naast andere publieke schulden, openstaande gemeentelijke belastingschulden kwijtschelden. Afgesproken is dat het rijk alle gederfde belastingeninkomsten van gemeenten vergoedt die het rechtstreekse gevolg zijn van kwijtscheldingen in het kader van de afwikkeling van de kinderopvangtoeslagaffaire. In de Wet hersteloperatie toeslagen wordt een wettelijke grondslag opgenomen om het mogelijk te maken deze gederfde inkomsten van gemeenten door middel van een specifieke uitkering te vergoeden. Omdat gemeenten al met gederfde belastinginkomsten te maken hebben, is vooruitlopend op deze wettelijke grondslag met gebruikmaking van artikel 17, tweede lid, Financiële-verhoudingswet (hierna: ook Fvw), deze regeling opgesteld om het nu reeds mogelijk te maken deze gederfde belastinginkomsten te vergoeden.

1.2 Doel van de regeling

De regeling voorziet in het verstrekken van een specifieke uitkering aan gemeenten voor het vergoeden van kosten die ontstaan door het kwijtschelden van verschuldigde gemeentelijke belastingen van gedupeerden van de toeslagaffaire. Hierbij gaat het om de gemeentelijke belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV, paragraaf 2 en 3, van de Gemeentewet en om de belastingen waarvan de heffing krachtens andere wetten door de gemeente geschiedt (zoals de afvalstoffenheffing op grond van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer). Ook voorziet deze regeling in de vergoeding van de uitvoeringskosten die gemeenten maken in het kader van deze kwijtschelding.

1.3 Inhoud van de regeling

De specifieke uitkering die op grond van deze regeling wordt verstrekt, bestaat uit twee componenten. In de eerste plaats ontvangen gemeenten op grond van deze regeling een vergoeding voor de gederfde belastinginkomsten die het rechtstreekse gevolg zijn van het kwijtschelden van de op 31 december 2020 openstaande belastingschulden van gedupeerden en toeslagpartners. Onder deze kwijtschelding wordt ook de situatie begrepen dat gedupeerden (een deel van) deze belastingschuld in de loop van 2021 hebben voldaan en de gemeente dit bedrag vervolgens heeft gerestitueerd. De vergoeding bedraagt 100 procent van de gederfde belastinginkomsten in een begrotingsjaar. Naast de hoofdsom komt de kwijtschelding van eventuele verhogingen, zoals rente of invorderingskosten of brutering, ongeacht wanneer deze zijn ontstaan, eveneens voor vergoeding in aanmerking.

De Minister bepaalt de precieze hoogte van deze gederfde belastinginkomsten in het jaar na het begrotingsjaar aan de hand van informatie die de colleges van de gemeenten aan de Minister aanleveren. Deze informatie wordt via de jaarrekening van de gemeenten en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek) aangeleverd. Deze informatie is tevens onderdeel van de verantwoordingsinformatie die het college in het kader van artikel 17a Fvw dient aan te leveren.

In de tweede plaats ontvangen gemeenten op grond van deze regeling een vergoeding voor de uitvoeringskosten die gemeenten maken om de belastingschuld van gedupeerden van de Kinderopvangtoeslagaffaire kwijt te schelden. De hoogte van deze vergoeding wordt berekend aan de hand van een normbedrag: € 150,– per gedupeerde. Bij de berekening van de hoogte van de uitvoeringskosten worden ook de gedupeerden meegeteld waarbij uiteindelijk niet tot kwijtschelding of restitutie van gemeentelijke belastingen is overgegaan. Bij alle gedupeerden dient immers geverifieerd te worden of sprake is van een gemeentelijke belastingschuld die moet worden kwijtgescholden of gerestitueerd. Ook als uiteindelijk de conclusie wordt getrokken dat een gedupeerde geen recht heeft op kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, zijn per gedupeerde dus wel degelijk uitvoeringskosten gemaakt. Om deze reden zijn de uitvoeringskosten berekend aan de hand van het totaal aantal gedupeerden in de gemeente en niet slechts aan de hand van het aantal gedupeerden dat daadwerkelijk recht heeft op kwijtschelding of restitutie van gemeentelijke belastingen.

De hoogte van beide uitkeringscomponenten (vergoeding voor gederfde belastinginkomsten en vergoeding voor uitvoeringskosten) bepalen de hoogte van de specifieke uitkering die op grond van deze regeling aan de gemeenten wordt verstrekt.

2. Verhouding tot de Financiële-verhoudingswet

Aan gemeenten wordt vooruitlopend op een wettelijke grondslag (in de Wet hersteloperatie toeslagen) op grond van deze regeling een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet verstrekt. Artikel 17, tweede lid, Fvw jo. artikel 4:23, derde lid, Awb maakt dit mogelijk. De regels in de Financiële-verhoudingswet over specifieke uitkeringen zijn daarom van toepassing. Dit betekent onder meer dat de verantwoording verloopt op de in artikel 17a van die wet aangegeven wijze.

3. Gevolgen voor de regeldruk

Deze regeling brengt geen regeldrukeffecten met zich mee.

4. Inwerkingtreding

Om de specifieke uitkering aan gemeenten zo spoedig mogelijk te kunnen verstrekken, is in afwijking van de vaste verandermomenten bepaald dat deze regeling in werking treedt op de dag nadat zij in de Staatscourant is geplaatst. Deze afwijking van de vaste verandermomenten is niet bezwaarlijk, omdat deze regeling begunstigend van aard is.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 2

De specifieke uitkering die op grond van deze regeling wordt verstrekt, bestaat uit twee componenten:

  • 1. Een vergoeding van de gederfde belastinginkomsten van gemeenten die het rechtstreekse gevolg zijn van het kwijtschelden van de (gemeentelijke) belastingschulden van gedupeerden en toeslagpartners (uitkeringscomponent ‘gederfde belastinginkomsten’);

  • 2. Een tegemoetkoming van alle uitvoeringskosten die gemeenten maken in het kader van deze kwijtschelding (uitkeringscomponent ‘uitvoeringskosten’).

Artikel 4

De hoogte van de specifieke uitkering wordt bepaald in het jaar na een bepaald begrotingsjaar. Gemeenten leveren in het kader van hun verantwoording conform de systematiek van ‘single information, single audit’ (Sisa-systematiek; artikel 17a Fvw) informatie aan over de hoogte van de gederfde belastinginkomsten die verband houden met de kwijtschelding van gemeentelijke belastingschulden van gedupeerden. Op basis van deze informatie stelt de Minister de hoogte van de uitkeringscomponent ‘gederfde belastinginkomsten’ per gemeente vast. Deze informatie is overigens tevens onderdeel van de verantwoordingsinformatie de gemeente dient aan te leveren. De uitkeringscomponent ‘uitvoeringskosten’ per gemeente wordt bepaald aan de hand van een normbedrag van € 150,– per gedupeerde. De hoogte van de uitkeringscomponent ‘gederfde belastinginkomsten’ en de uitkeringscomponent ‘uitvoeringskosten’ gezamenlijk vormen het uiteindelijke bedrag dat een gemeente als specifieke uitkering ontvangt.

Artikel 5

De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond van artikel 17a Fvw via de jaarrekening van de gemeente en de SiSa-systematiek. Bij artikel 4 is toegelicht dat de gemaakte kosten enerzijds worden gebruikt voor de berekening van de hoogte van de uitkering. Die reeds aangeleverde informatie wordt ook gebruikt voor verantwoording van de besteding van de uitkering. Voor de verantwoording van de deze specifieke uitkering worden de volgende indicatoren opgenomen:

  • Het aantal gedupeerden in de gemeente. Hierbij gaat het om alle gedupeerden, dus ongeacht of er daadwerkelijk kwijtschelding van gemeentelijke belastingen heeft plaatsgevonden. Op basis van deze verantwoordingsinformatie worden de uitvoeringskosten (artikel 3, tweede lid) per gemeente vastgesteld. Om vast te stellen wie gedupeerde van de toeslagenaffaire is, maakt de gemeente gebruik van een door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) verstrekte lijst van gedupeerden van de toeslagenproblematiek. De UHT levert de lijst ieder jaar begin januari aan (met daarin gegevens over het voorgaande jaar), waarna gemeenten de tijd hebben om de lijst te controleren en vragen te stellen aan de UHT. De UHT levert, indien nodig, uiterlijk op 31 januari van dat jaar een nieuwe definitieve lijst aan. Ieder jaar worden de data voor het aanleveren van de lijsten door de UHT en het aanleveren van vragen door gemeenten opnieuw bepaald en gecommuniceerd aan gemeenten in samenwerking met de VNG.

  • De gederfde belastinginkomsten in het begrotingsjaar (jaar T) die voortvloeien uit de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen van gedupeerden en toeslagpartners. Op basis van deze indicator wordt tevens de hoogte van de uitkeringscomponent ‘gederfde belastinginkomsten’ berekend (artikel 4, eerste lid).

  • Eindverantwoording (ja/nee). Gemeenten dienen hierbij aan te geven of zij verwachten dat de specifieke uitkering kan worden afgerond of dat er nog meer kwijtscheldingen worden verwacht.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven