Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 17 november 2021, nr. WJZ/ 21253117, tot vaststelling van het percentage duurzame elektriciteit van de totale hoeveelheid elektriciteit die wordt opgewekt door middel van niet-zuivere biomassa in een afvalverbrandingsinstallatie 2022

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 19, eerste lid, van de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong;

Besluit:

Artikel 1

Het percentage, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong, bedraagt in kalenderjaar 2022 54 procent.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 november 2021

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie, D. Yesilgöz-Zegerius

TOELICHTING

Op basis van artikel 19, eerste lid, van de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong stelt de Minister van Economische Zaken en Klimaat jaarlijks het percentage vast dat uitdrukt welk deel van de totale hoeveelheid elektriciteit die wordt opgewekt door verbranding van huishoudelijk afval of vergelijkbaar afval in een afvalverbrandingsinstallatie, duurzame elektriciteit of warmte uit hernieuwbare energiebronnen is.

Een deel van het huishoudelijke afval of vergelijkbaar afval dat wordt verbrand, is biogeen afval. Door het verbranden van afval dat biogeen is, namelijk niet-zuivere biomassa, wordt duurzame elektriciteit opgewekt. In dit besluit wordt het aandeel niet-zuivere biomassa als percentage vastgesteld. Van dit percentage wordt uitgegaan om de hoeveelheid duurzame elektriciteit vast te stellen, waarvoor garanties van oorsprong worden afgegeven. Het percentage duurzame warmte dat wordt opgewekt door verbranding van niet-zuivere biomassa in een afvalverbrandingsinstallatie, is logischerwijs gelijk aan het percentage duurzame elektriciteit.

Dit besluit stelt het percentage vast voor 2022. Het bepalen van het aandeel duurzame elektriciteit bij een afvalverbrandingsinstallatie is lastig omdat de samenstelling van de brandstof niet homogeen is. Omdat er wel al jarenlang onderzoek wordt gedaan naar de samenstelling van het Nederlandse afval, is er voor gekozen om met behulp van deze gegevens het duurzame percentage van de bij de afvalverbrandingsinstallaties verbrande afvalstromen te berekenen.

De berekeningsmethode wordt al jaren toegepast bij het monitoren van duurzame energie uit afvalverbrandingsinstallaties en is onderdeel van het bredere protocol monitoring hernieuwbare energie. Deze monitoring wordt voor dit deel jaarlijks door Rijkswaterstaat uitgevoerd.

Voor het kalenderjaar 2022 wordt het percentage op 54% vastgesteld. In vergelijking met 2021 neemt dit percentage met 1 procentpunt toe. De verklaring voor de toename is dat het aandeel kunststoffen in huishoudelijk restafval en daarmee ook in de daaraan gelijk gestelde andere afvalstromen is afgenomen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie, D. Yesilgöz-Zegerius

Naar boven