Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 november 2021, 2021-0000180420, tot wijziging van de Tijdelijke maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden in verband met openstelling van het vierde aanvraagtijdvak alsmede enkele andere wijzigingen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 2, 3, eerste en derde lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Het vierde aanvraagtijdvak loopt van 10 januari 2022 9.00 uur tot en met 31 maart 2022 17.00 uur en is bestemd voor aanvragen voor het uitvoeren van een activiteitenplan. Het subsidieplafond voor het vierde aanvraagtijdvak bedraagt € 450.000.000.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘derde aanvraagtijdvak’ vervangen door ‘vierde aanvraagtijdvak’ en wordt ‘drie aanvraagtijdvakken’ vervangen door ‘twee aanvraagtijdvakken’.

B

Artikel 12, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het aangevraagde subsidiebedrag verminderd met de subsidie voor de kosten, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder d, en de subsidie voor toeslag als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder e, heeft voor ten minste 25% betrekking op een of meer van de thema’s voor duurzame inzetbaarheid, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a tot en met d.

C

In artikel 16 wordt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Bij de subsidieaanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt gebruikgemaakt van de modellen voor het activiteitenplan en de begroting.

D

Artikel 18, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. de omvang van het aangevraagde subsidiebedrag, mede gelet op eerder op basis van deze subsidieregeling aan het samenwerkingsverband voor de sector verleende subsidiebedragen, de omvang en problematiek van de sector in relatie tot alle sectoren overstijgt;.

E

Artikel 19, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. kosten van een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, derde lid, of van een rapport van feitelijke bevindingen als bedoeld in artikel 24, tweede lid;.

F

In artikel 24, eerste lid, wordt ‘twaalf maanden na aanvang van de projectperiode’ vervangen door ‘uiterlijk acht weken na afloop van de eerste twaalf maanden van de projectperiode’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 november 2021

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze regeling wijzigt de Tijdelijke maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU). Hiermee wordt het tweede aanvraagtijdvak voor subsidieaanvragen van sectorale samenwerkingsverbanden voor activiteitenplannen opengesteld en wordt het bijhorende subsidieplafond vastgesteld. Omdat in artikel 5 alle aanvraagtijdvakken bij elkaar worden opgeteld, wordt in dat artikel gesproken over het vierde aanvraagtijdvak. Daarnaast wordt een aantal technische verbeteringen en verduidelijkingen doorgevoerd.

De sectorale samenwerkingsverbanden kunnen van 10 januari tot en met 31 maart 2022 een subsidieaanvraag indienen voor een activiteitenplan. Met het openstellen van een aanvraagtijdvak van bijna drie maanden is de verwachting dat zowel samenwerkingsverbanden die in de eerste helft van 2021 een sectoranalyse hebben uitgevoerd, maar voor wie een subsidieaanvraag in het eerste aanvraagtijdvak in de zomer van 2021 niet haalbaar was, als samenwerkingsverbanden die eind 2021 een sectoranalyse uitvoeren een subsidieaanvraag voor een activiteitenplan kunnen indienen. Het subsidieplafond is op € 450 miljoen vastgesteld. Daarmee is naar verwachting voldoende budget beschikbaar om alle aanvragen die aan de vereisten voldoen, te kunnen subsidiëren.

Hoewel het derde aanvraagtijdvak voor subsidies voor activiteitenplannen (ofwel: het vijfde aanvraagtijdvak, genoemd in artikel 5) in de loop van 2023 zal worden opengesteld, is deze niet meegenomen in deze wijzigingsregeling omdat de precieze openstelling en het bijhorende subsidieplafond nog moeten worden bepaald.

2. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A
Artikel 5 (Aanvraagtijdvakken)

In dit artikel is de openstelling van het vierde aanvraagtijdvak, ofwel het tweede aanvraagtijdvak voor subsidieaanvragen voor activiteitenplannen, geregeld en is het bijbehorende subsidieplafond vermeld. Het budget is zodanig bepaald dat de verwachting is dat er voldoende subsidie beschikbaar is voor alle aanvragen.

Onderdeel B
Artikel 12 (Voorwaarden en cofinanciering)

Het tweede lid is opnieuw vastgesteld. De reden hiervoor is dat de artikelsgewijze toelichting bij dit lid niet in overeenstemming was met de tekst van de bepaling. In de eerdere toelichting bij artikel 12 stond dat een activiteitenplan voor tenminste 25% van de projectkosten activiteiten gericht op het verbeteren van de duurzame inzetbaarheid dient te bevatten. Dat is onjuist. Tenminste 25% van het aangevraagde subsidiebedrag, verminderd met de subsidie voor de accountantskosten en de subsidie op de toeslag voor overhead, moet zien op activiteiten voor duurzame inzetbaarheid. Dat is ook conform de tekst van de bepaling. Omdat de bepaling leidend is en verder ongewijzigd is, heeft dit geen gevolgen voor eerder ingediende aanvragen.

Onderdeel C
Artikel 16 (Subsidieaanvraag activiteitenplan)

Met deze wijziging worden de modellen voor het activiteitenplan en voor de begroting, die beschikbaar zijn gesteld op de website van UVB (www.uitvoeringvanbeleidszw.nl), verplicht gesteld. Alle aanvragers hebben deze modellen gebruikt, zoals ook de bedoeling was. In de regeling was echter verzuimd op te nemen dat het gebruik van de genoemde modellen verplicht is. Dat is met deze wijziging hersteld.

Onderdeel D
Artikel 18 (Weigeringsgronden)

In onderdeel d is opgenomen dat eerder verleende subsidiebedragen aan een samenwerkingsverband voor eenzelfde sector op grond van deze regeling in aanmerking worden genomen bij de beoordeling of de omvang van het aangevraagde subsidiebedrag de omvang en problematiek van de sector overstijgt. Bovendien is verduidelijkt dat de omvang en problematiek van de sector wordt afgezet tegen de omvang en problematiek van alle sectoren.

Verder leek de voorgaande tekst van onderdeel d te suggereren dat wordt gekeken naar de omvang en problematiek van het samenwerkingsverband. Zo was onderdeel d echter niet bedoeld en zo is het ook niet toegepast bij eerdere aanvragen. Er wordt namelijk gekeken naar de omvang en problemen rond duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden van de sector. Dat is met deze wijziging hersteld.

Onderdeel E
Artikel 19 (Subsidiabele kosten)

Onderdeel d is aangepast naar aanleiding van een eerdere wijziging van artikel 24, tweede lid, waarbij de verplichting om het tussentijdse voortgangsverslag te voorzien van een controleverklaring opgesteld door een accountant is vervangen door de verplichting om in plaats daarvan het tussentijdse voortgangsverslag te voorzien van een rapport van feitelijke bevindingen opgesteld door een accountant.

Onderdeel F
Artikel 24 (Rapportageverplichting)

Deze wijziging ziet op de termijn van indiening van het tussentijds voortgangsverslag. Om ervoor te zorgen dat het verslag betrekking heeft op de eerste twaalf maanden na aanvang van de projectperiode, is geregeld dat pas na deze twaalf maanden een voortgangsverslag wordt opgesteld, dat binnen 8 weken na opstellen moet worden ingediend.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling. De inwerkingtredingsdatum is de dag na plaatsing van deze wijzigingsregeling in de Staatscourant.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma

Naar boven