Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 november 2021, nr. WJZ/ 21270124, tot wijziging van de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek in verband met de wijziging van de subsidieplafonds voor instituuts- en programmasubsidie voor de boekjaren 2021 en 2022

De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt ‘25.855.000’ vervangen door ‘26.055.000’ en wordt ‘42.000.000’ vervangen door ‘46.500.000’.

2. In onderdeel 2 wordt ‘25.855.000’ vervangen door ‘26.055.000’ en wordt ‘42.000.000’ vervangen door ‘52.000.000’.

B

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1.1 wordt een rij toegevoegd, luidende:

2.

Beveiliging burgerluchtvaart

Veiligheidsonderzoek

Onderzoek naar verbetering van de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen bestaande en nieuwe dreigingen

2. In onderdeel 1.4 wordt een rij toegevoegd, luidende:

3.

Scheepvaartveiligheid

Onderzoek naar veilige beladingssystemen, bevestigingsmiddelen en sjormethoden

Onderzoek ter ondersteuning van de taken van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Rijkswaterstaat

3. Onderdeel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder de rij betreffende NLR wordt een rij ingevoegd, luidende:

 

Beveiliging burgerluchtvaart

Veiligheidsonderzoek

130.000

b. Onder de rijen betreffende MARIN wordt een rij ingevoegd, luidende:

 

Scheepvaartveiligheid

Onderzoek naar veilige beladingssystemen, bevestigingsmiddelen en sjormethoden

160.000

4. Onderdeel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder de rijen betreffende MARIN wordt een rij ingevoegd, luidende:

 

Scheepvaartveiligheid

Onderzoek naar veilige beladingssystemen, bevestigingsmiddelen en sjormethoden

320.000

b. In de rij van Wageningen Research, betreffende de WOT Economische informatievoorziening als bedoeld in bijlage 1 van deze regeling, wordt ‘8.000.000’ vervangen door ‘9.000.000’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 november 2021

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Aanleiding en inhoud van de regeling

Deze wijzigingsregeling voorziet in de wijziging van de subsidieplafonds voor de instituuts- en programmasubsidie voor NLR, MARIN en Wageningen Research die verstrekt wordt op grond van de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek (hierna: Subsidieregeling TO2). Voor zowel NLR en MARIN wordt er een nieuw onderzoeksthema toegevoegd.

1.1 Wijziging subsidieplafonds instituutssubsidie

De subsidieplafonds van de instituutssubsidie van NLR voor 2021 en 2022 worden verhoogd van € 25.855.000 naar € 26.055.000. Deze verhoging is nodig in verband met de bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan de European Transonic Windtunnel (hierna: ETW) voor onderzoek naar duurzame luchtvaart. De ETW is een belangrijke faciliteit voor het testen van nieuwe vliegtuigen en deelsystemen.

De subsidieplafonds van de instituutssubsidies voor 2021 en 2022 voor Wageningen Research worden verhoogd. Het subsidieplafond van 2021 wordt verhoogd van € 42 miljoen tot € 46,5 miljoen. Deze verhoging is nodig in verband met de bijdrage van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de High Containment Unit (HCU; nationale laboratorium- en dierfaciliteit voor onderzoek en diagnostiek). Het subsidieplafond van 2022 wordt verhoogd van € 42 miljoen tot € 52 miljoen. De recente evaluatie van de TO2-instituten heeft aandacht gevraagd voor de noodzakelijkheid van investeringen in de onderzoeksinfrastructuur. De verhoging van het plafond is bedoeld om voldoende wettelijke ruimte hiervoor te creëren.

1.2 Wijziging en toevoeging subsidieplafonds programmasubsidie

Voor NLR wordt beveiliging burgerluchtvaart toegevoegd bij de onderzoeksthema’s voor programmasubsidie. Het budget is afkomstig van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor aanvullend onderzoek op het terrein van veiligheidssystemen voor de burgerluchtvaart. Het subsidieplafond voor 2021 wordt vastgesteld op € 130.000.

Voor MARIN wordt scheepsvaartveiligheid toegevoegd bij de onderzoeksthema’s voor programmasubsidie. Het budget is afkomstig van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor onderzoek naar scheepsvaartveiligheid als het gaat om onderzoek naar veilige beladingssystemen, bevestigingsmiddelen en sjormethoden. De subsidieplafonds voor 2021 en 2022 worden respectievelijk vastgesteld op € 160.000 en € 320.000.

Voor Wageningen Research wordt het subsidieplafond voor de wettelijke onderzoekstaken economische informatievoorziening in 2022 verhoogd van € 8 miljoen tot € 9 miljoen. Hiermee wordt wettelijke ruimte gecreëerd voor mogelijke ontwikkelingen binnen dit programma.

2. Staatssteun

De wijziging brengt geen verandering in de staatssteunaspecten, verbonden aan de Subsidieregeling TO2. De wijziging heeft slechts betrekking op de publicatie van voormelde subsidieplafonds die binnen de eerdere staatssteunbeoordeling passen. Voor een nadere toelichting op de staatssteunaspecten wordt verwezen naar paragraaf I, onderdeel 6, van de toelichting van de Subsidieregeling TO2 (Stcrt. 2018, 5475).

3. Regeldruk

De vaststelling van de subsidieplafonds leidt niet tot wijziging van informatieverplichtingen, en daarom ook niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van de Subsidieregeling TO2.

4. Inwerkingtreding

De onderhavige regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met de datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep van de regeling gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven